NL8002796A

NL8002796A - Toevoerinrichting van voorwerpen.

Info

Publication number: NL8002796A
Application number: NL8002796A
Authority: NL
Original assignee: Stolle Corp
Priority date: 1979-07-12
Filing date: 1980-05-14
Publication date: 1981-01-14
Also published as: AU5799280A; IT8048931A0; DE3019916A1; GB2053830A; CA1152020A; NL186679B; DE3019916C2; DK235780A; SE8003382L; JPS5612213A; BE883684A; FR2460865B1; NL186679C; GB2053830B; DK151562C; AU536466B2; FI801620A; CH648257A5; BR8003810A; IT1129005B

Description

I <J

Toevoerinrichting van voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een toevoerinrichting van voorwerpen en meer in het bijzonder op een inrichting die een opeenvolging van voorwerpen waarop een reeks van bewerkingen uitgevoerd moet worden stap voor stap kan toevoeren 5 langs een baan om ieder voorwerp opeenvolgend af te leveren aan een aantal bewerkingsoosten waar zekere bewerkingen er op uitgevoerd moeten worden.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.231*065 beschrijft een inrichting voor het toevoeren van voorwerpen welke 10 een aanzienlijke verbetering geeft ten opzichte van de meeste intermitterende toevoertransportinrichtingen die van het ronddraaiende soort zijn en waarin de voorwerpen die bewerkt moeten worden opeenvolgend toegevoerd worden aan een transportwiel dat dan intermitterend indexeert over een reeks plaatsen waar een aantal bewerkingen 15 op het voorwerp uitgevoerd kunnen worden. Om in een toevoertransport-inrichting van het ronddraaiende soort snel te kunnen produceren is het nodig dat de toevoer zeer nauwkeurig is, zodanig dat ieder voorwerp in zijn geïndexeerde positie aangebracht wordt met een precies juiste oriëntatie voor de bewerking die er op uitgevoerd 20 moet worden. Dit is moeilijk te bereiken vanwege het traagheids- probleem bij intermitterende toevoerinrichtingen. Het soort inrichting met een torentje heeft een betrekkelijk zwaar element nodig dat aangezet moet worden vanaf stilstand, bewogen over een zeker deel en tot stilstand moet worden gebracht. Dit vereist een ingewik-25 kelde inrichting en een groot vermogen. De inrichting voor het toevoeren van voorwerpen uit het Amerikaans octrooischrift 3.231.065 was een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de bekende stand van de techniek omdat het een toevoermechanisme verschafte waarmee er een minimum traagheid in de bewegende delen is, zodat het 800 27 96 2 intermitterend aanzetten en stoppen geen ernstige problemen gaf.

Er werd verder een inrichting verschaft waarbij de intermitterende toevoer buitengewoon nauwkeurig kon zijn zonder een ingewikkeld mechanisme dat tot dan toe noodzakelijk was voor het nauwkeurig 5 plaatsen van de werkstukken.

Hoewel de inrichting uit het Amerikaanse octrooi-schrift 3.231.065 in het algemeen bevredigend werkte tracht de techniek altijd naar verbeteringen te streven en werd gezocht naar een toevoerinrichting van voorwerpen die in staat was tot een hogere 10 snelheid en een produktie van voorwerpen tegen lagere kosten. Meer in het bijzonder heeft de techniek voortdurend gezocht naar verbeteringen in de niet rekbare band die loopt over de trommels en ook in verbeteringen met betrekking tot de middelen om nauwkeurig de aandrijftand op de aandrijftrommel in te stellen om de voorwerpen 15 op de band op een lijn te brengen met de werktuigposten. Aanvullend heeft de techniek voortdurend gezocht naar verbeteringen van de vrijlopende opwikkeltromrael om te gebruiken bij de voorwerpover-draagband om afslijting aan de rugzijde van de band ten gevolge van slippen te elimineren en om het gewicht te verminderen, dat wil 20 zeggen de traagheid van de vrijlopende trommel, ieder maal dat de band stopt om de voorwerpen over te dragen, hetgeen bijzonder belangrijk is bij grote snelheden.

