NL8004344A - Elektrisch aangedreven, met wrijflassen werkend bindgereedschap. - Google Patents

Elektrisch aangedreven, met wrijflassen werkend bindgereedschap. Download PDF

Info

Publication number
NL8004344A
NL8004344A NL8004344A NL8004344A NL8004344A NL 8004344 A NL8004344 A NL 8004344A NL 8004344 A NL8004344 A NL 8004344A NL 8004344 A NL8004344 A NL 8004344A NL 8004344 A NL8004344 A NL 8004344A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
strip
axis
overlapping
release
shaft
Prior art date
Application number
NL8004344A
Other languages
English (en)
Other versions
NL190061C (nl
NL190061B (nl
Original Assignee
Signode Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Signode Corp filed Critical Signode Corp
Publication of NL8004344A publication Critical patent/NL8004344A/nl
Publication of NL190061B publication Critical patent/NL190061B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL190061C publication Critical patent/NL190061C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65BMACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
    • B65B27/00Bundling particular articles presenting special problems using string, wire, or narrow tape or band; Baling fibrous material, e.g. peat, not otherwise provided for
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65BMACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
    • B65B13/00Bundling articles
    • B65B13/18Details of, or auxiliary devices used in, bundling machines or bundling tools
    • B65B13/24Securing ends of binding material
    • B65B13/32Securing ends of binding material by welding, soldering, or heat-sealing; by applying adhesive
    • B65B13/327Hand tools
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65BMACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
    • B65B13/00Bundling articles
    • B65B13/18Details of, or auxiliary devices used in, bundling machines or bundling tools
    • B65B13/24Securing ends of binding material
    • B65B13/32Securing ends of binding material by welding, soldering, or heat-sealing; by applying adhesive
    • B65B13/322Friction welding
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T156/00Adhesive bonding and miscellaneous chemical manufacture
    • Y10T156/12Surface bonding means and/or assembly means with cutting, punching, piercing, severing or tearing
    • Y10T156/1313Cutting element simultaneously bonds [e.g., cut seaming]

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Basic Packing Technique (AREA)
  • Lining Or Joining Of Plastics Or The Like (AREA)
  • Pressure Welding/Diffusion-Bonding (AREA)

