NL8006790A - Gevormde samengestelde vuurvaste voorwerpen. - Google Patents

Description

4 -* -N.O. 29.646 -1-

Gevormde samengestelde vuurvaste voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op samengestelde gevormde vuurvaste voorwerpen en op het vervaardigen ervan.

Voorwerpen waarop de uitvinding betrekking heeft zijn bijvoorbeeld vuurvaste stenen, verdiepte bodemblokken, uitstroomopeningen, 5 klepplaten en onderdelen en bevestigingen daarvoor, die met de stromen gesmolten metaal in aanraking komen gedurende het gieten.

Een steeds optredend probleem bij het gieten van gesmolten metaal, bijvoorbeeld staal, is de erosie van vuurvaste materialen die met het stromende metaal in aanraking komen. De vuurvaste materialen 10 omvatten die die het gebied vormen van de uitlaat van een gietpan, en de platen en verzamelopeningen of de gietleidingen van kleppen met glijpoort. Een ander probleem is als bepaalde gelegeerde stalen worden gegoten zoals met aluminium rustig gemaakte stalen, het aangroeien van koud geworden metaal en aluminiumoxide op de vuurvaste 15 materialen.

Tot nu toe zijn de bovengenoemde problemen opgeheven door het vervaardigen van de gevoelige delen uit zeer kostbare bij hoge temperatuur gebakken vuurvaste materialen. Gewoonlijk wordt hoog aluminiumoxide gekozen. Voor onderdelen, die in het bijzonder de neiging 20 hebben om achteruit te gaan, bijvoorbeeld vuurvaste voorwerpen van smoorkleppen, zijn zelfs nog kostbaarder zirkoniumoxide inzetstuk-ken of bekledingen gebruikt in de vuurvaste delen tengevolge van de hoge weerstand van zirkoniumoxide voor aantasting door gesmolten metaal .

25 Gebleken is dat bij ’platen voor glijpoortkleppen>afgezien van die de oppervlakgebieden het meest nabij de gebieden in aanraking komen met gesmolten metaal de plaattemperaturen gewoonlijk beneden de 1000°C liggen. Desalniettemin is het gebruikelijk klepplaten in hun geheel te vervaardigen uit vuurvaste materialen die veel 30 hogere temperaturen kunnen weerstaan. Dit is een niet noodzakelijke verspilling. Veel goedkopere vuurvaste materialen met lagere eigenschappen kunnen op zeer geschikte wijze worden toegepast behalve nabij de metaalcontactgebieden. Gemeend wordt dat andere vuurvaste materialen meer ekonomisch kunnen worden gebruikt als de massa daar-35 van is vervaardigd uit vuurvaste materialen met lagere kwaliteiten, terwijl hun met metaal in aanraking zijnde oppervlakken werden vervaardigd uit vuurvaste materialen van hogere kwaliteit.

Verder wordt opgemerkt met betrekking tot glijplaten voor klep- 8 00 6 79 0 -2- poorten dat in het algemeen niet meer dan ongeveer h0% van het glijdende oppervlak ervan de kans heeft te worden blootgesteld aan gesmolten metaal. Niet meer dan ongeveer 23% van hun volume heeft de kans te worden blootgesteld aan temperaturen boven 1000°C. Dus 5 slechts een beperkte hoeveelheid vuurvast materiaal van hoge kwaliteit is gewoonlijk noodzakelijk voor een glij-poortklepplaat om bevredigend te werken.

De uitvinding heeft betrekking op het rationaliseren van het vervaardigen van vuurvaste voorwerpen waarmee de gesmolten metaal-10 stromen in aanraking komen, door dergelijke voorwerpen als samengestelde lichamen uit materialen van lage en hoge kwaliteit te vervaardigen, waarbij het eerste materiaal in hogere mate aanwezig is en het laatstgenoemde materiaal is beperkt tot die oppervlakdelen die zijn blootgesteld aan gesmolten metaal.

15 Gewoonlijk worden componenten waarop de uitvinding betrekking heeft onderworpen aan bakken bij hoge temperatuur, gewoonlijk tot 1600 - 1900°C. Het ontwikkelen van dergelijke temperaturen vraagt zeer veel energie en is dus zeer kostbaar. De uitvinding heeft tot doel de hoeveelheid benodigde energie te reduceren en ten minste bij 20 het vervaardigen van klepplaten volledig of in hoofdzaak afwerk- en slijphandeliiigen te vermijden.