Fig. hk en i+B zijn voorbeelden van moeilijkheden die optreden bij banden uit de bekende stand van de techniek. De 25 band. 10 uit fig. kk en is zonder einde gemaakt door klinken (fig. hB) of lassen (fig. ^A), indien hij van metaal is, of is aanhechtend bevestigd wanneer hij niet van metaal is. Er zijn gaten 12 aangebracht langs tenminste een rand van de band 10 voor het nauwkeurig indexeren zonder slip. Er zijn echter een aantal moeilijk-30 heden naar voren gekomen bij deze bandconstructie. Zo moet bijvoorbeeld bij de metalen band 10 het metalen materiaal gekozen worden met een grote weerstand tegen vermoeidheid. Dit materiaal is nodig om weerstand te bieden aan de buigspanning die de band 10 krijgt wanneer hij om de trommels wikkelt. Wanneer dit materiaal gelast 35 wordt (fig. Ha), wordt het metaal in het lasgebied ontlaten zoals 8002796 I 9 3 bij 13. De grenslaag tussen het ontlaten lasmetaal en het niet ontlaten moedennetaal wordt bros en er treden fouten op in dit gebied en de bandlas breekt.

De bekende stand van de techniek heeft een ge-5 klonken verbinding 15 ontwikkeld voor metalen banden 10, zoals aangegeven in fig, 1+B, waardoor de met aalmoei lijkheden met betrekking tot de brosheid geëlimineerd worden. De banden 10 falen nu echter bij bedrijf ten gevolge van een vermoeidheidsfout in het basis metaal waarbij breuken 1U optreden vanaf de randen van de band 10 10 in de gaten 12 langs de randen van de band 10 en tenslotte in de openingen 16 in het midden van de band 10 die het voorwerp dragen.

Deze fout treedt op omdat de vermoeidheidsgrens in het aantal buigingen (om de trommel), bereikt is. Extra slijtagegebieden op de band 10 worden bij 17 aangegeven.

15 De nuttige levensduur van de band 10 kan verbe terd worden door de diameter van de aandrijf- en de vrijlopende trommels te vergroten om de buigspanning op de band te verminderen.

Dit vergroot echter de massa van de componenten die intermitterend aangezet en gestopt moeten worden waarbij een abnormale belasting 20 op het aandrijfmechanisme veroorzaakt wordt ten gevolge van de toegenomen traagheid. Wanneer verder de diameter van de aandrijfrol vergroot wordt neemt de plaatsingsnauwkeurigheid af.

De niet metalen, niet rekbare riemen overwinnen de vermoeidheidsproblemen van metalen banden 10. De randgaten 12 25 in een niet metalen band 10 die samenwerken met tanden in de aandrijfrol leveren niet de gewenste plaatsingsnauwkeurigheid. Dit komt omdat de randgaten 12 veerkrachtig zijn en meegeven tegen de druk van de tanden op de aandrijfrol. Pogingen om metalen bussen aan te brengen in de randgaten zijn niet succesvol geweest en hebben de 30 kosten van de band 10 sterk vergroot.

De bekende stand van de techniek heeft getracht om gebruik te maken van het Amerikaanse octrooischrift 3.812.953 in een poging om de voornoemde moeilijkheden van niet metalen, niet rekbare banden op te lossen. Dit is echter niet succesvol gebleken 35 daar men gevonden heeft dat de rand van de openingen in de band voor 8002796

It het voorwerp zal meegeven in plaats van op juiste wijze plaats te nemen boven de lokatiepennen. Verder hebben de aandrijf- of vrijlo-pende rollen uit het Amerikaanse octrooischrift 3*812.953 een kostbare constructie in het bijzonder bij voorwerpen die niet rond zijn.

5 De uitvinding levert nu een verbetering bij een inrichting voor het intermitterend toevoeren van een reeks van dezelfde voorwerpen langs een baan om hen opeenvolgend aan te brengen in een aantal bewerkingsposten waar bewerkingen in volgorde uitgevoerd worden op de voorwerpen. De inrichting is van het soort met 10 een paar op een afstand gelegen rollen die bevestigd zijn op evenwijdige assen en een uit éên stuk bestaande praktisch niet rekbare band die om de rollen loopt. Er zijn middelen aangebracht om één van de rollen intermitterend aan te drijven om de band intermitterend over een vooruit bepaalde afstand te bewegen.