Description

Η.O. 29215 1
Elektrisch aangedreven, meywrijflassen werkend bindgereed-schap.
De uitvinding heeft betrekking op een automatisch bedreven, zelfwerkend bindgereedschap voor het aantrekken en spannen van een lus uit een thermoplastisch bindelement rond een verpakking of een ander artikel en voor het ver-5 volgens hechten van de overlappende segmenten van de bind-elementlus door middel van een wrijf las.
Er is reeds een aantal bindgereedschappen ontwikkeld waarmee de uiteinden van een thermoplastisch bindelement rond een verpakking door middel van een wrijflas worden ge-10 koppeld. Verwezen wordt naar de Amerikaanse oetrooischrif-ten 3.442.752, 5-442.735, 3.442.735, 3.554.845, 3.586.572, 3·709*758 en 4.001.064. Bovendien zijn er gereedschappen ontwikkeld voor het door middel van wrijflassen aan elkaar bevestigen van twee van vellen plastic. Een voorbeeld van 15 een dergelijk gereedschap is te vinden in het Amerikaanse octrooischrift 3.586.590.
Ondanks het feit dat sommige van de in de bovengenoemde octrooischriften beschreven uitvindingen zijn uitgevoerd als commerciële produkten blijft er toch een behoefte 20 bestaan aan een gereedschap waarmee een thermoplastische bindlus tot een relatief hoog spanningsniveau kan worden gespannen en de overlappende segmenten van het bindelement door middel van wrijflassen kunnen worden gehecht welk gereedschap relatief eenvoudig te bedienen en te hanteren 25 moet zijn bij het binden van artikelen van variërende afmetingen en vorm.
Het heeft verder voordelen wanneer een gereedschap kan worden verschaft waarin het lassen van de overlappende bindelementsegmenten kan worden uitgevoerd in een niet 30 onder spanning staand gebied van een van de overlappende bindelementsegmenten. In dit verband is het verder wenselijk om een gereedschap te verschaffen waarin een van de overlappende bindelementsegmenten ten opzichte van het andere vaststaande bindelementsegment heen en weer kan worden be-35 wogen in een richting loodrecht op de bindelementenlengte-richting. Een dergelijke transversale las brengt geen kromming teweeg in een of beide overlappende, bindelementseg- önn lt ll 2 menten en draagt derhalve niet hij aan het losser maken van een hindelementlus of het verzwakken van de lus.
Het gereedschap volgens de uitvinding is relatief licht van gewicht en compact van uitvoering, zodat het ge-5 reedschap gemakkelijk kan worden gehanteerd en gedurende langere tijd kan worden gebruikt zonder dat de gebruiker vermoied raakt. In de voorkeursuitvoeringsvorm wordt het gereedschap elektrisch bedreven voor het aantrekken en spannen van een lus uit een thermoplastisch bindelement 10 welk bindelement rond een artikel is aangebracht met elkaar overlappende bindelementsegmenten. Het gereedschap gaat automatisch verder met het vervaardigen van een wrijf las bij de overlappende bindelementsegmenten en het scheiden van het achterste bindelementgedeelte van de lus. Om deze 15 handelingen uit te voeren is het gereedschap voorzien van middelen voor het aantrekken van de lus, een omkeerbare motor die aanvankelijk in een eerste richting roteert en vervolgens in een tweede richting roteert, een aandrijfas, welke sequentieel in de eerste en tweede rotatierichting 20 wordt aangedreven door de omkeerbare motor voor het samenwerken met en bedienen van de aantrekmiddelen voor het aantrekken van de bindelementlus alleen wanneer de aangedreven as in de eerste richting wordt geroteerd, detectie- en stuurmiddelen voor het detecteren van een vooraf bepaald 25 spanningsniveau in de aangetrokken bindelementlus en voor het omkeren van de rotatierichting van de motor voor het wijzigen van de rotatierichting van de aandrijfas van de eerste rotatierichting naar de tweede rotatierichting, en middelen reagerend op de rotatie van de aandrijfas in de 50 tweede richting voor het tegen elkaar persen van de overlappende bindelementsegmenten nadat de bindelementlus is aangetrokken tot het vooraf bepaalde spanningsniveau en voor het bewegen van tenminste een van de overlappende bindelementsegmenten ten opzichte van het andere bindelement-35 segment teneinde bij de overlappende segmenten een wrijf las tot stand te brengen.
Een zaagbladmechanisme is aanwezig voor het afsnijden van het achterste deel van de bindelementlus voor of tijdens het vervaardigen van de las.
40 Diverse voordelen en verdere kenmerken van de uitvin- 800 4 3 44 *- i 3 ding zullen duidelijk worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving vaneen in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm van de uitvinding.
In de figuren zijn overeenkomstige onderdelen met de-5 zelfde referentiecijfers aangeduid.
Figuur 1 toont een zijaanzicht van het gereedschap volgens de uitvinding waarbij het gereedschap geïllustreerd is op een artikel in de aanspannende positie waarbij ter verduidelijking ook inwendige delen zijn aangeduid.
10 Figuur 2 toont een gedeeltelijk opengewerkt vooraan zicht met inwendige details van de inrichting uit figuur 1.
Figuur 3 toont op andere schaal een deeldoorsnede volgens de üjn 3-3 in figuur 2 waarbij het gereedschap zich bevindt in de aantrekkende positie.
15 Figuur 4 toont een soortgelijk aanzicht als figuur 3 maar nu met het gereedschap in de hechtpositie met gespannen bindelement.
Figuur 5 toont een deeldoorsnede volgens de lijn 5-5 in figuur 3» 20 Figuur 6 toont een deeldoorsnede van het zaagbladge- bied van het gereedschap geïllustreerd in figuur 5 waarbij het bovenste overlappende bindelementsegment tegen het zaagblad wordt geduwd.
Figuur 7 toont een deeldoorsnede volgens de lijn 7-7 25 in figuur 4.
Figuur 8 toont een deeldoorsnede volgens de lijn 8-8 in figuur 4.
Figuur 9 toont een deeldoorsnede volgens de lijn 9-9 in figuur 7· 30 Figuur 10 toont een soortgelijk aanzicht als figuur 9 maar nu is het stripaandrukelement bewogen in een richting tegengesteld aan die in figuur 9·
Figuur 11 toont een deeldoorsnede van de vrijgeefring met poolmechanisme geïllustreerd in figuur 5? maar met de 35 eerste aandrijfas roterend in een richting tegengesteld aan de richting in figuur 5·
Figuur 12 illustreert een deeldoorsnede soortgelijk aan die van figuur 3 maar nu bij een gereedschap met een tweede uitvoeringsvorm van een zaagblad en met het aandrukelement 40 en het zaagblad in de omhoog geplaatste stripontvangst- 800 4344 4 positie.
Figuur 13 toont een deeldoorsnede soortgelijk aan die van figuur 8 maar nu bij het gereedschap uit figuur 12 met de tweede uitvoeringsvorm van het zaagblad.
5 Figuur 14 toont een soortgelijk aanzicht als figuur 5 maar nu bij het gereedschap van figuur 12 met de tweede uitvoeringsvorm van het zaagblad in de omhoog geplaatste positie.
Figuur 15 toont een soortgelijk aanzicht als figuur 7 10 maar nu bij het gereedschap van figuur 12 met de tweede uitvoeringsvorm van het zaagblad in de neergelaten positie.
Alhoewel de uitvinding in een groot aantal verschillende uitvoeringsvormen in praktijk kan worden gebracht zijn in de figuren enkele specifieke uitvoeringsvormen getoond 15 waarbij het duidelijk zal zijn dat deze uitvoeringsvormen slechts als voorbeeld zijn gegeven en dat de uitvinding niet tot deze uitvoeringsvormen is beperkt.
De inrichting volgens de uitvinding heeft enkele conventionele aandrijfmechanismen en stuurmechanismen waarvan 20 de details, alhoewel ze niet volledig zijn geïllustreerd beschreven, duidelijk zullen zijn voor de deskundige die de noodzakelijke functies van dergelijke mechanismen begrijpt.
Meer in detail is in figuur 1 een gereedschap volgens de uitvinding geïllustreerd, in zijn algemeenheid aangeduid 25 met 20, geplaatst op een pak P waar omheen een lus van een bindstrip S is geslagen met een eerste of bovenste overlappend segment U en een tweede of onderste overlappend stripsegment L, verlopend door het gereedschap. Het bovenste of eerste overlappende stripsegment U kan afkomstig 30 zijn van een geschikte niet getoonde toevoerhaspel. Omdat het bovenste stripsegment U verloopt tot voorbij het tweede of onderste overlappende stripsegment L wordt ervan uitge-gaan dat dit bovenste segment aansluit op het achterste gedeelte T van de strip S.
35 De hoofdframestructuur van het gereedschap 20 bestaat uit een behuizing 28 met een basis 30, een transmissie-eenheid 32 (zie figuur 2), een motorbehuizing 34-, vastgeschroefd aan de behuizing 28 met behulp van de bouten 35» een handvatsamenstelling 36 en bijbehorende steun en ver-40 bindingselementen. De framestructuur en de behuizing kan 800 4 3 44 ♦ * 5 voorzien zijn van een aantal onderdelen, wandsecties en platen die aan elkaar bevestigd zijn met behulp van geschikte middelen zoals bouten en/of schroeven. Bij voorkeur zijn de behuizings- en framedelen dusdanig uitgevoerd dat 5 ze gemakkelijk verwijderd kunnen worden teneinde toegang tot bepaalde inwendige delen van het gereedschap 20 terwille van routine-inspecties en/of periodiek onderhoud van de mechanismen in deze gebieden mogelijk te maken.
(Tijdens bedrijf wordt het gereedschap 20 aangebracht op 10 een reeds gevormde striplus door de overlappende segmenten U en I» van de striplus in het gereedschap 20 in te' voeren zoals geïllustreerd is in figuur 1. Vervolgens wordt het gereedschap 20 geactiveerd zodat de striplus automatisch wordt aangetrokken en gespannen wordt rond het pak P tot 15 een vooraf bepaald spanningsniveau waarna het gereedschap 20 automatisch het achterste gedeelte T afscheidt van de striplus S en de overlappende stripsegmenten U en L aan elkaar hecht door middel van een wrijf las.
De motor- en assamenstelling zal in het volgende wor-20 den beschreven verwijzend naar de figuren 1, 2,8 en 9. Sen omkeerbare elektromotor 40 is gemonteerd in ae motorbe-huizing 34 met behulp van geschikte bouten 36 (figuur 8).
De motor 40 heeft een roterende anker- en assamenstelling 42 aan een uiteinde ondersteund door een lager 44 (figuur 25 1) in de motorbehuizing 34 en aan het andere uiteinde in een lager 46 (figuur 8), dat gemonteerd is in een wandge-deelte 330 van de behuizing 28. Een koelventilator 48 is gemonteerd op de ankeras 42 binnenwaarts ten opzichte van het lager 46. Er wordt vermogen toegevoerd aan de motor 30 door middel van een door de motorbehuizing 34 verlopende elektriciteitskabel 50 (figuur 1).
Zoals getoond is in figuur 9 is de anker- en assamenstelling 42 voorzien van een eerste aandrajf asmiddel of eerste aandrijfas 60 welke roteert rond de longitudinale 35 hartlijn van de ankeras 42 en voorzien is van een boring 64 aan een uiteinde.
Een tweede as 70 is met een uiteinde geplaatst binnen de ontvangende boring 64 van de eerste as 60 en is door middel van geschikte naald lagers 72 en 74 zodanig 40 gemonteerd dat ze kan roteren ten opzichte van de eerste 800 4344 6 as 60. Voor het naaldlager 72 (aan de linker zijde van het naaldlager 72 gezien in figuur 9) "bevindt zich een rubber vetafdichtelement 84· dat wordt toegepast om het lager te beschermen.
5 Een paar eenrichtingskoppelingen 76 en 78 is aange bracht tussen de twee naaldlagers 72 en 74 in het ringvormige gebied gedefinieerd tussen de eerste as en de tweede as 70· Het aangedreven gedeelte van elke koppeling 76 en 78 is bevestigd aan de eerste as 60 teneinde daarmee te 10 roteren. Tijdens het spannen van de striplus zorgen de een-wegskoppelmechanismen 76 en 78 ervoor dat de eerste as 60 de tweede as 70 kan aandrijven in een eerste rotatierich-ting. De koppelinrichtingen laten het echter ook toe dat de eerste as 60 roteert in de tweede tegengestelde rich-15 ting tijdens het wrijf lassen van de overlappende stripseg-menten zonder dat daaruit een rotatie van de tweede as 70 in deze tweede richting resulteert.
Er worden twee koppelingen 76 en 78 toegepast: alleen terwille van de vermogensoverdrachteigenschappen. Er kan 20 echter ook een enkele koppeling met voldoende vermogens-overdrachtscapaciteit worden toegepast.
Elk geschikt eenwegs koppelmechanisme kan voor de koppelinrichtingen 76 en 78 worden gebruikt zoals bijvoorbeeld een type dat voorzien "M^an een aantal inwaarts gerich-25 te koppeltanden welke cylindrisch gevormde rolelementen tussen de tanden invangen, waarbij de tanden zodanig zijn gevormd dat de buitenste eerste as 60 vrij kan roteren in de ene richting terwijl de rolelementen worden aangedrukt tegen de binnenste tweede as 70 wanneer de buitenste eerste as 50 wordt geroteerd in tegengestelde richting waardoor beide assen samen roteren. Een dergelijk koppelmechanisme heeft een bekende conventionele configuratie en een verdere beschrijving en illustratie van een dergelijk koppelmechanisme is dan ook overbodig.
35 Het deel van de tweede as 70 dat uitsteekt buiten de eerste as 60 verloopt door een geschikte steunwand 86 behorend bij de behuizing of het frame van het gereedschap.
De steunwand 86 draagt een eenwegskoppeling 88 soortgelijk aan de koppelingen 76 en 78 maar werkend in tegengestelde 40 richting ten opzichte van de koppelingen 76 en 78 teneinde 80 0 4344 7 op positieve wijze een rotatie van de as 70 ten opzichte van de steunwand 86 en derhalve ten opzichte van de eerste as 60 in de tweede rotatierichting te voorkomen. Een vat af dicht element 90 is aangehracht in de steunwand 86 5 tussen de eerste as 60 en de koppeling 88.
Op het distaai uiteinde van de tweede as 70 en integraal met de tweede as uitgevoerd "bevindt zich een aandrijf-rondsel 92. Het aandrijfrondsel kan via nog nader te beschrijven transmissiemiddelen het mechanisme voor het aan-10 trekken van de striplus tot een vooraf bepaald spanningsniveau bedienen.
Zoals in het bijzonder getoond is in de figuren 2 en 8 steekt het aandrijfrondsel 92 uit in de transmissiebehui-zing 32, waarin een tandwieltransmissie is ondergebracht 15 voorzien van een as 100 welke in de transmissiebehuizing 32 gemonteerd is aan een uiteinde door middel van een rol-lagersamenstelling 102 en aan het andere uiteinde door middel van een rollagersamenstelüng 104-, Een tandwiel 106 is gemonteerd op de as 100 om daarmee te roteren en werkt 20 samen met het aandrijfrondsel 92. Ook is op de as 100 een kegelwiel 108 met hypoidspiraalvertanding bevestigd.
Een andere as 112 verloopt in zijn algemeenheid loodrecht op de as 100 door de transmissiebehuizing 32 en is aan een uiteinde bevestigd door middel van een kogellager-25 samenstelling 114. Een tandwiel 120 is gemonteerd op de as 112 teneinde daarmee te roteren en werkt samen met het kegelwiel 108 met hypoidspiraalvertanding. Het tandwiel 120 heeft een gedeelte met kleinere diameter 122 dat gemonteerd is binnen een lager 124 aan het andere uiteinde 30 van de transmissiebehuizing 32.
He as 112 steekt uit buiten de transmissiebehuizing 32 (naar rechts gezien in figuur 2) en draagt buiten de transmissiebehuizing 32 een spanwiel 126, dat vast gespied is op de as 112 teneinde daarmee te roteren. Verwijzend 35 naar de figuren 1, 2, 3 en 4 wordt opgemerkt dat het spanwiel 126 roteert tegen de klokwijzerrichting in tijdens het aantrekken en spannen van de strip waarbij de motor 40 en als gevolg daarvan de eerste as 60 en de tweede as 70 worden geroteerd in de eerste richting (de as 70 roteert 40 in de klokwijzerrichting gezien in figuur 2). Daardoor wordt ennnii 8 het overlappende bovenste stripsegment U naar rechts getrokken gezien in figuur 1 teneinde de lus S aan te trekken en onder spanning te brengen.
Zoals getoond is in de figuren 3> 4 en 8 is een span-5 arm 130 scharnierbaar gemonteerd op een as 132, welke as 132 met beide uiteinden in de gereedschapbehuizing is bevestigd. De spanarm 130 heeft een onderarmdeel 140 verlopend langs het spanwiel 126 en een bovenarmdeel 142 verlopend boven het spanwiel 126. Het onderarmdeel 140 van 10 de spanarm 130 draagt een aambeeld 146 dat bestemd is om contact te maken met het onderste stripsegment L zoals geïllustreerd is in figuur 4.
