NL8006685A - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van materialen met visuele oppervlakeffekten. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van materialen met visuele oppervlakeffekten. Download PDF

Info

Publication number
NL8006685A
NL8006685A NL8006685A NL8006685A NL8006685A NL 8006685 A NL8006685 A NL 8006685A NL 8006685 A NL8006685 A NL 8006685A NL 8006685 A NL8006685 A NL 8006685A NL 8006685 A NL8006685 A NL 8006685A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
medium
pressurized
pile
gas
heated
Prior art date
Application number
NL8006685A
Other languages
English (en)
Other versions
NL185097C (nl
NL185097B (nl
Original Assignee
Milliken Res Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from US06/103,255 external-priority patent/US4323760A/en
Priority claimed from US06/103,329 external-priority patent/US4499637A/en
Application filed by Milliken Res Corp filed Critical Milliken Res Corp
Publication of NL8006685A publication Critical patent/NL8006685A/nl
Publication of NL185097B publication Critical patent/NL185097B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL185097C publication Critical patent/NL185097C/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D06TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • D06CFINISHING, DRESSING, TENTERING OR STRETCHING TEXTILE FABRICS
    • D06C23/00Making patterns or designs on fabrics

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)
  • Application Of Or Painting With Fluid Materials (AREA)
  • Adornments (AREA)
  • Toys (AREA)
  • Vehicle Interior And Exterior Ornaments, Soundproofing, And Insulation (AREA)