15 Volgens de uitvinding bestaat de band uit flexi bel materiaal met niet rekbare elementen daarin ingebed en die in de lengterichting van de band lopen om de band niet rekbare kenmerken te geven. De band is voorzien van naar binnen toe uitstekende aandrijftanden langs beide randen daarvan en met zittingselementen 20 van een vorm, zodanig dat de voorwerpen regelmatig en nauwkeurig op een afstand van elkaar over zijn lengte passen.

Volgens de uitvinding vormt één van de op een afstand van elkaar gelegen rollen een aandrijfrol om de band intermitterend over een vooruit bepaalde afstand te bewegen. De aandrijf-25 rol is voorzien van een naaf met een oratreksflens aan een einde daarvan. Een cilindervormige rand, die axiaal op één lijn liggende tandwieltanden over zijn omtrek verschaft, is om de naaf bevestigd waarbij een eerste einde ervan aansluit tegen de oratreksflens van de naaf. Het andere einde van de ribbe is tenminste met één inke-30 ping daarin gevormd waarbij een centerstuk bevestigd is op de naaf met tenminste één arm die kan ingrijpen in de tenminste ene inkeping van de rand om de rand te vergrendelen ten opzichte van de naaf. Er zijn middelen aangebracht om het centerstuk draaibaar in te stellen ten opzichte van de naaf om de rand draaibaar in te 35 stellen, en dus het tandwiel ten opzichte van de naaf.

800 27 96 t · 5

Volgens de uitvinding vormt tenslotte de andere van de on een afstand van elkaar gelegen rollen een vrijlopende rol met kleine traagheid, De vrijlopende rol bevat een paar van op een afstand gelegen zijplaten die bevestigd zijn tussen een niet draai-5 bare as. Tegenover elkaar gelegen co-axiale paren eerste rollegers zijn in de zijplaten bevestigd waarbij de assen van het eerste rol-leger praktisch evenwijdig zijn aan de as van de niet draaibare as.

Er is een huls draaibaar bevestigd om het eerste rolleger waarbij tegenover elkaar gelegen paren tweede rollegers steunen tegen de 10 omtreksranden van de huls om een axiale geleiding voor de huls te verschaffen. De tegenover elkaar gelegen paren tweede rollegers hebben assen die praktisch loodrecht staan op de assen van de as.

De uitvinding zal aan de hand van de tekening worden toegelicht.

15 Fig. 1 is een enigszins schematisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding.

Pig. 2 is een eindaanzicht van deze inrichting.

Pig. 3 is een bovenaanzicht van deze inrichting.

Pig. Ha en Hb zijn gedeeltelijke bovenaanzichten 20 van metalen banden uit de bekende stand van de techniek die de daaraan verbonden moeilijkheden tonen.

Pig. 5 is een gedeeltelijk bovenaanzicht van een band volgens de uitvinding.

Pig. 6 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn VI- 25 VI uit fig, 5.

Pig. T is een gedeeltelijk aanzicht genomen volgens de lijn VII-VII van fig. 5.

Pig. 8 is een bovenaanzicht van een andere band volgens de uitvinding.

30 Fig. 9 is een dwarsdoorsnede genomen langs de lijn IX-IX uit fig. 8.

Pig. 10 is een dwarsdoorsnede genomen langs de lijn X-X uit fig. 8,

Pig. 11 is een vergroot gedeeltelijk aanzicht 35 die de naar binnen uitstekende aandrijftanden toont langs beide 800 27 96 6 randen van de benedenzijde van de banden uit fig. 5 en 8.

Pig, 12 is een gedeeltelijk weggesneden eind-aanzicht van een aandrijfrol volgens de uitvinding genomen langs de lijn XII-XII uit fig. 3.

5 Pig. 13 is een dwarsdoorsnede door de aandrijfrol uit fig. 12 volgens de lijn XIII-XIII uit fig. 12.

Fig. 1U is gedeeltelijk bovenaanzicht van de aandrijfrol uit fig. 12,

Fig, 15 is een eindaanzicht van een vrijlopende 10 trommel met lage traagheid volgens de uitvinding en genomen volgens de lijn XV-XV uit fig. 3.

Fig. 16 is een aanzicht van opzij van de vrijlopende rol uit fig. 15 waarbij de band in doorsnede is aangegeven.

Bij een meer gedetailleerde beschrijving van de 15 tekening bestaat de inrichting voor het toev-oeren van voorwerpen volgens de uitvinding uit een gestel welke in het algemeen met 22 is aangegeven en dat dient om de inrichting voor het bewerken van de voorwerpen te dragen. In het geval van de inrichting 20 bevat deze een aantal samenwerkende inrichtingen, maar daar deze geen 20 deel van de uitvinding vormen zijn ze niet aangegeven.

