NL8003418A - Hemostatische klemmen. - Google Patents

Description

4» ΒΓ.Ο. 28.767 1 C'"

Hemostatische klemmen.

De uitvinding heeft betrekking op hemostatische klemmen en klem-aanbrenginrichtingen, in het bijzonder op hemostatische klemmen vervaardigd uit absorbeerbaar of niet-absorbeerbaar polymeerma-teriaal en op instrumenten voor het aanbrengen van zulke klemmen 5 op bloedvaten en dergelijke.

Hemostatische klemmen worden in chirurgische behandelingen toegepast om doorgesneden bloedvaten en andere kleine fluïdumleidingen -te sluiten. In het verleden zijn hemostatische klemmen uit smalle ïï-vormige, of V-vormige stroken gevormd van tantaal of roestvast 10 staal, die kunnen worden gedeformeerd en een voldoende sterkte bezitten om de deformatie vast te houden, wanneer de klem om een bloedvat is geklemd. De klemmen worden gewoonlijk aangebracht onder toepassing van een inrichting van het tangtype met klauwen die van een kanaal zijn voorzien of op een andere wijze zijn ingericht voor 15 het vasthouden van de open klem. Bekende hemostatische klemmen en aanbrenginrichtingen zijn het best geïllustreerd in de Amerikaanse octrooischriften 3*867.944» 3.631.707, 3·439·523» 3·439·522, 3.363*628, 3-312.216, en 3.270.745·

In de stand van de techniek is voorgesteld, zoals in het Ame-20 rikaanse octrooischrift 3·439.523 om bijvoorbeeld hemostatische klemmen te vormen uit goedkope kunststoffen of materialen die langzaam in het lichaam kunnen worden geabsorbeerd. Helaas hebben bekende TJ- en V-vormige hemostatische klemmen niet de vereiste sterkte of deformeerbaarheid, wanneer deze zijl geconstrueerd uit bekende 25 kunststoffen, teneinde de klemmen om een bloedvat te klemmen. Aldus, hoewel de noodzaak van en de wens naar goedkope afbindende klemmen van zowel absorbeerbare als niet-absorbeerbare kunststofmateri-alen sedert tien jaar is onderkend, is er geen praktische weg die aan deze behoefte voldoet.

50 Set Amerikaanse octrooischrift 3*926.195 beschrijft een kleine klem van kunststof bestemd voor het tijdelijk of permanent sluiten -van de eileider en verschillende vaten in het menselijk lichaam.

Deze klemmen hebben bij voorkeur een klemoppervlak van 6 tot 10 mm lang en 3 tot 6 mm breed. De afmeting van zulke klemmen zijn dien-35 overeenkomstig aanzienlijk groter dan gewenst is voor hemostatische . klemmen. Bovendien vereisen de klemmen volgens het Amerikaanse octrooischrift 3.926.195 ie toepassing van diverse complexe gereedschappen om de klemmen aan te brengen, welke acceptabel zijn voor 800 34 18 y 2 κ <" de doelstellingen "beschreven in het genoemde Amerikaanse octrooi- schrift, maar niet toelaatbaar zouden zijn bij chirurgie, waarbij het snel plaatsen van een groot aantal hemostatische klemmen wordt vereist om de stroom van bloed uit doorgesneden vaten te blokkeren.

5 De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een afbindende klem van kunststof die voor het afklemmen van kleine bloedvaten en andere fluïdum leidingen in het lichaam geschikt is. De uitvinding heeft voorts ten doel te voorzien in afbindende klemmen van kunststof van zowel absorbeerbare als niet-absorbeerbare materialen. De 10 uitvinding heeft verder nog ten doel te voorzien in afbindende klemmen van kunststof, die snel en gemakkelijk kunnen worden aangebracht op doorgesneden bloedvaten en andere fluïmleidingen met een enkel instrument van het tangtype, gebruikt bij het aanbrengen van metalen klemmen.