^et bovenarmdeel 142 van de spanarm 130 draagt een spanningbegrenzende schakelaar 150 met een contactelement 15 152 opwaarts uitstekend buiten het armdeel 142. De span- ningbegrenzingsschakelaar 150 maakt deel uit van een (niet geïllustreerde) stuurschakeling behorend bij de elektromotor 40 voor het omkeren van de rotatierichting van de motor van de eerste richting (waarbij het spanwiel 126 20 tegen de klokwijzerrichting in gezien in figuur 1 wordt geroteerd teneinde de striplus te spannen) naar de tweede tegengestelde richting voor het vervaardigen van een wrijf -las bij de overlappende stripsegmenten zoals nog in detail ter sprake komt.
25 ^en veerplaat 154 met een in zijn algemeenheid L- vormige configuratie zoals het best geïllustreerd is in figuur 8, is gemonteerd aan de bovenzijde van het bovenarmdeel 142 en is buitenwaarts gebogen zoals het best te zien is in figuur 3 zodanig dat de onderzijde van de veer-30 plaat 154 nog juist het schakelaarcontactelement 152 aanraakt maar dit contactelement 152 niet in benedenwaartse richting duwt om de schakelaar 150 te actueren. De veerplaat 154 is aan het bovenarmdeel bevestigd door middel van geschikte schroeven 156 en 158.
35 Een rolelement 160 is gemonteerd aan het diataaluit- einde van het bovenarmdeel 142 en kan roteren rond een as 162 die wordt gesteund door het bovenarmdeel 142.
De spanarm 130 wordt tegen de klokwijzerrichting in, gezien in figuur 3» voorgespannen rond de montage-as 132 40 door middel van een torsieveer 166 die met een uiteinde 800 4344 9 bevestigd is aan een pen 168 uitstekend uit de gereed-schapbehuizing en met het andere uiteinde aan een pen 1?0 uitstekend uit het bovenarmdeel 142. Onder invloed van de veer 166 roteert de spanarm 130 zodanig dat de overlappen-5 de stripsegmenten U en L tegen het spanwiel 126 worden gedrukt zoals geïllustreerd is in figuur 1. ïijdens het spannen roteert het spanwie1 126 tegen de klokwijzerrichting in gezien in figuur 1 zodanig dat het bovenste overlappende stripsegment ïï door het spanwiel 126 wordt aangegrepen 10 en naar rechts wordt bewogen of getrokken (gezien in figuur 1) teneinde de striplus S aan te trekken en de lus rond het pak P te spannen.
Als gevolg van de relatieve positionering van de span-armas 132 en de spanwielas 112 is de spanarm 130 zelf be-15 krachtigd gedurende het spanproces zodat ze verder roteert tegen de klokwijzerrichting in rond de as 132 en met toenemende kracht aandrukt tegen de overlappende stripsegmenten ïï en L. Als de overlappende stripsegmenten ïï en L tegen elkaar worden geperst tussen het aambeeld 146 en 20 het spanwiel 126 gedurende het spannen dan worden de stripsegmenten ïï en L in zekere mate samengedrukt en dit maakt het mogelijk dat de spanarm 130 nog verder roteert tegen de klokwijzerrichting in rond de as 132. Bovendien heeft het aambeeld 146 bij voorkeur een aantal (niet geïllustreer-25 de) tanden welke aangrijpen op het onderoppervlak van het onderste overlappende stripsegment L en daarin in zekere mate indringen. Als het spanningsniveau toeneemt dan zinken de tanden op het aambeeld 146 verder 'in het onderste stripsegment L.
30 Deze stripsamendrukking en penetratie door het aam beeld 146 draagt er natuurlijk toe bij dat slip tussen het spanwiel 126 en het bovenste stripsegment ïï wordt voorkomen. Deze werking heeft bovendien tot gevolg dat de arm 130 verder roteert rond de as 132 waardoor het bovenste arm-35 deel 142 wordt bewogen tegen de schakelaar 150. In dit verband is een aanslagmiddel zoals een instelschroef 180 aangebracht in de gereedschapbehuizing boven de schakelaar 150. Wanneer een vooraf bepaald spanningsniveau is bereikt dan is het samendrukkingsniveau van de overlappende strip-40 segmenten ïï en L en de indringing van de aambeeldtanden in onn l7 ll 10 het onderste stripsegment L voldoende om de veerplaat 154 en het bedieningselement 152 op de schakelaar 150 aan te drukken tegen de instelschroef 180 en de schakelaar 150 te actueren, hetgeen geïllustreerd is in figuur 4·. Bij elke 5 spanning onder het vooraf bepaalde spanningsniveau is de mate van samendrukking van de overlappende stripsegmenten en de mate van doordringing van de aambeeldtanden in het onderste stripsegment L niet voldoende om de schakelaar 150 zodanig tegen de instelschroef 180 aan te drukken dat 10 de schakelaar wordt geactueerd.
üet vooraf bepaalde spanningsniveau kan worden gevarieerd door het afregelen van de instelschroef 180. Als de instelschroef 180 zodanig wordt afgeregeld dat ze verder uitsteekt in de richting van de schakelaar 150 dan geïllus-15 treerd is in figuur 3, dan wordt het span ingsniveau waarbij de schakelaar 150 wordt geactiveerd kleiner. Als anderzijds de instelschroef 180 zodanig wordt afgeregeld dat ze verder weg staat van de schakelaar 150 dan geïllustreerd is in figuur 5 dan zal het spanningsniveau waarbij de scha-20 kelaar 150 wordt geactueerd groter zijn.
De veerplaat 154· is gemonteerd in de in figuur 3 geïllustreerde positie en is niet regelbaar. De veerplaat 154- doet slechts dienst om de impulsenergie die inwerkt op het schakelaaractueerorgaan 152 en derhalve op de scha-25 kelaar 150, te absorberen indien de striplus S tijdens het spannen mocht breken.
Een bedieningsarmsamenstelling 184· is aangebracht voor het zwaaien van de spanarm 130 van het spanwiel 126 af zodat de overlappende stripsegmenten U en L tussen het 30 aambeeld 146 en het spanwiel 126 kunnen worden gepositioneerd. De bedieningsarmsamenstelling 184 is voorzien van een bedieningsarm 186, die het best geïllustreerd is in figuur 1, een bedieningskam 188 met een kamoppervlak 189 bestemd om samen te werken met de rol 160 aai het distaal 35 uiteinde van het bovenarmdeel 142 van de spanarm 130.
De bedieningshefboomsamenstelling 184 is roteerbaar gemonteerd ten opzichte van het gereedschapframe rond de as 190. De bedieningshefboomsamenstelling 184 is in opwaartse richting voorgespannen (tegen de klokwijzerrichting 40 in rond de as 190 gezien in de figuren 1, 3 en 4) door de 800 4 3 44 11 torsieveer 194· die gewikkeld is-rond de as 190· Een uiteinde 196 van de torsieveer 194- is verankerd in de gereed-schapbehuizing en het andere uiteinde 198 van de torsieveer 194- is aangebracht in een opening 200 in de hefboom-5 kam 188 zodanig dat er een kracht wordt uitgeoefend op de bedieningshefboomsamenstelling 184 tegen de klokwijzer-richting in gezien in figuur 1·
In de bovenste positie maakt de hefboomsamenstelling 184 geen contact met de rol 160 van de spanarm zodat de 10 spanarm 150 vrij is om de overlappende stripsegmenten ü en L aan te drukken tegen het spanwiel 126 zoals geïllustreerd is in figuur 1. Als de bedieningshefboom 186 door de gebruiker van het gereedschap omlaag wordt gedrukt dan komt het kamoppervlak 189 van de bedieningshefboomkan 188 in 15 aanraking met de rol 160 en duwt de spanarm 150 in de klok-wijzerrichting rond de as 152 teneinde het aambeeld 146 van het spanwiel 126 af te bewegen zodat het mogelijk wordt om de overlappende stripsegmenten U en L daartussen te plaatsen zoals geïllustreerd is in figuur 5.
20 Nadat de striplus is aangetrokken rond het pak ? en onder spanning is gebracht tot het vooraf bepaalde spanningsniveau, wordt de rotatie van de motor 40 omgekeerd en een drukelement of aangrijpend laselement zoals het aangrijp-blok 206 wordt aangedrukt tegen het bovenoppervlak van het 25 bovenste overlappende stripsegment ü en op en neer bewogen teneinde het bovenste stripsegment U snel te bewegen ten opzichte van het onderste stripsegment L zoals het best geïllustreerd is in de figuren 4, 6, 9 en 10. Zoals in het bijzonder duidelijk blijkt uit de figuren 5 en 10 wordt een 50 bovenste aangrijpblok 206 aangebracht boven de overlappende stripsegmenten ïï en 1. -^et blok 206 kan worden bewogen tussen een opgeheven positie, geïllustreerd in de figuren 5 en 5 waarbij het blok geen contact maakt met het bovenste stripsegment IJ en een neergelaten positie, geïllustreerd 55 in de figuren 4 en 7 waarin het blok contact maakt met het bovenste stripsegment U. In de neergelaten positie, geïllustreerd in de figuren 4 en 7, duwt het bovenste aangrijpblok 206 het bovenste stripsegment U tegen het onderste stripsegment L.
40 et bovenste aangrijpblok 206 heeft bij voorkeur een O ft ft L 7 k k 12 getand of ingezaagd met de strip in aanraking komend oppervlak of beeft een aantal tanden die aangrijpen op bet boven oppervlak van bet bovenste overlappende stripsegment U.
“et aangrijpblok 206 is gemonteerd op of vormt een inte-5 graal gebeel met een frame 212, welk frame 212 gemonteerd is aan of een integraal gebeel vormt met een ring 214 aan het uiteinde ervan. De ring 214 is aangebracht rond de eerste as 60. Bij voorkeur een naaldlager 216 is met perspassing aangebracht aan de binnenzijde van de ring 214 zo-10 dat de ring gemakkelijk ten opzichte van de as 60k§<$teren.
Uit de figuren 9 en 10 blijkt dat de as 60 een eccen-triscb gedeelte met gereduceerde diameter heeft dat een in zijn algemeenheid cylindrisch aandrijfoppervlak 220 bezit georienteerd volgens een longitudinale hartlijn welke verloopt 15 parallel aan maar verplaatst ten opzichte van de longitudinale hartlijn van de as 60, van de boring 64 en van de tweede as 70. Als de as 60 dus roteert dan wordt de aandrijf ring 214 bewogen in een cirkelvormige baan rond de longitudinale hartlijn van de as 60. Als gevolg van het 20 feit dat de ring 214 en het lager 216 bevestigd aan de ring 14 een rotatie van het eccentrische deel van de as 60 mogelijk maken kunnen het frame en het bovenste aandrijf-blok 206 worden gehandhaafd in de, in de figuren 5 en 6 getoonde relatieve posities en zijn daarbij onderworpen aan 25 een oscillatiebeweging in een richting loodrecht op de lengterichting van de stripsegmenten U en L zoals aangeduid met de dubbele pijl 226 in de figuren 5 en 6.
Er wordt verder opgemerkt dat de oscillatie van het blok 206 transversaal ten opzichte van de overlappende 30 stripsegmenten U en L plaats vindt tijdens het spannen wanneer de motor 40 roteert in de eerste richting ( in de klokwijzerrichting zoals aangeduid is door de pijl 228 in figuur 5)» waarbij het aangrijpblok 206 zich in de opgeheven positie bevindt buiten contact met de overlappende strip-35 segmenten terwijl het blok ook oscilleert wanneer de motor 40 roteert in de tweede richting (tegen de klokwijzerrichting in zoals aangeduid met de pijl 230 in figuur 7) gedurende het lassen van de strips waarbij echter het bovenste aangrijpblok 206 wordt aangedrukt tegen de overlappende 40 stripsegmenten U en L.
800 4 3 44 13
Zoals geïllustreerd is in de figuren 9 en 10 is er een balansgewicht 227 aangebracht op de ventilatorsamen-stelling 48 welk balansgewicht 180 graden uit fase roteert ten opzichte van het zwaartepunt van het eccentrische deel 5 220 van de aandrijfas 60. Daardoor ontstaat in zijn geheel een gebalanseerde samenstelling.
Een middel of mechanisme reagerend op de rotatie van de eerste as 60 in de tweede richting (tijdens het lassen) is aangebracht voor het aandrukken van de overlappende 10 stripsegmenten tegen elkaar nadat de striplus is aangetrokken tot het vooraf bepaalde spanningsniveau en voor het bewegen van tenminste een van de overlappende stripsegmenten ten opzichte van het andere stripsegment teneinde een wrijvingslas van de overlappende stripsegmenten tot stand 15 te brengen.
Zoals in het bijzonder blijkt uit de figuren 4, 5, 7 en 8 is het aandrukmiddel of mechanisme voorzien van een bovenste aangrijpblok 206 bestemd om contact te maken met het bovenoppervlak van het bovenste overlappende stripseg-20 ment U. ^et bovenste aangrijpblok 206 wordt bewogen tussen een eerste opgeheven positie waarin geen contact wordt gemaakt met het bovenste overlappende stripsegment U en een tweede neergelaten positie waarin contact wordt gemaakt met het bovenste overlappende stripsegment ïï door middel 25 van een koppelstelsel voorzien van een paar eerste koppel-elementen 502 en 504 en een schommelarm 506. De koppelele-menten 502 en 504 zijn aan hun onderuiteinden scharnierbaar bevestigd aan het bovenste aangrijpblok 206 door middel van een pen 508 en bevestigd aan de schommelarm 506 aan 50 hun bovenuiteinden door middel van een pen 510.
De schommelarm 506 heeft een eerste eindgedeelte 509» een tweede eindgedeelte 511 en een integrale as 312, die met een uiteinde roteerbaar bevestigd is in een wandgedeel-te 324 van de transmissiebehuizing32 in een ontvangende 35 boring 314, en met het andere uiteinde bevestigd is in een wandgedeelte 329 van de motorbehuizing 34 in een ontvangende boring 316. Een paar torsieveren, de linker schommelarm torsieveer 318 en de rechter schommelarm tprsieveer 320, is gemonteerd rond de as 312 teneinde de as voor te 40 spannen in de klokwijzerrichting gezien in de figuren 5 en 6.
14
Daartoe heeft de veer 318 een eindgedeelte 322 dat samenwerkt met een wandgedeelte 324 van de transmissiebehuizing en een ander eindgedeelte 326 dat samenwerkt met het eerste eindgedeelte 309 van de sehommelarm. Op soortgelijke wijze 5 heeft de rechter sehommelarm torzieveer 320 een eerste eindgedeelte 328 samenwerkend met het wandgedeelte 329 van de motorbehuizing en een ander eindgedeelte 332 samenwerkend met het tweede eindgedeelte 311 van de sehommelarm.
Op deze wijze is de sehommelarm 306 continu voorgespannen 10 teneinde het paar koppelelementen 302 en 304 in benedenwaartse richting te duwen en het bovenste aangrijpelement 306 aan te drukken tegen het bovenoppervlak van het bovenste overlappende stripsegment U zoals geïllustreerd is in figuur 7· 15 Zoals het best geïllustreerd is in figuur 5 is een vrijgeefpal 336 scharnierbaar gemonteerd rond een pen 338 aan een wandgedeelte 330 van de behuizing 28 voor het houden van de sehommelarm 306 tegen de voorspanning van de veren 318 en 320. Daartoe heeft de sehommelarm 306 een 20 kort uitstekend been 340 aan het eerste eindgedeelte 309 van de schommelarin en de vrijgeefpal 336 heeft een uitgesneden groef 342 (goed geïllustreerd in figuur 7) voor ontvangst van het beenp40 en functionerend als grendel-middel samenwerkend met de sehommelarm 306 teneinde deze 25 te houden in de in figuur 5 geïllustreerde positie waarbij het bovenste aangrijpblok 206 zich in de eerste omhoog geplaatste positie bevindt buiten contact met de strip. Teneinde de vrijgeefpal 336 in de, in figuur 5 geïllustreerde positie te houden waarbij de sehommelarm 306 wordt vastge-30 houden, is een vrijgeefpalveer 344 aangebracht met een eerste eindgedeelte 346 samenwerkend met de vrijgeefpal 336 en een tweede eindgedeelte 348 (goed geïllustreerd in figuur 8) bevestigd aan het wandgedeelte 330 van de behuizing 28. De veer 344 duwt de vrijgeefpal 336 rond de as 35 338 in een richting tegen de klokwijzerrichting in (gezien in figuur 5) naar de sehommelarm 306.
De vrijgeefpal 336 wordt in de klokwijzerrichting rond de as 338 (gezien in figuur 7) bewogen voor het vrijgeven en loskoppelen van de sehommelarm 306 door middel van een 40 vrijgeef ring 350 aangebracht rond de as 60. Zoals het best 800 4 3 44 15 geïllustreerd is in de figuren 10 en 11 is een vrijgeef-ringkoppeling 354- aangebracht tussen de as 60 en de vrijgeef ring 350. De koppeling 354· is een eenwegs koppeling soortgelijk aan de eenwegskoppelingen 76 en 78 tussen de 5 eerste as 60 en de tweede as 70, welke reeds werden beschreven aan de hand van figuur 9*
