NL8001740A - Ferritisch roestvast staal. - Google Patents

Description

È —M«r • Γ

Ferritisch roestvast staal.

De uitvinding heeft betrekking op ferritisch roestvast staal.

In de Nederlandse octrooiaanvrage no. wordt een ferritisch roestvast staal beschreven dat wordt geken-f 5 merkt door een superieure bestandheid tegen het optreden van scheurtjescorrosie en van.intergranulaire corrosie.

Dat staal onderscheidt zich van het ferritische roestvaste staal dat wordt beschreven in de Amerikaanse octrooi-schriften 3.932.174 en 3.929.473 doordat het ten hoogste 2 gew.% 10 van de elementen titaan, zirkonium en columbium tezamen bevat, waarbij tevens wordt voldaan aan de voorwaarde’ %Ti/6 + %Zr/7 + ZCb/8 _> %C + %N terwijl het koolstofgehalte plus stikstofgehalte groter is dan 275 gew.dln per miljoen. Vanwege het hogere koolstof- en stikstof-15 gehalte kan dit staal worden gesmolten en gezuiverd onder toepassing van minder dure behandelingsmethoden dan het geval is met de staallegeringen volgens de Amerikaanse octrooischriften 3.932.174 en 3.929.473.

De uitvinding voorziet nu in een staal dat taaier 20 is dan het staal dat wordt beschreven in de bovengenoemde Nederlandse octrooiaanvrage. Naast stabiliseermiddelen uit de groep bestaande uit titaan, zirkonium en columbium en naast een koolstof plus stikstofgehalte van meer dan 275 gew.dln per miljoen bevat het staal volgens de onderhavige uitvinding tussen 2,00 en 5,00 25 gew.% nikkel en bij voorkeur tussen 3,00 en 4,50 gew.% nikkel, terwijl het staal volgens de bovengenoemde Nederlandse octrooiaanvrage een nikkelgehalte heeft van ten hoogste 2,00 gew.% en gewoonlijk minder dan 1,00 gew.% nikkel bevat. Gebleken is dat nikkel de taaiheid van de legeringen volgens de bovengenoemde 800 1 7 40 2

Nederlandse octrooiaanvrage vergroot.

Om de hiervoor aangegeven redenen onderscheidt het staal volgens de onderhavige uitvinding zich duidelijk van de staallegeringen die worden beschreven in de Amerikaanse oc-5 trooischriften 3.932.174 en 3.929.473. Het staal volgens de uitvinding onderscheidt zich ook duidelijk van het staal volgens het Amerikaanse octrooischrift 4.119.765. In het Amerikaanse octrooi-schrift 4.119.765 wordt voor de samenstelling van.de legering een maximum molybdeengehalte vermeld dat lager is dan het molybdeen-10 gehalte dat in de legering volgens de uitvinding voorkomt.

Een andere belangwekkende literatuurplaats is het artikel "Ferritic Stainless Steel Corrosion Resistance and Economy" door Remus A. Lula, gepubliceerd in Metal Progress, juli 1976, biz. 24-29. Ook deze literatuurplaats beschrijft ove-15 rigens geen staallegering volgens de onderhavige uitvinding.

Het ferritische roestvaste staal volgens de onderhavige uitvinding wordt gekenmerkt doordat het een superieure taaiheid heeft zowel voor als na lassen en doordat het een superieure bestandheid heeft tegen het optreden van scheurtjescorrosie 20 en van intergranulaire corrosie en doordat het goede laseigen-schappen heeft. Dit staal bestaat in hoofdzaak uit ten hoogste 0,08 gew.% koolstofstof, ten hoogste 0,06 gew.% stikstof, 25,00 tot 35,00 gew.% chroom, 3,60 tot 5,60 gew.% molybdeen, ten hoogste 2,00 gew.% mangaan, tussen 2,00 en 5,00 gew.% nikkel, ten 25 hoogste 2,00 gew.% silicium, ten hoogste 0,5 gew.% aluminium, ten hoogste 2,00 gew.% van de elementen titaan, zirkonium en columbium tezamen, rest ijzer, waarbij de som van het koolstof plus stikstofgehalte groter is dan 0,0275 gew.% en het titaan, zirkonium en columbium aanwezig zijn in zodanige hoeveelheden 30 dat wordt voldaan aan de voorwaarde: %Ti/6 + %Zr/7 + %Cb/8 > %C + %N.