15 De afbindende klemmen volgens de uitvinding omvatten twee benen die aan de aan elkaar grenzende einden daarvan zijn verbonden langs een lijn die een veerkrachtig scharnier vormt, waarbij het eerste been eindigt in een buigbaar baakorgaan dat kan ingrijpen in het vrije einde van het tweede been. Elk been is voorzien van een ci-20 lindervormig uitsteeksel dat zich langs de breedte van het been uitstrekt nabij het vrije einde daarvan. Het uitsteeksel op het tweede been ligt op afstand van het vrije einde daarvan met een afstand die gelijk is aan de diepte van het haakorgaan van het eerste been. Het uitsteeksel op het eerste been is opgelijnd met het uitsteeksel 25 op het tweede been, zodanig dat de hoofdhartlijn langs de lengte van de klem loodrecht staat op de kleinere hartlijn die zich uitstrekt door elk uitsteeksel, wanneer de klem is gesloten en geblokkeerd.

De inrichting voor het aanbrengen van de klemmen volgens de 30 uitvinding is een instrument van het tangtype, waarbij elke klauw is uitgehold om de breedte en lengte van de klem op te nemen en een cilindervormige uitsparing is langs de basis van elke uitholling aangebracht om het uitsteeksel op elk been van de klem op te nemen. De diepte van de uitholling in elke klauw aan de. voorzijde van de 35 cilindervormige uitsparing (tussen de cilindervormige uitsparing en de punt van de klauw) is groter dan die van de uitholling achter de cilindervormige uitsparing. Wanneer de open klem tussen de klauwen van de aanbrenginrichting is geplaatst, wordt deze vast op zijn plaats gehouden, waarbij het uitsteeksel van elk been ligt in 40 de uitsparing van elke klauw. Wanneer de klauwen worden gesloten, 800 34 18 3 1 ί roteert het uitsteeksel van elk heen in de uitsparing van de klauw, totdat het vrije einde van het tweede heen onder het haakorgaan van het eerste heen passeert en wordt vergrendeld.

De klemmen kunnen worden gevormd uit kunststof door spuitgie-5 ten of een andere geschikte werkwijze en kunnen bestaan uit een niet-absorbeerbaar materiaal, zoals polypropeen of een absorbeerbaar materiaal, zoals een polymeer of copolymeer van lactide en glycolide. De klemmen zijn gevormd in een normale open positie en geconstrueerd met een kleine hoeveelheid materiaal om weefselreactie 10 zoveel mogelijk te verhinderen. De klemmen worden gemakkelijk aangebracht met een aanbrenginrichting van het tangtype, waarbij bekende chirurgische technieken worden toegepast.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 15 Fig. 1 op vergrote schaal een aanzicht van een chirurgische klem volgens de uitvinding toont.

Fig. 2 de klem volgens fig. 1 illustreert die om een bloedvat is geklemd. *.

Fig. 3 een aanbrenginrichting van het tangtype voorstelt, die 20 geschikt is voor de klemmen volgens de uitvinding.

Fig. 4 de open klem volgens fig. 1 weergeeft, die is opgenomen in de klauwen van een klem-aanbrenginrichting van het tangtype.

Fig. 5 de klem volgens fig. 4 toont, die over een bloedvat is gesloten en vergrendeld in de klauwen van de aanbrenginrichting.

25 In fig. 1 is een hemostatische klem 10 getoond, die gecon strueerd is uifc twee beensegmenten 11 en 12 die aan de aangrenzende einden daarvan zijn verbonden door een scharnierdeel 13· Het been 11 eindigt aan het vrije einde daarvan in een haakorgaan 14 met een binnenoppervlak 15 dat hoofdzakelijk evenwijdig aan het binnenopper-30 vlak 16 van het been 11 verloopt en een scherpe hoek met het eind-oppervlak 17 vormt. Het beenorgaan 12 eindigt aan het vrije einde in het eindoppervlak 19, dat een stompe hoek met het binnenoppervlak 18 van het been 12 vormt. Het eindoppervlak 19 is bij 23 ingesneden om een nok te vormen nagenoeg in het midden tussen de oppervlakken 35 18 en 20, en is bovendien rechthoekig afgesneden bij het oppervlak 25 om een hoofdzakelijk rechte hoek met het oppervlak 20 te vormen.