Volgens de uitvinding wordt een vuurvast voorwerp verschaft met een oppervlakdeel dat in gebruik in aanraking is met een stroom gesmolten metaal, omvattende een ééndelig samengesteld lichaam met 25 een eerste vuurvast deel dat genoemd oppervlakdeel verschaft, een goot- of komvormig metalen folie dat het eerste vuurvaste deel omgeeft, en een tweede steundeel uit vuurvast materiaal dat het eerste met folie omgeven vuurvaste deel ondersteunt, waarbij het eerste vuurvaste deel is vervaardigd uit een vuurvast materiaal met hogere 50 kwaliteit dan het tweede uit vuurvast materiaal vervaardigde deel.

De uitvinding verschaft eveneens een werkwijze voor het vervaardigen van een vuurvast voorwerp met een oppervlakdeel, dat, tijdens gebruik, in aanraking is met een stroom gesmolten metaal, omvattende de stappen van (i) het vormen van een eerste vormruimte vanaf een 35 goot of komvormig metaalfolie en een bijbehorend permanent vormor-gaan waarvan de vorm een negatief is van genoemd oppervlakdeel; (ii) het vullen van de eerste vormruimte- met een vormbaar vuurvast beton en ten minste het gedeeltelijk harden van de beton; (iii) het samenbrengen van de folie en de vorm daarin in een tweede vormruimte ge-40 vormd uit bijbehorende vormorganen; (iv) het vullen van de tweede 8 0 0 6 79 0 >* -3- vormruimte met een tweede vuurvast beton, dat van mindere kwaliteit is dan de eerste beton; en (v) het harden van de tweede beton en in de mate dat het niet reeds volledig is gehard, ook het harden van de eerste beton, 5 Bijvoorbeeld omvat de uitvinding een vorm van een glijpoort- klepplaat waarin een integraal verzamelmondstuk aanwezig is, waarbij het eerste vuurvaste orgaan slechts een deel van het glij-oppervlak van genoemde plaat inneemt nabij een opening daarin en deze opening oragevend, en op één lijn ligt met de rest van het glij-oppervlak, en 10 het eerste orgaan verder een beschermende oppervlaklaag verschaft voor de opening en voor ten minste een deel van het stroomkanaal van het verzamelmondstuk.

Een omhulde klepplaat met deze vorm kan worden vervaardigd met een werkwijze waarbij de eerste beton wordt gegoten in een eerste 15 vormruimte begrensd door een kern, het gevormde folie en een permanent vormorgaan-een glad gepolijst tegen krassen bestendig oppervlak bezit, om een eerste betonnen vorm te vervaardigen met een van een opening voorziene neus en een omtreksflens aan één einde die een afdruk vormt van genoemd oppervlak van het permanente vormorgaan; de 20 tweede beton wordt gegoten in een tweede vorm die wordt gevormd door een metalen omhulling die een uitwendige vorm begrenst die gewenst is voor de plaat en het mondstuk ervan, waarbij het permanente vormorgaan een glad gepolijst en tegen krassen bestendig oppervlak bezit en de door de foelie omgeven eerste vorm en kern voor het vervaardi-25 gen van een tweede betonnen vorm waarbij de door de folie omhulde eerste vorm is ingebed en waarvan.de omhulling één geheel vormt, waarbij de twee vormstukken hun betreffende oppervlakken bezitten, die een afdruk vormen van het oppervlak van genoemde permanente vorra-'orgaan welke oppervlakken op één lijn met elkaar liggen, 30 Bij voorkeur bestaat de folie uit een metaal dat oxydeert tij dens gebruik waarbij het oxide ervan een slak of keramische bindingen kan vormen met de twee vuurvaste organen.

Als voorbeelden van deze metalen worden genoemd ijzer of staal respectievelijk aluminium.

35 Aan de hand van een tekening waarin een uitvoeringsvoorbeeid is weergegeven,wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Fig. 1 toont een eerste vorm en inrichting voor het vervaardigen van een samengestelde klepplaat volgens de uitvinding,

Fig. 2 toont een tweede vorm en inrichting voor het voltooien kO van de samengestelde klepplaat.

8 00 6 79 0 -k-

Fig. 3 tot 6 tonen vier andere constructies voor samengestelde klepplaten volgens de uitvinding.