Koolstof en stikstof zijn gewoonlijk aanwezig in hoeveelheden van respectievelijk tenminste 0,005 gew.% en 0,010 gew.% terwijl de som van beide groter is dan 0,0300 gew.%.

35 Chroom en molybdeen zijn bij voorkeur aanwezig in hoeveelheden van respectievelijk 28,50 tot 30,50 gew.% en 3,75 tot 4,75 gew.%.

80 0 1 7 40 * nr 3

Mangaan en silicium zijn elk gewoonlijk aanwezig in hoeveelheden van minder dan 1,00 gew.%. Aluminium dat aanwezig kan zijn vanwege zijn deoxyderende werking, is gewoonlijk aanwezig in hoeveelheden van minder dan 0,1 gew.%.

5 Titaan, columbium en/of zirkonium worden gewoon lijk opgenomen om de bestandheid tegen het optreden van scheur-tjescorrosie en van intergranulaire corrosie te verbeteren van de legeringen die in zekere zin beschouwd kunnen worden als een modificatie van de legeringen volgens het Amerikaanse octrooi-10 schrift 3.929.473 doordat ze een hoog koolstof plus stikstofge- · halte hebben. Vastgesteld werd dat de stabilisatiemiddelen kunnen worden toegevoegd aan legeringen van het type volgens het Amerikaanse öctrooischrift 3.929.473 met dien verstande dat ze . een hoog koolstof en/of stikstofgehalte, hebben, zonder dat 15 daardoor de taaiheid en/of de laseigenschappen van de leering worden teniet gedaan. Hoewel er de voorkeur aan wordt gegeven om tenminste 0,15 gew.% titaan toe te voegen, omdat als columbium alleen aanwezig is dit een nadelige invbed kan hebben op de las-eigenschappen van de legeringen, valt'het ook binnen het kader 20 van de uitvinding om de vereiste hoeveelheid stabilisiiemiddel toe te voegen in de vorm van hetzij titaan of columbium. Columbium heeft, in vergelijking met titaan, een gunstige invloed op de taaiheid van de legeringen. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt voorzien.in legeringen met ten-25 minste 0,15 gew.% columbium en ten minste 0,15 gew.% titaan.

Titaan, columbium en zirkonium zijn bij voorkeur aanwezig in hoeveelheden tot in totaal 1,00 gew.% waarbij wordt voldaan aan de ‘rvoorwaarde: %Ti/6 + %Zr/7 + %Cb/8 = 1,0 tot 4,0 (%C + %N) 30 Nikkel wordt in de legeringen volgens de uitvin ding opgenomen om de taaiheid te verhogen. Het wordt opgenomen in hoeveelheden tussen 2,00 en 5,00 gew.% en bij voorkeur in hoeveelheden tussen 3,00 en 4,50 gew.%.

Het ferritische roestvaste staal volgens de uit-35 vinding is bijzonder geschikt voor gebruik in de vorm van gelaste voorwerpen.

800 1 7 40 4

De volgende voorbeelden illustreren verschillende aspecten van de onderhavige uitvinding.

Gietblokken van 24 legeringen (de legeringen A t/m X) werden verhit op 1121°C, heetgewalst tot een strook met 5 een dikte van 3,1 mm, ontlaten bij temperaturen van 1065 of 1121°C, koudgewalst tot een strook met een dikte van ca 1,55 mm en ontlaten bij temperaturen van 1065 of 1121°C. De heetgewalste en koudgewalste monsters werden vervolgens beoordeeld op hun taaiheid. Andere monsters werden met behulp van een niet afsmel-10 tende elektrode onder een inert gas gelast (TIG-lassen) en werden daarna op hun taaiheid beoordeeld.