De lengte en breedte van de oppervlakken 16 en 18 zijn nagenoeg gelijk en het oppervlak 15 van de haak 14 ligt op afstand van het oppervlak 16 van het been 11 met een afstand die overeenkomt 40 met de dikte van het been 12 tussen het vlak van het oppervlak 18 en 800 34 18 * 4 het oppervlak 20. Wanneer de "benen 11 en 12 om het scharnier 13 worden gescharnierd om de oppervlakken 18 en 16 in positie te "brengen, wordt de haak 14 door het oppervlak 19 van het been 12 omgebogen, totdat het vrije einde van het been 12 wordt gegrepen onder de haak 5 14 en daardoor op zijn plaats wordt vergrendeld. Het eindoppervlak 17 van de haak 14 en het eindoppervlak 19 van het been 12 staan onder een hoek zoals getoond is, teneinde het passeren van het been 12 langs de haak 14 te vergemakkelijken tijdens het sluiten van de klem.

10 Wanneer de klem over een buisvormig vat wordt gesloten, zoals in fig. 2 is getoond, werken de oppervlakken 16 en 18 samen en drukken het vat 27 samen om de inwendige ruimte daarvan af te sluiten.

De oppervlakken 16 en 18 kunnen glad zijn zoals in fig. 1 is getoond, of kunnen worden voorzien van ribbels of sleuven om de vast-15 houdkracht op het vat te vergroten. Het been 11 kan eveneens van een uitsparing worden voorzien bij de verbinding van het haakorgaan 14 met het oppervlak 16, zoals bij 26 in fig. 1 is getoond om de buigbaarheid van het haakorgaan 14 te vergroten en de afstand tussen het haakorgaan 14 en het been 11 te vergroten, waardoor elke 20 binnenwaartse afbuiging van de haak 14 wordt gecompenseerd gedurende de sluitbeweging, die de speling tussen de oppervlakken 15 en 16 zou kunnen verkleinen en anders de vergrendeling van de klep belemmeren.

Volgens fig. 1 omvat het been 12 van de klem 10 een uitwendig 25 cilindervormig uitsteeksel 21 dat zich over de breedte van het been uitstrekt nabij het vrije einde daarvan. Het uitsteeksel 21 ligt op afstand van het oppervlak 25 met een afstand die voldoende is om het haakorgaan 14 in volledige ingrijping met het been 12 te kunnen brengen, wanneer de klem in een gesloten en vergrendelde posi-30 tie is. De cilindervormige uitsteeksels 21 en 22 liggen op een gelijke afstand van het scharnier 13> zodat wanneer de klem wordt gesloten, de uitsteeksels 21 en 22 een lijn definiëren die loodrecht staat op de hoofdhartlijn langs de lengte van de klem, zoals het duidelijkst in fig. 5 is te zien.

35 Het vrije einde Taa het been 12 aan de'voorzijde van het uit steeksel 21 heeft een kleinere dikte ten opzichte van de dikte onmiddellijk achter het uitsteeksel 21, waardoor een trede 24 tussen het uitsteeksel 21 in het oppervlak 20 wordt gevormd. Het belang van deze klemconstructie zal duidelijk worden bij toepassing van het 40 instrument dat wordt gebruikt om de klem aan te brengen en te slui- 800 3 4 18

V

5 ten, zoals in de fig. 3 tot en met 5 is geïllustreerd.