Het vervaardigen van vuurvaste componenten die zijn onderworpen aan de nadelige invloeden van stromend gesmolten metaal zoals staal 5 brengt het gebruik van twee vormhandelingen met zich onder gebruikmaking van twee verschillende vuurvaste betonsoorten. Eén betonsoort is van hogeekwaliteit dan de andere, dat wil zeggen is zo samengesteld dat het een grotere weerstand tegen aantasting van gesmolten metalen erosie bezit en het meest kostbaar is. Deze beton is be-10 perkt tot die’delen van de component waar aantasting door gesmolten metaal het ernstigst is. De beton met lage kwaliteit kan overheersen in componenten volgens de uitvinding. Zodat de beton met hoge kwaliteit slechts een klein deel vormt van het totale volume van de componenten. Bij.ten minste een eerste van de twee vormhandelingen wordt ^ een vormdeel een integraal deel van het vormstuk en blijft op zijn plaats in de gere.de component.

Zuiver ter illustratie wordt de uitvinding hierna beschreven in verband met het vervaardigen van klepplaten met één deel daarmee vormende verzamelmondstukken. Het zal duidelijk zijn dat platen zon-20 der verzamelmondstukken ook kunnen worden vervaardigd met de werkwijze volgens de uitvinding. Andere samengestelde vuurvaste voorwerpen volgens de uitvinding, zoals verdiepte bodemblokken en mondstukken kunnen op overeenkomstige wijze volgens onderhavige uitvinding worden vervaardigd met behulp van op geschikte wijze gevormde vor-25 men.

De werkwijze die wordt beschreven wordt op zodanige wijze uitgevoerd dat de klepplaat 10 ter plaatse wordt gevormd in en wordt gehecht aan zijn buitenste stalen versterkingsomhulling 11. Het mogelijk slijpen van het glij-oppervlak 12 van de plaat, hetzij voor 30 het afwerken van het oppervlak tegen lekkage, of voor maat- afwerking, worden in hoofdzaak geëlimineerd of gereduceerd.

De eerste giethandeling wordt uitgevoerd in een vorm als weergegeven in fig. 1 en bestaat uit een tijdelijk vormorgaan 13 en permanente vormorganen 14, 15 en 16. Klemorganen 17 van elk geschikt 35 type (eenvoudigheidshalve als schroeven aangegeven die zijn geschroefd in het vormorgaan 16) houden alle vormdelen samen. Een afdichting 18 voorkomt niet alleen het ontsnappen van vormbeton maar verzekert ook dat een omtreksflens 19 (zie fig. 2) van het vormorgaan 13 terug i.s geplaatst ten opzichte van het vormorgaan 15.

4-0 Het vormorgaan 13 is een gevormd voorwerp uit een folie uit 8 0 0 6 79 0 dun metaal, vervaardigd bijvoorbeeld uit aluminium of blik - , en heeft gewoonlijk een dikte die niet meer dan enkele honderden van i millimeters bedraagt. Het orgaan 13 is kom- of gootvormig en combineert in dit geval beide vormen. Een vormstuk gevormd binnen dit or-5 gaan 13 heeft een neus 20, die zich uitstrekt vanaf een omgevende omtreksflens 21, welke laatste een reproduktie of afdruk vormt van het oppervlak 22 van het vormorgaan 13. Opdat de gerede klepplaat 10 gesmolten metaal kan doorlaten is het vormorgaan 14 een kern die coaxiaal in het voorwerp 13 is geplaatst. De kern strekt zich geheel 10 door de eerste vorm uit en is met bouten vast bevestigd op het vormorgaan 16, dat een stijve basis vormt voor de vorm. Het vormorgaan 15 bestaat uit een vel van elk geschikt materiaal dat een goed, vlak en glad of gepolijst oppervlak 22 bezit. Gepolijst metaal, "float” of plaatglas of '’perspex” (R.T.K.) kunnen het vormorgaan 15 vormen.

15 De vormholte begrenst°°Se organen 13, 1^ en 15 wordt gevuld met vuurvaste beton onder toepassing van trilling om het volledig vullen zonder holten te verzekeren, waarbij de beton wordt toegelaten door de open bovenzijde 25 van het orgaan 13. Opdat lucht kan ontsnappen als de vorm wordt gevuld is het orgaan 13 van een opening voorzien 20 bij 2k.