Description

* * N.O. 29.670 -1-
Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van materialen met visuele oppervlakeffekten.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en op een inrichting voor het met medium onder druk behandelen van relatief beweegbare materialen voor het verschaffen van visuele oppervlakeffekten daarin» alsmede op met behulp van deze werkwijze en inrichting 3 vervaardigde produkten.
De uitdrukking '’medium'', als hierin gebruikt» omvat gasvormige, vloeibare en vast-vloeibare materialen die in een samenhangende onder druk staande stroom of stromen kunnen worden gericht naar het oppervlak van een substraat.
10 De uitdrukking "gas" omvat lucht, stoom en andere gas- of damp- vormige media of mengsels daarvan, die in een samenhangende onder druk staande stroom of stromen kunnen worden gericht. Onder de uitdrukking "substraat" wordt verstaan elk materiaal waarvan het oppervlak in aanraking kan worden gebracht met een onder druk staande 15 stroom of stromen van medium om een wijziging in het visuele uiterlijk ervan daaraan mede te delen.
Hoewel substraten die in het bijzonder geschikt zijn voor een behandeling met een onder druk staande mediumstroom met behulp van de inrichting volgens de uitvinding textielstrukturen zijn en meer 20 in het bijzonder textielmaterialen bevattende thermoplastisch garen en/of vezelcomponenten waarbij de behandeling met de onder druk staande verwarmde mediumstroom van het oppervlak van het materiaal een thermische modificatie veroorzaakt van de garens of vezels voor het verkrijgen van het gewenste oppervlakeffekt of patroon daarin kan de 25 inrichting worden toegepast voor het behandelen van elk substraat waarbij de aard van de behandelende mediumstroom of van het substraat een visuele wijziging veroorzaakt in het oppervlak van het substraat als gevolg van aanraking met genoemde stroom. Bijvoorbeeld kan het behandelmedium een oplosmiddel zijn voor het substraatmateriaal, of 30 kan de temperatuur van het medium zodanig zijn dat daardoor de componenten van substraat, die in aanraking komen met de mediumstromen thermisch modificeren of deformeren voor het verschaffen van deze effekten.
Onder de uitdrukking "textielmateriaal" worden begrepen alle 35 typen continue of discontinue banen of vellen die vezels of garencomponenten bevatten, zoals gebreide, geweven, getufte, gevlokte, gelamineerde» of niet-geweven textielconstructies, waarbij de onder fi ηn« RA r . -2- druk staande verwarmde media een wijziging kunnen mededelen aan het uiterlijk van het visuele oppervlak van het materiaal.
Het is bekend een oppervlakpatroon mede te delen aan bepaalde acrylpoolmaterialen door het met een wals bosseleren» waarbij het 5 pooloppervlak in samenwerking wordt gebracht met verhoogde oppervlakken van de wals om verwarmde poolvezels te persen in de rug van het materiaal en het overbrengen van het walsoppervlakpatroon in het oppervlak van het textielmateriaal. Het met een wals bosseleren van verwarmde poolmateriaalprodukten is echter vrij kostbaar omdat een 10 patroneerwals vereist is voor elk ander patroon dat moet worden aangebracht op het materiaal» en de lengte van een patroon dat zich herhaalt in het materiaal is beperkt tot de omtrek van de patroneerwals. Bovendien wordt gemeend dat de patronen vervaardigd in acrylpoolmaterialen door bosseleren in het algemeen niet kunnen worden verkre-15 gen door met een wals door smelten gesponnen thermoplastische garen-produkten te bosseleren zoals poolprodukt uit nylon en polyester» als gevolg van de moeilijkheid van het verkrijgen van de hoge temperaturen die zijn vereist om in voldoende mate de garens te krimpen en warm te fixeren» en de daaruit voortkomende neiging van het hech-20 ten van de garens op de bosseleerwals.
Bij het verven van textielmaterialen is het bekend om volgens een patroon een bewegend materiaal te patroneren onder gebruik making van continu stromende vloeibare verfstromen die naar keuze worden afgeleid zodat zij het materiaal niet raken door de snijdende lucht-25 stromen die worden bestuurd in overeenstemming met patrooninformatie. De Amerikaanse octrooischriften 3*969.779 en *f. 059.880 beschrijven een inrichting die voor dit doel wordt gebruikt.
Het is in het algemeen bekend een inrichting toe te passen om onder druk staande lucht of stoom in het oppervlak van textielmate-30 rialen te richten om de plaatsing van vezels of garers te wijzigen om de thermische eigenschappen van vezels of garens daarin te modificeren voor het verschaffen van een wijziging in het oppervlakte-uiter-lijk van dergelijke materialen. Het Amerikaanse octrooischrift 3.010.179 beschrijft een inrichting voor het behandelen van synthe-35 tische poolmaterialen door een aantal stralen lucht of droge stoom vanaf verzamelorganen te richten op het vlak van het bewegende materiaal om poolvezels af te buigen en te desoriënteren in gebieden die met de stoom in aanraking zijn geweest, waarna het materiaal wordt gedroogd en verwarmd om de afgebogen vezels onder invloed van warmte 40 te fixeren en om een visueel effekt te verschaffen dat bont simu- 8 00 6 68 5 * * -3- leert. Het Amerikaanse octrooisehrift 2.563.259 beschrijft een werkwijze voor het patroneren van een gevlokt poolmateriaal door het richten van een aantal stromen lucht op het gevlokte oppervlak van het materiaal» voor het uiteindelijk harden van het hechtmiddel 5 waarin de vezels zijn ingebied, om de poolvezels te heroriënteren en bepaalde patronen daarin te vormen. Het Amerikaanse octrooisehrift 5.585.098 beschrijft een inrichting voor het met hete lucht of droge stoom behandelen van het pooloppervlak van een materiaal om spanningen in de synthetische vezels op te heffen en een disoriëntatie 10 en krullen te veroorzaken van de vezels in het materiaal. Het Amerikaanse octrooisehrift 2.241.222 beschrijft een inrichting met een aantal straalmondstukken voor het richten van onder druk staande lucht of stoom loodrecht op een vlokkig materiaaloppervlak om de deklaag of de vlokken te heffen en te krullen. Het Amerikaanse octrooi-15 schrift 2.110.118 beschrijft een kast met een nauwe sleuf om onder druk staande lucht te richten op het oppervlak van een materiaal dat groepen tufts bezit om de tufts vlokkig te maken gedurende een tex-tielbehandeling.
Hoewel de bovenbeschreven octrooischriften in het algemeen aan-20 geven dat onder druk staande lucht en stoom kunnen worden toegepast om het oppervlakte-uiterlijk van textielmateriaal te wijzigen, wordt gemeend dat dergelijke bekende inrichtingen niet voldoende nauwkeurigheid en precisie bezitten voor het regelen van de een hoge temperatuur bezittende gasstromen voor het verkrijgen van zeer nauwkeuri-25 ge en ingewikkelde oppervlakpatronen met goed gedefinieerde grenzen, maar in het algemeen slechts kunnen worden gebruikt voor het vervaardigen van betrekkelijk grof gedefinieerde oppervlakpatronen of modificaties van de oppervlaktevezels met een willekeurige niet gedefinieerde aard. Bovendien blijkt de inrichting beperkt te zijn wat be-50 treft de variëteit van verschillende patronen die daarmede kunnen worden aangebracht in de materialen.
Bij het modificeren van het oppervlakte-uiterlijk van een relatief bewegend substraat, zoals textielmateriaal, door gebruik te maken van mediumstromen, treden vele moeilijkheden op bij het regelen 35 van de stroom, de druk en de richting van de stromen met voldoende betrouwbaarheid en nauwkeurigheid om nauwkeurig gedefinieerde en ingewikkelde patronen aan het textielmateriaal mede te delen. Bovendien worden wat betreft de nauwkeurigheid van de patroondefinitie moeilijkheden ontmoet bij het op effektieve wijze behandelen van media met 40 zeer hoge temperatuur terwijl een gelijkmatige temperatuur wordt ge- «nn fi fifi5 -4- handhaafd in de mediumstromen over de breedte van een bewegende baan, alsmede bij het regelen van het snel activeren en de-activeren van verwarmde stromen door gebruikelijke kleppen geplaatst in de stroom- . . leidingen voor verwarmd medium.
5 Als verwarmd medium, zoals verwarmde lucht of stoom, in aanra king wordt gebracht met het oppervlak van het textielmateriaal in één of meer stromen die op afstand van elkaar liggen langs een lang-werpige kast^fmöëxlijkheden ontmoet bij het handhaven van een gelijkmatige temperatuur van de stroom of stromen over de gehele breedte 10 van de kast. Als onder druk staand verwarmd medium wordt toegevoerd in de kast vanaf een enkele plaats over zijn lengte welk medium moet worden afgegeven vanaf een langwerpige nauwe sleuf of een aantal openingen, die zich uitstrekken over de lengte van de kast, veroorzaken de variërende afstanden van de mediumstroom door de kast en 15 vanaf de bron voor het verwarmen van het medium variabele tempera-tuurverliezen in het medium wat resulteert in temperatuurverschillen in de mediumstromen, die worden afgegeven vanaf de kast.
Als de warmte van het medium in de stromen wordt gebruikt om thermoplastische garens en vezels in de materialen thermisch te mo-20 dificeren om krimp in langsrichting en moleculaire heroriëntatie te veroorzaken om een gewenst patroon in het materiaal te vormen, kunnen verschillen in de temperaturen van de stromen die het materiaal raken ongewenste onregelmatigheden verschaffen in het daarop aangebrachte patroon. Het is daarom van belang te verzekeren dat alle 25 stromen die het materiaal raken van in hoofdzaak gelijke temperatuur zijn. Ook kunnen verontreinigingen in het verwarmde medium gemakkelijk kleine afzonderlijke straalmondstukken van een onder druk staande medium-aanbrenginrichting blokkeren en verstoppen, wat resulteert in stilstand van de behandelingsinrichting om de blokkering op te 50 heffen, en verlies aan materiaal als gevolg van het niet juist patroneren door de inrichting gedurende een dergelijke blokkering.
Een doel van de uitvinding is daarom een werkwijze en een inrichting te verschaffen voor het meer betrouwbaar en nauwkeurig patroneren van het oppervlak van substraat-materialen met onder druk 35 staande mediumstromen dan kan worden verkregen met de bekende inrichting en werkwijze.
Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze en inrichting voor het behandelen van het oppervlak van substraatmateriaal dat thermoplastische componenten bevat door mid-kO del van een behandeling met een mediumstroom onder druk bij hoge 8 00 6 68 5 -5- ^ 4 temperatuur om een wijziging in het oppervlak van het substraatmate-riaal te verkrijgen.
Een meer bijzonder doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze en inrichting voor het richten van nauwkeurig be-5 grensde stromen gas onder hoge temperatuur en druk in het oppervlak van een textielmateriaal dat thermoplastische garens bevat om de thermoplastische garens thermisch te modificeren in het textielmateriaal en een gewenst oppervlakpatroon daarin te verkrijgen.
Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een 10 werkwijze en inrichting voor het richten van één of meer smalle stromen gas met hoge temperatuur in het algemeen loodrecht in het oppervlak van het textielmateriaal om de eigenschappen van de thermoplastische vezels en de garens daarin thermisch te wijzigen terwijl de doorgang van stromen of delen daarvan selectief wordt geblokkeerd met 15 koelere onder druk staande gasstromen in overeenstemming met patroon-informatie om verschillende oppervlakpatronen daaraan mede te delen.
Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze en inrichting voor het regelen van de temperatuur van verwarmd medium in en afgevoejfcP
20 toegepast niet verwarmingseenheden om de aankomende mediumstroom te verwarmen.
Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze en inrichting voor het verschaffen van een gelijkmatige uitlaatmediumtemperatuur vanaf een stel afzonderlijke verwarmings-25 inrichtingen die parallel zijn geplaatst om onder druk staand medium dat daardoor passeert in een langwerpige kast te verwarmen.
Een verder meer bijzonder doel van de uitvinding is het verschaffen van een eenvoudigrde en ekonomische werkwijze en inrichting voor het regelen van de uitlaatmediumtemperatuur vanaf een stel af-30 zonderlijke verwarmingsinrichtingen die parallel zijn verbonden in lengterichting van een mediumverdeelkast door stapsgewijze de mediumstroom door de verwarmingsinrichtingen in te stellen om de uitlaat-temperaturen gelijk te maken en daarna de temperaturen af te tasten en te regelen vanaf een enkel aftastpunt langs de kast, 35 Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van klep- middelen in de inlaatleidingen voor verwarmd medium naar een afvoer-inrichting van de kast voor verwarmd medium waardoor stroming van onder druk staand medium door de afzonderlijke verwarmingsinrichtingen van een reeks verwarmingsinrichtingen die daarmede is verbonden 40 kan worden geregeld door stapsgewijs toegevoegde hoeveelheden om de o η n c c q k -6- mediumtemperaturen aan de uitlaat gelijk te maken aan een gemeenschappelijk vermogensniveau van de ingangsenergie naar het stel verwar-mingsinrichtingen waardoor de noodzakelijkheid wordt geëlimineerd van het afzonderlijk aftasten» regelen en instellen van de vermogens-5 toevoer van elke verwarmingsinrichting om gelijkmatige temperaturen te handhaven gedurende het behandelen met medium.
Een verder doel is het verschaffen van een inrichting voor het behandelen van een bewegend substraatoppervlak met een stroom of met stromen verwarmd medium gericht in het oppervlak terwijl het sub-10 straat wordt ondersteund bij zijn beweging door het leiden ervan over een roteerbare rol» en waarbij een warmte-overbrengmedium wordt gecirculeerd door de rol om trekken of vervormen van de rol te vermijden als gevolg van een niet-gelijkmatige verwarming van zijn oppervlak door aanraking met een stroom of met stromen verwarmd medi-15 um.
Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een textielprodukt met behulp van de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding.
Aan de hand van een tekening» waarin schematisch uitvoerings-20 voorbeelden zijn weergegeven» wordt de uitvinding hierna nader beschreven.
Fig.. 1 toont schematisch een totaal zijaanzicht van de inrichting voor het mededelen van visuele oppervlakeffekten aan een bewegend substraat volgens de uitvinding.
25 Fig. 2 toont op groter schaal en schematisch een vooraanzicht van het deel van de inrichting volgens fig. 1 voor het verzorgen van een onder druk staand verwarmd medium waarbij een uitvoering van de onderdelen is getoond voor het toevoeren van zowel verwarmd als betrekkelijk koel onder druk staand gas aan een verdeelkast voor heet 50 gas van de inrichting.