Zoals blijkt uit figuur 11 bevat de eenwegskoppeling 354· een aantal rolpennen 356 en een uitwendig aandrdjfele-ment 358 met tanden 360 bestemd om gekoppeld te worden met 10 de rolelementen 356 wanneer de eerste as 60 roteert tegen de klokwijzerrichting in (aangeduid met de pijl 362 in figuur 11), zodat het koppelelement 358 tegen de klokwijzerrichting in roteert samen met de eerste as 60 en ook de vrijgeefring 350 roteert tegen de klokwijzerrichting in· 15 Als de motor 4-0 en de as 60 in de eerste richting draaien voor het spannen van de striplus (in klokwijzerrichting zoals aangeduid met de pijl 228 in figuur 3), dan wordt door de vrijgeefringkoppeling 354- de vrijgeefring 350 losgekoppeld van de aandrijfas 60 zodat de aandrijfas 60 20 roteert in deze eerste richting zonder de vrijgeefring 350 te verdraaien.
De vrijgeefring 350 definieert een onderbroken omtreks-groef of een paar randgroeven 372 en 374- welke gescheiden zijn door wandgedeelten of blokjes 376 en 378. De vrijgeef-25 pal 356 is bestemd om samen te werken met een van de blokjes 376 en 378 door middel van een plunjer 380 die in benedenwaartse richting uitsteekt vanaf de vrijgeef pal 336.
De plunjer 380 is gepositioneerd in het onderuiteinde van een boring 382 in de vrijgeef pal 336. Een plug 384· is in 30 het bovenuiteinde van de boring 382 ingeperst. Een drukveer 386 is aangebracht in de boring 382 tussen de plug 384- en het bovenuiteinde van de plunjer 380 teneinde de plunjer 380 in benedenwaartse richting in een van de groeven 372 en 374- gedefinieerd in de vrijgeefring 350 voor te spannen. De 35 plunjerboring en de veerstructuur werken samen met het terugstelmechanisme van het gereedschap op een wijze die in het volgende nog wordt beschreven.
Wanneer met verwijzing naar figuur 5 de motor 4-0 de as 60 roteert in de klokwijzerrichting zoals aangeduid met 40 de pijl 328 teneinde de striplus aan te trekken en te spannen 16 dan wordt de vrijgeefring 350 niet aangedreven door de as 60 omdat de koppeling 354- in deze rotatierichting niet koppelt. Omdat er sprake kan zijn van enige transmissie van rotationele wrijving skr acht en vanaf de aandrijfas 60 5 via de koppeling 354 naar de vrijgeefring 350 kan de vrijgeefring 350 in de klokwijzerrichting worden geroteerd totdat een blokje, bijvoorbeeld blokje 376, aanstuit tegen de benedenwaarts uitstekende plunjer 380. Omdat echter de koppeling niet geactiveerd is voor het aandrijven van de 10 vrijgeefring 350 wordt het blokje 376 slechts licht tegen de plunjer 380 geduwd waardoor een verdere rotatie van de vrijgeefring 350 wordt gestopt terwijl de aandrijfas 60 blijft roteren.
Als de striplus S is aangetrokken rond het pak P en 15 de rotatierichting van de motor wordt omgekeerd om te beginnen met het lasproces dan gaat de as 60 roteren in een richting tegen de klokwijzerrichting in zoals aangegeven is met de pijl 362 in figuur 11. De koppeling 354 koppelt nu de vrijgeefring 350 met de aandrijfas 60 waardoor de vrij-20 geefring 350 gaat roteren met de aandrlfas 60 tegen de klokwijzerrichting in zodat een van de blokjes, bijvoorbeeld blokje 378, aankomt tegen de zijkant van de plunjer 380. Omdat alleen de zijkant van de plunjer 380 contact maakt met het blokje 378 wordt de plunjer niet opwaarts geduwd in de 25 boring 382 van de pal 336 maar wordt lateraal uit de vrij-geefringgroef 372 geduwd. Daardoor kan de vrijgeepal 336 de voorspanning van de torsieveer 344 overwinnen en in de klokwijzerrichting roteren rond de as 358 waardoor het schommel armbe en 340 vrijkomt van de vrijgeefpalgrendelmidde-30 len of groef 342. Als de vrijgeef pal 336 vrij komt dan gaat de schommelarm 306 roteren rond de as 312 onder invloed van de torsieveren 318 en 320 (in de klokwijzerrichting gezien in figuur 7) zodat het bovenste aandrijf blok 206 wordt aangedrukt tegen de overlappende stripsegmenten.
35 De vrijgeefpal 336 wordt los gehouden van de nog steeds roterende vrijgeefring 350 door de niet meer vergrendelde schommelarm 306. Daartoe heeft de vrijgeefpal 336 een kam-oppervlak 388 waartegen het vrijgeefarmbeen 340 naar zijn meest bovenste positie beweegt (figuur 7)· 40 ^et kamoppervlak 388 van de vrijgeefpal 336 rust dus 800 4344 17 tegen het schommelarmbeen 340 zodat de vrijgeefpal buitenwaarts wordt gehouden tegen de instelkracht van de tor-sieveer 34-4- in en de vrijgeefpalplunjer 380 buiten de roterende vrijgeef ring 350 wordt gehouden.
5 Alhoewel slechts een vrijgeefringblokje nodig zou zijn zijn er terwille van een juiste balansering twee vrijgeef-ringblokjes 376 en 378 toegepast omdat de vrijgeefring 350 roteert met de aandrlfas 60 in de tweede rotatierichting tijdens het lasproces.
10 Er wordt aan herinnerd dat het aangrijpblok 206, ge koppeld met de oscillerende aandrijfring 214- op de aandrijfas 60, continu in een richting loodrecht op de striplengte-richting een heen en weer gaande beweging uitvoert zoals aangeduid is met de pijl 226 in figuur 7. Als de overlap-15 pende stripsegmenten U en L tegen elkaar worden gedrukt door het heen en weer gaande bovenste aangrijpblok 206 dan zullen de segmenten door middel van wrijflassen aan elkaar worden gehecht,zodat er een verbinding ontstaat in de strip-lus.
20 Uit figuur 7 blijkt dat het bovenste aangrijpblok 206, dat heen en weer beweegt in de richting van de pijl 226 ook ten opzichte van de platte oppervlakken van de strip enigszins opwaarts wordt gekanteld door de werking van de oscillerende ring 214. Als aanpassing aan dit lichte kan-25 teleffect van het bovenste aangrijpblok 206 en om te verzekeren dat de stripsegmenten met een relatief uniforme druk tegen elkaar worden gedrukt wordt en beweegbaar on-deraangrijpblok 400 gebruikt onder de stripsegmenten ïï en E. Het blok 400 heeft een gegroefd of getand oppervlak 30 (niet geïllustreerd) bestemd om contact te maken met het onderoppervlak van het onderste overlappende stripsegment It, -^et onderste aangrijpblok 400 is gemonteerd in een groef 401 in de basis 30 van het gereedschap 20 boven op een veerkrachtig steunblok 402. Jj'et steunblok 402 is bij voor-35 keur vervaardigd uit 50 durometer urethaan. Als dus het bovenste aangrijpblok 206 enigszins opwaarts wordt gekanteld door de werking van de oscillerende ring 214 dan maakt het veerkrachtige blok 402 het mogelijk dat de gehele gelaagde configuratie van de overlappende stripsegmenten U en L en 40 het steunblok 400 meekantelt met het bovenste aangrijpblok
O
206.
18
Zoals goed geïllustreerd is in de figuren 5» 6, 7» 8, 9 en 10 is een zaagblad 410 aangebracht juist achter het bovenste aangrijpblok 400. Zoals het best geïllustreerd is 5 in de figuren 5 en 7 is het zaagblad 410 scharnierbaar gemonteerd rond een pen 412 aan de gereedschapbehuizing en is voorzien van een aantal opwaarts uitstekende zaagtanden 414 bestemd om contact te maken met het onderoppervlak van het bovenste overlappende stripsegment IJ en door dit op 10 bovenste stripsegment te snijden als het bovenste stripsegment in benedenwaartse richting aangedrukt tegen het onderste stripsegment L door het bovenste aangrijpelement 206 aan het begin van het lasproces. Daartoe wordt, wanneer de striplus is gevormd rond het pak P en wanneer de 15 overlappende stripsegmenten U en 1 geplaatst zijn in de inrichting op de wijze zoals geïllustreerd is in figuur 1, het achterste deel ï van de strip geplaatst bovenop het zaagblad 410 terwijl het onderste overlappende stripsegment L wordt geplaatst onder het zaagblad 410.
20 het zaagblad 410 is bij voorkeur gemonteerd op de pen 412 zodanig dat een verplaatsing van het zaagblad parallel aan de as 60 in voorwaartse of achterwaartse richting ten opzichte van de bovenste en onderste aangrijpblokken 206 en 400 mogeljjk is. Het zaagblad 410 word%neen bepaalde positie 25 ten opzichte van het bovenste aangrijpblok 206 gehandhaafd door uitstekende framedelen 212 welke voorzien zijn van groeven 420 (figuur 4) waarin een achterdeel 422 van het zaagblad 410 verschuifbaar is gepositioneerd, ^et frame 212 (en het bovenste aangrijpblok 206) kan dus heen en weer 50 bewegen in de richting van de pijl 226 (figuren 5 en 6) ten opzichte van het zaagblad 410. Elke beweging van het frame 212 in voorwaartse of achterwaartse richting in het gereedschap (parallel aan de aandrijfas 60) zal het zaagblad 410 voorwaarts of achterwaarts met het frame 212 mee bewegen.
55 Nadat de overlappende stripsegmenten aan elkaar zijn bevestigd door middel van een wrijflas kan het gereedschap worden teruggesteld waarbij het bovenste aangrijpblok 206 wordt bewogen naar de eerste opgeheven positie waarin geen contact wordt gemaakt met de overlappende stripsegmenten 40 zodat het mogelijk is dat het gereedschap wordt verwijderd 800 4 3 44 19 van de vervaardigde striplus en opnieuw kan worden gebruikt voor het spannen en hechten van een andere striplus rond hetzelfde pak of rond een ander pak»
Zoals getoond is in de figuren 4 en 5 is de hefboom-5 kam 188 aangepast voor het bedienen van een terugstelkop-peling 450 welke bevestigd is aan de schommelarm 306. In figuur 4 is de bedieningshefboomkam 188 geörienteerd in zijn normale veerbelaste positie buiten contact met de span arm 130 in de situatie waarin de overlappende stripseg-10 menten IJ en L met elkaar worden verbonden door middel van een wrijf las. De bedieningshefboomkam 188 is voorzien van een gekromde geleidingssleuf 454 bestemd voor ontvangst van een L-vormig boveneindgedeelte 455 van de koppeling 450. De koppeling 450 heeft een ander eindgedeelte 456 dat 15 0-vormig is uitgevoerd en samenwerkt met het eerste eindgedeelte 309 van de schommelarm zoals goed geïllustreerd is in de figuren 7 en 8. ^et eerste eindgedeel~e 309 van de schommelarm 306 bezit: een uitstekend gedeelte 460 voorzien van een boring 462 waardoor het koppeleindgedeelte 456 20 wordt geleid en door middel waarvan de koppeling 450 wordt bevestigd aan de schommelarm 306.
Als de schommelarm 306 zich in de, in figuur 7 geïllustreerde positie bevindt tijdens het vervaardigen van de wrijf las, dan wordt de terugstelkoppeling 450 naar zijn 25 bovenste positie geduwd door de schommelarm 306, zodat het boveneuiteinde 455 van de koppeling 450 (figuur 4) is gepositioneerd nabij de bovenzijde van het bedieningshefboom-geleidingskanaal 454. De bedieningshefboomsamenstelling 184 is natuurlijk normaal in opwaartse richting voorgespan-30 nen en maakt dus geen contact met de spanarmrol 160 zoals in figuur 4 duidelijk is geïllustreerd.
Nadat het wrijf 1 asproces is voltooid en de motor tot rust is gekomen kan het gereedschap van de vervaardigde striplus worden verwijderd door de bedieningshefboom 186 35 naar beneden te duwen. Daardoor wordt het aambeeld 46 weggezwaaid van het spanwiel 126 en wordt de terugstelkoppeling 450 in benedenwaartse richting geduwd in de richting van de pijl 466 in figuur 5 zodat het been 340 van de schommelarm 306 in aangrijping komt met de grendelmiddalen 342 40 op de grendelpal 336.
20
Als de vrijgeef pal 336 terug draait en in aangrijping komt met het been 34-0 op de schommelarm 306 dan komt de plunjer 308 weer terecht in een van de groeven 372 of 374 (figuur 11) van de vrijgeefring 350. Omdat de motor buiten 5 werking is zal de rotatie van de vrijgeefring 350 en de as 60 gestopt zijn. De vrijgeefringblokjes 376 en 378 (figuur 11) kunnen willekeurig gepositioneerd zijn. Als een van de blokjes zich bevindt direct onder het punt waar de plunjer 380 in de richting van de vrijgeefringgroeven 372 of 374 be-10 weegt, dan zal de plunjer op dit blokje terecht komen. De compressieveer 386 maakt het echter mogelijk dat de plunjer 380 opwaarts wordt bewogen door het blokje terwijl de vrijgeef pal 356 tegen de klokwijzerrichting in roteert rond de as 338 onder invloed van de torsieveer 344. Daardoor 15 wordt verzekerd dat de vrijgeef pal 336 altijd in de normale vergrendelde positie komt in samenwerking met het been 340 op de schommelarm 306 wanneer het gereedschap door een benedenwaartse beweging vb n de koppeling 350 in responsie op het indrukken van de bedieningshefboomsamenstelling 184 20 wordt teruggesteld.
Omdat de benedenwaartse beweging van de bedieningshefboomsamenstelling 184 nodig is om de spanarm 130 van het spanwiel 126 af te bewegen om de overlappende strip-segmenten te lossen, wordt dus het gereedschap automatisch 25 teruggesteld wanneer het gereedschap van de gehechte strip-lus wordt verwijderd.
Als het gereedschap 20 vervolgens aangebracht wordt bij overlappende stripsegmenten van een nieuwe striplus (op de wijze als geïllustreerd in figuur 1) dan wordt natuurlijk de 30 bedieningshefboomsamenstelling 184 voorgespannen door de veer 194- tegen de klokwijzerrichting in rond de as 190 zodat het bovenuiteinde van de terugstelkoppeling 450 een positie aanneemt nabij de onderzijde van het geleidingskanaal 452. De lengte en de vorm van het geleidingskanaal 452 zijn 35 dusdanig gekozen dat de terugstelkoppeling 450 niet opwaarts wordt geduwd door het kamsegment 188 tijdens het spannen. De koppeling 450 oefent dan geen kracht uit op de schommelarm 306.
Zoals het best geïllustreerd is in figuur 2 is er een 40 geschikte momentcontacttoets 500 aangebracht in de zijkant 800 4 3 44 21 van de gereedschapbehuizing teneinde een contactorgaan 502 van een cyclus startschakelaar 504 te bedienen. De cyclus startschakelaar 504 maakt deel uit van een totale stuur-schakeling voor het bedienen van de elektromotor 40 en een 5 wriivingslas tijdeenheid (niet geïllustreerd). De wrijvinglas tijdeenheid wordt bediend wanneer de motor 40 van de eerste rotatierichting (tijdens het aantrekken en spannen) wordt omgeschakeld naar de tweede rotatierichting (voor het lassen) en stuurt de motor gedurende een vooraaf bepaalde tijds-10 periode noodzakelijk om een goede wrijvingslas in de overlappende strip segmenten te verkrijgen.
Mocht het terugstelmeehanisme per ongeluk weigeren en het bovenste aangrijpblok 206 vrijgeven uit de omhoog geplaatste positie na verwijdering van de gelaste strip uit 15 het gereedschap dan is een stuitelement zoals een schroef 520 aanwezig in het behuizing zijwandgedeelte 530 teneinde de benedenwaartse beweging van de sehommelarm 506 en daarmee van het bovenste aangrijpblok 206 te begrenzen. De sehommelarm 306 komt nu tot rust tegen het uiteinde van de 20 schroef 520 waardoor wordt voorkomen dat het bovenste aangrijpblok 206 in contact komt met het onderste aangrijpblok 400. Daardoor wordt de mogelijkheid dat de tanden van een of beide aangrijpblokken worden beschadigd geëlimineerd.
Alhoewel ervan uitgegaan wordt dat de bovenstaande be-25 schrijving van de diverse mechanismen in het gereedschap de werking van het gereedschap duidelijk zal zijn wordt, om geheel compleet te zijn, in het onderstaande een kort overzicht van de werking gegeven.
üet gereedschap 20 wordt geplaatst tegen het oppervlak 30 van het pak P zoals geïllustreerd is in figuur 1 en de be-dieningshefboom 186 wordt naar beneden geduwd zodat de spanarm 130 los gezwaaid wordt van het spanwiel 126. De strip wordt aangebracht rond het pak P en de overlappende-stripse'gmenten U en L worden ingebracht tussen het aambeeld 35 146 van de spanarm 130 en het spanwiel 126. De bedienings- hefboom wordt vervolgens losgelaten zodat de spanarm 130 wordt verdraaid waardoor het aambeeld 146 aankomt tegen de overlappende stripsegmenten IJ en L en deze aandrukt tegen het spanwiel 126. Als de bedieningshefboom 186 naar beneden 40 wordt geduwd voor het inbrengen van de overlappende strip-
Λ Λ Λ L T /. L
22 pen in het gereedschap en om de een of andere reden zou het gereedschap tevoren niet teruggesteld zijn dan wordt nu de terugstelkoppeling 450 naar "beneden "bewogen. Daardoor wordt de schommelarm 506 (figuur 5) in aangrijping gebracht 5 met de grendelgroef 342 van de vrijgeefpal 336 en op deze wijze wordt het aangrijpblok 206 omhoog bewogen naar de opgeheven positie buiten contact met de stripsegmenten.