Na het vullen van de vorm wordt de hoeveelheid beton erin ten minste gedeeltelijk gehard tot in een toestand zodanig dat de betonnen vorm 26 zijn samenhang.kan behouden, gewoonlijk door verwarming tot een temperatuur die afhangt van de aard van de beton.

25 Daarna worden de klemorganen 17 verwijderd en zonder het ver storen. van de vorm 26 of het vormorgaan 15 wordt een tweede vormorgaan, dat de uitwendige vorm van de gewenste plaatconstructie bepaalt, vastgeklemd om de kern 1^, het vormstuk 26 en het uit folie gevormde orgaan 13 op de vormorganen 15» 16. Het tweede vormorgaan 30 bestaat uit een metalen omhulling 11 van gebruikelijke vorm. Een kleminrichting 17' bevestigt de omhulling 11 om de vormorganen 15, 16 en een afdichtorgaan 18 * is weer aangebracht om te verzekeren dat de omhulling 11 op afstand ligt vanaf het oppervlak 12 van de uiteindelijk gevormde plaat 10. Luchtdoorlaatopeningen 2h' zijn aange- 35 bracht in de omhulling 11.

De vormruimte begrensd door de omhulling 11, het folie 13 en de plaat 15 wordt gevuld met een tweede betonmengsel als boven en tenslotte wordt het samenstel onderworpen aan een uiteindelijke har-dingsbehandeling. Gedurende deze behandeling wordt de tweede beton kO gehard alsmede de eerste beton indien laatstgenoemde niet alreeds 8 00 6 79 0 -6- volledig is gehard. Na voltooiing van het harden wordt de klemin-richting verwijderd en de gevormde omhulde klepplaat wordt van de vormorganen 1^» 15 en 16 genomen,

In de gerede klepplaat 10 is het gevormde folie 13 ingebed in 5 de steun of buitenste betonnen vorm 28, omvattende zijn omtreksflens 19 en is dus geïsoleerd tegen contact met gesmolten metaal. Het klep-plaatoppervlak 12 vormt een nauwkeurige afdruk van het oppervlak 22 van de vormorganen 16, 16' en is glad, vlak en geheel glanzend, zonder enige discontinuïteit tussen de twee vormen 26, 28, Lekkage van 10 gesmolten metaal tussen twee bij elkaar behorende klepplaten is als boven beschreven niet aanwezig.

Door gebruikmaking van afdichtingen 18, 18' van de juiste dikte kunnen klepplaten worden vervaardigd die nauwkeurig passen in stan-daard-klepmechanismen zonder dat de platen eerst tot op de juiste af-15 meting moeten worden geslepen. Om dimensionele reproduceerbaarheid te verzekeren kunnen de klemorganen 171 17' begrenzingsstoppen of vulstukken (niet weergegeven) omvatten of daarmee samenwerken.

Bij de juiste keuze van de beton wordt een bevredigende hechting met de gevormde folie 13 en met de omhulling 11 verkregen. Voor 20 verdere veiligheid kunnen de folie 13 en de omhulling 11 met de beton worden vergrendeld. In het.geval van een gevormde folie 13 kan deze voor dit vergrendelen worden gerimpeld of geplooid; de omhulling 11 kan naar binnen gekeerde lippen bezitten voor dit vergrendelen.

25 Als de klepplaat wordt blootgesteld aan bedrijfstemperaturen wordt verwacht dat folie 13 de neiging heeft tot oxydatie. Dit kan van voordeel zijn omdat het verkregen oxide de twee betonnen vorm-stukken 26, 28 met elkaar kan binden. Als de folie 13 aluminium is kan een keramische hechting worden gevormd, terwijl als hij bestaat 30 uit ijzer (blik) een slakverbinding wordt verkregen.

Als boven beschreven bezit het vuurvaste samenstel twee met elkaar verbonden vormstukken. Voor bepaalde toepassingen kan het samenstel het resultaat zijn van meer dan twee samenstellende vormhan-delingen. Een gevormd folie wordt geplaatst tussen ten minste één 35 paar bij elkaar behorende vormstukken of tussen elk paar.

Voor samengestelde voorwerpen buiten klepplaten kan de oppervlak-afwerking minder kritisch zijn en behoeft het vormen tegen gepolijste oppervlakken niet noodzakelijk te zijn. In het algemeen moet echter de oppervlakafwerking zo goed als praktisch haalbaar zijn in het JfO bijzonder voor oppervlakken die in aanraking komen met stromend ge- 8 0 0 6 79 0 -7- smolten metaal.