Het gestel 22 is ook voorzien van een bed 2k dat als een ondersteuning dient voor de transportinrichting welke het onderwerp van de uitvinding vormt,

In de grond bestaat deze transportinrichting uit één of meer aan-25 drijfrollen 26, ermee verbonden vrijlopende of opwikkelrollen 28 en tenminste een band 30 uit praktisch niet rekbaar materiaal die heenloopt over de rollen 26 en 28. De aandrijfrollen 26 zijn vast wat betreft hun posities terwijl de vrijlopende rollen 28 draaibaar bevestigd zijn op een slede 32 welke ingesteld kan worden om de 30 afstand tussen de rollen 26 en 28 in te stellen.

Er is een geschikt aandrijfmechanisme aangebracht voor de as 3^ waarop de aandrijfrollen 26 bevestigd zijn. Deze aandrijving kan iedere bekende intermitterende aandrijving zijn zoals bijvoorbeeld een "Ferguson” aandrijving en is schematisch aangege-35 ven met 36. De voeding naar de aandrijving kan geleverd worden door 800 2 7 96 een motor 38 via een as Ho. Daar het intermitterende aandrijfmecha nisme geen deel vormt van de uitvinding is dit niet in detail be schreven.

• « 7

In fig. 5 t/m 7 is een band 30 meer in detail 5 aangegeven. Hij is in het algemeen gemaakt uit gelaagd weefselma-teriaal geïmpregneerd met chloropreen of dergelijke en is voorzien van naar binnen toe uitstekende aandrijftanden b2 langs beide randen daarvan die aangebracht zijn om samen te werken met een aandrijfrol 26 en een nauwkeurige indexering verschaffen zonder slip. Men zal 10 natuurlijk begrijpen dat de tanden h2 uitgesneden of onderbroken zullen zijn in het gebied van de openingen bh die dienen als zit-tingselementen van de band 30 voor het voorwerp. Voor een nauwkeurige plaatsing van werkstukken in de werkposten is het wezenlijk dat de band 30 niet rekbare kenmerken heeft en daarom zijn stalen 15 draden of kabels b6 ingebed in het materiaal van de band 30 om deze niet rekbare kenmerken te geven.

De voorwerpen die toegevoerd moeten worden bij de aangegeven uitvoering zijn de einden van blikjes welke ingekerfd moeten worden en een treklip daarop geklonken hebben om een gemakke-20 lijk openen van de einden van de blikjes te geven. De aangegeven openingen UU dienen voor het zetelen van de einden van de blikjes waarvan er êên bij U8 in fig. 7 en 10 is aangegeven.

Bij de getoonde uitvoering hebben de plaatsings-elementen voor de voorwerpen die bewerkt moeten worden wanneer de 25 voorwerpen de deksels zijn van bierblikjes de vorm van op een gelijke afstand van elkaar aangebrachte gaten bh in de band 30 waarin de deksels van de bierblikjes gezeteld zijn. Men zal begrijpen dat de plaatsingselementen van iedere gewenste of noodzakelijke soort kunnen zijn en dat dit cirkelvormige of anders gevormde gaten kunnen 30 zijn, gleuven, geschikte pasmallen kunnen zijn of* organen bevestigd aan de band.

Er moet op gewezen worden dat de band 30 als een band zonder einde gevormd zal zijn met de onderbroken tanden b2 op het benedenoppervlak op hetzelfde ogenblik gegoten. De gaten bb die 35 het voorwerp opnemen en die langs de middenlijn gelegen zijn van de 800 27 96 8 band zgngeponst en hebben een afmeting die past bij de diameter van het voorwerp Wekt getransporteerd moet worden.

De band 30 uit fig. 8 t/m 10 is identiek aan de band 30 uit fig. 5 t/m 7 met uitzondering van de constructie van de 5 opening 50 welke ieder een getrapt gat bevatten met een grotere diameter bij hun bovengedeelte 52 dan bij het benedengedeelte 5^ om een ringvormige schouder 56 te vormen tussen de boven- en benedendelen 52 en 5^. Het getrapte gat 50 is nodig om een blikeinde U8 met de bovenzijde naar beneden te transporteren zoals het beste te zien 10 is in fig. 10 en dat soms een vereiste is. Dit is een aanzienlijke verbetering ten onzichte van banden uit de bekende stand van de techniek waarin dergelijke banden niet gebruikt kunnen worden voor het met de bovenzijde naar beneden transporteren van blikeinden of soortgelijke voorwerpen zonder gebruik te maken van speciale beves-15 tigingen of andere inrichtingen.

