NL8005417A - Weerstandselement voor elektrische verwarming. - Google Patents

Description

P & c W 2313-10 Ned.

* r

Weerstandselement voor elektrische verwarming.

De uitvinding heeft betrekking op een weerstandselement voor elektrische verwarming in het bijzonder voor het verwarmen van gasvormige media, met een warmtegeleiderdrager uit isolatiemateriaal en met een meandervormig met windingsbochten en windingsbenen gebogen warmtegeleider 5 uit weerstandsdraad, waarbij de windingen van de warmtegeleider in wezen in één vlak aangebracht en de naar de warmtegeleiderdrager toegekeerde binnenste windingsbochten in het gebied van de omtreksrand van de warmtegeleiderdrager bevestigd zijn.

Onder een meandervormige schroeflijn of spiraal wordt in het 10 kader van de uitvinding een schroeflijn- of spiraalvorm verstaan, waarbij de warmtegeleider, die zowel een ronde alsook een rechthoekige doorsnede kan bezitten, in wezen in een vlak zig-zagvormig gewonden en aan de daarbij ontstane windingsbochten aan de warmtegeleiderdrager bevestigd is.

De bevestiging kan op verschillende wijzen, bijvoorbeeld door middel van 15 krammen, oogjes, klinknageltjes, door overeenkomstige ombuiging van de punten van de spiraalwinding, etc. geschieden. In elk geval resulteert er een inrichting, waarbij de windingsbenen straalvormig in wezen loodrecht op de contourlijn van de warmtegeleiderdrager verlopen en zich in een omgevingsbereik van in wezen gelijkvormige breedte om de warmtege-20 leiderdrager uitstrekken. De hoofdlijnen van de warmtegeleiderdrager en het omtreksgedeelte waarover de schroeflijn of spiraal zich uitstrekt, kunnen op zich in vergaande mate willekeurig zijn. Bij de toepassing voor axiale of ronde ventilatoren, waarop de uitvinding in.hstbLjancfer betrekking heeft, bestrijkt de warmtegeleiderdrager een in wezen cirkelvormig gebied 25 en strekt de spiraal of schroeflijn zich in wezen over de gehele omtrek uit. Het vlak van de spiraal ligt daarbij uiteraard in wezen loodrecht op de aanstroomrichting van de te verwarmen lucht.

Bij een bekend weerstandselement voor elektrische verwarming van het hiervoor genoemde type (vergelijk Duits octrooischrift 11 85 743) 30 bestaat de (binnenste) warmtegeleiderdrager uit een cilindersectie, is bovendien een uitwendige warmtegeleiderdrager eveneens in de vorm van een cilindersectie aanwezig en zijn de spiraalpunten zowel aan de binnen-als aan de buitenzijde aan de warmtegeleiderdragers bevestigd. Het spiraalvlak ligt daarbij in wezen loodrecht op de gemeenschappelijke 35 cilinderas van de beide warmtegeleiderdragers. Ter bevestiging zijn de spiraalpunten of -bochten daarbij in overeenkomstige tegenover elkaar gelegen uitsparingen in de warmtegeleiderdragers aangebracht. Dit bekende weerstandselement heeft in de praktijk uitstekend voldaan. Een nadeel 0 Λ n R /. Λ 7 t - 2 - bestaat echter hierin, dat in het bijzonder bij de toegelichte uitvoeringsvorm, waarvan het bestreken grondvlak cirkelvormig is, de vervaardiging relatief duur is en slechts in geringe mate een mechanisatie toelaat.

5 Overigens kent men weerstandsverwarmingselementen van een ander type (vergelijk het Duitse Offenlegungsschrift 24 07 588), waarbij de warmtegeleiderdrager meerdere stervormig opgestelde, in U-vormige vasthoud-lippen door draagringen vastgehouden platen uit isolatiemateriaal bezit en een conventionele spiraalwikkeling over de platen uit isolatiemateriaal 10 gespannen is. De vervaardiging van dit weerstandsverwarmingselement van het andere type is eveneens relatief duur, bovendien bestaat er bij het gevaar, dat bij een breuk in de spiraal spanningsvoerende spiraalsecties met het huis in kontakt komen of zelfs door openingen in het huis naar buiten steken, wanneer al niet met verdere extra kosten in de zig-zag 15 spiraal ingevoerde draagdraden aangebracht worden.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag een weerstands-element van het in de aanvang beschreven type aan te geven, dat met geringe kosten uit een klein aantal verschillende onderdelen en met de mogelijkheid tot verdergaande mechanisatie vervaardigd kan worden.