Het dunne folie-orgaan 13 is betrekkelijk fragiel. Om het gedurende het voorbereiden voor en het uitvoeren van het eerste gieten te beschermen kan een stijf beschermend vormlichaam passend daarom 3 worden aangebracht. Het vormlichaam wordt natuurlijk voor het samenstellen van het folie-orgaan en de betonvulling 26 ervan in de tweede vorm verwijderd.

Geschikte betontypen voor vormorganen 26 en 28 kunnen hydraulisch of chemisch hechtende typen zijn die hardhaar zijn bij kamer-10 temperatuur of bij slechts enigszins verhoogde temperaturen, bijvoorbeeld 100 - 150°C of tot kOO°C of zo afhankelijk van het hecht-mechanisme. Het is niet essentieel voor beide betontypen om hetzelfde type hechtmechanisme te vertonen. Eisen de betonnen vormstukken het harden bij verschillende temperaturen, dan moet het vormstuk 13 26 bestaan uit beton dat bij de hoogste temperatuur hardt. Om het bloot te stellen aan de hogere temperatuur (nadat het is gehard) na het voltooien van de tweede giethandeling zou dit anders degradatie kunnen veroorzaken en aanleiding geven tot problemen tijdens gebruik.

Het betonnen vormstuk 26, dat in aanraking komt met het stro-20 mende gesmolten metaal moet aan hogere eisen voldoen dan de beton die het vormstuk 28 vormt. Dat wil zeggen eerstgenoemde beton moet beter geschikt zijn voor het weerstaan van hogere temperatuur, gesmolten metaal en aantasting door slak en erosie. De beton moet vo-lumetrisch stabiel zijn tot 1500°C terwijl de beton met lagere kwa-25 liteit volumetrisch stabiel moet zijn van 1000 - 1200°G. De beton met de lagere eigenschappen die het vormstuk 28 vormt heeft bij voorkeur een lagere thermische geleidbaarheid dan de andere beton.

Aggregaten van beton gebruikt bij de eerste vormhandeling kunnen worden gekozen uit aluminiumoxide, mulliet, aluminiumsilicaten 30 met meer dan 50 gew.# aluminiumoxide.magnesiumoxide, magnesiumalu-miniumoxide, zirkonium, zirkoniumoxide, vuurvaste carbide en combinaties van twee of meer daarvan. De de voorkeur hebbende aggregaat-materialen zijn gesinterde en gebrande aluminiumoxide, gesinterde en gebrande mulliet, gesinterde of gebrande magnesiumoxide, zirkoon 33 en zirkoniumoxide.

Aggregaten voor de beton gebruikt bij de tweede vormhandeling kunnen worden gekozen uit basalt, olivine, hoogovenslakken, afval van vuurvaste stenen, dat 25 - 4-0 gew.# aluminiumoxide, chamotte, gecalcineerde kleisoorten, bauxiet en combinaties van twee of meer *K) daarvan. De de voorkeur hebben aggregaten zijn afval van vuurvaste anöfi79 o -8- stenen bevattend25 - ^5 gew.$ aluminiumoxide en gecalcineerde klei-soorten.

Bij de gebruikte betonsoorten kunnen anorganische of organische bindmiddelen worden toegepast. Eerstgenoemden kunnen silicaten, sul-5 faten, nitraten, chloriden en fosfaten, fosforpentoxide of fosfor-zuur omvatten. Organische bindmiddelen kunnen alkalimetaal-lignosul-faten en op teer gebaseerde materialen omvatten.

Bij de gerede klepplaat weergegeven in fig. 2 neemt de beton met zeer goede eigenschappen (vormstuk 26) het oppervlak van de plaat 10 in dat met metaal in aanraking kan komen tijdens het openen en sluiten van de klep. Hierdoor wordt ook de plaatopening 30 begrensd en de gehele lengte van de mondstukboring 31. Afhankelijk van de verwachte gebruiksomstandigheden behoeft de beton met hoogwaardige eigenschappen niet de gehele lengte van de boring te begrenzen.