De chemische samenstelling van de legeringen is vermeld in tabel A.

15 800 1 7 40 5

4_) +J 4-J 4-J -U 4-J UlUIU^UU4JU4J4JUUtJ^U'UU

(DcoMcocoenw cocflwcncncncocncDwcQwcQwwcocncQ

fn <u <ü cu cu <u cu cucucuaicDajcDiUcDcucDaJcDcucDCDiDcu cm in — cm <1· r^cMcoCTioocMCMcn'd-<Tioocncn<f<·

,q co -4- -r st -T cninneMCM<fM,<i-\oeMN<i’<f<f'O

ü I ft Λ Λ H I» III ftftftftftftftftftftftftftftft O O O O O .00000000000 0-000

OOOWHO" — — O 0-000 CM O CM CO

«i-i incMO — cMcncocnvo cm — cm — cm — cm — — A A A A A IS A A A I | IS A A A is | J Λ Λ Λ Is | [ oooooo ooo ooooo oooo as as r~ o m o cnvoös^ö'<t'Oso-cii^o-vom — i^»o r-4 CM CM CM <T CM CH CM M CM n — — in Mf CM <(· — Μ-ΙΠΜΊΠΝηΜ· <1000000 oooooooooooooooooo oooooo oooooooooooooooooo

•-I vo m as m in co n so \o ά οοβιΜ·Μ·ιθΜ·Μ — m oo oo ia cm CO CO cn CM CO CM COCOCOCOCOCOCOCOCOCOCOCOCOCOCMCMCOCO

oooooo oooooooooooooooooo msoiniai^- oinvooooo — omcnco — ooooooo •η -τ -a <r <r <r m o — — o — — ooooooas — ooo — !3 ··««-« *·***************** OOOOOO 'ίΜ-'ί'ίΜΜ'ΓΟ^Ι^ΜηηηΜ'Μ'Μ-Μ-Μ· 64 fe <f Μ ίο η o n minminvoiniNcMcM — coco<moooco(o ai d cq cn <r> -4- <- co cocotofocofocococococomcocococococo no g >·>«·>·»« *««******«*****«.«·.

^ oooooo ooo o o ooooooooooooo <1 ω ¢3 ιΗ ·Η CD t—I ftQ l-l td <u o ocosoooo oooooo<rmoosj-<r — cn<r<rsrco

H 4J s CM — O CM CM — OOOOSOOOO — — OOOSOOOOSOS

CO

C ·4" Mf <· <f -4" <Γ

CD

e cd w vomvDmincM ooo400iocOKi-h04coino4io l-l SS O os os MO Ο Ο Ο M — — CM O OS CO 4 CM OS CM — — OS OS O ·.«»·>«« co (Ti co co co cos asasascoasasasasoocoasasooasasasooco

CM CM CM CM CM CM CMCMCMCMCMCMCMCMCMCMCMCMCMCMCMCMCMCM

' m so m mo <· coooooosocom — (040cOcooom - cm

2 CM CM N CM N CM — — — CM — — CMCMCMCMCMCMCMCMCMCMCMCM

OOOOOO oooooooooooooooooo oooooo oooooooooooooooooo o o - 4 in ci (nNosin4niM-os-cMOinoscocM4 cncncncncncn — cmcmcmcoco — cm — cm cm cm cm cm — — cmcm oooooo oooooooooooooooooo Ο * ·>«»·· *> H***************** oooooooooooooooooooooooo Ö0 ¢3

•H

CD

Ü0 <1 Cd U P W h C5P3-HhMiJg|z;OP4apjraHP>|3M

5 800 1 7 40

··*. V

6

Opgemerkt wordt dat de legering A t/m F legeringen zijn die niet onder de uitvinding vallen. Ze hebben niet een nikkelgehalte tussen 2,00 en 5,00 gew.%. Voor de onderhavige uitvinding is essentieel dat de legering een nikkelgehalte heeft 5 van meer dan 2,00 gew.%.