20 Dit probleem wordt volgens de uitvinding daardoor opgelost, dat de warmtegeleiderdrager als vlakke plaat uitgevoerd en met de windingen van de warmtegeleider in wezen co-planair is en dat de van de warmtegeleiderdrager afgekeerde buitenste windingsbochten zonder bevestiging, vrijdragend aangebracht zijn. Aldus zorgt de uitvinding er voor, dat de buitenste 25 spiraalbochten vrij van de warmtegeleiderdrager afstaan en enkel de binnenste spiraalbochten aan de warmtegeleiderdrager, en wel als regel op de loodrecht op de as staande kopse zijde ervan bevestigd zijn. De bevestiging geschiedt bij voorkeur door middel van oogjes, nietjes of dergelijke. Dit kan uit fabrikagetechnische redenen eenvoudig geschieden en kan in ver-30 gaande mate gemechaniseerd worden, en vergt ook bij verschillende wijzen van uitvoering wat betreft de afmetingen, elektrische energie etc. een minimum aan diverse onderdelen. Ofschoon bij een weerstandsverwarmingselement volgens de uitvinding de buitenste windingsbogen niet ondersteund zijn, blijkt in de praktijk verrassenderwijze, dat zelfs onder de mechanische 35 invloed van de er door stromende, te verwarmen lucht een onberispelijk stabiele ligging van de windingen bereikt wordt.

In de regel wordt de warmtegeleiderdrager zoals hiervoor beschreven binnen de warmtegeleiderspiraal aangebracht, waarbij zoals hierboven toegelicht de binnenste spiraalbochten aan de warmtegeleiderdrager 8005417 * *- - 3 - bevestigd worden. Principieel bestaat er echter ook de mogelijkheid tot omkering zodanig dat de buitenste windingsbochten aan een de winding omgevende warmtegeleiderdrager bevestigd zijn.

Weliswaar is het bij inrichtingen van het andere type, namelijk 5 bij broodroosters bekend (vergelijk het Amerikaanse octrooischrift 3.283.128) meandervormige warmtegeleiderwindingen slechts eenzijdig door oogjes met een vasthoudstrook uit isolatiemateriaal te verbinden. Zelfs daarbij zijn de van de vasthoudstrook afgewende windingspunten door middel van een isolatiestrook ter stabilisatie vastgelegd. Ben aansporing 10 tot verdere ontwikkeling van weerstandsverwarmingselementen voor warme luchttoestellen is daarvan niet uitgegaan, en wel vooral daarom omdat bij warmte luchttoestellen een aanzienlijke mechanische belasting van de windingen door het aanstromen van de te verwarmen lucht bestaat. Om deze reden heeft men tot dusverre bij weerstandsverwarmingselementen van de 15 in de aanvang beschreven constructie voor warme luchttoestellen zonder uitzondering de windingsbochten aan weerszijden vastgezet.