13 Noch is het in bepaalde gevallen mogelijk dat het het gehele plaat-deel inneemt dat in aanraking komt met metaal. Het kan dus slechts een gebied innemen dat grenst aan de plaatopening, welk gebied het meest gevoelig is voor erosie onder omstandigheden van smoring van de stroom. Als voorbeeld maar in geen enkel geval uit puttend zijn 20 andere vormen van klepplaten weergegeven in de fig. 3 tot en met 6.

In deze figuren zijn de gevormde foelies 13 en de metalen omhullingen 11 eenvoudigheidshalve weggelaten.

Elk van de plaatvormen weergegeven in de tekening kan zo worden gewijzigd dat hij voldoet aan een kleptopplaat door het laten ver-25 vallen van het verlengstuk van het mondstuk, De gevormde folie gelijkt dan meer op een goot dan op een kom.

8006790

Claims (17)

1. Vuurvast voorwerp met een oppervlakdeel dat tijdens gebruik in aanraking is met een stroom gesmolten metaal, gekenmerkt door een ééndelig samengesteld lichaam met een eerste vuurvast or- 5 gaan dat genoemd oppervlakdeel verschaft, een goot- of komvormig metalen folie dat het eerste vuurvaste orgaan omgeeft en een tweede vuurvast steunorgaan dat het door folie omgeven eerste vuurvaste orgaan ondersteunt.

2. Vuurvast voorwerp volgens conclusie 1, met het ken-10 m e r k , dat het eerste vuurvaste orgaan is vervaardigd uit een vuurvast materiaal met betere kwaliteit dan het tweede vuurvaste deel.

3. Vuurvast voorwerp volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk , dat de metalen folie is ingebed in of op andere wij- 15 ze is afgeschermd door het tweede vuurvaste orgaan en daardoor is geïsoleerd tegen aanraking met gesmolten metaal. Vuurvast voorwerp volgens conclusie 1, 2 of 3» met het kenmerk , dat de twee vuurvaste delen zijn vervaardigd uit vormbaar, hydraulisch of chemisch gebonden vuurvaste betonsoorten, 20 waarbij de beton van het tweede deel hardhaar is bij een lagere temperatuur dan de beton van het eerste deel,

5. Vuurvast voorwerp volgens conclusie 1, 2, 3 of met het kenmerk, dat het metalen folie is geplooid om het hechten ervan van de twee vuurvaste delen daaraan te bevorderen.

6. Vuurvast voorwerp volgens één of meer van de conclusies 1 - 5, met het kenmerk, dat het folie een metaal is dat oxydeert tijdens gebruik, waarbij het oxide ervan een slak- of keramische binding kan vormen met de twee vuurvaste delen.

7. Vuurvast voorwerp volgens één of meer van de conclusies 1 -30 6, met het kenmerk, dat het eerste vuurvaste orgaan vuurvast materiaal omvat gekozen uit aluminiumoxide, mulliet, aluminiumsilicaten die 50 gev.% of meer aluminiumoxide bevatten, magnesi-umoxide, magnesiumaluminaat, zirkonium en zirkoniumoxide, vuurvaste carbiden en combinaties van twee of meer daarvan.

8. Vuurvast voorwerp volgens één of meer van de conclusies 1 - 7, met het kenmerk, dat het tweede vuurvaste orgaan vuurvast materiaal bevat, gekozen uit basalt, olivine, hoogovenslak-ken, afval van vuurvaste stenen, dat 25 - 45 gew.$ aluminiumoxide bevat, chamotte, gecalcineerde kleisoorten, kiezelkleisoorten, bauxiet 40 en combinaties van twee of meer daarvan. 8006790 -10-

9. Vuurvast voorwerp volgens één of meer van de conclusies 1 -8 in de vorm van een glijpoortklepplaat met een één geheel daarmee vormend verzamelmondstuk, met het kenmerk, dat het eerste vuurvaste orgaan slechts een deel van het glijoppervlak van 5 de plaat inneemt nabij een opening daarvan en deze omgevend, en op één lijn ligt met de rest van het glijoppervlak, waarbij het eerste orgaan verder is voorzien van een beschermende oppervlaklaag voor de opening en voor ten minste een deel van het stroomkanaal van het verzamelmondstuk.

10. Vuurvast voorwerp volgens conclusie 9» met het ken merk, dat het eerste orgaan een beschermende oppervlaklaag vormt voor de gehele lengte van het stroomkanaal.