Fig. 2A toont schematisch een bedradingsschema waarin de wijze is aangegeven waarop elektrische energie wordt toegevoerd aan het stel verwarmingsinrichtingen volgens fig. 1 en 2 voor het regelen van de temperaturen van het onder druk staande medium dat daar vanaf 35 wordt toegevoerd aan de verdeelkast voor verwarmd medium.
Fig. 3 toont op grote schaal in perspectief een deel van de ver-deelinrichting voor verwarmd gas volgens de fig. 1 en 2 waarbij delen zijn weggebroken en in doorsnede zijn weergegeven om bepaalde interne componenten en een plaatorgaan te tonen die worden toegepast kO in de langwerpige sleuf van de verdeelkast om een gewenst oppervlak- 8Q0 6 68 5 * * -7- patroon mede te delen aan het relatief bewegende substraat.
Fig. k toont schematisch een doorsnede van een verdeelkast voor verhit gas volgens fig. 3· Bovendien wordt het gebruik van een ver-deelinrichting voor onder druk staand koeler gas weergegeven voor het 5 selectief blokkeren van delen van het verwarmde gas tegen uittreding uit de kast voor het vormen van een gepatroneerd uiterlijk in het substraat.
Fig. 5 toont schematisch een doorsnede van een deel van een verdeelkast voor heet gas als weergegeven in fig. k, in het algemeen 10 over de lijn V-V in fig. k gezien in de richtingen van de pijlen.
Fig. 6 toont schematisch een doorsnede van een andere uitvoering van een kast voor heet gas, waarbij het plaatorgaan is verwijderd uit de verdeelsleuf voor heet gas van de kast en waarbij slechts de verdeelinrichting voor koeler gas wordt toegepast voor het rege-15 len van de afvoer van heet gas uit de sleuf.
Fig. 7 toont schematisch een doorsnede van delen van de kast volgens fig. 6* in het algemeen over de lijn VII-VII in fig. 6, gezien in de richting van de pijlen.
Fig. 8 toont op grotere schaal schematisch in perspectief 'een 20 plaatorgaan toegepast bij de verdeelinrichting voor heet gas om het gas te verdelen in smalle op afstand van elkaar liggende stromen op het oppervlak van een substraat.
Fig. 9 ©n 10 tonen schematisch de werkwijze waarbij de inrichting volgens de uitvinding kan worden toegepast om de pool van een 25 textielsubstraat met pool te heffen welk substraat een in één richting gericht poolgaren bezit.
Fig. 11 tot 15 tonen foto's van het oppervlak van bepaalde tex-tielprodukten behandeld met en vervaardigd in overeenstemming met de inrichting en de werkwijze volgens de uitvinding.
30 In het algemeen heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze en inrichting voor het nauwkeurig en met hoge snelheid richten van een onder druk staande stroom of stromen medium op het oppervlak van een relatief bewegend substraat om daaraan een wijziging mede te delen in het visuele oppervlakuiterlijk. Meer in het bijzonder omvat de 35 inrichting een verdeelkast voor verwarmd medium met een smalle langwerpige spleet aangebracht dwars op de baan van de relatieve beweging van het substraat en geplaatst dicht nabij het te behandelen oppervlak. De uitvinding omvat verder een werkwijze en inrichting voor het regelen van de energie toegevoerd aan een aantal afzonder-kO lijke verwarmingsinrichtingen die zo zijn geplaatst dat zij een ver- o η n a a q k -8- warmd onder druk staand medium richten naar op gelijke afstand van elkaar liggende plaatsen langs de langwerpige verdeelkast voor verwarmd medium om een gelijkmatige temperatuur te handhaven van het verwarmende medium over de lengte van de kast.
5 Onder druk staand medium* zoals lucht* onder hoge temperatuur* bijvoorbeeld 150 - 370°C* wordt toegevoerd aan de kast en vanaf de sleuf in het algemeen loodrecht in het oppervlak van het bewegende substraat gericht terwijl de afvoer van de hete lucht vanaf de sleuf wordt geregeld om deze in één of meer smalle nauwkeurig begrensde 10 stromen te richten, die botsen op het substraatoppervlak om daarin een gewenste oppervlakwijziging te veroorzaken. De verwarmde lucht* die het substraat raakt, veroorzaakt* in het geval van substraten die textielmaterialen omvatten die thermoplastische garens of vezels bevatten, thermische modificatie van de thermoplastische vezels en 15 garencomponenten in het textielmateriaal om het fysische uiterlijk ervan te wijzigen, in langsrichting de vezels en garens in gekozen gebieden te krimpen voor het vormen van patronen die nauwkeurig bepaalde grenzen bezitten.
Bij één uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt verwarmd medium* 20 zoals lucht, selectief gericht in nauwkeurig bepaalde stromen door toepassing van een langwerpig plaatorgaan met spleten die op onderlinge afstand zijn geplaatst langs een rand van het plaatorgaan, waarbij de gespleten rand van het plaatorgaan is geplaatst in de sleuf van de kast langs de lengte ervan voor het begrenzen van op 25 afstand van elkaar liggende kanalen voor het richten van de lucht in een aantal smalle stromen op het oppervlak van het relatief bewegende substraat. Het plaatorgaan is verder zo uitgevoerd dat het het uitfilteren verzorgt van vreemde deeltjes uit de lucht om het dicht raken van de kanalen te vermijden terwijl een doorgaande stroom 30 lucht daardoor wordt gehandhaafd.
Volgens een verdere uitvoering omvat de behandelinrichting middelen voor het naar keuze richten van onder druk staande, betrekkelijk koelere gasstromen dwars over de sleuf van de kast op onderlinge afstand van elkaar daar langs om op effektieve wijze het pas-35 seren van hete lucht te blokkeren tegen het raken van het substraat op deze plaatsen in overeenstemming met de patroonregelinformatie.
De afvoermiddelen voor onder druk staand koelgas omvatten geschikte kleppen voor het afzonderlijk regelen van de stroom van elk van de blokkerende stromen koel gas* zoals lucht* en de blokkeermiddelen 1*0 voor het koelere gas kunnen worden toegepast in de sleuf van de kast 800 6 68 5 -9- met of zonder de bovengenoemde plaatorganen om het substraatopper-vlak selectief te patroneren in overeenstemming met patrooninforma-tie.
De uitvinding omvat verder middelen voor het behandelen van 5 het medium om een gelijkmatige verdeling van het verwarmde medium over de gehele lengte van de kast en de daarbij behorende sleuf te handhaven* waardoor dus op meer nauwkeurige wijze het onder invloed van warmte patroneren van het substraat wordt verzekerd.
Bij een verdere uitvoering wordt onder druk staand medium uit 10 de omgeving, zoals lucht* toegevoerd aan elke verwarmingsinrichting door afzonderlijke leidingen, die elk een doseerklep voor de medium-. stroom bevatten voor het onafhankelijk en nauwkeurig regelen van de mediumstroom door elke verwarmingsinrichting, De verwarmingsinrich-tingen zijn elektrisch parallel verbonden met een gemeenschappenj-15 ke vermogenstoevoer en een temperatuurtastorgaan, zoals een thermokoppel, is geplaatst in of nabij de uitlaat voor verwarmd medium van elke verwarmingsinrichting in de kast. Elk thermokoppel is verbonden met een temperatuurweergeefinrichting waardoor de temperatuur van de afzonderlijke mediumuitlaat van elke verwarmingsinrichting 20 kan worden waargenomen. Een enkel tastorgaan met thermokoppel is centraal geplaatst in de verdeelkast voor medium en is werkzaam verbonden met een regelinrichting voor vermogen in de gemeenschappelijke. vermogenstoevoerleiding naar de verwarmingsinrichtingen. Als Onder druk staand medium en vermogen aanvankelijk worden toegevoerd 25 aan elke verwarmingseenheid worden de afzonderlijke temperaturen van de mediumuitlaat van elke verwarmingsinrichting waargenomen en elke variatie in dergelijke temperaturen wordt nauwkeurig gelijk gemaakt met een gemeenschappelijke temperatuur door stapsgewijze instelling van de mediumstroom door één of meer van de verwarmingsinrichtingen 30 onder toepassing van de bovengenoemde doseerkleppen. Als dus de temperaturen van het door de verwarmingsinrichting afgevoerde medium gelijkmatig gelijk zijn gemaakt kan de temperatuur in de kast daarna worden afgetast op een enkele plaats over zijn lengte om de vermogenstoevoer gelijkmatig en gelijktijdig te regelen naar alle verwar-35 mingsinrichtingen.
Met de mogelijkheid om stapsgewijs de mediumstroom door elke verwarmingsinrichting in te stellen om de temperaturen van het af-voermedium gelijk te maken daarmede is het niet meer noodzakelijk daarna het vermogen toegevoerd aan elke verwarmingsinrichting te be-40 waken en afzonderlijk te regelen om een gelijkmatige temperatuur te p nn r rq r v -10- verkrijgen over de lengte van de kast.
De uitvinding verschaft ook middelen voor het circuleren van een verwarmd overbrengmedium door een ondersteuningsrol die een bewegend substraat plaatst nabij de verdeelkast voor verwarmd medium 5 opdat dit geraakt wordt door de verwarmde mediumstromen. Het warmte-overbrengmedium verschaft een gelijkmatige overbrenging van warmte over het oppervlak van de rol en vermijdt vervorming van de rol gedurende de behandeling als gevolg van een ongelijkmatige verwarming van het oppervlak van de rol door plaatselijk contact met het ver-10 warmde behandelmedium.
De werkwijze en inrichting volgens de uitvinding voor het behandelen met medium met hoge temperatuur is in het bijzonder geschikt voor het vormen van nieuwe oppervlakpatronen met een zeer nauwkeurige definitie van de begrenzing in poolmaterialen die uit de 15 smelt gesponnen thermoplastische poolgarens bezitten» van welke patronen werd gemeend dat zij niet konden worden geproduceerd met de inrichting voor behandeling met verwarmd medium als bekend uit de stand van de techniek. Oppervlakpatronen kunnen ook worden aangebracht op poolmaterialen die garencomponenten bezitten van het niet-20 thermoplastische type, zoals rayon of acrylgarens, hoewel de begrenzing verkregen bij de patronen in het algemeen niet even nauwkeurig is als bij hetpatroneren van textielmaterialen die thermoplastische garens bevatten. Verder kan de inrichting en de werkwijze worden toegepast voor het selectief behandelen van geweven materialen die ther-25 moplastische garens bevatten voor het verschaffen van crêpe of blaas-patronen in dergelijke materialen.
De uitvinding omvat verder een werkwijze voor het gelijkmatig heffen van poolgarens van een poolmateriaal dat aanvankelijk een in één richting gericht hellend poolgaren bezit door het toevoeren van 30 een verwarmde gasstroom in het pooloppervlak terwijl het materiaal relatief beweegt in een richting in het algemeen tegengesteld aan de hellingsrichting van de poolgarens.
Hoewel de inrichting volgens de uitvinding in het bijzonder geschikt is voor het behandelen van textielmaterialen, die thermoplas-35 tische vezels en garencomponenten bevatten voor het aanbrengen van verschillende visuele oppervlakken daarin, wordt beoogd dat de inrichting kan worden gebruikt voor het met medium behandelen van ande^ re substraatmaterialen die thermoplastische componenten bezitten om langs thermische weg het visuele uiterlijk te wijzigen of een ge-kO wenst patroon daarin aan te brengen.
800 6 68 5 » » -11-
Fig. 1 toont een zijaanzicht van de gehele behandelinrichting volgens de uitvinding. Als weergegeven wordt een substraat van onbepaalde lengte, zoals een textielmateriaal 10, continu vanaf een toe-voerrol, zoals de rol 11, door middel van aangedreven toevoerrollen 5 12 en 13 met variabele snelheid geleid naar een inrichting voor het behandelen met onder druk staand verwarmd medium, in het algemeen aangegeven bij 14. Het bewegende materiaal 10 wordt gedurende het daarop richten van een verwarmd medium ondersteund door het leiden ervan om een steunrol 16 en het met medium behandelde materiaal wordt 10 daarna geleid door aangedreven afneemrollen 18, 19 met variabele snelheid naar een verzamelrol 20,
Een gebruikelijke randgeleidingsinrichting 21 voor het materiaal, welke inrichting bekend is, kan zijn verschaft in de materiaal-baan tussen de toevoerrollen 12, 13 en de inrichting 14 voor medium-15 behandeling om een juiste zijdelingse instelling te handhaven van het materiaal gedurende het lopen ervan over de ondersteuningsrol 16. De snelheid van de toevoerrollen 12, 13, de ondersteuningsrol 16, en de afneemrollen 18, 19 kan worden geregeld, op welbekende wijze, om de gewenste snelheid van de voortbeweging van het materiaal en de 20 gewenste spanningen in het materiaal te brengen welk materiaal treedt in, en passeert door de mediumbehandelingsinrichting 14 en deze verlaat .
Als weergegeven in de fig. 1 en 2 omvat de inrichting 14 voor het met medium behandelen een langwerpige afvoerkast 30 voor ver-25 warmd gas, welke kast zich uitstrekt loodrecht over de bewegingsbaan van het materiaal 10 en een nauwe langwerpige afvoersleuf 32 bezit voor het richten van een stroom onder druk staand verwarmd gas,zoals lucht, in het oppervlak van het materiaal en onder een hoek die in het algemeen loodrecht staat op het oppervlak gedurende zijn bewe-30 ging over de ondersteuningsrol 16.
Onder druk staand gas, zoals lucht, wordt aan het inwendige van de afvoerkast 30 toegevoerd door middel van een luchtcompressor 34, die met de luchtleiding 36 is verbonden met tegenover elkaar liggende einden van een langwerpige kast voor koele lucht, of een verzamel-35 leiding 38. In de luchtleiding 36 is voor het regelen van de stroom en de druk van de lucht naar de kast 38 een hoofdregelklep 40 en een luchtdrukregelklep 42 geplaatst. Een geschikt luchtfilter 44 is ook aanwezig om het verwijderen van verontreinigingen te bevorderen uit de lucht die gaat in de kast 38 voor koele lucht.
40 Lucht onder druk in de kast 38 voor koele lucht wordt vanaf de 8 00 6 68 5 -12- kast 38 geleid naar het inwendige van een kast 30 voor het afvoeren van hete lucht, via een stel 46 afzonderlijke elektrische verwarmingsinrichtingen, waarvan er twee, 48, zijn weergegeven in fig. 2. Elke verwarmingsinrichting is met respectievelijk inlaat- en uit-5 laatleidingen 50, 52 verbonden, die op gelijke onderlinge afstand zijn geplaatst langs de lengten van de twee kasten 38, 30 om de onder druk staande lucht te verwarmen en gelijkmatig te verdelen in de kast 38 over de gehele lengte van de afvoerkast 30. In het bijzonder kunnen voor een afvoerkast met een lengte van 150 cm één kilowatt 10 elektrische verwarmingsinrichtingen, met uitlaatleidingen 52 op onderlinge afstand van 6,3 cm over de lengte van de kast worden toegepast in de reeks verwarmingsinrichtingen 46. De reeks verwarmingsinrichtingen 46 kan in een geschikt isolerend huis zijn ondergebracht.