Op gebruikelijke wijze streeft men bij de warme luchttoestellen, waarvoor de weerstandsverwarmingselementen volgens de uitvinding aangebracht zijn, naar een hoge warmteopbrengst, die meer of minder gelijk-20 matig over de stromingsdoorsnede verdeeld is, waarin de warmtegeleider zich uitstrekt. Dit kan tot problemen met betrekking tot het randbereik van de warmtegeleiderdrager leiden, waaraan de windingsbochten van de warmtegeleider bevestigd zijn en waar dientengevolge een relatief hoge concentratie van het omgezette elektrische vermogen met overeenkomstige 25 warmtebelasting van het dragermateriaal optreedt. Dit geldt in het bijzonder dan wanneer de warmtegeleiderwindingen niet lineair naast elkaar maar om de contourlijn van de warmtegeleiderdrager rondgaande zoals in het geval van een ronde ventilator aangébracht zijn. De daarmee gepaard gaande divergerende opstelling van de afzonderlijke windingen heeft tot gevolg, 30 dat in het buitenste gebied de afstanden tussen naburige windingen naar verhouding groot zijn en dientengevolge slechts een naar verhouding geringe energiedichtheid bestaat. Dit kan weliswaar door vergroting van de windingsdichtheid verholpen worden, maar leidt in het binnenste gebied tot een overeenkomstige verhoging van de vermogensdichtheid en daarmee 35 tot een ontoelaatbare warmtebelasting van warmtegeleider en warmtegeleiderdrager. Een over de gehele stromingsdoorsnede gelijkmatige energie-afgifte is daarmee zonder meer niet te bereiken. Aan deze problemen, die zich in het bijzonder bij verwarmingselementen voor ronde ventilatoren o.d. voordoen, kan door een bijzonder voordelige vormgeving van het ρη η ς l 1 7 - 4 - weerstandsverwarmingselement volgens de uitvinding tegemoet gekomen worden, die tot kenmerk heeft, dat tussen de net de binnenste windingsbochten aan de warmtegeleiderdrager bevestigde windingen naar de warmtegeleiderdrager toegekeerde vrije windingen van tegenover de bevestigde windingen van 5 geringer lengte inschakeld zijn. Mét "vrije" windingen zijn windingen bedoeld, die niet anders dan de gebruikelijke "vastgemaakte" windingen verlopen, echter niet aan de warmtegeleiderdrager bevestigd zijn, maar op grond van kortere beenlengte met hun windingsbochten op meer of minder grote afstand van de rand van de warmtegeleiderdrager eindigen, terwijl 10 de buitenste windingsbochten van de totale windingen op in wezen gelijkmatige afstand van de rand van de warmtegeleiderdrager liggen. Al naar gelang de eisen die aan afzonderlijke gevallen gesteld kunnen worden, kunnen telkens tussen twee bevestigde windingen één of ook meerdere vrije windingen ingeschakeld worden. Een optimale warmteopbrengst zonder 15 thermische overbelasting van de warmtegeleiderdrager kan daardoor verkregen worden, dat de vrije windingen zich in wezen tot aan de rand van de warmtegeleiderdrager uitstrekken. Een beoogde beïnvloeding van de verdeling van de warmteopbrengst over de stromingsdoorsnede is door geschikte keuze van de beenlengte van de vrije windingen mogelijk. Een 20 nog verder gaande optimalisering van de verdeling van de warmteopbrengst over de stromingsdoorsnede kan daardoor verkregen worden, dat de vrije windingen afwisselend verschillende lengten bezitten. In elk geval bieden de beschreven uitvoeringsvormen de mogelijkheid zonder thermische overbelasting van de warmtegeleiderdrager in het randgebied, waarin de 25 windingen bevestigd zijn, een wezenlijk hogere vermogensdlchtheid in de stromingsdoorsnede te bereiken en in het bijzonder ook de verdeling van de vermogensdichtheid bewust te beïnvloeden. Tegelijkertijd blijkt dat een volgens de uitvinding uitgevoerde warmtegeleider een verrassende mechanische stabiliteit bezit, die met het oog op de aanstroming op de 30 te verwarmen lucht wezenlijk is.

De hiervoor toegelichte inschakeling van vrije windingen tussen de vastgemaakte windingen kan - tenminste in het geval van telkens een vrije winding tussen naburige vastgemaakte windingen - ook opgevat worden als vervorming van een conventionele meanderspiraal zodanig dat de 35 buitenste, niet bevestigde windingsbochten - onder verdubbeling van het totale aantal der windingsbochten - naar binnen ingeklapt zijn. In de opvatting van een dergelijke spiraalvervorming heeft de uitvinding verdere uitvoeringsvormen op het oog. Zo bestaat de- mogelijkheid, dat de vrije windingen ten opzichte van het vlak van warmtegeleiderdrager en 8005417 - 5 - vastgemaakte windingen onder een scherpe hoek (Of) hellend verlopen, die met andere woorden dus niet precies in het vlak van de zig-zag spiraal liggen. Daardoor kan de warmtebelasting van warmtegeleiderdrager en warmtegeleiderdraad in het binnenste bereik door tegengestelde warmte-5 instraling verder verminderd worden, terwijl met betrekking tot de warmteafgifte aan de er door stromende lucht en tot de stromingsweerstand van het verwarmingselement zelfs verbeteringen ontstaan. In de regel is de hoek, die de vrije windingen met het door warmtegeleiderdrager en bevestigde windingen bepaalde spiraalvlak insluiten, naar verhouding klein 10 en bij voorkeur zodanig bemeten, dat de afstand van de windingsbochten van de vrije windingen vanaf het spiraalvlak kleiner of ten hoogste gelijk is aan de zijdelingse afstand van naburige windingsbochten.

Een verdere voordelige mogelijkheid van de zig-zag spiraalvervorming bestaat daarin de windingen zodanig uit te voeren, dat de 15 windingen in een langsdoorsnede loodrecht op de warmtegeleiderdrager gegolfd verlopen, waarbij bij voorkeur een zodanige golving slechts aan de bevestigde windingen aangebracht wordt. Deze uitvoeringsvorm biedt de mogelijkheid een verhoogde warmteafgifte in de stromingsdoorsnede onder te brengen en leidt bovendien tot een effectieve stabilisatie van de 20 windingen.