Een aandrijfrol 26 wordt meer in detail getoond in fig. 13 en 1¾. Om aan gewicht te besparen bevat de aandrijfrol k2 een naaf 58, een paar zijplaten 60 en een cilindervormige rand 62, welke axiaal op één lijn liggende tanden 66 heeft langs zijn omtrek. 20 Dit verschaft een holle ringvormige kamer en maakt de rol 26 aanzienlijk lichter, In de preferente uitvoering is de naaf 26 voorzien van een omtreksflens 6U aan één einde daarvan. De rand 62 is om de naaf 26 bevestigd waarbij een eerste einde daarvan 62a aansluit aan de omtreksflens 6U van de naaf 58. Het andere einde 62b van de ribbe 25 is voorzien van tenminste één inkeping 68 die daarin is gevormd. Een centerstuk 70 met tenminste één nok of arm 62 die kan ingrijpen in de inkeping 68 van de rand 62, om de rand 62 te vergrendelen ten opzichte van de naaf 58, is bevestigd op dè naaf 58. Er zijn middelen aangebracht om draaibaar het centerstuk 70 in te stellen ten opzichte 30 van de naaf 58 om de rand 62 draaibaar in te stellen en zodoende de tanden 66 ten opzichte van de naaf 58. De middelen om het centerstuk 70 van de aandrijfrol 26 draaibaar in te stellen kunnen bestaan uit een cirkelvormig orgaan 7^ dat zich instelt in de inkeping 68 en excentrisch bevestigd is zodat het ronddraaien daarvan het rond-35 draaien van het centerstuk 70 en de rand 62 zal veroorzaken.

80027 96 * % 9

Bij de werking kunnen de tanden 66 van de aandrijf rol 26 nauwkeurig ingesteld worden om de voorwerpen, zoals de blikeinden 1*8 in de openingen 1*1*, 50 op een band 30, op één lijn te brengen met de werktuigposten door in het begin bouten 76 die 5 uitsteken door de kromme gleuven JÖ in het centerstuk 70 los te maken waarbij het centerstuk 70 bevestigd wordt aan de zioplaten 60.

Dit maakt het mogelijk dat het centerstuk 70 vrij in ieder*» richting kan ronddraaien om de naaf 58. Het excentrisch bevestigde cirkelvormige orgaan 7I* kan, al naar gewenst, naar rechts of links ge-10 draaid worden waardoor op zijn beurt het centerstuk 70 naar rechts of links gedraaid wordt. Daar de armen of nokken 72 van het centerstuk in ingrijping zijn in de inkepingen 68 in de rand van de rand 62, wordt gezorgd dat de rand 62 en dus de tanden 66 al naar gewenst naar rechts of links ronddraaien. Wanneer de tanden 66 zich in de 15 gewenste stand bevinden worden de bouten 76 aangedraaid.

Men zal begrijpen dat de tanden 1*2 aan de benelen-zijde van de band 30 en de tanden 66 op de aandrijfrol 26 niet noodzakelijk de band van de rol 26 aandrijven maar eenvoudig een nauwkeurige oriëntatie handhaven van de mallen of bevestigingen of andere 20 aansluitingen aangebracht in een band 30 om de voorwerpen die bewerkt moeten worden vast te houden.

Men zal verder begrijpen dat wanneer de nauwkeurigheid van de afstand tussen de bevestigingen of gaten 1*1*, 50 zeer groot is en wanneer de tanden 1*2 op de benedenzijde van de band 25 nauwkeurig gemaakt zijn en de tanden 66 op de aandrijfrol 26 nauwkeurig georiënteerd zijn en op één lijn liggen de voorwerpen die gedragen worden door de band 30 achtereenvolgens in nauwkeurige toenemingen bewogen worden zodat een reeks bewerkingen uitgevoerd kan worden op hen. Het zal duidelijk zijn dat meerdere rijen voor-30 werpen getransporteerd kunnen worden door middel van één of meer evenwijdige banden 30 in iedere gewenste inrichting.