In elke inlaatleiding 50 naar elke verwarmingsinrichting 48 in 15 de reeks verwarmingsinrichtingen is een met de hand instelbare do-seerklep 61 voor de mediumstroom geplaatst om nauwkeurig de stroming van onder druk staande lucht te regelen vanaf de verzamelleiding 38 door elk van de betreffende verwarmingsinrichtingen 48. In het bijzonder kunnen de kleppen van het naaldkleptype zijn voor een nauw-20 keurige regeling van de stroming en het gebruik hiervan zal hierna nader worden verklaard.
In de luchtuitlaatleiding 52 van elke verwarmingsinrichting is een temperatuurtastinrichting geplaatst, zoals een thermokoppel, waarvan de plaats van slechts één is weergegeven in fig. 2 bij 54 voor 25 het meten van de temperatuur van de uit elke verwarmingsinrichting stromende lucht. Elk van de thermokoppels 54 is elektrisch verbonden door geschikte bedrading (weergegeven met de lijnen 55 in fig. 2 en 2A) met een gebruikelijke elektrische kaartirecorder 58 waar alle luchttemperaturen in de uitlaatleidingen van de verzamelleiding kun-30 nen worden waargenomen en visueel of door een hoorbaar signaal kunnen worden bewaakt. Elektrische stroom wordt gelijkmatig toegevoerd, zoals vereist, aan alle afzonderlijke verwarmingsinrichtingen vanaf een gemeenschappelijke vermogensbron, die in het algemeen is aangegeven bij 60.
35 Als weergegeven in fig. 2A zijn de elektrische verwarmingsin richtingen 48 parallel verbonden door geschikte elektrische bedrading 22 met een hoofd-vermogenstoevoer 60. In de hoofd-vermogenstoevoer-leiding naar de afzonderlijke verwarmingsinrichtingen 48 is een gebruikelijke vermogensregelinrichting 24 geplaatst, zoals een thyris-40 tor of andere gestuurde halfgeleiderdiode model 7301 vervaardigd door 8 00 6 68 5 , -13-
Elec tronie Control Systems. In het inwendige van de langwerpige kast 30 op een punt in het midden van zijn lengte is een temperatuurtast-inrichting of thermokoppel 26 (fig. 2A) geplaatst, die elektrisch is verbonden met een gebruikelijke temperatuurregelinrichting 28, zo-5 als een model 67ΟΟ besturingseenheid vervaardigd door Electronic Control Systems. De temperatuurregelinrichting 28 is elektrisch verbon-, den, op wel bekende wijze, met de vermogensregelinrichting 24 zodat een gewenste temperatuur kan worden gehandhaafd in de afvoerkast 30 door periodieke toevoer van een gelijkmatige elektrische energie aan 10 de verwarmingsinrichtingen 48 van de verwarmingsreeks 46.
Zoals weergegeven in fig. 3* 4 en 6 is de kast 30 voor het afvoeren van verwarmde lucht gevormd uit bovenste en onderste wandde-len 62, 64 die verwijderbaar zijn verbonden met elkaar door middel van geschikte bevestigingsmiddelen, zoals op afstand van elkaar lig-15 gende bouten 66, voor het vormen van het binnencompartiment 68 van de kast alsmede als tegenover elkaar liggende evenwijdige wanden 70, 72 van de langwerpige afvoersleuf 32.
Voor de afvoer door de sleuf 32 wordt verwarmde lucht gaande in het compartiment $8 van de kast 30 vanaf de uitlaatleidingen 52 van 20 de reeks verwarmingsinrichtingen48 naar achteren gericht en dan naar voren in een teruggaande baan door de kast (als weergegeven met de pijlen) door middel van een botsplaat 74 die een smalle langwerpige opening vormt aan de achterzijde in het compartiment 68 voor het doorlaten van lucht vanaf het bovenste naar het onderste deel van het 25 compartiment. De botsplaat 74 verschaft dus een meer gelijkmatige verdeling van de lucht in het compartiment van de kast en vergemakkelijkt verder het handhaven van een gelijkmatige luchttemperatuur en druk in de kast. De botsplaat 74 wordt ondersteund in het compartiment 68 door afstandshulzen 76 die de bouten 66 omgeven.
30 Zoals het duidelijkst is weergegeven in de fig. 4-7 zijn ge plaatst in het wandoppervlak 72 van het onderste wanddeel 64 van de kast en geplaatst op onderlinge afstand langs de lengte van de afvoersleuf een aantal afvoeruitlaten 78 voor koele lucht geplaatst.
Elke uitlaat is afzonderlijk verbonden door een geschikte flexibele 35 leiding 80 en een solenoïde-klep 82 met een kast 84 voor koele lucht, die op zijn beurt is verbonden met een luchtcompressor 34 via de leiding 86 (fig. 2). In de leiding 86 zijn een hoofdregelklep 88, een luchtdrukregelklep 90 en een luchtfilter 92 geplaatst.
Als weergegeven in fig. 2 is elk van de afzonderlijke solenoïde-40 kleppen elektrisch werkzaam verbonden met een geschikte patroonregel- p η n « «R r -14- inrichting die elektrische pulsen afgeeft voor het openen en het sluiten van bepaalde solenoïde-kleppen in overeenstemming met de tevoren bepaalde patrooninformatie. Verschillende gebruikelijke pa-troonregelinrichtingen, die wel bekend zijn, kunnen worden gebruikt 5 voor het activeren en de-activeren van de kleppen in een gewenste volgorde. In het bijzonder kan de patroonregelinrichting zijn van het type als beschreven in Amerikaans octrooischrift 3.89**Λ13.
Als weergegeven in de fig. 4 en 6 is elk van de afvoeruitlaten 78 voor koele lucht geplaatst in de onderwand 72 van de sleuf 32 om 10 een onder druk staande kleine stroom relatief koele lucht dwars over de uitlaatsleuf voor verwarmde lucht te leiden in een richting loodrecht op de baan van de verwarmde lucht daardoor. De druk van de koelluchtstromen wordt gehandhaafd op een niveau dat voldoende is om op effektieve wijze het doorgaan van verwarmde lucht door de sleuf 15 in het deel of in de delen waarin de koele luchtstromen worden afgegeven te blokkeren en te stoppen. Door het activeren en de-activeren van de afzonderlijke stromen koele lucht door de solenoïde-kleppen 82 in overeenstemming met de informatie vanaf een patroonregelinrichting 9^· kan dus onder druk staande verwarmde lucht gaande door de 20 sleuf worden gericht in één of meer afzonderlijke stromen om het bewegende materiaaloppervlak op een gewenste plaats te raken waardoor dus een patrooneffekt wordt verschaft in het oppervlak van het materiaal 10 als dit de afvoerkast passeert. De koellucht, die de doorgang van de verwarmde lucht blokkeert treedt uit de sleuf in plaats 25 van de verwarmde lucht om om en in het materiaaloppervlak te verdwijnen zonder de thermische eigenschappen van het materiaal te wijzigen of de garens of vezels daarin in belangrijke mate te verstoren. Met pijlen is de luchtstroom in de fig. 4, 6 en 7 aangegeven. Om te verzekeren dat de koele blokkeerlucht voldoende koel wordt gehouden 30 zodat het materiaal niet wordt beïnvloed of thermisch wordt gemodificeerd, kan de omgevingslucht bovendien worden gekoeld vóór afgifte door de sleuf 32 door het verschaffen van een verzamelleiding 95 niet koel water, waardoor de koelluchtleidingen 80 lopen.
Hoewel een blokkeermiddel met koele onder druk staande lucht 35 als hierin beschreven de voorkeur heeft voor het regelen van de afvoer van de verwarmde stromen onder druk staand gas, wordt beoogd dat andere typen blokkeermiddelen, zoals beweegbare schotten of dergelijke kunnen worden gebruikt in de langwerpige sleuf 32 om selectief het passeren te voorkomen van de verwarmde onder druk staande kO lucht naar het materiaal.
800 6 68 5 -15-
Bij het aanvankelijk starten van de mediumbehandelinrichting wordt elektrisch vermogen gelijkmatig toegevoerd aan de verwarmings-inrichtingen van het verwarmingsstel vanaf een bron 60 en onder druk staande lucht wordt geleid door de verwarmingsinrichtingen 5 vanaf de luchtcompressor 3^. De temperatuurregeleenheid 28 is ingesteld op een gekozen temperatuur. Als de luchttemperatuur in het compartiment van de afvoerkast, gemeten door het thermokoppel 26, de gewenste temperatuur bereikt worden de afzonderlijke temperaturen van de uitgaande lucht in de leiding voor de uitgaande lucht vanaf 10 elk van de afzonderlijke verwarmingsinrichtingen waargenomen op de kaardrecorder 58. In het geval dat er enig temperatuurverschil aanwezig is tussen één of meer van de uitgaande luchttemperaturen van de afzonderlijke verwarmingsinrichtingen waargenomen op de kaart.recorder 38» wordt de naaldregeldoseerklep 61 van de verwarmingseenheid of 13 eenheden waarin een ongelijkmatigheid is waargenomen met de hand ingesteld over een kleine afstand om de stroom lucht door de verwar-mingsinrichting te verhogen of te verlagen, waardoor dienovereenkomstig de temperatuur van de lucht die uit de afzonderlijke verwar-mingsinrichting treedt afneemt of toeneemt. De afzonderlijke uitlaat-20 luchttemperaturen vanaf de gehele reeks verwarmingsinrichtingen kan nauwkeurig worden gelijk gesteld door over kleine afstand instellen van de luchtstroom daardoor tot een gelijkmatige temperatuur, waardoor variaties in de vervaardigingstoleranties van de verwarmingsin-richting of kleine stroomvariaties in de verwarmingsinrichtingen in 25 de mediumstroom worden gecompenseerd. Daarna kan een gelijkmatige temperatuur worden gehandhaafd over de gehele lengte van het compartiment van de afvoerkast door het gelijkmatig instellen van de vermo-genstoevoer aan alle verwarmingsinrichtingen door middel van de enkele thermokoppeltaster 26 die centraal is geplaatst in het compar-30 timent van de kast.
De uitvinding omvat ook een inrichting voor het circuleren van een warmte-overbrengmedium door het inwendige van de roteerbare onder steuningsrol 16 (fig. 1) waarover het continue stuk substraat loopt gedurende aanraking door het verwarmde medium vanuit de verdeel-35 kast 30 voor het medium. Het zal duidelijk zijn dat als de onder druk staande verwarmde mediumstroom of stromen het oppervlak van het substraat raken om dit thermisch te modificeren en een gewenste visuele wijziging daarin te verschaffen, het verwarmde medium ook het onderliggende oppervlakdeel van de ondersteuningsrol 16 verwarmt. kO Een dergelijke plaatselijke verwarming van de ondersteuningsrol kan 8 00 6 68 5 , -16- verschillende.thermische expansie en krimp van de rol over zijn lengte veroorzaken, in het bijzonder als het bewegende substraat tijdelijk wordt gestopt gedurende de behandeling. Een dergelijke verschillende expansie en krimp van de ondersteuningsrol 16 kan vervorming 5 veroorzaken van het roloppervlak nabij de uitlaatsleuf 32 van de kast 30 wat tot gevolg heeft dat het substraat dat daarop steunt op verschillende afstanden komt vanaf de afvoersleuf 32 over de lengte van de sleuf wat resulteert in een onregelmatig patroneren van het substraat als gevolg van temperatuur en drukverschillen van de verwarm-10 de mediumstromen die het substraatoppervlak raken.
Om een dergelijk buigen en vervormen en als gevolg daarvan onregelmatig patroneren van het substraatoppervlak te vermijden worden middelen verschaft voor het circuleren van een stroombaar warmte-overbrengmedium door de roterende rol 16 gedurende de mediumbehande-15 ling. Als weergegeven in fig. 1 wordt een geschikt medium, zoals gekoeld of verwarmd water, stoom, of dergelijke gecirculeerd in en uit het inwendige van de rol 16 vanaf een geschikte toevoerbron, die in het algemeen bij 96 is aangegeven, via leidingen 91* die zijn verbonden met de centrale holle ondersteuningsas van de rol. Een in-20 richting voor het circuleren van medium door een draaiende trommel vanaf een stationaire bron is bekend en is in de handel beschikbaar en details daarvan worden dan ook hierin niet beschreven. In het bijzonder kan een dergelijke circuleerinrichting van het type zijn als vervaardigd onder de handelsnaam 8000 Series Rotary Union Joints, 25 verkocht door Duff-Norton Company te Charlotte, North Carolina,Verenigde Staten van Amerika.
Als aangegeven kan het warmte-overbrengmedium koel water zijn of het kan een verwarmd medium zijn zoals stoom of heet water, als dit gewenst is om het totale verwarmen van het substraat gedurende 30 de mediumbehandeling te vergemakkelijken. Het warmte-overbrengmedium dat circuleert door het inwendige van de roteerbare rol 16 verdeelt dus gelijkmatig de plaatselijke verwarming van het oppervlak van de rol 16 nabij de afvoersleuf 32 van de kast over de gehele omtrek van de rol waardoor dus het bovengenoemde thermische expansie en krimp-35 verschil van de rol gedurende de behandeling wordt vermeden.
Om beschadiging van het textielmateriaal te vermijden door de aanwezigheid van verwarmd gas als de toevoer van textielmateriaal wordt gestopt, zijn de kast 30 voor heet gas en de verwarmingsinrich-tingen ^8 daarin scharnierend ondersteund, zoals bij 97, en een me-^0 diumzuiger 98 wordt gebruikt om de kast en zijnafvoersleuf van de 8 00 6 68 5 -17- baan van het materiaal 10 af te scharnieren*
Fig. 3 toont een eerste uitvoering van de afvoerkast voor verwarmd onder druk staand gas volgens de uitvinding waarbij een langwerpig plaatorgaan 99 dat een aantal langwerpige in het algemeen even-5 wijzige spleten 100 bezit die op gelijkmatige onderlinge afstand zijn geplaatst langs één rand van de plaat, verwijderbaar is geplaatst in het compartiment 68 waar de van spleten voorziene zijrand zich uitstrekt in de langwerpige afvoersleuf 32 voor het vormen met de wanden 70, 72 van de sleuf een aantal overeenkomstige afvoerkanalen voor 10 verwarmd gas om smalle afzonderlijke stromen onder druk staand verwarmd gas te richten op het oppervlak van de bewegende textielbaan. Zoals blijkt uit de fig. 3 en k strekken de spleten 100 van de plaat zich uit in het compartiment 68 van de kast voor verwarmd gas voor het vormen van een lange inlaat boven en onder de plaat in elk van 15 de afvoerkanalen gevormd door de gespleten randen van de plaat en de wanden 70, 72 van de sleuf 32 van de kast. De plaat dient niet alleen op onder druk staand gas in smalle stromen, die moeten worden afgegeven door de op afstand van elkaar liggende platen te richten, maar de randen van de plaat die de bovenste en onderste openingen 20 van de smalle langwerpige inlaten bepalen (zie fig. *»·) dienen om vreemde deeltjes te vangen en uit te filtreren die aanwezig kunnen zijn in het onder druk staande gas, terwijl een continue stroom van onder druk staand gas mogelijk is om de deeltjes en door de leidingen.
25 Het zal dus duidelijk zijn dat de afvoerkanalen gevormd door het plaatorgaan en de afvoersleuf een aantal kleine afzonderlijke op afstand van elkaar liggende stromen afgeeft op en in het oppervlak van de bewegende textielbaan voor het vormen van smalle op afstand van elkaar liggende in hoofdzaak evenwijdige lijnen die zich 30 uitstrekken in de bewegingsrichting van het textielmateriaal langs de afvoerkast. Door de temperatuur en de druk van de verwarmde gasvormige stromen te handhaven op 'een voldoende niveau krimpen en compacteren poölmaterialen die thermoplastische poolgarens bevatten die worden geraakt door de verwarmde gasstromen in langsrichting in 35 Het pooloppervlak en worden onder invloed van warmte gefixeerd voor het vormen van continue gescheiden groeven in het materiaal waardoor het patroneren van het oppervlak van de textielmaterialen op verschillende wijzen mogelijk is, waarvan een aantal hierna zal worden beschreven.