Weerstandsverwarmingselementen volgens de uitvinding bieden op grond van de in wezen vlakke uitvoering en inrichting van warmtegeleiderdrager en warmtegeleiders op bijzonder eenvoudige wijze de mogelijkheid tot meervoudige toepassing, wanneer met een verwarmingselement een verlangde 25 warmteopbrengst niet kan worden behaald of met verwarmingselementen van één en hetzelfde type verschillende warmteopbrengsten gerealiseerd moeten worden. Een dergelijke meervoudige toepassing wordt volgens de uitvinding gekenmerkt door tenminste twee evenwijdig naast elkaar opgestelde warmte-geleiderdragers met warmtegeleiders alsmede door een stervormig vasthoud-30 element met in wezen loodrecht op de warmtegeleiderdragers verlopende vasthoudarmen, waarbij de warmtegeleiderdragers aan tenminste elk twee vasthoudarmen bevestigd zijn. Uit stabiliteitsoverwegingen verdient het aanbeveling, dat de aan een gemeenschappelijke warmtegeleiderdrager toegevoegde vasthoudarmen aan het vasthoudelement diametraal tegenover elkaar 35 staande aangebracht zijn. De opstelling kan bijvoorbeeld zo uitgevoerd worden, dat de vasthoudarmen naar tegengestelde zijden van het vasthoudelement uitsteken, zodat deze tussen twee warmtegeleiderdragers opgesteld is. Voordeliger is echter een uitvoeringsvorm, waarbij de warmtegeleider- on ηü l 1 7 - 6 - dragers elk een centrale opening bezitten; dat de verschillende warmte-geleiderdragers bijbehorende vasthoudarmen van diverse lengten bezitten en met zijn alle naar dezelfde zijde van het vasthoudelement gekeerd zijn; en dat de aan de ten opzichte van het vasthoudelement verder gelegen 5 warmtegeleiderdragers toegevoegde vasthoudarmen door de openingen van de ten opzichte van het vasthoudelement dichterbij gelegen warmtegeleiderdragers heen grijpen. Bij deze uitvoeringsvorm bevinden zich de gezamenlijke warmtegeleiderdragers aan dezelfde zijde van het vasthoudelement. Het vasthoudelement zelf is daarbij als het ware potvormig opgebouwd en kan 10 zowel voor het opnemen van een ventilatormotor als ook gelijktijdig ter bevestiging aan het huis toegepast worden. Een overeenkomstige uitvoeringsvorm en inrichting van het vasthoudelement blijkt ook bij het inschakelen van slechts één warmtegeleiderdrager voordelig te zijn.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van de figuren der 15 bijgaande tekeningen nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een weerstandsverwarmingselement voor een ronde ventilator in bovenaanzicht; figuur 2 toont het voorwerp van figuur 1 met aangebrachte ventilatormotor; en 20 figuur 3 toont verscheidene uitvoeringsvormen van de warmtegeleider.

De figuren 1 en 2 tonen een voor een ronde ventilator, gedachte opstelling van weerstandsverwarmingselementen, waarbij twee van dergelijke weerstandsverwarmingselementen 1 evenwijdig aan elkaar resp. in de richting van de ventilatoras 2 achter elkaar opgesteld zijn. Elk der weerstands-25 elementen 1 bestaat uit een warmtegeleider 3 in de vorm van een vlakke plaat van eirkelvormig grondoppervlak uit isolatiemateriaal en een meandervormig volgens een zig-zag spiraal verlopende warmtegeleider 4 uit weerstandsdraad. De warmtegeleider 4 bezit op grond van zijn meandervormige spiraalvorm buitenste windingsbichten 5 alsmede binnenste windings-30 bochten 6, die naar de warmtegeleiderdrager 3 toegekeerd en in het randbereik daarvan door middelvan oogjes 7 bevestigd zijn. De van de warmtegeleiderdrager 3 afgekeerde buitenste windingsbochten 5 staan zonder bevestiging vrijdragend van de warmtegeleiderdrager 3 af. Tussen binnenste en buitenste windingsbochten 5, 6 strekken zich windingsbenen 8 uit, 35 waarvan de lengte in wezen de radiale uitgestrektheid van de warmtegeleider 4 bepaalt. De warmtegeleiderdrager 3 en de zig-zag spiraalvorm!ge warmtegeleider 4 liggen in wezen in een gemeenschappelijk vlak.