get indrukken van de toets 500 (figuur 2) zorgt voor het actueren van het stuurstelsel van het gereedschap 20 10 en de motor 40 begint te roteren in de eerste richting (in de klokwijzerrichting gezien in figuur 2) teneinde de as 60 en via de koppelingen 76 en 78 de as 70 en het rondsel 92 in de klokwijzerrichting te roteren.
Het rondsel 92 aan het uiteinde van de tweede as 70 15 zorgt voor rotatie van het tandwiel 106 waardoor de as 100 gaat roteren alsmede het tandwiel 108 met hypoidspiraal-vertanding. Het tandwiel 120, samenwerkend met dit genoemde tandwiel 108 wordt nu aangedreven en roteert de as 112 waardoor het spanwiel 126 in een richting tegengesteld aan 20 de klokwijzerrichting wordt verdraaid gezien in figuur 1 teneinde het bovenste overlappende stripsegment U ten opzichte van het onderste overlappende stripsegment L aan te trekken om de striplus S rond het pak P strak te trekken en de lus te spannen.
25 Tijdens het spannen van de striplus zal de zelfbekrach- tigende werking van de spanarm 130 het aambeeld 146 verder bewegen in de richting van het spanwiel 126 waarbij de strippen worden samengedrukt tussen het wiel 126 en het aambeeld 146 en de tanden van het aambeeld 146 ingrijpen in het on-30 derste stripsegment L. Daardoor wordt de spanarm 130 enigszins verder geroteerd in de richting tegengesteld aan de klokwijzerrichting rond de as 132 en wordt de spanning detecterende schakelaar 150 bewogen in de richting van de schroef 180 zodanig dat bij een vooraf bepaald spannings-35 niveau de schakelaar 150 wordt geactueerd. Daardoor wordt de rotatierichting van de motor 40 omgekeerd. Als gevolg van de koppeling 88 (figuren 9 en 10) wordt voorkomen dat de tweede as 70 in deze andere richting gaat roteren waardoor de stripspanning zou verminderen.
40 Als de rotatierichting van de as 60 wordt omgekeerd 8Θ0 43 44 23 van de eerste richting naar de tweede richting, dan zal de ringkoppeling 354- die tot nn toe geen koppeling verzorgde, de vrijgeef ring 350 koppelen met de as 60 zodat de as 60 de vrijgeefring 350 doet roteren in de tweede richting 5 (tegen de klokwijzers in zoals aangegeven is met de pijl 362 in figuur 11).
Eotatie van de aandrijfas 60 en de vrijgeefring 350 in de tweede richting zorgt ervoor dat een van de vrijgeef -ringblokjes (bijvoorbeeld blokje 378) de vrij_eefpal 336 10 doet scharnieren zodat de schommelarm 306 ontgrendeld wordt. Zoals geïllustreerd is in figuur 7 scharniert de schonmielarm 306 dan in de klokwijzerrichting (pijl 600) rond zijn as 312 zodat het bovenste aangrijpblok 206 wordt aangedrukt in benedenwaartse richting tegen het bovenopper-15 vlak van het bovenste overlappende stripsegment U.
Als gevolg van de rotatie van het eccentrische oppervlak 220 van de as 60 oscilleert de aandrijfring 214· volgens een cirkelbaan in de richting van de pijl 602 die geïllustreerd is in figuur 7 en zorgt dus voor een oscille-20 rende beweging van het bovenste aangrijpblok 206. Als gevolg van de beperking van de schommelarm 3-06 die wordt overgedragen via de koppelingen 302 en 304- naar het bovenste aangrijpblok 206 zal het bovenste aangrijpblok 206 primair in de pijlrichting 226 in figuur 7 heen en weer worden be-25 wogen. Deze richting is transversaal ten opzichte van de lengterichting van de overlappende stripsegmenten U en L.
Het bovenste overlappende stripsegment U, dat aangegrepen wordt door het aangrijpblok 206 wordt dus ten opzichte van het onderste overlappende stripsegment L transversaal be-30 wogen teneinde een wrijflas tot stand te brengen.
Tijdens deze heen en weer gaande beweging heeft het bovensta aangrijpblok 206 de neiging om opwaarts te kantelen (aan het linkeruiteinde van het blok zoals getoond is in figuur 7) vanwege de kleine opwaartse oscillatie van de 35 ring 214· op het eccentrische deel van de as 60. Deze lichte kantelbeweging van het blok 206 wordt opgevangen door het onderste aangrijpblok 400 dat, alhoewel stijf, meekantelt met het bovenste blok 206 op een veerkrachtig steunblok 402. Op deze wijze blijven de bovenste en onderste aangrijp-40 blokken 206 en 400 in hoofdzaak parallel op ieder tijdstip 24 tijdens het lasproces zodat de overlappende stripsegmenten U en L uniform tussen de blokken worden samengedrukt.
Als het bovenste aangrijpblok 206 wordt neergelaten op het bovenste overlappende stripsegment IJ dan wordt het 5 onderoppervlak van het bovenste overlappende stripsegment U aangedrukt tegen de zaagtanden 414 van het zaagblad 410.
De heen en weer gaande beweging van het bovenste overlappende stripsegment U ten opzichte van het zaagblad 410 zorgt ervoor dat het achterste deeZ T (figuur 1) van de 10 strip wordt gescheiden van de striplus S voordat de overlappende stripsegmenten U en L door middel van een wrijflas worden gekoppeld.
De motor 40 roteert in de tweede richting voor het uitvoeren van het wrijf lasproces gedurende een vooraf bepaal-15 de tijdsduur hetgeen wordt bestuurd door de lastijdseenheid in het stuurstelsel, en daarna wordt de rotatie van de motor beëindigd.
het gereedschap 20 wordt vervolgens verwijderd van de gespannen en aangehechte striplus door de bedieningshef-20 boom 186 naar beneden te drukken zodat de bedieningshef-boomkam 188 contact maakt met de rol 160 en de spanarm 130 gaat scharnieren zodat het aambeeld 146 wordt bewogen van het spanwiel 126 af. Daardoor wordt het moge lijk om het gereedschap lateraal te bewegen van de overlappende strip-25 segmenten U en L af.
De benedenwaartse beweging van de hefboom 186 en van de bedieningshefboomkam 188 zorgt er tevens voor dat het bovenuiteinde van het geleidingskanaal 452 in contact komt met het bovenuiteinde 455 van de-terugstelkoppeling 450 30 (figuur 3) waardoor de terugstelkoppeling 450 in benedenwaartse richting wordt bewogen zoals geïllustreerd is met de pijl 466 in figuur 5· Daardoor wordt de schommelarm 366 gescharnierd van de -niet vergrendelde positie geïllustreerd in figuur 7 naar de vergrendelde positie geïllustreerd in 35 figuur 5 waarin de vrdjgeefpal 356 onder invloed van de torsieveer 344 samenwerkt met het been 340 van de schommelarm en waarbij de plunjer 386 in de vrijgeefpal 336 terecht komt in een van de groeven 372 of 374 in de vrijgeefring 350. Als de ingang tot de groeven 372 of 374 wordt ge-40 blokkeerd door een van de blokjes 376 of 378 dan wordt de 8004344 25 plunder 380 opwaarts geduwd tegen de kracht van de com-pressieveer 386 in tot in de "boring 382 van de vrijgeefpal 356.
Het gereedschap 20 is nu teruggesteld en wanneer de 5 "benedenwaartse kracht op de bedieningshefboom 186 wordt weggenomen dan is de gehele bedieningshefboomsamenstelling 184 opwaarts voorgespannen door de torsieveer 184 in de in figuur 1 geïllustreerde positie. In deze positie bevindt het bovenste deel 45*" van de terugstelkoppeling 450 zich 10 nabij de onderzijde van het geleidingskanaal 454 en de spanarm 130 wordt voorgespannen door de torsieveer 166 zodanig dat het aambeeld 146 wordt aangedrukt tegen het spanwiel 126. De benedenwaartse beweging van de bedieningshefboom 186 zal ervoor zorgen dat het aambeeld 146 van het spanwiel 15 126 af wordt bewogen zodat het gereedschap opnieuw kan worden geladen met overlappende stripsegmenten U en L en opnieuw een striplus kan worden gespannen en gehecht.
Een tweede uitvoeringsvorm van een zaagblad dat toege past kan worden in het gereedschap 20 zal in het volgende 20 worden beschreven aan de hand van de figuren 12-15· Alle componenten van het gereedschap 20 zijn gelijk aan die in de figuren 1-11 met uitsondering van de saagbladstructuur en de steunende elementen daarvan zoals in het volgende in detail zal worden beschreven. Alle elementen met uitzonde-25 ring van de elementen die betrekking hebben op het zaagblad en de steunelementen daarvan, welke geïllustreerd zijn in de figuren 12-15, zijn dus identiek aan de elementen van het gereedschap 20 geïllustreerd in de figuren 1-11 en voor deze elementen zijn dezelfde referentiecijfers gebruikt.
30 Het anders uitgevoerde zaagblad is in de figuren 12- 15 in zijn algemeenheid aangeduid met het referentiecijfer 410a. Zoals het best geïllustreerd is in figuur 14 is het zaagblad 410a gemonteerd op de pen 412 op dezelfde wijze als in de eerste uitvoeringsvorm van het zaagblad 410 die 35 in het bovenstaande in detail is beschreven. Het zaagblad 410a kan langs de pen 412 bewegen parallel aan de as 60 in voorwaartse of achterwaartse richting ten opzichte van de bovenste respectievelijk onderste aangrijpblokken 206 en 400. Het zaagblad 410a kan ook scharnieren rond de pen 412 40 tussen een neergelaten, met de strip in contact staande 26 positie geïllustreerd in figuur 15 en een opgeheven positie, waarin de strip kan worden geladen en onder spanning kan worden gebracht, welke positie geïllustreerd is in figuur 14.
5 Het zaagblad 410a heeft een aantal in benedenwaartse richting uitstekende zaagtanden 414a welke bestemd zijn om contact te maken met het bovenoppervlak van het bovenste overlappende stripsegment IJ en welke bestemd zijn om door dit bovenste ε tripsegment IJ te snijden op de wijze zoals nog 10 in detail in het onderstaande wordt beschreven.
Zoals geïllustreerd is in de figuren 12, 14 en 15 is een schroeflijnvormige compressieveer 700 aangebracht in een cylindrische boring 710 van een benedenwaarts uitstekend gedeelte 720 van de gereedschap zijbekleding. Het 15 deel van de veer 700 steekt uit buiten de boring 710 waarbij het distaai uiteinde van het uitstekende veergedeelte rust tegen, maar niet verbonden is met, het bovenste horizontale oppervlak van het zaagblad 410a. De veer oefent dus een continue benedenwaartse instelkracht uit op het zaag-20 blad 410a.
Zoals het best geïllustreerd is in figuur 15 waarin het zaagblad 410a in benedenwaartse richting is voorgespannen staan de tanden 414a in contact met het bovenoppervlak van het bovenste overlappende stripsegment U. De beweging 25 van het bovenste stripsegment in de richting van de pijlen 226 parallel aan de lengte van het zaagblad tijdens het vervaardigen van de wrijflas (door middel van het oscillerende bovenste aangrijpblok 206) zal er nu voor zorgen dat het bovenste stripsegment U wordt gescheiden.
50 Zoals het best geïllustreerd is in de figuren 12 en 15 draagt het voorste gedeelte van het zaagblad 410a een pen 730. De pen 730 is bij voorkeur een veerrolpen ontvangen in een cylindrische boring 740 in het zaagblad 410a. De veerrolpen 730 steekt voorwaarts uit boven de bovenzijde 55 van het bovenste aangrijpblok 206 en rust tegen het bovenoppervlak van het bovenste aangrijpblok 206 wanneer het bovenste aangrijpblok 206 opwaarts wordt bewogen weg van de overlappende stripsegmenten IJ en L. Het optillen van het bovenste aangrijpblok 206 zal dus resulteren in het op-40 heffen van het zaagblad 410a weg van de overlappende strip- 800 4 3 44 27 segmenten U en L waarbij het zaagblad 410a in de opgeheven positie wordt gehouden totdat het bovenste aangrijpblok 206 opnieuw wordt neergelaten tot in contact met het bovenste stripsegment IJ.
5 De veerrolpen 730 van het zaagblad 410a is niet ge koppeld met het bovenste aangrijpblok 206. Als dus het bovenste aangrijpblok 206 wordt neergelaten tot in aanraking met het bovenste stripsegment U dan wordt het zaagblad 410a niet in benedenwaartse richting geduwd door het bo-10 venste aangrijpblok 206. In plaats daarvan wordt het blad 410a tegen het bovenste stripsegment U geduwd onder invloed van de zwaartekracht en de kleine neerwaartse kracht die op het zaagblad 410a wordt uitgeoefend door de com-pressieveer 700. Daardoor maakt het zaagblad contact met 15 het bovenste stripsegment U en zorgt voor een snelle doorsnijding daarvan wanneer het bovenste stripsegment U heen en weer wordt bewogen tegen het bovenliggende neergelaten zaagblad door her volledig neergelaten bovenste aangrijpblok 206.
20 Door een geschikt ontwerp, waarbij rekening wordt ge houden met de veerconstante van de veer 700 en de lengte van de veer kan de benedenwaarts gerichte instelkracht op het zaagblad 410a relatief constant worden gehouden en gekozen worden op een voldoende grote om een effectieve zaag-25 werking te verkrijgen zonder een nadelige inwerking van het zaagblad op het onderste stripsegment L nadat het bovenste stripsegment IJ is verwijderd. Er wordt aan herinnerd dat het onderste stripsegment L in hoofdzaak onbeweeglijk is gedurende het vervaardigen van de wrijflas. Omdat verder 50 het zaagblad 410a niet oscilleert vindt er dus geen zaag-werking of scheidingswerking bij het onderste stripsegment L plaats door het zaagblad 410a nadat het bovenste stripsegment U door het zaagblad is doorgesneden.
De positie van de veerrolpen 730 in de vertikale rich-35 ting ten opzichte van de zaagbladtanden 414a wordt bij voorkeur zodanig gekozen dat de zaagbladtanden 414a contact maken met het bovenoppervlak van het bovenste stripsegment U voordat het bovenste aangrijpblok 206 contact maakt met het bovenoppervlak van het bovenste stripsegment 40 U. ^et zaagblad rust derhalve al tegen het bovenste strip- 800 43 44 28 segment wanneer het "bovenste aangrijpblok 206 tenslotte contact maakt en het bovenste stripsegment U heen en weer gaan bewegen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is gebleken dat het 5 bovenste stripsegement U wordt gescheiden op het moment dat het bovenste stripsegment IJ gedurende 75% van de totale periode noodzakelijk voor het wrijflasproces heen en weer bewogen is. Dat wil zeggen dat nadat het bovenste stripsegment IJ afgescheiden is het bovenste aangrijpblok 10 206 blijft oscilleren en het afgescheiden eindgedeelte van het bovenste stripsegement IJ ten opzichte van het onderste stripsegment L blijft bewegen gedurende een verdere tijdsperiode teneinde de las te voltooien. Deze verdere voor de las noodzakelijke tijdsperiode is equivalent aan 25% van de 15 totale wrijflasperiode waarin de bovenste en onderste strip-segmenten respectievelijk U en L in contact met elkaar worden bewogen.
Het is gebleken dat een bovenbeschreven zaagbladontwerp een aantal voordelen oplevert. Een voordeel is de be-20 sparing in werk voor de operateur bij toepassing van velerlei soorten plastic strippen. Als het achterste gedeelte van het bovenste stripsegment U wordt gescheiden dan heeft dit de neiging om enigszins te blijven hechten aan het zaagblad en/of het lusgedeelte van het bovenste stripsegment met 25 deeltjes gesmolten thermoplastisch materiaal van de aangrenzende wrijf las. Het gescheiden achterdeel van het bovenste stripsegment IJ blijft dus in het gereedschap 20 en valt niet buiten het gereedschap of wordt uit het gereedschap getrokken door de spanning op de spoel of haspel 50 achter het gereedschap. De operateur kan dus het "klevende" gescheiden achterdeel van de strip vastpakken nadat de las is voltooid en dit gedeelte met slechts kleine kracht uit het gereedschap en los van de gemaakte las trekken. De operateur is zodoende in staat om het achterste deel van 55 He strip, dat zojuist is verwijderd en dat hij in de hand houdt te wikkelen rond een verder pak en terug te voeren in het gereedschap 20. Als het gescheiden achterdeel van de strip niet met gesmolten plastic in het gereedschap blijft plakken dan zou de gescheiden strip uit het gereed-40 schap vallen en zou de operateur zich moeten bukken en de 800 4344 29 strip moeten oprapen als voorbereiding voor het binden van een verder pak met de strip.
Uit het voorgaande blijkt dat een groot aantal variaties en modificaties mogelijk is zonder buiten het kader 5 van de uitvinding te treden. Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de specifieke in de aanvrage geïllustreerde uitvoeringsvormen en dat ook alle mogelijke modificaties binnen het kader van de conclusies vallen.
800 4 3 44