ifO Om het groeipatroon in het materiaal te wijzigen is het slechts 8 0 0 6 68 5 -18- noodzakelijk de bouten 66 van de kast los te maken en de aanwezige plaat te vervangen met een andere groefafmeting en/of onderlinge afstand langs de rand van de plaat, Fig. 8 illustreert een andere plaat 102 met een onregelmatige onderlinge afstand van de plaatspleten 10¼ 5 ia lengterichting van de plaat voor het verschaffen van een variatie in het patroon dat kan worden aangebracht op het oppervlak van het textielmateriaal. Het zal dus duidelijk zijn dat verschillende op-pervlakpatronen kunnen worden aangebracht op de bewegende baan door enkel en alleen de platen en zonder verdere regeling van de stromen 10 door de uitlaten van het gekoelde onder druk staande gas als boven beschreven.
Fig. k en 5 tonen een uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding waarbij de plaatorganen worden gebruikt samen met de uitlaten voor het onder druk staande koele gas in de afvoerspleet 32 13 voor het vormen van meer ingewikkelde of gedetailleerde patronen in de textielbaan. Zoals blijkt uit fig. 5 zijn de afvoeruitlaten 78 geplaatst in de kanalen gevormd door de plaat en de sleufwanden 70, 72 om naar keuze de kanalen met koelgas te blokkeren en daardoor intermitterende afvoer van bepaalde verwarmde gasstromen af te voeren 20 voor het vormen van oppervlakpatronen die kunnen variëren over het textielmateriaal alsmede in de bewegingsrichting van het textielmateriaal langs de afvoerkast.
Fig. 6 en 7 tonen een andere uitvoering van de uitvinding waarbij het patroneren van het materiaal wordt uitgevoerd door gebruik-25 making van de langwerpige sleuf 32 en uitlaten voor onder druk staand koelgas zonder de toepassing van plaatorganen. Als weergegeven in fig. 7 is door het selectief activeren van de koelgastoevoerstroom naar bepaalde uitlaten 78 in overeenstemming met de patrooninforma-tie het passeren van verwarmd gas door de sleuf 32 geblokkeerd door 30 het koele gas in overeenkomstige delen van de sleuf om het bewegende materiaal te patroneren.
De afvoerkast voor onder druk staand verwarmd gas volgens de uitvinding kan ook worden gebruikt voor het gelijkmatig opheffen van thermoplastische poolgarens van een poolmateriaal met een in het al-35 gemeen gelijkmatige in één richting gerichte pool, zoals poolproduk-ten vervaardigd door het snijden of splijten van de poolgarens van een dubbelgebreid textielmateriaal voor het vormen van twee poolma-terialen. Bij een dergelijke wijze van vervaardiging van poolmateriaal hellen de poolgarens van de twee textiellagen in het algemeen ge-kO lijkmatig in een richting tegengesteld aan de richting van de bewe- 8 00 6 68 5 -19- ging van het textielmateriaal gedurende het snijden.
Als schematisch weergegeven in de fig. 9 en 10 is gebleken dat als in één richting hellend poolmateriaal wordt geleid door de nauwe langwerpige afvoerspleet 32 van de kast 30 in een bewegingsrichting 5 tegengesteld aan de hellingsrichting van de poolgarens verrassender-wijze de hellende poolgarens worden gebracht in een rechtop staande stand in het algemeen loodrecht op het oppervlak van het poolmateriaal en de verwarmde gasstroom, die het materiaaloppervlak raakt fixeert onder invloed van warmte de poolgarens in deze stand. De fig. 9 10 en 10 geven het poolsubstraat 106 weer met de poolgarens 108, hun hellingsrichting daarin en de richting waarin het verwarmde gas 110 het pooloppervlak raakt. Als weergegeven heeft het de voorkeur dat de gasstroom 110 als aangegeven met de pijlen het materiaaloppervlak raakt onder een hoek van ongeveer 90° of meer met de richting van be-15 weging van het materiaal om een rechtop staande gelijkmatige fixe-ring van de poolgarens te veroorzaken. Als het materiaal wordt geleid in een richting anders dan een richting tegengesteld aan. de hellingsrichting van de poolgarens1 of de onder druk staande gasstroom wordt gericht in een andere richting dan binnen de genoemde hoeken, 20 dan staan de poolgarens niet gelijkmatig rechtop maar zijn hetzij verder hellend geplaatst of willekeurig gedesoriënteerd in het oppervlak van het poolmateriaal.
Voorbeeld I.
Een gebreid polyester pluche pool textielmateriaal met een ge- p 25 wicht van kkO g/m en een pijlgarenhoogte van 0,25 mm werd continu toegevoerd door een inrichting als weergegeven in fig. 1 met een voortbewegingssnelheid van ½6 m/min. De temperatuur en de druk van de verwarmde lucht in de afvoerkast werd respectievelijk gehouden op
Λ O
350 C en 0,½ kg/cm . De afvoersleuf van de kast werd gehouden op een 30 afstand van ongeveer 1,3 mm vanaf het pooloppervlak en werd voorzien van een plaat met een sleufvorm als weergegeven in fig. 3. De op afstand van elkaar liggende afvoerkanalen gevormd in de sleuf hadden een rechthoekige dwarsdoorsnede van 0,3 - 1*6 mm. De lengte van elk kanaal door de sleuf bedroeg 6,½ mm en de kanalen lagen op een on-35 derlinge afstand van 5 mm tussen de middelpunten dwars op de kast.
De verwarmde gasstromen die het pooloppervlak van het materiaal raakten veroorzaakten krimp in langsrichting van de poolgarens in de gebieden van contact om ze omlaag te brengen en ze samen te drukken in het materiaal onder vorming van smalle langwerpige goed begrensde kO groeven die zich uitstrekten langs de bewegingsbaan van het opper- 800 6 68 5 -20- vlak. Poolgarens nabij de zijden van de groeven bleven in hoofdzaak ongewijzigd en werden niet verstoord voor het vormen van goed begrensde recht op staande zijwanden van de groeven. Het materiaal had een patroonoppervlak als weergegeven op de foto volgens fig. 11.
5 Voorbeeld II,
Een polyester glad weefsel met een gewicht van 118 g/m en 92 kettingdraden en 84 inslagdraden per 2,5 cm werd behandeld met de inrichting volgens fig. 1 bij een materiaalsnelheid van 3»7 m/min. en 12# overtoevoer van het materiaal tussen de rollen 12 en 13 en de 10 rollen 18, 19. De ondersteuningsrol 16 werd met hogere snelheid aangedreven gedurende het lopen van het materiaal daarover. De temperatuur van de warme lucht en de druk, en de afmeting van het afvoerkanaal en de onderlinge afstand in de kast was als opgegeven in voorbeeld I.
15 De onder druk staande gasstromen met hoge temperatuur die het met hogere snelheid aangedreven materiaal raakten op de transportrol in kettingrichting veroorzaakte thermische krimp in langsrichting van de kettinggarens die daardoor continu over de gehele lengte werden geraakt. Tussenliggende delen van het materiaal tussen de lijnen 20 die garens bevatten die thermisch niet zijn gekrompen verkregen een crêpe-achtig uiterlijk als weergegeven op de foto in fig. 12. Voorbeeld III.
Een poolmateriaal als beschreven in voorbeeld I werd behandeld met behulp van een inrichting volgens fig. 1 bij een werksnelheid 25 van 1,8 m/min. De temperatuur van de verwarmde lucht in de kast werd gehouden op 370°C en de druk op 0,14 kg/cm . De uitlaatkanalen voor verwarmde lucht van een plaat als in voorbeeld I, maar op een onderlinge afstand van 2,5 mm tussen de middelpunten, werden naar keuze geblokkeerd door onder druk staande koelluchtstromen vanaf koellucht-30 uitlaten in de sleuf van de kast in overeenstemming met patroonin-formatie. Een koelluchtdruk van 0,8 kg/cm werd gehandhaafd in de kast voor koellucht. Het behandelde materiaal bezat een patroon samengesteld uit een reeks smalle afzonderlijke, goed gedefinieerde groeven als weergegeven op de foto in fig. 13.
35 Voorbeeld IV.
Twee polyester weefconstrueties als beschreven in voorbeeld II werden behandeld in overeenstemming met de omstandigheden en met koelluchtpatroonregelorganen volgens voorbeeld III om een thermische krimp van de kettinggarens op onderlinge afstand langs de bewegings-40 richting van het materiaal te verkrijgen. De verkregen materialen 8 00 6 68 5 -21- bezaten in overeenstemming met de patrooninformatie die daaraan was toegevoegd, een blaasachtig uiterlijk, als weergegeven in de foto’s respectievelijk van de fig. 14 en 15·
Voorbeeld V.
5 Een pluche fluweel polyester poolmateriaal in niet geverfde en niet onder invloed van warmte gefixeerde vorm en met een constructie als aangegeven in voorbeeld I werd behandeld met de inrichting als weergegeven in fig. 1 bij'een behandelsnelheid van 1,8 m/min. Het poolmateriaal bezat een poolgarenhelling in één richting en werd 10 langs de ononderbroken afvoersleuf van de kast voor hete lucht geleid in een richting tegengesteld aan de hellingsrichting van de poolgarens in het materiaal als weergegeven in de fig. 9 en 10. Verwarmde onder druk staande lucht bij een temperatuur van 150°C in de kast en een druk van 0,11 kg/cm^ werd continu op het bewegende pool-15 materiaal gericht onder een rechte hoek daarmede. De breedte van de afvoersleuf van de kast was 0,41 mm. De luchtstroom die het poolop-pervlak van het materiaal trof hefte de pool tot een in het algemeen rechtop staande loodrechte stand ten opzichte van het pooloppervlak en de steunlaag van het materiaal. Het behandelde materiaal vertoon-20 de een gelijkmatig rechtop staand pooloppervlak.
Voorbeeld VI,
Een gebreid nylon pluche poolmateriaal en een gebreid acryl 2 pluche poolmateriaal elk met een gewicht van ongeveer *K)7 g/m en een poolhoogte van 2,5 mm werden elk behandeld met de inrichting vol-25 gens fig. 1 en onder omstandigheden en met een plaat als beschreven in voorbeeld I. Het behandelde nylon poolmateriaal vertoonde een goed gedefinieerd afzonderlijk patroon van oppervlakgroeven met poolgarens die in aanraking waren geweest met de hete luchtstromen en in langsrichting zijn gekrompen in de steunlaag van het materiaal. Het 30 acrylmateriaal bezat ook een gegroefd oppervlakpatroon maar van minder duidelijk uiterlijk en definitie van de groef dan het materiaal uit door smeltspinnen verkregen thermoplastische garen zoals de materialen uit polyester en nylon garen volgens de voorbeelden.
Bij de hierboven staande voorbeelden kunnen de bewerkingssnel-35 heden van het poolmateriaal in de inrichting worden verhoogd door het materiaal voor te verwarmen vóór het leiden ervan door de sleuf van de afvoerkast voor verwarmde lucht. In het bijzonder kan het materiaal worden voorverhit door infrarood-verwarmingsinrichtingen van bekend type en/of door verwarming van de ondersteuningsrol 1.6. kO Hoewel de hierboven genoemde voorbeelden typische werkomstandig- o nn r RAü -22- heden aangeven voor het behandelen van textielpoolmaterialen en geweven materialen om daaraan een visuele oppervlakverandering en patronen daarin te verschaffen zal het duidelijk zijn dat het behandel-medium en de temperaturen en omstandigheden van de mediumbehandeling 5 kunnen worden gewijzigd afhankelijk van de bepaalde substraatconstruc-tie en het gewenste oppervlakuiterlijk dat daaraan moet worden medegedeeld. Zeer goede resultaten voor het patroneren van poolmateria-len met thermoplastische poolgarens zijn verkregen bij werksnelheden van ongeveer 3*7 - 5*5 m/min. en bij temperaturen van de verwarmde 10 lucht aan de uitgang van de verhitter liggende tussen 315 en 370°C en drukken liggende tussen 0,1 en 0,^9 kg/cm in het compartiment van de kast. In het algemeen kunnen hogere drukken worden toegepast als de afvoersleuf of de kanalen die daarin zijn gevormdeen kleinere afmeting van. de dwarsdoorsnede bezitten. Hogere gastemperaturen kun-13 nen ook gewenst zijn als gebruik wordt gemaakt van koel onder druk staand gas om de stroming van de verwarmde gasstromen te regelen.
Om de mogelijkheid duidelijker aan te tonen voor het wijzigen en modificeren van verschillende substraat-materialen door toepassing van onder druk staand, verwarmde mediumstromen te richten op be-20 paalde delen van het substraatoppervlak volgens de uitvinding is een aantal substraten van verschillende constructies en samenstelling in aanraking gebracht met een stroom onder druk staande verwarmde lucht die daarop is gericht vanaf een vast enkel mondstuk met een diameter van 0,8 mm. De substraten werden willekeurig bewogen nabij de uit-25 monding van het mondstuk onder behandelingsomstandigheden als aangegeven in de hierna volgende tabel.
Tabel.
Substraat Luchtdruk Luchttem- Afstand mond- kg/cm2 peratuur, stuk tot sub- 30 °C straatopper- vlak mm 1) geweven materiaal met gela- 0,07 204 2,5 mineerd pooloppervlak uit elementairdraadjes uit po-35 lyethyleen 2) papiervel met gelamineerd 0,21 179 2,5 pooloppervlak met elementairdraadjes uit polyethyleen 40 3) genaaldprikt niet geweven 1,05 316 2,5 materiaal uit elementairdraadjes uit polyethyleen k) getuft polyethyleen/wol- 0Λ2 316 2,5 garen-materiaal
800 6 68 S
-23-
Vervolg tabel.
Substraat Luchtdruk Luchttem- Afstand mond- kg/cm^ peratuur stuk tot sub- °C straatopper- 5 vlak, mm 5) geweven rayon pluche 0,35 316 2,5 poolmateriaal 6) bij spinnen gehecht nylon 0,4-2 316 2,5 66 materiaal (33-» 9 g/m v 10 Door visuele waarneming van het substraat behandeld onder de omstandigheden die boven zijn aangegeven bleek dat smalle groeven werden gevormd in de oppervlakgebieden die in., aanraking waren gebracht met de stroom verwarmde lucht van de substraten 1-5» bij meer nauwkeurige definitie van de groeven gevormd in de substraten 15 1 - 4- die door smelten gesponnen V" ^ thermoplastisch vezelvormig materiaal bevat' dan bij de niet thermoplastisch vezels, zoals rayon (substraat 5) of met acrylvezels, als in voorbeeld VI.
In het boven aangegeven substraat 6 wordt onder de omstandig-20 heden als boven aangegeven van de luchtstroom geheel door het substraat gesneden, wat aangeeft dat de uitvinding ook kan worden gebruikt voor het vervaardigen van bandeffekten in velvormige substraten en materialen.
Bij gebruikmaking van de inrichting en de werkwijze volgens de 25 uitvinding zal het duidelijk zijn dat een modificatie van het oppervlak van textielmaterialen die thermoplastische vezels en garens bevatten, alsmede andere substraten kunnen worden beïnvloed om daaraan nauwkeurige goed gedefinieerde en ingewikkelde patronen en oppervlakuiterlijkheden mede te. delen. De materiaalbehandeling kan worden uit-30 gevoerd voor het verven voor het verkrijgen van een daarop volgend verschil in verfopname in de thermisch gemodificeerd en niet-gemodi-ficeerde vezels en garens, waardoor verfeffekten met twee tinten alsmede een oppervlakpatronering in de materialen wordt verkregen.
ftnnfi fin 5