Fig. 3 toont een aanbrenginrichting 30 van het tangtype voor het aanbrengen van een afbindende klem, welke aanbrenginrichting bestaat uit twee handgreeporganen 31 en 32 die elkaar kruisen bij 5 het scharnierpunt 33 en in een normale open positie worden gehouden door de veer 38. De handgreep 31 strekt zich uit tot voorbij het scharnier 33 om een klauworgaan 34 te vormen, terwijl de verlenging van de handgreep 32 een klauworgaan 35 vormt.

Fig. 4 illustreert details van de constructie van de klauwen 10 34, en 35 en de wisselwerking van de klauwen met de klem volgens fig. 1. De klauwen 34 en 35 zijn identiek ontworpen en zijn voorzien van uithollingen 38 respectievelijk 37» die zich in achterwaartse richting uitstrekken van de punten van de klauwen af. Elke uitholling is voorzien een cilindervormige uitsparing 38 respectievelijk 15 39 langs de breedte van de uitholling en nabij het vrije einde daarvan. De uitsparingen 38 en 39 liggen in lijn, wanneer de klauwen van de aanbrenginrichting worden geslote en zijn van zodanige afmeting, dat zij de cilindervormige uitsteeksels 21 en 22 van de klem kunnen opnemen. De uithollingen 58 en 37 aan de voorzijde van 20 ie uitsparingen 38 en 39 zijn dieper dan die aan de achterzijde van de uitsparingen, zoals in fig. 4 is getoond. Wanneer de open kLem in de aanbrenginrichting wordt gehouden, strekken de cilindervormige uitsteeksels op de kle zich uit tot in de cilindervormige uitsparingen in elke klauw. Als gevolg van de hoek van de klem in 25 de aanbrenginrichting strekken de vrije einden van de benen 11 en 12 zich uit tot in het diepere voorste deel van de uitholling van elke klauw. De verminderde dikte van het been 12 aan het vrije uiteinde verhindert een belemmering tussen het uiteinde en de uitholling van de aanbrenginrichting, wanneer de klem in de open positie wordt 30 gehouden, zoals in fig. 4 is getoond.

De klem 10 wordt aanvankelijk in de aanbrenginrichting 30 in de open positie aangebracht, zoals in fig.' 4 is geïllustreerd.

Nadat de klauwen van de aanbrenginrichting en de klem op hun plaats worden gebracht over het af te binden vat, worden de klauwen van de 35 aanbrenginrichting gesloten en de klem wordt in positie vergrendeld over het vat, zoals in fig. 5 is getoond. Wanneer de klem wordt gesloten, roteren de cilindervormige uitsteeksels van de benen 11 en 12 in de cilindrische uitsparingen van de klauwen 37 en 36, totdat het buitenoppervlak van het been 12 rust op de basis van de uithol-40 ling 38, zoals in fig. 5 is getoond. Op dit punt is het vrije einde 800 3 4 18 ά * 6 van het heen 12 weggedraaid van de basis van de uitholling en een afstand van voldoende grootte is voor de haak 14 aanwezig om het been 12 te passeren en over het buitenoppervlak daarvan te vergrendelen. Nadat de klem over het af te binden vat vast is vergrendeld, 5 worden de klauwen van de aanbrenginrichting geopend om de klem en het vat vrij te geven en een nieuwe klem wordt in de aanbrenginrichting geladen. Aangezien de klauwen van de aanbrenginrichting identiek zijn, is het niet noodzakelijk de aanbrenginrichting te richten naar de klem, wanneer de aanbrenginrichting wordt geladen.