Claims (9)

50 CONCLUSIES.
1. Gereedschap voor het aantrekken en sluiten van een lus uit een thermoplastische strip welke een artikel omgeeft en voorzien is van overlappende stripsegmenten, 5 welk gereedschap wordt gekenmerkt door: middelen voor het aantrekken van de genoemde lus; een omkeerbare motor welke aanvankelijk roteert in een eerste richting en vervolgens roteert in een tweede tegengestelde richting; 10 een aandrijfas aangedreven door de genoemde omkeerbare motor en sequentieel roterend in de genoemde eerste en tweede rotatierichtingen, bestemd voor het samenwerken en aandrijven van de genoemde aantrekmiddelen voor het aantrekken van de genoemde ;striplus alleen wanneer de aan-15 drijfas roteert in de eerste richting; detectie- en stuurmiddelen voor het detecteren van een vooraf bepaald spanningsniveau in de aangetrokken strip-lus en voor het omkeren van de rotatie van de motor waardoor ook de rotatie van de aandrlfas wijzigt van de eerste 20 rotatierichting naar de tweede rotatierichting; en middelen die reageren op de rotatie van de aandrijfas in de genoemde tweede richting door de overlappende stripsegmenten tegen elkaar te drukken nadat de striplus is aangetrokken tot het vooraf bepaalde spanningsniveau en 25 tenminste een van de genoemde overlappende stripsegmenten ten opzichte van het andere segment te bewegen teneinde een wrijflas in de overlappende segmenten tot stand te brengen.
2. Gereedschap volgens conclusie 1, m e t het 30 kenmerk, dat de genoemde aandrijfas is opgebouwd uit een eerste as gekoppeld met en aangedreven door de motor, waarbij de aantrekmiddelen voorzien zijn van tenminste een tweede as en de genoemde aandrijfas verder voorzien is van koppelmiddelen waarmee de eerste as kan worden gekoppeld 35 met de tweede as voor het roteren van de tweede as in de eerste rotatierichting teneinde de lus aan te trekken en de tweede as los te koppelen van de eerste as wanneer de eerste as roteert in de tweede richting.
3. Gereedschap volgens conclusie 1, m e t het 40 kenmerk, dat het gereedschap voorzien is van middelen 800 43 44 voor liet bewegen van een overlappend stripsegment in zijn algemeenheid transversaal ten opzichte van de striplengte-richting ten opzichte van het andere overlappende stripsegment teneinde een wrijflas tot stand te brengen, en het 5 gereedschap verder voorzien is van een zaagblad dat schar-nierbaar gemonteerd is aan het gereedschapframe en uitgevoerd is met benedenwaarts uitstekende zaagtanden, welk zaagblad kan scharnieren tussen een neergelaten positie waarin contact wordt gemaakt met het bovenoppervlak van 10 het genoemde ene overlappende stripsegment en een opgeheven positie op afstand van het bovenoppervlak van het genoemde ene overlappende stripsegment, welk zaagblad voorzien is van middelen samenwerkend met de genoemde aandruk-middelen teneinde te worden bewogen van de opgeheven po-15 sitie naar de neergelaten positie, en het gereedschap verder voorzien is van middelen voor het instellen van het genoemde zaagblad tegen het bavenoppervlak van het ene overlappende s tripsegment wanneer de genoemde aandrukmidde-len het overlappende stripsegment bewegen ten opzichte van 20 het andere overlappende stripsegment teneinde een wrijvings-las in de overlappende segmenten tot stand te brengen waardoor wordt veroorzaakt dat het zaagblad door het genoemde ene overlappende stripsegment snijdt voordat de srripseg-menten aan elkaar zijn gelast en derhalve het achterliggen-25 de deel van de strip scheidt van de gespannen striplus die het artikel omgeeft.
4. Geheel elektrisch aangedreven gereedschap voor het spannen en verbinden van een lus uite^Sermoplastische strip welke een artikel omgeeft en voorzien is van eerste en 50 tweede overlappende stripsegmenten, gekenmerkt door een frame; een eerste as gemonteerd om te roteren volgens zijn longitudinale hartlijn met betrekking tot dit genoemde frame, 55 welke eerste as een ontvangstboring bezit met een longitudinale hartlijn concentrisch met de longitudinale rotatie hartlijn van de genoemde eerste as; een elektrische bedreven omkeerbare motor gedragen door het frame en bestemd om te roteren met de eerste as 40 sequentieel in een eerste richting en vervolgens in een 52 tegengestelde richting; een tweede as waarvan een uiteinde wordt ontvangen in de genoemde ontvangsthoring van de eerste as en zodanig gemonteerd is dat ze kan roteren rond zijn longitudinale 5 hartlijn ten opzichte van het genoemde frame; spanmiddelen gemonteerd aan het genoemde frame voor het initieel aangrijpen van het eerste overlappende segment van de strip en het bewegen van dit stripsegment teneinde de genoemde lus te spannen; 10 transmissiemiddelen welke zijn gekoppeld met de ge noemde tweede as en de spanmiddelen; tenminste een eenwegs koppeling in de ontvangsthoring van de eerste as voor samenwerking met de eerste en de tweede as zodanig dat een rotatie van de tweede as met de 15 eerste as in de eerste richting mogelijk is voor het spannen van de striplus en de eerste as kan roteren in de tweede tegengestelde richting zonder dat dit een rotatie van de tweede as in de tweede richting tot gevolg heeft; middelen voor het detecteren van een vooraf bepaald 20 spanningsniveau in de striplus; stuurmiddelen die reageren op de genoemde lusspan-ningsdetectiemiddelen voor het omkeren van de rotatierich-ting van de motor van de eerste rotatierichting naar de tweede rotatierichting wanneer het vooraf bepaalde lus-25 spanningsniveau door de spanningsdetectiemiddelen is gedetecteerd; middelen die reageren op de rotatie van de eerste as in de genoemde tweede richting voor het aandrukken van de eerste en tweede overlappende stripsegmenten tegen elkaar 30 nadat de striplus tot het vooraf bepaalde niveau is gespannen; en oscillerende aandrijfmiddelen op de eerste as voor het doen oscilleren van de genoemde stripaandrukmiddelen teneinde het eerste overlappende stripsegment in zijn alge-35 meenheid transversaal ten opzichte van de striplengterich-ting over het tweede overlappende stripsegment te bewegen teneinde een wrijvingslas in de overlappende stripsegmenten tot stand te brengen.
5. Gereedschap volgens conclusie 4, m e t het 40 kenmerk, dat de genoemde drukmiddelen verder voorzien 800 43 44 zijn van een aandrukelement "bestemd om door de oscillerende middelen heen en weer te worden bewogen; een schommel-arm die scharnierbaar aan het genoemde frame is bevestigd en voorzien is van eerste en tweede eindgedeelten; koppel-5 middelen die met een uiteinde scharnierbaar zijn bevestigd aan het tweede schommelarmuiteinde en tevens scharnierbaar met het andere uiteinde zijn gekoppeld met het druk-element; schommelarmveermiddelen waarmee de schommelarm ten opzichte van het frame rond het scharnierpunt in een 10 dusdanige richting wordt gedrukt dat een kracht wordt uitgeoefend door het aandrukelement op het eerste overlappende stripsegment; een vrijgeepal welke scharnierbaar gemonteerd is aan het genoemde frame en voorzien is van grendelmiddelen samenwerkend met het eerste schommelarm-15 eindgedeelte; een vrijgeefpalveer om de genoemde vrijgeefpal tegen het eerste schommelarmeindgedeelte te drukken teneinde een verbinding met de grendelmiddelen tot stand te brengen; een vrijgeef ring gemonteerd op de eerste as en bestemd om samen te werken met de vrijgeefpal en tweede 20 koppelmiddelen welke verbonden zijn met de eerste as en de genoemde vrijgeefring voor het doen roteren van de vrij-geefring met de eerste as in de tweede richting teneinde de vrijgeefpalgrendelmiddelen uit het bereik brengen van het eerste schommelarm eindgedeelte en de genoemde vrijgeefring 25 ontkoppelen van de genoemde as wanneer de eerste as wordt geroteerd in de eerste richting waarbij, wanneer de eerste as wordt geroteerd in de tweede richting de genoemde tweede koppelmiddelen een koppeling tot stand brengen met de vrijgeefring en deze roteren in de tweede richting teneinde de 50 vrijgeefpal te doen scharnieren weg van het eerste schommelarm eindgedeelte en dit eerste schommelarm eindgedeelte vrijgeven van de vrijgeefpal grendelmiddelen zodat de schommelarm door de schommelarmveer het aandrukelement aandrukt tegen het eerste overlappende stripsegment.
6. Gereedschap volgens conclusie 5» m e t het kenmerk, dat de vrijgeefring een randgroef bepaalt alsmede tenminste een wandgedeelte en een einde van de genoemde groef samenwerken met de vrijgeefpal.
7· Gereedschap volgens conclusie 6, m e t het 40 kenmerk, dat de vrijgeefpal een boring definieert en 800 43 44 voorzien is van een plunder welke verschuifbaar in deze boring is gemonteerd; welke vrijgeefpal verder voorzien is van een compressieveer aangebracht binnen de genoemde boring en bestemd om de plunjer in de genoemde groef van de vrij-5 geefring te drukken; welke vrijgeefpal een kamoppervlak heeft bestemd om samen te werken met het genoemde eerste schommelarm eindgedeelte, welk eindgedeelte wordt losgekoppeld van de grendelmiddelen waarbij de vrijgeefpal met de genoemde plunjer uit het bereik van het genoemde vrijgeef-10 ringwandgedeelte wordt gehouden; welk gereedschap verder voorzien is van terugstelkoppelmiddelen bevestigd aan de genoemde schommelarm teneinde de schommelarm tegen de werking van de schommelarmveer in te doen scharnieren en het eerste schommelarm eindgedeelte in aangrijping te brengen 15 met de genoemde grendelmiddelen wanneer de vrijgeefring wordt geroteerd in de tweede richting, waarbij het vrijgeef-ringwandgedeelte de genoemde plunjer en derhalve de vrijgeefpal wegdrukken van de vrijgeefring waardoor de vrijgeefpal uit aangrijping komt met de grendelmiddelen van het 20 eerste schommelarm eindgedeelte zodanig dat de genoemde schommelarm door de schommelarmveer via de koppelmiddelen de aandrukmiddelen in contact brengt met het eerste overlappende stripsegment en waarbij, wanneer de genoemde terugstelkoppelmiddelen worden gedwongen om de schommelarm op-25 nieuw te grendelen met de vrijgeefpal de genoemde compres-sieveer het mogelijk maakt dat de plunjer wordt bewogen in de genoemde boring indien de genoemde vrijgeering contact zou maken met de plunjer.
8. Gereedschap volgens conclusie 4, m e t het 50 kenmerk, dat de spanmiddelen voorzien zijn van (a) een spanwiel bestemd om aan te grijpen op de strip, (b) een spanarm welke scharnierbaar gemonteerd is aan het genoemde frame, welke spanarm voorzien is van een spanvoet aangrenzend aan het spanwiel en (c) spanarmveermiddelen 35 welke de spanarm doen scharnieren ten opzichte van het genoemde frame zodanig dat de spanvoet in de richting van het spanwiel wordt gedrukt teneinde daarbij de eerste en tweede overlappende segmenten tussen het spanwiel en de spanvoet in te klemmen, waarbij de genoemde spanningsdetec-40 tiemiddelen voorzien zijn van (a) een stuitelement aangren- 800 43 44 zend aan de genoemde spanarm (b) schakelmiddelen op de genoemde spanarm reagerend op de beweging van de spanarm tegen het genoemde stuitelement teneinde stuurmiddelen te actueren; en (c) een veerplaat welke uitsteekt tot boven 5 de genoemde schakelaar teneinde stootenergie te absorberen wanneer de spanarm plotseling wordt bewogen tegen de schakelaar door de stuitmiddelen, zoals het geval kan zijn indien de genoemde strip onverhoopt breekt.
9. Gereedschap volgens conclusie 4·, m e t het 10 kenmerk, dat de genoemde oscillerende middelen voorzien zijn van een eccentrisch gedeelte op de eerste as met een in zijn algemeenheid cylindrisch uitwendig aandrijf oppervlak georienteerd volgens een longitudinale hartlijn parallel aan maar verplaatst ten opzichte van de longitu-15 dinale hartlijn van de eerste as, welke oscillerende middelen verder voorzien zijn van een aandrijf ringelement gemonteerd rond het eccentrische gedeelte teneinde rond de longitudinale hartlijn van de eerste as een baan te beschrijven samen met het eccentrische gedeelte gedurende rotatie van 20 de eerste as in ofwel de eerste ofwel de tweede rotatie-richting, welk aangedreven ringelement een in zijn algemeenheid cylindrisch binnenoppervlak bezit geplaatst op het in zijn algemeenheid cylindrische buitenaandrijfoppervlak van het eccentrische gedeelte zodanig dat een rotatie van het 25 eccentrische gedeelte in en ten opzichte van het ringelement mogelijk is en de aandrukmiddelen voorzien zijn van een aandï*uk element gekoppeld met het aangedreven ringelement en bestemd om contact te maken met het eerste overlappende stripsegment waarbij tijdens rotatie van de eerste as dit 50 aandrukelement een heen en weer gaande beweging uitvoert. #*****#*** DflfU.Ui
NLAANVRAGE8004344,A 1979-07-30 1980-07-29 Apparaat voor het spannen en sluiten van een lus uit thermoplastische strip. NL190061C (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US6190079A 1979-07-30 1979-07-30
US6190079 1979-07-30
US15378280 1980-06-04
US06/153,782 US4313779A (en) 1979-07-30 1980-06-04 All electric friction fusion strapping tool