Claims (54)

1. Inrichting voor het behandelen van een relatief bewegend substraat door het richten van onder druk staand verwarmd gas op bepaalde oppervlakdelen daarvan voor het wijzigen van het visuele op- 5 pervlakuiterlijk van het substraat, gekenmerkt door a) een kast die een compartiment begrenst voor het opnemen van verwarmd gas onder druk en omvattende een nauwe langwerpige gasaf-voersleuf die in verbinding staat met genoemd compartiment voor het richten van een stroom verwarmd onder druk staand gas op het opper- 10 vlak van een relatief bewegend substraat, en middelen voor het naar keuze stoppen van de doorvoer .van het verwarmde gas door de sleuf op plaatsen langs zijn lengte en b) middelen voor het leiden van het oppervlak van een substraat bij relatieve beweging langs genoemde langwerpige sleuf om in aanra- 15 king te worden gebracht .met één of meer stromen verwarmd onder druk staand gas gericht door de sleuf onder een hoek met de richting van de relatieve beweging van het substraat.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het selectief stoppen van het doorleiden van 20 het verwarmde gas door de sleuf op genoemde plaatsen middelen omvatten voor het selectief richten van één of meer stromen betrekkelijk koel onder druk staand gas over de breedte van de sleuf op bepaalde plaatsen langs zijn lengte.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 25 dat de kast verder een langwerpige plaat bezit met een aantal langwerpige groeven op onderlinge afstand langs de rand van de lengte van de plaat, welke plaat is geplaatst in genoemde nauwe langwerpige sleuf van de kast waarbij het gegroefde randdeel zich daardoor uitstrekt voor het vormen met de sleuf een overeenkomstig aantal op 30 afstand van elkaar liggende kanalen in de sleuf die in verbinding staan met het compartiment van de kast voor het richten van een overeenkomstig aantal stromen onder druk staand verwarmd gas op het oppervlak van een relatief bewegend substraat dat daarlangs passeert, waarbij genoemde middelen voor het kiezen van het richten van één of 35 meer stromen betrekkelijk koel onder druk staand gas over de sleuf uitlaatmiddelen omvat voor gekoeld gas in elk van de kanalen waarbij de afvoerhartlijn van genoemde uitlaat de afvoerhartlijnen van genoemde kanalen snijdt.
4. Inrichting volgens conclusie 3i met het kenmerk, 40 dat de middelen voor het selectief richten van één of meer stromen 8 00 6 68 5 -25- koel gas over de breedte van de afvoersleuf verder een leiding en een klep omvat voor het toevoeren van onder druk staand koelgas aan elk van de gasuitlaatorganen» en patroneerregelmiddelen voor het bedienen van de klep in overeenstemming met de patrooninformatie.
5. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat genoemde middelen voor het naar keuze richten van de betrekkelijk koele onder druk staande gasstroom middelen omvat voor het positief koelen van het gas voor het leiden ervan over de breedte van genoemde sleuf.
6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het blootstellen van het substraat in relatieve beweging middelen omvat voor het bewegen van het substraat langs de afvoersleuf in een langwerpige baan die dicht langs de sleuf loopt, middelen voor het stoppen van de beweging van het substraat en mid-15 delen voor het bewegen van de afvoersleuf van de kast vanaf het oppervlak van het substraat als het substraat niet beweegt.
7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn voor het toevoeren van onder druk staand verwarmd gas aan het compartiment van de kast omvattende een lang- 20 werpige kast voor koel gas voor het opnemen van onder druk staand betrekkelijk koel gas, een aantal afzonderlijke verwarmingsinrichtingen, die elk een gasinlaat bezitten, een gasuitlaat en middelen voor het verwarmen van onder druk staand gas dat daardoor passeert, en leidingen die de verwarmingsinrichtingen parallel met hun gasin-25 laten verbinden die in verbinding staan met de koelgaskast op op afstand van elkaar liggende plaatsen langs de lengte ervan en met hun gasuitlaten in verbinding met het compartiment van de kast op gelijkmatig op afstand van elkaar liggende plaatsen over zijn lengte voor het vergemakkelijken van een gelijkmatige verdeling van verwarmd on-30 der druk staand gas aan het compartiment van de kast.
8. Inrichting voor het behandelen van een relatief bewegend substraat door toevoer van onder druk staand gas aan bepaalde opper-vlakdelen daarvan voor het wijzigen van het visuele uiterlijk van het substraat en het vervaardigen van een gewenst patroon daarin, 35 gekenmerkt door a) een kast die een compartiment begrenst voor het opnemen van medium onder druk en een lange sleuf omvat voor het afgeven van onder druk staand medium vanuit genoemd compartiment, b) een orgaan met een langwerpige plaat met een aantal groeven 40 die op onderlinge afstand in het algemeen evenwijdig zijn geplaatst AA/lüeO K -26- langs één rand van de plaat, welke plaat in het compartiment van genoemde kast is geplaatst met zijn gegroefde randdeel in en zich uitstrekkend langs genoemde nauwe langwerpige sleuf om daardoor een aantal op afstand van elkaar liggende kanalen te begrenzen, die zich 5 uitstrekken door de afvoersleuf voor het richten van een overeenkomstig aantal stromen onder druk staand medium daar vanaf tegen het oppervlak van een relatief bewegend substraat dat daarlangs passeert, en waarbij de groeven in de plaat zich uitstrekken in het compartiment van de kast voor het vormen van langwerpige inlaten in genoemde 10 kanalen waardoor randdelen van de plaat, die genoemde inlaten begrenzen, dienen om vreemde deeltjes in het onder druk staande medium te grijpen en te voorkomen dat zij doorgaan in genoemde kanalen terwijl een voortgezette stroom van medium onder druk daardoor toegelaten is.
9. Inrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt door 15 middelen voor het toevoeren van onder druk staand verwarmd medium in de kast en botsorganen in het compartiment van de kast om de stroom medium te richten die in het compartiment is gebracht in een teruggaande stroombaan voor het afgeven ervan door de kanalen.
10. Inrichting volgens conclusie 8, met het ken- 20. e r k , dat de kast afzonderlijke bovenste en onderste wanddelen bezit die verwijderbaar samenwerken met elkaar voor het vormen van genoemde nauwe langwerpige sleuf, waarbij de boven- en onderwandde-len grijpend samenwerken met de plaat in de nauwe langwerpige sleuf om het gemakkelijk verwijderen en vervangen van de plaat mogelijk te 25 maken door een plaat met een andere groefconfiguratie voor het daardoor wijzigen van het patroon aangebracht op het oppervlak van het substraat dat zich beweegt langs de sleuf van de kast. •11. Werkwijze voor het aanbrengen van een visueel oppervlakpa-troon aan een relatief bewegend substraat dat thermoplastische com-30 ponenten bezit, gekenmerkt door stappen a) het richten van één of meer stromen onder druk staand verwarmd gas door een beperkte ruimte en naar buiten op het oppervlak van het substraa^bp op afstand van elkaar liggende plaatsen over de breedte ervan terwijl de stroming van één of meer stromen verwarmd 35 gas, die daar doorgaan selectief wordt geregeld voor het blokkeren van hun stroming terwijl b) de temperatuur van de verwarmde gasstromen op een voldoende niveau worden gehouden om de thermische eigenschappen van de thermoplastische elementen in het substraat te wijzigen en een oppervlak- kO patrooneffekt daarin te verschaffen. 8 00 6 68 5 -27-
12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk , dat de stroming van één of meer genoemde stromen naar keuze wordt geregeld door het richten van onder druk staande stromen betrekkelijk koel gas over de beperkte ruimte en dwars op de stromen 5 verwarmd gas gaande daardoor om hun stroming te blokkeren.
13. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het substraat een textielmateriaal is. 1*l·. Werkwijze volgens conclusie 13» met het kenmerk, dat het materiaal een polyestergaren bevattend materiaal 10 is en de polyestergarens die worden geraakt door genoemde stromen in langsrichting daardoor worden gekrompen.
15· Werkwijze volgens conclusie 13» met het kenmerk, dat het textielmateriaal een nylon garen bevattend materiaal is en de nylon garens die worden geraakt door de stromen ther- 15 misch worden gemodificeerd voor het verschaffen van een oppervlakpa-trooneffekt daarin.
16. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het substraat een poolmateriaal is, dat thermoplastische poolgarens bevat.
17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het ken merk, dat de temperatuur en de druk van de verwarmde gasstromen worden gehandhaafd op een voldoend niveau om de thermoplastische poolgarens die daardoor worden geraakt in langsrichting te krimpen om hun hoogte in het pooloppervlak van het materiaal te reduceren.
18. Werkwijze volgens conclusie 11, met het ken merk, dat het substraat een geweven textielmateriaal is dat thermoplastische garens bevat, waarbij de temperatuur en de druk van de verwarmde gasstromen op een voldoende niveau worden gehouden om krimp in langsrichting van de garens te veroorzaken en het materiaal 30 in gebieden van het materiaal die niet worden geraakt door de stromen verwarmd gas te rimpelen.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de stroming van de onder druk staande verwarmde gasstromen op het materiaal selectief wordt geregeld om een oppervlak- 35 patrooneffekt te verschaffen dat onregelmatig varieert langs de lengte van de materiaalbeweging,
20. Produkt verkregen met de werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de thermoplastische componenten van het substraat worden gekozen uit de groep bestaande uit polyes- kO ter, polyamide en polyalkeen. o η η β s o k -28-
21. Geweven textielmateriaal bevattende thermoplastische garens met in het algemeen gelijkmatige thermische krimpeigenschappen, met het kenmerk, dat het een gepatroneerd oppervlakuiterlijk bezit, welk materiaal ketting- of inslaggaren bevat die in 5 lengterichting zijn gekrompen op op afstand van elkaar liggende plaatsen over hun lengte door het materiaal voor het vormen van rimpels in delen van het materiaal die geen in lengterichting gekrompen garendelen bevatten.
22. Pluche fluweel poolmateriaal met een gepatroneerd opper-10 vlakuiterlijk in het pooloppervlak ervan, met het kenmerk, dat het materiaal thermoplastische poolgarens bezit, waarbij bepaalde poolgarens in hoofdzaak thermisch in lengterichting zijn gekrompen en zijn samengedrukt in het pooloppervlak onder de hoogte van naast liggende poolgarens voor het vormen van smalle groeven in 15 het pooloppervlak en naast liggende poolgarens die randdelen vormen van de groeven in het algemeen niet gekrompen zijn, niet zijn verstoord, en rechtop staan voor het verschaffen van een scherpe begrenzing voor genoemde smalle groeven.
23· Materiaal volgens conclusie 12, met het ken-20 m e r k , dat het poolgarengewicht per eenheid van oppervlakgebied in het algemeen gelijkmatig is over het gehele materiaal. Zk. Materiaal volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de groeven continu zijn langs één richting in het poolmateriaal en op onderlinge afstand liggen in dwarsrichting daarop.
25. Materiaal volgens conclusie 22, met het ken merk, dat de groeven niet continu zijn langs één richting van het poolmateriaal.
26. Materiaal volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de groeven op onderlinge afstand liggen in dwarsrich- 30 ting op intermitterend variërende afstanden.
27. Materiaal volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het materiaal een poolgarenmateriaal is uit polyester, polyamide of polyalkeen.
28. Geweven textielmateriaal met een crêpe-oppervlakpatroon welk 35 materiaal thermoplastische garens omvat met in hoofdzaak gelijkmatige thermische krimpeigenschappen, met het kenmerk, dat op afstand van elkaar liggende groepen naast elkaar liggende garens zich uitstrekken langs één garendraadrichting van het materiaal die in langsrichting thermisch is gekrompen over ten minste delen van kO hun lengte, waarbij garens in andere delen van het materiaal in langs- 800 6 68 5 -29- richting niet zijn gekrompen voor het veroorzaken van een crêpeachtig uiterlijk in het materiaal.
29. Materiaal volgens conclusie 28, met het kenmerkt dat de op afstand liggende groepen garens thermisch slechts 5 op op afstand liggende plaatsen over hun lengte zijn gekrompen.
30. Materiaal volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat genoemde groepen garens continu thermisch zijn gekrompen langs hun lengte.
31· Materiaal volgens conclusie 28, met het ken-10 m e r k , dat de groepen garens kettinggarens zijn en genoemde groepen op afstand van elkaar liggen op intermitterend variërende afstanden dwars op de kettingrichting van het materiaal.
32. Materiaal volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat thermoplastische garens polyestergarens zijn. 15 33· Materiaal volgens conclusie 28, met het ken merk, dat het materiaal een uit polyester vlak geweven materiaal is* 3^· Werkwijze voor het behandelen van een poolmateriaal met een oppervlak uit thermoplastisch poolgaren en een in het algemeen in 20 één richting hellend poolgaren ten opzichte van het oppervlak voor het heroriënteren van de poolgarens tot een in hoofdzaak rechtop staande stand in het materiaal, gekenmerkt door de stappen van het veroorzaken van een relatieve beweging in een richting tegengesteld aan de hellingsrichting van het poolgaren in het opper-23 vlak, tussen het poolmateriaaloppervlak en een continue smalle langwerpige stroom verwarmd gas, die zich uitstrekt over de baan van relatieve beweging en is gericht in het poolgarenoppervlak onder een hoek die ongeveer 90° of meer bedraagt in de richting van de relatieve beweging op het aanrakingspunt van de stroom met het poolopper-30 vlak, en het handhaven van de druk en de temperatuur van de gasstroom in voldoende mate om de poolgarens te heroriënteren en onder invloed van warmte te fixeren in een in het algemeen gelijkmatige rechtop staande stand.