Verdere gegevens betreffende de chemische samenstelling van de legeringen 21jn vermeld in tabel B.

Tabel B

Legering ZC + ZN ZTi/6 + %Zr/7 + %Cb/8 10 A 0,055 0,083 B 0,056 0,073 C 0,056 0,071 D 0,061 0,083 E 0,061 ' 0,086 15 F 0,056 0,107 G 0,031 0,052 H 0,045 0,052 I 0,047 0,100 20 J 0,045 0,046 K 0,050 0,065 L 0,050 0,081 M 0,043 · 0,054 N 0,042 0,068 25 0 0,042 0,069 P 0,045 0,086 Q 0,042 0,054 R 0,043 0,080 S 0,048 0,056 30 T 0,040 0,068 U 0,037 0,074 V 0,040 0,084 W 0,043 0,055 X 0,046 0,080 35 De taaiheid werd beoordeeld door de overgangs-

temperatuur te bepalen aan de hand kleine dwarsmonsters voor de bepaling van de Charpy-V-kerfslagsterkte, uit heetgewalst en ontlaten material (monsters van 3,125 x 9,85 mm), koudgewalst en ontlaten materiaal (monsters van 1,55 x 9,85 mm), gelaste mate-40 rialen (monsters van 1,55 x 9,85 mm) en gelaste en ontlaten materiaal (monsters van 1,55 x 9,85 mm). De overgangstemperatuur werd gebaseerd op het optreden van een 50 % ductiele - 50 % brosse breuk. De overgangstemperaturen voor de heetgewalste en koudgewalste monsters zijn vermeld in tabel C. De legeringen A

800 1 7 40 <0 Λ 7 t/m L werden ontlaten bij 1065°C. De overige legeringen werden ontlaten bij 1121°C.

Tabel C

Overgangstemperatuur (°C) 5 Heet gewalst Koud gewalst en ontlaten _ _en ontlaten

Legering afgeschrikt aan de lucht afgeschrikt aan de lucht _ met water gekoeld_ met water gekoeld_ A 54,4 149 1,7 46,1 10 B 48,9 126 -28,9 18,3 C 43,3 110 -12,2 10 D 57,2 160 4,4 29,4 E 60 160 -12,2 29,4 F 98,9 99 4,4 32,2 15 G -37,2 - -117,8 -73,3 H -43,3 - -115 -73,3 I -15 - -117,8 -67,8 J -84,4 - . -123,3 ‘ -112,2 20 K -56,7 - -128,9 -76,1 L -40 - -115 -90 M 10 37,8 -90 N 1,7 18,3 - 84,4 0 -15 12,8 - 87,2 25 P - 1,1 21,1 - 92,8 - Q -37,2 15,6 -101,1 R - 9,4 15,6 -109,1 S -37,2 - 9,4 -120,6 - T -31,7 - 9,4 -117,8 30 U -53,9 -23,3 -115 V -56,7 -31,7 -117,8 - W -67,8 -31,7 -128,9 X -73,3 -31,7 -142,8

De overgangstemperaturen voor de gelaste (niet 35 nabehandelde) monsters en voor de gelaste en ontlaten monsters zijn vermeld in tabel D. De legeringen Δ t/m F werden ontlaten bij 1065°C voor het lassen. De andere legeringen werden ontlaten bij 800 1 7 40 8 1121°C. Alle legeringen werden met water afgeschrikt. Ontlaten na het lassen vond plaats bij 1Q65°C voor de legeringen A t/m F en bij 1121°C voor de andere Iqgeringen. Alle legeringen werden na het op het lassen volgende ontlaten afgeschrikt met water.