10 Het is duidelijk dat binnen het kader van de uitvinding diverse varianten van de klem mogelijk zijn, die afwijken van de beschreven uitvoeringsvormen. Bijvoorbeeld kan de uitsparing bij de verbinding van de haak 14 met het oppervlak 16 van het been 11 worden weggelaten en kan het binnenoppervlak van het been 12 aan het vrije einde 15 schuin worden afgesneden, zoals met de stippellijn a in fig. 1 is aangegeven, teneinde een afbuigen naar beneden van de haak 14 te compenseren tijdens het sluiten, dat de speling onder het oppervlak 15 zou verkleinen en het vergrendelen van het been 12 zou kunnen belemmeren. De uitsparing 25 in het eindoppervlak 19 van het been 12 20 voorziet in een tussengelegen vergrendelde toestand en vergroot op doelmatige wijze de lengte van het oppervlak 18 aan het vrije einde van het been 12, maar kan indien gewenst worden weggelaten. Deze en andere wijzigingen in de configuratie van de klem kunnen binnen het kader van de uitvinding worden toegepast.

25 De klemmen volgens de uitvinding kunnen worden geconstrueerd met diverse afmetingen afhankelijk van hun bedoelde functie. Hemo-statische klemmen hebben in het bijzonder een lengte die kleiner is dan 6 mm en een breedte van ongeveer 1,5 ram en hebben een klem-oppervlak van ongeveer 5 mm lang. De afmetingen van de klem kunnen 30 ongeveer 50% worden verkleind voor bepaalde toepassingen bij micro-chirurgie. Grotere klemmen voor speciale hemostatische toepassingen ®n andere functies, zoals het sluiten van eileiders of andere vaten kunnen afmetingen hebben die ongeveer twee maal zo groot ijn dan die van een bepaalde hemostatische klem. De diverse afmetingen van 35 de klemmen zijn bij voorkeur aangepast aan afzonderlijke aanbreng-inrichtingen met klauwen die aangepast zijn aan de afmeting van de klem voor het zo goed mogelijk functioneren.

De klemmen volgens de uitvinding worden op de eenvoudigste wijze gegoten uit biologisch accepteerbare kunststofmaterialen, die 40 absorbeerbaar of niet absorbeerbaar kunnen zijn. Bij voorkeur toe- 300 34 18 7 * gepaste absorbeerbare polymeren omvatten homopolymeren en copoly-meren van glycolide en lactide, en poly p-dioxan. Bij voorkeur toegepaste niet-absorbeerbare polymeren omvatten nylon en polypropeen.

Al deze materialen bleken biologisch acceptabel te zijn, wanneer 5 toegepast als hechtorganen of andere inplanteerbare medische inrichtingen. Be klemmen kunnen eveneens worden gegoten of vervaardigd uit vaste polymeermaterialen of uit metalen, zoals aluminium, magnesium, roestvast staal, tantaal en diverse legeringen daarvan, waarvan sommige eveneens door biologisch weefsel kunnen worden geabsorbeerd.

800 3 4 18

Claims (20)

1. Hemostatische klem, gekenmerkt door eerste en tweede beenorganen die aan hun aangrenzende einden zijn verbonden - door een veerkrachtig scharnierorgaan en aan hun vrije einden eindigen in grendelorganen, waarbij elk beenorgaan een binnenoppervlak 5 voor het klemmen van een vat hebben tegenover een binnenoppervlak voor het klemmen van een vat van het andere beenorgaan, waarbij het eerste beenorgaan aan het vrije einde daarvan eindigt in een buigbaar haakorgaan dat zich van het binnenoppervlak van het beenorgaan af zich uitstrekt, welk haakorgaan een binnenoppervlak heeft dat 10 op afstand ligt van en hoofdzakelijk evenwijdig verloopt aan het binnenoppervlak van het beenorgaan, welk beenorgaan een buitenste verhoogd,cilindrisch uitsteeksel heeft dat zich over de breedte van het beenorgaan uitstrekt en op afstand ligt van het verbonden einde daarvan, waarbij het tweede beenorgaan aan het vrije einde daarvan 15 eindigt in een oppervlak dat het genoemde haakorgaan kan afbuigen en kan worden opgenomen in de ruimte tussen het binnenoppervlak van het haakorgaan en het binnenoppervlak van het eerste beenorgaan, welk tweede beenorgaan een buitenste verhoogd cilindrisch uitsteeksel heeft, dat zich over de breedte van het beenorgaan uitstrekt en op 20 afstand ligt van de vrije en verbonden einden daarvan, een en ander zodanig, dat wanneer het eerste en het tweede beenorgaan om het scharnierorgaan worden gescharnierd, het vrije einde van het tweede beenorgaan wordt afgebogen en door het haakorgaan van het eerste beenorgaan wordt gegrepen om de klem in gesloten positie te vergren-25 delen.