35· Werkwijze volgens conclusie 3^·» met het ken-35 m e r k , dat de relatieve beweging wordt veroorzaakt door het bewegen van een onbepaalde lengte poolmateriaal langs een stroom verwarmd gas met vaste stand.
36. Werkwijze volgens conclusie 3^» met het kenmerk, dat de stroom wordt gericht door het leiden van onder druk ^0 staand verwarmd gas door een smalle langwerpige afvoersleuf van een ftflflfi fifl *5 -30- kast, die zich uitstrekt dwars op de baan van de relatieve beweging.
37· Werkwijze voor het behandelen van een thermoplastisch pluche poolgarenmateriaal onder aan een visueel oppervlakuiterlijk te verschaffen, gekenmerkt door de stappen 5 a) het richten van een aantal smalle afzonderlijke stromen on der druk staand verwarmd gas in het pooloppervlak op op afstand van elkaar liggende plaatsen daarover terwijl een relatieve beweging wordt veroorzaakt van het materiaal en de stromen om de stromen te richten in het pooloppervlak in een overeenkomstig aantal smalle 10 langwerpige lijnen die zich uitstrekken langs de lengterichting van het materiaal, en b) het regelen van de temperatuur en de druk van de verwarmde stromen onder druk staand gas om in langsrichting de thermoplastische garens in genoemde lijnen te krimpen en samen te drukken voor het 15 vormen van overeenkomstige smalle groeven in het pooloppervlak zonder een waarneembare desoriëntering van nabij liggende poolgarens voor het vormen van zijwanden van groeven die zich in hoofdzaak loodrecht op het vlak van het oppervlak van het materiaal uitstrekken.
38. Werkwijze volgens conclusie 37« met het ken-20 m e r k , dat de temperatuur van de verwarmde stromen gas die worden gericht op het poolgarenoppervlak ligt boven het glasovergangspunt van de tweede orde van thermoplastische poolgarens van het materiaal.
39· Werkwijze volgens conclusie 37» gekenmerkt door de stap van het naar keuze regelen van de stroming van de stromen 25 gedurende genoemde relatieve beweging voor het vormen van smalle langwerpige groeven die discontinu zijn in de richting van genoemde relatieve beweging.
40. Werkwijze volgens conclusie 37» met het kenmerk, dat de stromen worden gericht in het pooloppervlak van het 30 materiaal door ten minste één gasafvoeruitlaat van een langwerpige verwarmd gas bevattende kast waarbij de temperatuur van het gas in de kast wordt gehouden tussen 316 en 343°C.
41. Werkwijze volgens conclusie 40, met het ken-merk, dat de gasdruk in de kast ligt tussen 0,1*1· tot 0,42 kg/cm .
42. Werkwijze volgens conclusie 41, met het ken merk, dat de snelheid van de relatieve beweging ligt tussen 3,7 en 5,3 m/min.
43· Werkwijze volgens conclusie 37» met het kenmerk, dat de afstand tussen de gasuitlaat van de kast en het 40 pooloppervlak van het materiaal niet groter is dan ongeveer 1,27 mm. 800 6 68 5 -31-
44. Werkwijze voor het modificeren van het visuele oppervlakuiterlijk van een relatief bewegende substraatbaan voor het mededelen van een visueel patroon daaraan gekenmerkt door de stappen 5 a) het richten van een mediumstroom onder druk dat een wijzi ging in het oppervlakuiterlijk van het bepaalde substraat dat moet worden behandeld veroorzaakt door een nauwe langwerpige spleet terwijl delen van de spleet worden gehbkkeerd tegen de doorgang van onder druk staand medium om het onder druk staande medium in een aan- 10 tal afzonderlijke onder druk staande stromen te richten op het substraat oppervlak, en b) het veroorzaken van een relatieve beweging tussen het substraat oppervlak en de onder druk staande mediumstromen zodat de stromen die het substraatoppervlak raken daaraan een gewenst visueel pa- 15 troon verschaffen.
45. Werkwijze volgens conclusie 44» met het kenmerk» dat het substraatoppervlak is samengesteld uit thermisch deformeerbaar materiaal en de onder druk staande stromen worden gehandhaafd op een temperatuur zodanig dat het materiaal, dat daardoor 20 wordt geraakt, wordt gedeformeerd.
46. Werkwijze volgens conclusie 451 met het kenmerk, dat het substraat een textielmateriaal is.
47. Werkwijze volgens conclusie 46, met het kenmerk, dat het materiaal thermoplastische vezel- of garencompo- 25 nenten omvat die in langsrichting zijn gekrompen door aanraking met de onder druk staande verwarmde mediumstromen.
48. Werkwijze volgens conclusie 47, met het kenmerk, dat de thermoplastische vezel- of garencomponenten een poolvormig oppervlak vormen van het textielsubstraat waarbij de on- 50 der druk staande mediumstromen worden geregeld voor het vormen van een aantal smalle afzonderlijke groeven in het poolachtige oppervlak waarbij de vezels of garens in de groef in lengterichting worden gekrompen in het poolvormige oppervlak, en waarbij de vezels en de garens die de zijdelen vormen van de groeven in hoofdzaak niet zijn 35 gekrompen en niet zijn verstoord door de verwarmde mediumstromen.
49. Produkt verkregen met de werkwijze volgens conclusie 48.
50. Werkwijze voor het wijzigen van het visuele oppervlakuiterlijk van een relatief bewegend textielpoolmateriaal, bevattende thermoplastische poolgaren of vezelcomponenten om een visueel patroon 40 daaraan mede te delen, gekenmerkt door de stappen 800 6 68 5 -32- a) het richten van een aantal een hoge temperatuur bezittende stromen van onder druk staand gas in het pooloppervlak van het materiaal terwijl een relatieve beweging wordt veroorzaakt tussen het materiaaloppervlak en de stromen, en 5 b) het regelen van de temperatuur, de druk en afmeting van ge noemde stromen om de vezels of garens die daardoor worden geraakt in langsrichting te krimpen en een aantal afzonderlijke groeven in het pooloppervlak aan te brengen waarbij de poolgarens of vezels, die de zijwanddelen van de groeven vormen in hoofdzaak niet zijn gekrompen 10 en niet zijn verstoord in het oppervlak van het materiaal.
51. Produkt vervaardigd met de werkwijze volgens conclusie 50.
52. Inrichting voor het richten van één of meer stromen onder druk staand verwarmd medium in gewenste richtingen terwijl in het algemeen de temperatuur in de verwarmde mediumstroom of stromen gelijk- 15 matig wordt gehouden, gekenmerkt door een kast met een langwerpig compartiment voor het opnemen van onder druk staand verwarmd medium en bevattende uitlaatmiddelen voor het richten van verwarmd medium naar buiten in één of meer stromen die langs de lengte van het compartiment van de kast zijn geplaatst; een aantal medium-20 inlaatleidingen respectievelijk in verbinding met het compartiment van de kast of in het algemeen uniform op afstand van elkaar liggende plaatsen langs de lengte ervan;een afzonderlijke verwarmingsin-richting, verbonden met elk van de mediuminlaatleidingen om medium te verwarmen dat daardoor passeert; middelen voor het in het alge-25 meen gelijkmatig toevoeren van energie aan elke verwarmingsinrich-ting om deze te verwarmen; middelen voor het bepalen van de temperatuur van het verwarmde medium nabij de verbindingsplaats van elk van de inlaatleidingen met het compartiment; en een klep in elke inlaat-leiding voor het portiegewijs instellen van de stroom medium door 30 elke inlaatleiding en de ermee samenwerkende verwarmingsinrichting om daardoor de temperatuur van het medium op op afstand van elkaar liggende plaatsen langs het compartiment van de kast te regelen en een uniforme temperatuur van het medium over de lengte van de kast in te stellen.
53. Inrichting volgens conclusie 52, met het ken merk, dat de middelen voor het bepalen van de temperatuur van het verwarmde medium een temperatuurtastinrichting omvat geplaatst in de stroom van het medium nabij elke genoemde verbindingsplaats van een inlaatleiding met het compartiment van de kast, en tempera-^0 tuurindikatie-organen die daartoe zijn aangebracht voor het waarne- 800 6 68 5 % -33- men van de temperatuur van het verwarmde medium afgetast door elke aftastinrichting. 5b. Inrichting volgens conclusie 52, met het kenmerk, dat elk van genoemde kleppen een naaldklep omvat in elk 5 van genoemde leidingen geplaatst bovenstrooms van de verwarmingsinrichting die daarmede samenwerkt.
55. Inrichting volgens conclusie 52, met het kenmerk, dat de middelen voor het toevoeren van energie aan elke verwarmingsinrichting een energiebron omvat, middelen voor het aftas- 10 ten van de temperatuur van het verwarmde medium op een enkele plaats langs het compartiment van genoemde kast en middelen voor het gelijkmatig instellen van de toevoer van energie aan alle genoemde verwar-mingsinrichtingen naar aanleiding daarvan.
56. Inrichting volgens conclusie 55» met het k e n - 15. e r k , dat elk van de verwarmingsinrichtingen een elektrisch bekrachtigde verwarmingseenheid omvat met een mediuminlaat, een medium-uitlaat, en een inediumkanaal daardoor, en een elektrisch verwarmingselement dat genoemd kanaal omgeeft om het medium dat stroomt door ge-- noemde verwarmingseenheid te verwarmen. 20 57· Inrichting volgens conclusie 52, gekenmerkt door een kast voor koelmedium die een langwerpig compartiment begrenst en onder druk staand betrekkelijk koel medium daarin opneemt en waarbij elk van de mediuminlaatkanalen in verbinding met genoemd compartiment voor koel medium op gelijkmatige onderlinge afstand liggende plaat-25 sen over zijn lengte voor het ontvangen van onder druk staand koelmedium voor het gelijkmatig verdelen ervan over het compartiment voor verwarmd medium.
58. Inrichting voor het behandelen van een bewegend substraat met een medium met hoge temperatuur en onder druk omvattende midde-50 len voor het richten van één of meer stromen onder druk staand medium met hoge temperatuur in het oppervlak van het relatief bewegende substraat om daaraan een visueel oppervlakeffekt mede te delen, en een roteerbare rol voor het ondersteunen van het bewegende substraat op de plaats waar aanraking plaats heeft van zijn oppervlak 35 met de onder druk staande verwarmde mediumstroom of mediumstromen, gekenmerkt door middelen voor het circuleren van een warmte overbrengend medium door het inwendige van de rol om gelijkmatig warmte over te brengen over het omtreksoppervlak van de rol en het vervormen en verbuigen van de rol te vermijden gedurende de behande-40 ling met genoemd onder druk staand medium als gevolg van verschil in 800 6 68 5 -3k- verwarming van delen van zijn omtreksoppervlak.
59· Inrichting volgens conclusie 58» met het kenmerk» dat de rol een langwerpige roteerbare rol is, die dwars op de bewegingsbaan van het substraat is aangebracht voor het ondersteu-5 nen daarvan, waarbij een inwendig medium bevattend compartiment zich uitstrekt over de lengte van de rol, en middelen aanwezig zijn voor het toevoeren van een vloeibaar koelmedium in het compartiment voor circulatie daardoor om op gelijkmatige wijze warmte over te brengen over de omtrek van het roloppervlak.
60. Werkwijze voor het handhaven van een gelijkmatige tempera tuur van onder druk staand verwarmd medium afgegeven vanaf een langwerpig compartiment in één of meer stromen geplaatst over de lengte van het compartiment, gekenmerkt door de stappen a) het richten van een onder druk staand medium in het langwer-15 pige inwendige compartiment van een kast via een aantal inlaatlei- dingen en afzonderlijke verwarmingsinrichtingen die daarmede zijn verbonden, welke leidingen in verbinding staan met de langwerpige kast op op afstand van elkaar liggende plaatsen over zijn lengte» b) het toevoeren van energie aan elk van de verwarmingsinrich-20 tingen op gslijkmatige wijze om het onder druk staande medium dat daardoor stroomt te verwarmen; c) het bepalen van de temperatuur van het verwarmde medium dat stroomt in het compartiment nabij elke plaats van toevoer van onder druk staand medium vanuit genoemde geleidingen; 25 d) het portiegewijs instellen van de stroom verwarmd medium door bepaalde inlaatleidingen en daarmee samenwerkende verwarmingsinrichtingen als gevolg van de bepaling van de temperatuur voor het instellen van een gelijkmatige temperatuur in het onder druk staande verwarmde medium gaande in genoemd compartiment over zijn lengte er-30 van; en daarna e) het aftasten van de temperatuur van het verwarmde medium toegevoerd aan het compartiment op een enkele plaats over zijn lengte en het regelen van de energie die gelijkmatig wordt toegevoerd aan elk van de genoemde verwarmingsinrichtingen als gevolg daarvan om de 35 temperatuur van het medium in het compartiment te houden op een gewenst temperatuurniveau.
61. Werkwijze volgens conclusie 60, met het kenmerk, dat het verwarmde medium gaande door de inlaatleidingen en verwarmingsinrichtingen portiegewijs wordt ingesteld door een hand- 40 instelling van een regelklep geplaatst in elke inlaatmediumleiding, ****** 800 6 68 5
NLAANVRAGE8006685,A 1979-12-13 1980-12-09 Inrichting voor het behandelen van het oppervlak van een baan textielmateriaal ter verkrijging van een visueel oppervlakteeffekt. NL185097C (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US10325579 1979-12-13
US06/103,255 US4323760A (en) 1979-12-13 1979-12-13 Method and apparatus for temperature control of heated fluid in a fluid handling system
US10332979 1979-12-14
US06/103,329 US4499637A (en) 1979-12-14 1979-12-14 Method for the production of materials having visual surface effects