5 Tabel D

Overgangstemperatuur (°C)

Legering Als gelast Gelast en ontlaten A 43,3 -1,1 B 15,6 1,7 10 C 32,2 4,4 D 40,6 -3,9 E 68,3 4,4 F 54,4 10 15 G -76,1 -76,1 H ' -62,2 -70,6 I -42,8 -70,6 J -78,9 -137,2· · K -67,8 -103,9 20 L -51,1 -84,4 M -51,1 -53,9 N -17,8 -40 0 -28,9 -65 P -23,3 -59,4 25 Q -51,1 -78,9 R -28,9 -59,4 S -40 -92,8 T -51,1 -73,3 ü -78,9 -81,7 30 V -81,7 -84,4 W -73,3 -106,7 X -95,6 -128,9

De gunstige werking van nikkel blijkt duidelijk uit de tabellen C en D. De legeringen G t/m X hadden een 35 aanzienlijk lagere overgangstemperatuur en zijn derhalve wezenlijk taaier dan de legeringen A t/m F. Wezenlijk is hierbij dat 800 1 740 9 de legeringen G t/m X legeringen volgens de onderhavige uitvinding zijn terwijl de legeringen A t/m F geen legeringen volgens de uitvinding zijn. Legeringen G t/m X bevatten meer dan 2,00 gew.% nikkel.

5 De lagere overgangstemperaturen voor de legerin gen G t/m X zijn nogeens weergege ven in tabel E die een samenvatting geeft van de tabellen C en D.

Tabel E

Overgangstemperatuur (°C)

10 Legeringen A-F Legeringen G-X

Heet gewalst en ont- 43 tot 99 -85 tot 10 . laten (afgeschrikt ' met water)' .

, Heet gewalst en ont- 99 tot 160 -32 tot 38 15 laten (afgekoeld aan de lucht)

Koud gewalst en ont- -29 tot 4,5 -143 tot -84 laten (afgeschrikt met water) 20 Koud gewalst en ont- 10 tot 46,5 . -112,5 tot -67,5 laten (aan de lucht gekoeld)

Als gelast 15,5 tot 68,5 -96 tot -17,5

Gelast en ontlaten -3,9 tot 10 -137,5 tot -40 25 Opgemerkt wordt dat in alle gevallen de maxi mum overgangstemperatuur voor de legeringen G t/m X lager is dan de minimum overgangstemperatuur voor de legeringen A t/m F. De cijfers laten duidelijk zien dat de legeringen G t/m X taaier zijn dan de legeringen A t/m F.

30 Verdere monsters van de legeringen G t/m X wer den onderzocht op de bestandheid tegen scheurtjescorrosie en tegen intergranulaire corrosie. Deze monsters werden op dezelfde wijze gemaakt als de hiervoor vermelde monsters.

Bestandheid tegen scheurtjescorrosie werd be-35 oordeeld door dompelen van monsters van 2,5 x 5 cm met een geschuurd oppervlak in een 10 %’s ijzer(III)chloride-oplossing gedurende 72 h. De beproeving vond plaats bij een temperatuur van 50°G. De scheurtjes werden teweeg gebracht door middel van blokken 800 1 7 40

JO

van polytetrafluoretheen aan de voor en de achterzijde die op hun plaats werden gehouden door paren gerekte rubberbanden die onder een hoek van 90° ten opzichte van elkaar in de lengterichting en in de breedterichting om de monsters waren aangebracht. De be-5 treffende proeven zijn beschreven in Designation: G 48-76 van de American Society for Testing And Materials.

De resultaten van deze beoordeling zijn vermeld in tabel F. De monsters bevonden zich in de koud gewalste en ontlaten toestand, in de toestand zoals die ontstaat bij het las-10 sen en in de gelaste en ontlaten toestand.