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8004344A true NL8004344A (nl) 1981-02-03
NL190061B NL190061B (nl) 1993-05-17
NL190061C NL190061C (nl) 1993-10-18

Family

ID=26741626

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE8004344,A NL190061C (nl) 1979-07-30 1980-07-29 Apparaat voor het spannen en sluiten van een lus uit thermoplastische strip.

Country Status (27)

Country Link
US (1) US4313779A (nl)
KR (1) KR840002211B1 (nl)
AR (1) AR224779A1 (nl)
AU (1) AU531864B2 (nl)
BR (1) BR8004713A (nl)
CA (1) CA1138316A (nl)
CH (1) CH647727A5 (nl)
DE (1) DE3028729A1 (nl)
DK (1) DK156248C (nl)
ES (1) ES494389A0 (nl)
FI (1) FI71530C (nl)
FR (1) FR2462739A1 (nl)
GB (1) GB2055740B (nl)
GR (1) GR68386B (nl)
IE (1) IE49959B1 (nl)
IL (1) IL60492A (nl)
IN (1) IN154240B (nl)
IT (1) IT1132030B (nl)
MX (1) MX147606A (nl)
MY (1) MY8500774A (nl)
NL (1) NL190061C (nl)
NO (1) NO156561C (nl)
NZ (1) NZ194489A (nl)
PH (1) PH16603A (nl)
PT (1) PT71620A (nl)
SE (1) SE445542B (nl)
SG (1) SG39484G (nl)