De beide bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld aanwezige 8005417 » 4 - 7 - weerstandsverwarmingselementen 1 zijn door een vasthoudelement 9 met elkaar verbonden, dat stervormig met vasthoudarmen 10 uitgevoerd is, die vervolgens in een aan de warmtegeleiderdragers 3 evenwijdig vlak en in aansluiting daarop in wezen loodrecht op de warmtegeleiderdragers 5 verlopen. Elke warmtegeleiderdrager 3 is telkens aan twee diametraal tegenover elkaar gelegen vasthoudarmen 10 bevestigd. Zoals vooral figuur 2 duidelijk toont is het vasthoudelement 9 potvormig zodanig uitgevoerd,, dat de gezamenlijke vasthoudarmen 10 naar één en dezelfde zijde van het vasthoudelement 9 gekeerd zijn. De vasthoudarmen 10, die aan één 10 en dezelfde warmtegeleiderdrager 3 toegevoegd zijn, bezitten uiteraard onderling gelijke lengte, terwijl de aan verschillende warmtegeleiderdragers 3 toegevoegde vasthoudarmen 10 overeenkomstig de aanwezige afstand tussen de weerstandsverwarmingselementen 1 verschillende lengten bezitten. De warmtegeleiderdragers 3 bezitten elk een centrale opening 11, die in het uitvoeringsvoorbeeld in wezen ruitvormig uitgevoerd is.

De vasthoudarmen 10',waaraan de van het vasthoudelement 9 verder gelegen warmtegeleiderdrager 3' bevestigd is, grijpen door de opening 11 van de ten opzichte van het vasthoudelement 9 die hterbij gelegen warmtegeleiderdrager 3 heen. Daartoe zijn de ruitvormige openingen 11 ten opzichte van elkaar over circa 90° verdraaid. Een ventilatormotor 12 met ventilator-vleugels is tussen de vasthoudarmen 10 ingebracht en aan het vasthoudelement 9 bevestigd. Daardoor ontstaat een buitengewoon compacte en gemakkelijk te monteren constructie. Het vasthoudelement 9 is voorts met bevestigingselementen voor de montage in een ventilatorhuis voorzien; ^ dit is niet in detail weergegeven.

Tussen en loodrecht op de warmtegeleiderdragers 3 strekt zich een radiaal opgestelde aansluitplaat 14 uit isolatiemateriaal uit, die warmteprotectieschakelaar 15 en aansluitelementen 16 draagt. De aansluitplaat 14 is door elektrisch geleidende verbindingslippen 17, die tegelijker-30 tijd de elektrische verbinding met de warmtegeleiders 4 tot stand brengen, met de warmtegeleiderdragers 3 verbonden, in het uitvoeringsvoorbeeld vastgeniet.

Bij de weergegeven uitvoeringsvoorbeelden is de warmtegeleider 4 op bijzondere wijze volgens zig-zag lijnen gespiraliseerd. Dat wordt hieronder aan de hand van de figuren 1 en 3 toegelicht. Zoals figuur 1 toont zijn tussen de hiervoor reeds behandelde binnenste windingsbochten 6 die aan de warmtegeleiderdrager 3 bevestigd zijn, verdere naar de warmtegeleiderdrager 3 toegekeerde windingen ingeschakeld, die in het 80 05 4 1 7 - 8 - kader van de uitvinding als vrije windingen 18 aaangeduid worden en ten opzichte van de bevestigde windingen een geringere lengte bezitten. Bij het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 1 strekken de vrije windingen 18 zich in wezen tot aan de rand van de warmtegeleiderdrager 3 uit, zonder echter 5 daarmede kontakt te maken. Overigens toont figuur 2, dat de vrije windingen 18 ten opzichte van het vlak van de betreffende warmtegeleiderdrager 3 onder een scherpe hoek hellend zijn, en weliswaar aan de beide verwarmingselementen 1 tegen elkaar in en naar de tussenruimten toe. Dit leidt tot bijzonder gunstige aërodynamische verhoudingen en verschaft 10 bovendien een bescherming van de vrije windingen 18 tegen deformaties door mechanische belasting.