2. Klem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vrije einde van het tweede beenorgaan eindigt in een oppervlak dat een stompe hoek met het binnenoppervlak daarvan insluit.

3. Klem volgens conclusie 2,met het kenmerk, 30 dat het oppervlak aan het vrije einde van het tweede beenorgaan is voorzien van een inkeping.

4· Elem volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het cilindrische uitsteeksel van het tweede beenorgaan op afstand ligt van het vrije einde van het beenorgaan met een afstand die 35 overeenkomt met de lengte van het binnenoppervlak van het haakorgaan.

5. Elem volgens conclusie 4» ® e t het kenmerk, dat de cilindrische uitsteeksels van de eerste en tweede beenorganen 800 34 18 * op gelijke afstand liggen van het scharnierorgaan aan de aangrenzende einden daarvan.

6. Klem volgens conclusie 5j m e t het kenmerk, dat het scharnierorgaan wordt gevormd door een lijn van minimale klem- 5 dikte bij de verbinding van de binnenoppervlakken van de eerste en tweede beenorganen.

7. Klem volgens conclusie 5> m e t het kenmerk, dat het haakorgaan op afstand ligt van het vlak van het genoemde bin-nenoppervlak van het eerste beenorgaan met een afstand die gelijk 10 is aan de dikte van het vrije einde van het tweede beenorgaan aan de voorzijde van het cilindrische uitsteeksel.

8. Klem volgens conclusie 7>met het kenmerk, dat de dikte van het vrije einde van het tweede beenorgaan is verkleind aan de voorzijde van het cilindrische uitsteeksel, waardoor een 15 trede wordt gevormd op het buitenoppervlak van het genoemde beenorgaan.

9. Klem volgens conclusie 5» met het kenmerk, dat het binnenoppervlak van het tweede beenorgaan is afgeschuind aan het vrije einde om de dikte daarvan te verkleinen.

10. Klem volgens conclusie 9,met het kenme.rk, dat het haakorgaan op. afstand ligt van het vlak van het binnenoppervlak van het eerste beenorgaan met een afstand die overeenkomt met de niet afgeschuinde dikte van het vrije einde van het tweede beenorgaan aan de voorzijde van het cilindrische uitsteeksel.

11. Klem volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het eerste beenorgaan een uitsparing heeft aan de verbinding van het haakorgaan met het binnenoppervlak van het beenorgaan.