Fig. 15 en 16 geven een opwikkel of vrijlopende rol 28 met kleine traagheid aan om te gebruiken bij een band 30 van de inrichting 20 volgens de uitvinding.

35 De opwikkel- of vrijlopende rol 28 met kleine traagheid is nodig 8002796 10 om afslijten aan de achterzijde van een hand 30 ten gevolge van slippen te elimineren en om het gevicht (traagheid) van de vrijlo-pende rol te verminderen iedere maal dat een hand 30 stopt om de voorwerpen over te dragen. Dit is van bijzonder belang hij hoge 5 snelheden.

De vrijlonende rol of de opwikkelrol 28 met kleine traagheid bevat meer in het bijzonder een paar op een afstand gelegen zijplaten 80 die bevestigd zijn op een niet draaibare as 82. De zijplaten 80 zijn vastgespied op de as 82 en worden tezamen 10 gehouden door de schroefinrichtingen 96. Tegenover elkaar gelegen co-axiale paren eerste rollegers zijn bevestigd op de zijplaten 80. In de praktijk bevatten de tegenover elkaar gelegen co-axiale paren eerste rollegers drie co-axiale tegenover elkaar gelegen paren rollegers 81* die op een hoekafstand van 120° rondom de zijplaten 80 15 bevestigd zijn. De assen van de tegenover elkaar gelegen co-axiale paren eerste rollegers 8U zijn praktisch evenwijdig aan de as van de niet draaibare as 82. Een huls 86 is draaibaar bevestigd om de tegenover elkaar gelegen co-axiale paren eerste rollegers 8U. Het bovenoppervlak van de huls 86 kan voorzien zijn van axiaal op één 20 lijn liggende tanden 88 om zijn omtrek om te passen bij de tanden 1*2 op de benedenzijde van een band 80 zodat geen slippen kan optreden tussen de band 30 en de vrijlopende rol 28, Tegenover elkaar gelegen paren tweede rollegers, die kunnen bestaan uit drie tegenover elkaar gelegen paren rollegers 90 die op een hoekafstand van 25 120° van elkaar aangebracht zijn op de zijplaten 80 steunen tegen de omtreksranden 86a van de huls 86 om een axiale geleiding te leveren voor de huls 86. De assen van drie co-axiale tegenover elkaar gelegen paren rollegers 90 staan praktisch loodrecht op de as 82.

30 In de praktijk heeft men er de voorkeur aan gege ven dat de drie co-axiaal tegenover elkaar gelegen paren rollegers 90 steunen tegen omtreksflensen 92 die aangebracht zijn op de beide randen 86a van de huls 86.

Geschikte smeernippels 9** zijn aangebracht voor 35 de rollegers 8U, 90 zodat de bewegende delen van de vrijlopende of 800 27 96 * « 11 opwikkelrol 28 met kleine traagheid gemakkelijk gesmeerd kunnen worden.

Zoals reeds eerder werd aangegeven is de as 82 vast en draait niet. Daar de zijplaten 80 die de legers 8U, 90 vast- zij 5 houden vastgespied zijn op de as 82 draaien*ook niet. Dus alleen de huls 86 draait. <

In fig. 1 t'i 3 zijn schematisch toevoertrechters 98 aangegeven welke een stapel bierblikdeksels *+8 of dergelijke kunnen bevatten die van de bodem afgevoerd worden op de gaten UU, 10 50 in de band of banden 30. Grenzend aan de aandrijfrol 26 is een opstapelaar 100 voor de voltooide voorwerpen. Het is natuurlijk mogelijk om de voltooide voorwerpen vanaf de band of banden 30 door middel van de zwaartekracht te laten vallen wanneer zij heenlopen over de rol 26 en kunnen verzameld worden in een geschikte stort-15 koker of trechter of ze kunnen omhoog geduwd worden vanaf beneden in een opzamelinrichting zoals schematisch aangegeven met 100. Deze inrichtingen vormen geen deel van de uitvinding en worden daarom niet verder in detail beschreven.