11. Werkwijze voor het vervaardigen van een vuurvast voorwerp met een oppervlakdeel dat tijdens gebruik in aanraking is met een 15 stroom gesmolten metaal, gekenmerkt door de stappen van het (i) vormen van een eerste vormruimte uit een goot- of komvormig metalen folie en een bijbehorend permanent vormorgaan waarvan de 1ιθ1> vorm^negatief is van genoemd oppervlakdeel, (ii) het vullen van de eerste vormruimte met een vormbaar vuurvast beton en ten minste ge-20 deeltelijk het harden van de beton (iii) het samenbrengen van het folie en het vormstuk daarin met een tweede vormruimte gevormd door de bijbehorende vormorganen (iv) het vullen van de tweede vormruimte met een tweede vuurvast beton dat lagere eigenschappen bezit dan de eerste beton en (v) het harden van de tweede beton en in de mate dat 25 dit nog niet geheel is gehard ook van de eerste beton.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het vullen van de vorm wordt bevorderd door het trillen van de betreffende vormdelen die de twee vormruimten vormen.

15. Werkwijze volgens conclusie 12, met het ken-30 m e r k , dat lucht wordt afgevoerd uit de vormruimten gedurende het vullen ervan. 1½. Werkwijze volgens conclusie 11, 12 of 13, met het kenmerk , dat de folie op afstand ligt van het permanente vormdeel van de eerste vormruimte onder tussenkomst van een afdichting 35 en dat bij het vullen van de tweede vormruimte de tweede beton wordt gedwongen de folie volledig in te bedden.

15. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 11 - 1Λ, met het kenmerk, dat het permanente vormorgaan van de eerste vormruimte ook wordt gebruikt als permanent vormorgaan voor ko de tweede vormruimte en wordt gevormd door een gevlakt, gepolijst 8 00 6 79 0 -11- oppervlak dat de vervaardiging mogelijk maakt van vormstukken die afdrukken zijn van deze oppervlaktoestand.

16. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 11 - 15, met het kenmerk* dat de goot- of komvormige folie coaxi- 5 aal geplaatst is om een kernorgaan waardoor een van een opening voorzien vormorgaan wordt vervaardigd bij het vullen van genoemde eerste vormruimte.

17. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 11 - 16, met het kenmerk* dat de eerste vormruimte is gevuld met 10 een beton dat een materiaal omvat gekozen uit aluminiumoxide, mul-liet, aluminiumsilicaat bevattende 50 gew,$ of meer aluminiumoxide, magnesiumoxide, magnesiumaluminaat* zirkonium, zirkoniumoxide* vuurvaste carbiden en combinaties van twee of meer daarvan.

18. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 11 - 17, 15. e t het kenmerk* dat de tweede vormruimte is gevuld met een beton dat materiaal bevat gekozen uit basalt, olivine* hoogoven-slakken, afval van vuurvaste stenen bevattende 23 - 45 gew.^ aluminiumoxide, chamotte, gecalcineerde kleisoorten, kiezelkleisoorten* bauxiet en combinaties van twee of meer daarvan.

19. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 11 - 17, voor het vervaardigen van een omhulde klepplaat en een één geheel daarmee vormend verzamelmondstuk voor een glijpoortklep* met het kenmerk, dat de eerste beton wordt gegoten in een eerste vormruimte begrensd door een kern* het gevormde folie, en een 23 permanent vormorgaan met een glad, gepolijst tegen krassen bestand oppervlak voor het vervaardigen van een eerste betonnen vormstuk met een van een opening voorziene neus en een omtreksflens aan één einde dat een afbeelding vormt van genoemd oppervlak van het permanente vormorgaan en dat de tweede beton wordt gegoten in een tweede vorm 30 die wordt gevormd door een metaal dat een uitwendige vorm kan bepalen die gewenst is voor de plaat en zijn mondstuk waarbij het permanente vormorgaan een glad gepolijst en tegen krassen bestand zijnd oppervlak bezit en het door de folie omhulde eerste vormstuk en de kern, voor het vormen van een tweede betonnen voorwerp waarbij het 35 door folie omgeven eerste gietstuk is ingeoed en waarvan de omhulling een integraal deel vormt, welke twee vormstukken betreffende oppervlakken bezitten die een afbeelding vormen van genoemd permanente vormstukoppervlak, en op één lijn met elkaar liggen. ****** 800 6 79 0