12. Hemostatische klem,g ekenmerkt door eerste en tweede beenorganen die aan hun aangrenzende einden zijn verbonden 30 door een veerkrachtig scharnierorgaan en aan hun vrije einden in grendelorganen eindigen, waarbij elk beenorgaan een binnenoppervlak voor het klemmen van een vat heeft tegenover' een binnenoppervlak voor het klemmen van een vat van het andere beenorgaan, waarbij het eerste beenorgaan aan het vrije einde daarvan eindigt in een buig- 35 baar haakorgaan dat zich van het binnenoppavlak van het beenorgaan uitstrekt, welk haakorgaan een binnenoppervlak heeft dat op afstand ligt van en nagenoeg evenwijdig loopt aan het binnenoppervlak van het beenorgaan, welk beenorgaan is voorzien van een cilindrisch uitsteekse]/<zÏch over de breedte van het beenorgaan uitstrekt op 40 het buitenoppervlak daarvan en op afstand ligt van het verbonden 800 34 18 f einde daarvan, waarbij het tweede beenorgaan aan het vrije einde daarvan eindigt in een oppervlak dat een stompe hoek met het vlak van het binnenoppervlak voor het klemmen van een vat van het beenorgaan vormt, waarbij de dikte van het vrije einde van het beenorgaan 5 loodrecht op het vlak van het binnenoppervlak overeenkomt met de afstand van het binnenoppervlak van het haakorgaan ten opzichte van het binnenoppervlak van het eerste beenorgaan, welk tweede beenorgaan is voorzien van een cilindrisch uitsteeksel dat zich over de breedte van het beenorgaan uitstrekt op het buitenoppervlak daar-10van en op afstand ligt van de vrije en verbonden einden daarvan, en waarbij wanneer de eerste en tweede beenorganen om het genoemde veerkrachtige scharnierorgaan scharnieren, het vrije einde van het tweede beenorgaan het haakorgaan afbuigt en wordt opgenomen tussen het binnenoppervlak van het haakorgaan en het binnenoppervlak 15 van het eerste beenorgaan en daarin wordt vastgehouden om de klem in een gesloten toestand te houden, waarbij de binnenoppervlakken voor het klemmen van een vat van de eerste en tweede beenorganen tegenover elkaar liggen.

13· Klem volgens conclusie 12,met het kenmerk, 20 dat het cilindrische uitsteeksel van het tweede beenorgaan op afstand ligt van het vrije einde van het genoemde beenorgaan met een afstand die overeenkomt met de lengte van het binnenoppervlak van het haakorgaan.

14. Klem volgens conclusie 3» met het kenmerk, 25 dat de cilindrische uitsteeksels van de eerste en tweede beenorganen op een gelijke aièfcand liggen van het scharnierorgaan aan de verbonden einden daarvan.

15· Klem volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het scharnierorgaan wordt gedefinieerd door een lijn van mi-30 nimale klemdikte bij de verbinding van de binnenoppervlakken van de eerste en tweede beenorganen.

16. Klem volgens conclusie 12,met het kenmerk, dat het haakorgaan op afstand ligt van het binnenoppervlak van het eerste beenorgaan met een afstand die gelijk is aan de dikte van 35 het vrije van het tweede beenorgaan aan de voorzijde van het cilindrische uitsteeksel.

17· Klem volgens conclusie 15» met het kenmerk, dat de dikte van het vrije einde van het tweede beenorgaan is verkleind aan de voorzijde van het cilindrische uitsteeksel, waardoor 40 een trede wordt gevormd op het buitenoppervlak van het genoemde 80 0 3 4 18 11 1 beenorgaan.

18. Aahbrenginstrument voor een afbindende klem, gekenmerkt door een paar handgrepen die scharnierbaar zijn om een scharnierpunt en die zich uitstrekken tot voorbij het scharnier-5 punt om een paar klauwen voor het sluiten van een klem/vormen, die tegenover elkaar gelegen binnenoppervlakken hebben, waarbij elk van de klauwen voorzien zijn van een, een klemopnemende uitholling in het binnenoppervlak daarvan, die zich uitstrekt van de voorpunt van de klauw af naar het scharnierpunt, welke uitholling een lengte 10 heeft die ten minste gelijk is aan de lengte van de door het genoemde instrument aan te brengen klem, waarbij elle uitholling een cilindrische uitsparing heeft langs de basis daarvan en op afstand van de punt van de klauw, waarbij de diepte van de uitholling aan de. voorzijde van de uitsparing groter is dan die aan de achterzijde 15 van de uitsparing.

19· Instrument volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de cilindrische uitsparingen in elk kanaal vertikaal zijn opgelijnd ten opzichte van de binnenoppervlakken van de klauwen, wanneer de klauwen in een gesloten positie zijn.

20. Instrument volgens conclusie 18, met het ken- m e r k, dat de cilindrische uitsparingen in elk kanaal op een gelijke afstand liggen van de punten van de klauwen. 800 3 4 18