Men zal begrijpen dat een inrichting voor het 20 toevoeren van voorwerpen zoals hier beschreven gebruikt kan worden in het uitvoeren van een reeks van bewerkingen op een werkstuk en ook in een samenstel bewerkingen. Zo is dus bijvoorbeeld schematisch bij 102 een dwarstransporteur aangegeven die bediend kan worden in tijdverband met de band 30 en die elementen in een positie 25 kan toevoeren voor samenstelling met de elementen die gedragen worden door een band 30 bij ieder van de bewerkingsposten. Daar de details van dergelijke transporteurs niet een deel van de uitvinding vormen zijn zij slechts schematisch aangegeven.

De hiervoor gegeven beschrijving is slechts als 30 voorbeeld gegeven en dus niet als beperking bedoeld.

800 2 7 96

Claims

1. Inrichting voor het intermitterend toevoeren van een reeks voorwerpen langs een baan om hen opeenvolgend aan te brengen in een aantal bewerkingsposten waar in volgorde bewerkingen 5 uitgevoerd worden op de voorwerpen en van het soort dat tenminste een paar op een afstand gelegen rollen heeft die bevestigd zijn op evenwijdige assen en waarbij een uit één stuk bestaande praktisch niet rekbare band passeert langs de rollen en middelen voor het intermitterend aandrijven van één van de rollen om de band inter-10 mitterend over een vooruit bepaalde afstand te bewegen, met het kenmerk, dat de band uit flexibel materiaal bestaat met niet rekbare elementen daarin ingebed die in de lengterichting van de band lopen om aan de band niet rekbare eigenschappen te geven waarbij de band naar binnen toe uitstekende aandrijftanden heeft langs beide randen daar-15 van en zittingselementen van een vorm om de voorwerpen regelmatig en op een nauwkeurige afstand van elkaar over zijn lengte te doen passen waarbij één van de op een afstand gelegen rollen een aandrijf rol vormt om de band intermitterend over een vooruitbepaalde afstand te bewegen waarbij de aandrijfrol een naaf heeft, de naaf 20 een omtreksflens heeft aan één einde daarvan, een cilindervormige rand welke axiaal op één lijn liggende tanden heeft om zijn omtrek en waarbij de rand om de naaf bevestigd is met een eerste einde daarvan in aansluiting op de omtreksflens van de naaf en waarbij het andere einde van de ribbe tenminste met één nok daarin gevormd is, 25 een centerstuk dat op de naaf bevestigd is waarbij tenminste één arm in ingrijping is met tenminste één inkeping van de rand om de rand te vergrendelen ten opzichte van de naaf en middelen om draaibaar het centerstuk in te stellen ten opzichte van de naaf om de rand draaibaar in te stellen en dus de tanden ten opzichte van de 30 naaf en waarbij de andere van de op een afstand gelegen rollen een vrijlopende rol met kleine traagheid vormt en waarbij de vrijlopende rol een paar op een afstand van elkaar gelegen zijplaten bevat die bevestigd zijn op een niet draaibare as, tegenover elkaar gelegen co-axiale paren eerste rollegers bevestigd op de zijplaten waarbij 35 de assen van de eerste rollegers praktisch evenwijdig lopen aan de 800 2 7 96 V ”5 niet draaibare as, een huls die draaibaar bevestigd is om het eerste rolleger en tegenover elkaar gelegen paren tweede rollegers die rusten tegen de omtreksranden van de huls om een axiale geleiding te verschaffen voor de huls en met assen die praktisch loodrecht 5 staan op de as. , 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de middelen om het centerstuk van de aandrijfrol draaibaar in te stellen een cirkelvormig orgaan bevat dat zich in tenminste êén inkeping in het centerstuk bevindt en excentrisch beves-10 tigd is zodat ronddraaien daarvan het ronddraaien van het centerstuk en de rand zal veroorzaken.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het oppervlak van de huls voorzien is van axiaal op één lijn liggende tanden om zijn omtrek zodat geen slip kan optreden 15 tussen de band en de vrijlopende rol, H. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tegenover elkaar gelegen co-axiale paren eerste legers drie eo-axiaal tegenover elkaar gelegen naren rollegers bevatten die 120° apart van elkaar zijn bevestigd om de zijplaten.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de tegenover elkaar gelegen paren tweede rollegers drie tegenover elkaar gelegen paren rollegers bevatten die 120° apart van elkaar bevestigd zijn om de zijplaten.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het ken-25 merk, dat randflensen aangebracht zijn op beide randen van de huls en de tegenover elkaar gelegen paren tweede rollegers steunen tegen de omtreksf lensen. 7» Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zittingselementen van het voorwerp in de inrichtings-30 band openingen zijn waarin een deel van de voorwerpen gezeteld kan zijn.