Figuur 3 toont verschillende verdere uitvoeringsvormen voor het zig-zag spiraliseren van de warmtegeleider 4. In figuur 3a is weergegeven dat de vrije windingen 18 ook afwisselend verschillende lengten kunnen 15 bezitten. Een vrije winding 18' van relatief geringe beenlengte volgt telkens op een aan de warmtegeleiderdrager bevestigde winding 6 resp. op een vrije winding 18" van relatief grote beenlengte, die tot in de buurt van de warmtegeleiderdrager 3 reikt. Figuur 3b toont de warmtegeleider volgens figuur 3a in een langsdoorsnede loodrecht op de 20 warmtegeleiderdrager 3. Men ziet hoe de vrije windingen 18', 18" ten opzichte van het vlak van de warmtegeleiderdrager 3 en bevestigde windingen 6 onder een scherpe hoekoc' resp. oc" in tegengestelde richtingen hellend verlopen.

In figuur 3c is de mogelijkheid weergegeven de windingen en wel 25 in het uitvoeringsvoorbeeld slechts de naar het inwendige gekeerde windingsbocht 6, in een langsdoorsnede loodrecht op de warmtegeleiderdrager van een golving te voorzien, terwijl de vrije windingen 18 in wezen recht verlopen.

Bij de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen liggen de buiten-30 ste windingsbochten 5 in wezen op gelijkmatige afstand van de rand van de warmtegeleiderdrager 3. Hiervan afwijkend toont figuur 3d een uitvoeringsvorm, -waarbij de tussen telkens twee naburige vrije windingen 18 liggende buitenste windingsbochten 19 ten opzichte van de warmtegeleiderdrager 3 een grotere afstand bezitten dan de op de bevestigde binnenste windings-35 bochten 6 aansluitende buitenste windingsbochten 5.

8005417

Claims (8)

1. Weerstandselement voor elektrische verwarming in het bijzonder voor het verwarmen van gasvormige media, met een warmtegeleiderdrager uit isolatiemateriaal en met een meandervormig met windingsbochten en windings-benen gebogen warmtegeleider uit weerstandsdraad, waarbij de windingen 5 van de warmtegeleider in wezen in één vlak aangebracht en de naar de warmtegeleiderdrager toegekeerde binnenste windingsbochten in het gebied van de omtreksrand van de warmtegeleiderdrager bevestigd zijn, met het kenmerk, dat de warmtegeleiderdrager (3) als vlakke plaat uitgevoerd en met de windingen van de warmtegeleider (4) in wezen co-planair is en dat 10 de van de warmtegeleiderdrager (3) afgekeerde buitenste windingsbochten (5) zonder bevestiging, vrijdragend aangebracht zijn.

2. Weerstandselement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen de met de binnenste windingsbochten (6) aan de warmtegeleiderdrager (3) bevestigde windingen naar de warmtegeleiderdrager (3) toegekeerde 15 vrije windingen (18) van tegenover de bevestigde windingen (6) van geringer lengte ingeschakeld zijn.

3. Weerstandselement volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de vrije windingen (18) zich in wezen tot aan de rand van de warmtegeleiderdrager (3) uitstrekken.

4. Weerstandselement volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de vrije windingen (18) afwisselend verschillende lengten bezitten.

5. Weerstandselement volgens één der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de vrije windingen (18) ten opzichte van het vlak van warmtegeleiderdrager (3) en vastgemaakte windingen (6) onder een scherpe 25 hoek (OC) hellend verlopen.

6. Weerstandselement volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de windingen in een langsdoorsnede loodrecht op de warmtegeleiderdrager (3) gegolfd verlopen.

7. Weerstandselement volgens één der voorafgaande conclusies, 30 gekenmerkt door tenminste twee evenwijdig naast elkaar opgestelde warmte-geleiderdragers (3) met warmtegeleiders (4) alsmede door een stervormig vast-houdelement (9) met in wezen loodrecht op de warmtegeleiderdragers (3) verlopende vasthoudarmen (10), waarbij de warmtegeleiderdragers (3) aan tenminste elk twee vasthoudarmen (10) bevestigd zijn.

8. Weerstandselement volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de warmtegeleiderdragers (3) elk een centrale opening (11) bezitten; dat de verschillende warmtegeleiderdragers (3) bijbehorende vasthoudarmen (10) van diverse lengten bezitten en met zijn alle naar dezelfde zijde van 8005417 - 10 - het vasthoudelement (9) gekeerd zijn; en dat de aan de ten opzichte van het vasthoudelement (9) verder gelegen warmtegeleiderdragers (3) toegevoegde vasthoudarmen (10) door de openingen (11) van de ten opzichte van het vasthoudelement (9) dichterbij gelegen warmtegeleiderdragers (3) 5 heen grijpen. 8005417