Families Citing this family (59)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
USRE31353E (en) * 1976-12-20 1983-08-23 Signode Corporation Expanding strap loop forming and friction fusion machine
DE3118710A1 (de) * 1981-05-12 1982-12-09 Cyklop International Emil Hoffmann KG, 5000 Köln Vorrichtung zum spannen, verschliessen und abschneiden von kunststoffbaendern fuer packstueckumreifungen
CH654245A5 (de) * 1981-09-22 1986-02-14 Fromm Ag Geraet zum anlegen eines bandes aus thermoplastischem kunststoff um einen gegenstand.
JPS5853004U (ja) * 1981-10-07 1983-04-11 丸善工業株式会社 バンド式梱包機
DE3149950C2 (de) * 1981-12-17 1987-04-09 Akerlund & Rausing, Verpackung GmbH, 6203 Hochheim Vorrichtung zum Übertragen von Druckdekors
DE3229869A1 (de) * 1982-08-11 1984-02-16 Hoesch Werke Ag, 4600 Dortmund Vorrichtung zum spannen eines um ein packstueck gelegten umreifungsbandes
US4892768A (en) * 1986-06-06 1990-01-09 Signode Corporation Thermoplastic strap with multiple material structure and weld produced therewith
US4776905A (en) * 1986-06-06 1988-10-11 Signode Corporation Method and apparatus for producing a welded joint in thermoplastic strap
US4707390A (en) * 1986-06-06 1987-11-17 Signode Corporation Thermoplastic strap weld with encapsulated cavities
US4952271A (en) * 1989-06-26 1990-08-28 Signode Corporation Apparatus for forming an offset joint in flexible thermoplastic strap
US5238521A (en) * 1991-10-30 1993-08-24 Signode Corporation Apparatus for engaging thermoplastic strap in a friction-fusion welding system
US5476569A (en) * 1992-10-12 1995-12-19 Sekisui Jushi Kabushiki Kaisha Binding tool of friction welding type for a thermoplastic strap
DE9316072U1 (de) * 1993-10-21 1994-01-05 Cyklop GmbH, 50996 Köln Vorrichtung zum Spannen und Verschließen von Umreifungsbändern
US5632851A (en) * 1995-04-05 1997-05-27 Pantech International, Inc. Portable article strapping apparatus
CA2176636A1 (en) * 1995-05-26 1996-11-27 Nikolaus Stamm Tensioning and sealing apparatus for strapping an object with a band
DE59805011D1 (de) * 1997-05-13 2002-09-05 Fromm Holding Ag Steinhausen Umreifungsgerät
US6003578A (en) * 1998-05-04 1999-12-21 Chang; Jeff Chieh Huang Portable electrical wrapping apparatus
EP0999133B1 (de) * 1998-10-29 2003-04-16 Orgapack GmbH Umreifungsgerät
JP3242081B2 (ja) * 1998-12-11 2001-12-25 鋼鈑工業株式会社 ストラップ引締溶着工具
US6109325A (en) * 1999-01-12 2000-08-29 Chang; Jeff Chieh Huang Portable electrical binding apparatus
DE19909620A1 (de) * 1999-03-05 2000-09-07 Cyklop Gmbh Vorrichtung zum Spannen und Verschließen von Umreifungsbändern
US6131634A (en) * 1999-05-27 2000-10-17 Chang; Jeff Chieh Huang Portable strapping apparatus
DE19937828C1 (de) * 1999-08-11 2000-10-05 Smb Schwede Maschinenbau Gmbh Schweißkopf für eine Bandumreifungsmaschine
US6487833B1 (en) * 2000-01-29 2002-12-03 Howard W. Jaenson Strap welding system and method
US6533013B1 (en) 2000-06-02 2003-03-18 Illinois Tool Works Inc. Electric strapping tool and method therefor
US6601616B1 (en) 2001-10-17 2003-08-05 Challenger Manufacturing Consultants, Inc. Powered clamp application tool
US7048015B2 (en) * 2001-10-17 2006-05-23 Challenger Manufacturing Consultants, Inc. Powered clamp application tool
US6907717B2 (en) * 2002-06-14 2005-06-21 Illinois Tool Works, Inc. Dual motor strapper
ATE356748T1 (de) 2002-10-25 2007-04-15 Orgapack Gmbh Antriebseinrichtung für ein umreifungsgerät
US6732638B1 (en) 2003-01-15 2004-05-11 Illinois Tool Works, Inc. Time-out indicator for pneumatic strapper
JP4144473B2 (ja) * 2003-08-12 2008-09-03 マックス株式会社 鉄筋結束機の冷却装置
TWI322783B (en) * 2004-11-04 2010-04-01 Orgapack Gmbh A friction welding equipment for a packaging machine
EP2132094B1 (de) 2007-02-14 2012-09-05 Orgapack GmbH Umreifungsvorrichtung
US7497068B2 (en) * 2007-07-10 2009-03-03 Illinois Tool Works Inc. Two-piece strapping tool
US7428867B1 (en) * 2007-09-07 2008-09-30 Illinois Tool Works Inc. Self-energizing gripper for strapping machine
CN102026875B (zh) * 2008-04-23 2016-01-20 信诺国际Ip控股有限责任公司 带有拉紧装置的捆扎设备
CN201411061Y (zh) * 2008-04-23 2010-02-24 奥格派克有限公司 带有传动装置的捆扎设备
EP3549876B1 (de) 2008-04-23 2021-03-10 Signode International IP Holdings LLC Umreifungsvorrichtung mit einem elektrischen antrieb
US9315283B2 (en) * 2008-04-23 2016-04-19 Signode Industrial Group Llc Strapping device with an energy storage means
CN102026874A (zh) * 2008-04-23 2011-04-20 奥格派克有限公司 移动式捆扎设备
US10518914B2 (en) 2008-04-23 2019-12-31 Signode Industrial Group Llc Strapping device
US11999516B2 (en) 2008-04-23 2024-06-04 Signode Industrial Group Llc Strapping device
US8967217B2 (en) 2011-02-22 2015-03-03 Signode Industrial Group Llc Hand-held strapper
US8387523B2 (en) * 2011-07-20 2013-03-05 Pantech International Inc. Rocker assembly of a strapping machine
US9272799B2 (en) * 2011-10-04 2016-03-01 Signode Industrial Group Llc Sealing tool for strap
CH705743A2 (de) 2011-11-14 2013-05-15 Illinois Tool Works Umreifungsvorrichtung.
DE102011122155A1 (de) * 2011-12-23 2013-06-27 Fromm Holding Ag Pneumatisches Umreifungsgerät
WO2014167377A1 (de) 2012-09-24 2014-10-16 Signode International Ip Holdings Llc Umreifungsvorrichtung mit einer schwenkbaren wippe
CH708294A2 (de) 2013-05-05 2014-12-15 Orgapack Gmbh Umreifungsvorrichtung.
CH709220A2 (de) 2014-02-10 2015-08-14 Orgapack Gmbh Umreifungseinrichtung einer Umreifungsvorrichtung zur Umreifung von Packgut mit einem Umreifungsband.
US10577137B2 (en) 2015-12-09 2020-03-03 Signode Industrial Group Llc Electrically powered combination hand-held notch-type strapping tool
CH712172A2 (de) 2016-02-22 2017-08-31 Signode Ind Group Llc Umreifungsvorrichtung mit einer Ultraschallschweisseinrichtung.
CH712984A2 (de) * 2016-09-18 2018-03-29 Signode Ind Group Llc Umreifungsvorrichtung zur Umreifung von Packgut mit einem Umreifungsband.
USD864688S1 (en) 2017-03-28 2019-10-29 Signode Industrial Group Llc Strapping device
US20220333391A1 (en) * 2021-04-16 2022-10-20 Max Co., Ltd. Binding machine
TWI822092B (zh) * 2021-07-23 2023-11-11 美商賽諾得工業集團有限責任公司 捆紮工具
WO2023154652A2 (en) * 2022-02-10 2023-08-17 Bedford Industries, Inc. Bib tie automation system
US20240025585A1 (en) * 2022-07-21 2024-01-25 Abb Schweiz Ag Clamping assembly
WO2024118296A1 (en) * 2022-12-02 2024-06-06 Signode Industrial Group Llc Strapping device with motor-driven rocker

Family Cites Families (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1054034A (nl) * 1900-01-01
DE1051188B (de) * 1955-09-02 1959-02-19 Gerrard Ind Ltd Verschnuerungsmaschine
DE1137376B (de) * 1956-11-13 1962-09-27 Signode Steel Strapping Co Bandspannvorrichtung fuer Umschnuer-maschinen
US2982069A (en) * 1958-04-21 1961-05-02 England Victor Strapping device and method
US3368323A (en) * 1964-10-12 1968-02-13 Fmc Corp Strap sealing method and apparatus
US3397105A (en) * 1965-04-24 1968-08-13 Takami Masaho Tape fusing device
CH465844A (fr) * 1966-11-08 1968-11-30 Forsch Anstalt Fur Mechanik Procédé de soudure de deux pièces minces en matière plastique par frottement des pièces l'une contre l'autre
US3442734A (en) * 1965-08-13 1969-05-06 Signode Corp Combination strap tensioning and sealing tool
US3442735A (en) * 1965-08-13 1969-05-06 Signode Corp Friction-fusion strap sealing
US3442732A (en) * 1965-08-13 1969-05-06 Signode Corp Friction-fusion strap sealing
US3442733A (en) * 1965-08-13 1969-05-06 Signode Corp Combination strap tensioning and sealing tool
US3442203A (en) * 1967-04-10 1969-05-06 Signode Corp Automatic strapping machine employing friction-fused joints
US3554845A (en) * 1967-11-17 1971-01-12 Fmc Corp Friction welding of plastic strapping
US3554846A (en) * 1968-03-21 1971-01-12 Fmc Corp Friction welding apparatus
US3586572A (en) * 1969-02-20 1971-06-22 Signode Corp Electrically controlled handtool for friction-fusing nonmetallic strap
US3654033A (en) * 1970-04-01 1972-04-04 Signode Corp Strap tensioning and sealing tool
US3679519A (en) * 1970-06-16 1972-07-25 Signode Corp Control system for apparatus for friction-fusing overlapping portions of a thermoplastic strapping ligature
US3709758A (en) * 1971-01-20 1973-01-09 Fmc Corp Strap sealing tool
US3799835A (en) * 1972-07-24 1974-03-26 Fmc Corp Anti-crease friction weld strapping tool
CH598917A5 (en) * 1975-09-17 1978-05-12 Strapex Ag Welding tightened thermoplastic tapes round package

Also Published As

Publication number Publication date
SE445542B (sv) 1986-06-30
NL190061C (nl) 1993-10-18
IT8023800A0 (it) 1980-07-30
GB2055740A (en) 1981-03-11
FR2462739B1 (nl) 1983-07-22
FR2462739A1 (fr) 1981-02-13
CH647727A5 (de) 1985-02-15
DE3028729A1 (de) 1981-02-05
NO156561B (no) 1987-07-06
AR224779A1 (es) 1982-01-15
NO156561C (no) 1987-10-14
SE8005444L (sv) 1981-01-31
FI802249A (fi) 1981-01-31
IE49959B1 (en) 1986-01-22
MY8500774A (en) 1985-12-31
FI71530B (fi) 1986-10-10
NL190061B (nl) 1993-05-17
IT1132030B (it) 1986-06-25
PH16603A (en) 1983-11-24
US4313779A (en) 1982-02-02
DE3028729C2 (nl) 1988-04-21
NO802282L (no) 1981-02-02
GB2055740B (en) 1983-02-16
PT71620A (en) 1980-08-01
IE801578L (en) 1981-01-30
KR840002211B1 (ko) 1984-12-03
BR8004713A (pt) 1981-02-10
DK326880A (da) 1981-01-31
AU531864B2 (en) 1983-09-08
GR68386B (nl) 1981-12-28
MX147606A (es) 1982-12-30
KR830003332A (ko) 1983-06-18
AU5974880A (en) 1981-02-05
SG39484G (en) 1985-03-08
IL60492A (en) 1982-08-31
FI71530C (fi) 1987-01-19
CA1138316A (en) 1982-12-28
ES8206338A1 (es) 1982-09-01
DK156248C (da) 1990-01-02
DK156248B (da) 1989-07-17
ES494389A0 (es) 1982-09-01
NZ194489A (en) 1983-12-16
IN154240B (nl) 1984-10-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8004344A (nl) Elektrisch aangedreven, met wrijflassen werkend bindgereedschap.
US4776905A (en) Method and apparatus for producing a welded joint in thermoplastic strap
SU697048A3 (ru) Устройство дл обв зки штучных изделий термопластичной лентой
SU1134117A3 (ru) Устройство дл нат жени ,соединени и отрезки обв зочных лент из синтетического материала
US4378262A (en) Method and apparatus for forming and tensioning a strap loop about a package
EP0605759B1 (en) Method and apparatus for producing a welded joint in thermoplastic strap with differential pressure
US3586572A (en) Electrically controlled handtool for friction-fusing nonmetallic strap
KR960000106B1 (ko) 캡슐형 공동을 갖는 열가소성 스트랩 용접 조인트
FR2548574A1 (fr) Dispositif de freinage pour chaine
US4096019A (en) Tensioning- and friction welding apparatus
JPH0116723B2 (nl)
FR2616124A1 (fr) Appareillage de serrage de bande d&#39;une machine a sangler
US3718526A (en) Apparatus for friction fusing
EP0293025A1 (en) Knife assembly for net dispensing apparatus
US5320032A (en) Citrus-fruit squeezing machine
FR2463059A1 (fr) Procede et mecanisme pour la formation de filets, sacs ou equivalents, munis d&#39;une poignee de transport en meme matiere, et poignee obtenue par ce procede ou ce mecanisme
US4001064A (en) Manual strapping tool
KR100438024B1 (ko) 음식물 낱개 포장장치 및 그 포장방법
RU2096281C1 (ru) Фасовочно-упаковочный вертикальный аппарат
EP0194218A1 (fr) Dispositif de distribution automatique d&#39;objets
EP0030061A2 (fr) Machine à découper le pain
DK154282B (da) Fremgangsmaade og apparat til dannelse af en loekke af et baand og stramning af baandet om en genstand
CA1269031A (en) Thermoplastic strap weld with encapsulated cavities
PL203601B1 (pl) Mechanizm tn acy
FR2796053A1 (fr) Dispositif pour la mise a l&#39;alignement droite des bords de paquets constitues de pieces rectangulaires plates

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 19960201