8. Inrichting volgens conclusie 7» met het kenmerk. dat iedere opening een getrapt gat bevat met een grotere diameter in zijn bovendeel dan in zijn benedendeel om een ringvormige 35 schouder te vormen tussen de boven en benedendelen. 800 27 96 1U

9. Inrichting met een band die heenloopt over tenminste twee cilindervormige rollen en met middelen voor het intermitterend aandrijven van tenminste één van de rollen om een reeks voorwerpen toe te voeren langs een baan om hen in opeenvolging 5 aan te brengen in een aantal bewerkingsposten waar bewerkingen op de voorwerpen in volgorde worden uitgevoerd waarbij de band een reeks van op een gelijke afstand gelegen voorwerpen opneemopeningen heeft met een vorm om bij het voorwerp te passen, met het kenmerk, dat tenminste één van de rollen een naaf heeft die aangebracht is 10 aan één einde daarvan met een omtreksflens, een cilindervormige rand die axiaal op één lijn liggende tanden langs zijn omtrek verschaft en waarbij de rand bevestigd is om de naaf met een eerste einde daarvan aansluitend aan de omtreksflens van de naaf en waarbij het andere einde van de rand tenminste één inkeping daarin 15 gevormd heeft, een centerstuk dat bevestigd kan worden op de naaf met tenminste één arm die in ingrijping kan zijn met tenminste één inkeping van de rand om de rand ten opzichte van de naaf te vergrendelen en middelen om draaibaar het centerstuk in te stellen ten · opzichte van de naaf om de rand draaibaar in te stellen en dus de 20 tanden ten opzichte van de naaf.

10. Inrichting volgens conclusie 9» met het kenmerk. dat de middelen om het centerstuk van de aandrijfrol draaibaar in te stellen een cirkelvormig orgaan bevat dat past in de tenminste ene inkeping in het centerstuk en excentrisch bevestigd zodat het 25 ronddraaien daarvan het ronddraaien zal veroorzaken van het centerstuk en de rand.

11. Inrichting met een band die heenloopt over tenminste twee cilindervormige rollen en met middelen om intermitterend tenminste één van de rollen aan te drijven om een reeks 30 voorwerpen toe te voeren langs een baan om hen opeenvolgend aan te brengen in een aantal bewerkingsposten waar bewerkingen in volgorde uitgevoerd worden op de voorwerpen met het kenmerk, dat de band een reeks van op een gelijke afstand van elkaar gelegen voorwerpen opneemopeningen heeft die passen bij de voorwerpen, één van de rol-35 len een vrijlopende rol met kleine traagheid vormt bestaande uit 800 27 96 een paar op een afstand van elkaar gelegen zijplaten bevestigd op een niet draaibare as, tegenover elkaar gelegen co-axiale paren eerste rollegers bevestigd op de zijplaten waarbij de assen van de eerste rollegers praktisch evenwijdig lopen aan de niet draaibare 5 as, een huls die draaibaar bevestigd is om de eerste rollegers en tegenover elkaar gelegen paren tweede rollegers die rusten tegen de beide omtreksranden van de huls om een axiale geleiding te verschaffen van de huls en met assen die praktisch loodrecht staan op de as.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het ken merk, dat het oppervlak van de huls voorzien is van axiaal op een lijn liggende tanden om zijn omtrek zodat geen slip kan optreden tussen de band en de vrijlopende rol.

13. Inrichting volgens conclusie 11, met het ken-15 merk, dat de tegenover elkaar gelegen co-axiale paren eerste legers drie co-axiale tegenover elkaar gelegen paren rollegers bevatten die 120° apart van elkaar bevestigd zijn om de zijplaten. lU. Inrichting volgens conclusie 11. met het kenmerk, dat de tegenover elkaar gelegen paren tweede vrijlopende 20 legers drie tegenover elkaar gelegen paren rollegers bevatten die 120° anart van elkaar bevestigd zijn om de zijplaten.

15· Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat omtreksflensen zijn aangebracht aan beide randen van de huls en de tegenover elkaar gelegen paren tweede rollegers rusten 25 tegen de omtreksflensen.

16. Inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 30 800 2 7 96