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8006685A true NL8006685A (nl) 1981-07-16
NL185097B NL185097B (nl) 1989-08-16
NL185097C NL185097C (nl) 1990-01-16

Family

ID=26800246

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE8006685,A NL185097C (nl) 1979-12-13 1980-12-09 Inrichting voor het behandelen van het oppervlak van een baan textielmateriaal ter verkrijging van een visueel oppervlakteeffekt.

Country Status (21)

Country Link
KR (1) KR850001670B1 (nl)
AT (1) AT384441B (nl)
AU (1) AU540497B2 (nl)
BR (1) BR8008159A (nl)
CH (1) CH676408B5 (nl)
DE (1) DE3046544C2 (nl)
DK (1) DK158798C (nl)
ES (2) ES497671A0 (nl)
FI (1) FI76126C (nl)
FR (1) FR2477908B1 (nl)
GB (2) GB2065035B (nl)
GR (1) GR72533B (nl)
IE (1) IE50575B1 (nl)
IL (1) IL61672A (nl)
IT (1) IT1188993B (nl)
LU (1) LU82998A1 (nl)
MX (1) MX156192A (nl)
NL (1) NL185097C (nl)
NO (1) NO152052C (nl)
NZ (1) NZ195711A (nl)
PT (1) PT72180B (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IE52575B1 (en) * 1981-01-23 1987-12-23 Milliken Res Corp Improved apparatus for imparting visual surface effects to relatively moving materials
US4418451A (en) * 1981-01-23 1983-12-06 Milliken Research Corporation Methods for the production of multi-level surface patterned materials
US4471514A (en) * 1981-07-10 1984-09-18 Milliken Research Corporation Apparatus for imparting visual surface effects to relatively moving materials
DK268683A (da) * 1982-06-11 1983-12-12 Milliken Res Corp Fremgangsmaade og apparat til frembringelse af visuelle overfladeeffekter
TR23194A (tr) * 1982-08-16 1989-06-13 Milliken Res Corp Birden fazla seviyeli yuezey deseni arzeden malzemelerin imali
AU575305B2 (en) * 1983-01-07 1988-07-28 Milliken Research Corporation Patterning fabrics
US5035031A (en) * 1990-04-23 1991-07-30 Milliken Research Corporation Method and apparatus for heated pressurized fluid stream treatment of substrate material
US20070207286A1 (en) * 2006-03-06 2007-09-06 Craig Stephen M Floor covering having thermally modified patterned textile layer

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE423490A (nl) * 1936-09-11
US3613186A (en) * 1969-10-07 1971-10-19 Stevens & Co Inc J P Apparatus for producing sculptured effects on pile fabrics
US3635625A (en) * 1970-01-12 1972-01-18 Phillips Petroleum Co Apparatus for carving a material sheet
DE2458159C3 (de) * 1974-01-03 1979-05-03 Milliken Research Corp., Spartanburg, S.C. (V.St.A.) Düsenbalken für eine Musterspritzdruckvorrichtung sowie Verfahren zum Herstellen des Farbaufbringteils eines Düsenbalkens
US4095444A (en) * 1977-06-15 1978-06-20 Milliken Research Corporation Apparatus for the application of liquids to moving materials

Also Published As

Publication number Publication date
FI76126B (fi) 1988-05-31
IT1188993B (it) 1988-01-28
ES260015Y (es) 1982-12-16
NO152052C (no) 1985-07-24
ATA606080A (de) 1987-04-15
KR830004488A (ko) 1983-07-13
AU540497B2 (en) 1984-11-22
IE802472L (en) 1981-06-13
DE3046544C2 (de) 1986-04-17
ES8205899A1 (es) 1982-08-01
NL185097C (nl) 1990-01-16
LU82998A1 (fr) 1981-07-23
ES497671A0 (es) 1982-08-01
DK502880A (da) 1981-06-14
IL61672A0 (en) 1981-01-30
IT8050348A1 (it) 1982-06-11
DK158798B (da) 1990-07-16
CH676408B5 (nl) 1991-07-31
IE50575B1 (en) 1986-05-14
GB2102462B (en) 1984-08-01
PT72180A (en) 1981-01-01
IT8050348A0 (it) 1980-12-11
DE3046544A1 (de) 1981-09-10
ES260015U (es) 1982-05-16
CH676408GA3 (nl) 1991-01-31
NO152052B (no) 1985-04-15
NZ195711A (en) 1985-01-31
GR72533B (nl) 1983-11-17
GB2065035B (en) 1984-07-25
KR850001670B1 (ko) 1985-11-13
NO803708L (no) 1981-06-15
FR2477908B1 (fr) 1986-07-04
GB2065035A (en) 1981-06-24
AU6525680A (en) 1981-06-18
NL185097B (nl) 1989-08-16
MX156192A (es) 1988-07-20
DK158798C (da) 1990-12-31
BR8008159A (pt) 1981-06-30
AT384441B (de) 1987-11-10
GB2102462A (en) 1983-02-02
FR2477908A1 (fr) 1981-09-18
PT72180B (en) 1982-01-05
FI76126C (fi) 1988-09-09
IL61672A (en) 1986-08-31
FI803742L (fi) 1981-06-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4499637A (en) Method for the production of materials having visual surface effects
US5202077A (en) Method for removal of substrate material by means of heated pressurized fluid stream
JPH0258390B2 (nl)
US4418451A (en) Methods for the production of multi-level surface patterned materials
CA1162039A (en) Apparatus for imparting visual surface effects to relatively moving materials
NL8006685A (nl) Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van materialen met visuele oppervlakeffekten.
US4264644A (en) Method for coating textile bases with powdery synthetic material
US5045342A (en) Independent heat moisture control system for gloss optimization
US5865933A (en) Method for selectively carving color contrasting patterns in textile fabric
JPS6218665B2 (nl)
US4947528A (en) Method and apparatus to erect pile fibers
US4052796A (en) Process and apparatus for the continuous finishing of webs of textiles, artificial leather and the like
US2718065A (en) Humidifying apparatus
DE69120144T2 (de) Verfahren und Vorrichtung zur Erwärmung von Textilmaterialien durch Behandlungsmittel
US3496647A (en) Dryer for fabrics and the like
EP0099639A1 (en) Apparatus and method for visual surface effect enhancement
US3747174A (en) Process and apparatus for the continuously densifying nonwoven webs
IE50576B1 (en) Method of raising the pile of a pile fabric
RU2123548C1 (ru) Устройство для непрерывной обработки длинномерного материала
EP0537395A1 (en) Method and apparatus for removal of substrate material by means of heated pressurized fluid stream
TW313605B (nl)
CA2055118A1 (en) Method and apparatus for removal of substrate material by means of heated pressurized fluid stream
JPH05132850A (ja) 基体材料の処理方法、処理装置及びそれにより製造されるパイル織物
IE52575B1 (en) Improved apparatus for imparting visual surface effects to relatively moving materials

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20001209