Tabel F

Scheurtjescorrosieproef in 10 %'s ijzer(III)chloride- oplossing ,_

Gew.verlies (g) 15 Legering Koud gewalst en Als gelast Gelast en ontlaten ____ ontlaten_ _ _ G - 0,0001 0,0008 H - 0,1588 0,0005 I - 0,0 0,0004 20 J - 0,0 0,0001 K - 0,0 0,0015 L - 0,0001 0,0001 M 0,0 0,0004 0,0003 N 0,0009 0,0027 0,0009 25 0 0,0 0,0007 0,0001 P 0,0001 0,0004 0,0004 Q 0,0 0,0005 0,0039 R 0,0007 0,0032 0,0068 S 0,0056 0,0007 0,0 30 T 0,0 0,0001 0,0056 U 0,0002 0,0001 0,0 V 0,0001 0,0078 0,0002 W 0,0001 0,0 0,0063 X 0,0 0,0003 0,0060 35 ontlaten bij 1121 C — met water afgeschrikt.

Uit tabel F ziet men dat de bestandheid tegen 80 0 1 7 40 «=~ ..

scheurtjescorrosie van de legeringen G t/m X uitstekend is. De legeringen volgens de uitvinding worden duidelijk gekenmerkt door een superieure bestandheid tegen scheurtjescorrosie.

De bestandheid tegen intergranulaire corrosie 5 werd beoordeeld door monsters van 2,5 x 5 cm met een geschuurd oppervlak gedurende 120 h te dompelen in een kokende oplossing van kopersulfaat-50 % zwavelzuur. Het gebruikelijke kriterium voor voldoen bij deze proef respectievelijk niet voldoen bij deze proef is een corrosiesnelheid van 0,6 mm/jaar (0,05 mm/maand) en 10 een bevredigend aanzien bij microscopisch onderzoek. Deze proef . wordt aanbevolen voor gestabiliseerd ferritisch roestvast staal met een hoog chroomgèhalte. De resultaten van deze beoordeling . zijn vermeld in tabel G. De monsters bevonden zich in de toestand zoals deze ontstaat bij het lassen en in de gelaste en 15 ontlaten toestand.

Tabel G

Corrosieproef in kopersulfaat - 50 % zwavelzuur

Corrosiesnelheid Microscopisch onder- mm/maan ' zoek (vergr. 30 x)_ 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 800 1 7 40

Legering Als gelast Gelast en Als gelast Gelast en 2 _ _ ontlaten _ ontlaten 3

G 0,012 0,816 NA** NA

4

H 0,016 0,0145 NA NA

5

X 0,013 0,017 NA NA

6

J 0,011 0,016 NA NA

7

K 0,009 0,018 NA NA

8

L 0,0095 0,015 NA NA

9

S 0,013 0,0155 NA 'i NA

10

T 0,012 0,0125 NA NA

11

U 0,010 0,016 NA NA

12

V 0,012 0,012 NA NA

13

W 0,012 0,0126 NA NA

14

X 0,0129 0,0136 NA NA

15

Ontlaten bij 1121 C - afgeschrikt met water 16 NA: Geen intergranulaire aantasting.

Uit tabel G ziet men dat de legeringen G t/m L

12 w- V- en S t/m X een superieure bestandheid tegen intergranulaire corrosie hadden. Elk monster voldeed bij de proef.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding allerlei modificaties en variaties mogelijk maakt zonder buiten het 5 kader van de uitvinding te komen.

800 1 7 40

Claims (9)

1. Ferritisch roestvast staal, in hoofdzaak bestaande uit ten hoogste 0,08 gew.% koolstof, ten hoogste 0,06 gew.% stikstof, 25,00 tot 35,00 gew.% chroom, 3,60 tot 5,60 5 gew.% molybdeen, ten hoogste 2,00 gew.% mangaan, tussen 2,00 en 5,00 gew.% nikkel, ten hoogste 2,CD gew.% silicium, ten hoogste 0,5 gew.% aluminium, ten hoogste 2,00 gew.% van de elementen titaan, zirkonium en columbium tezamen, rest in hoofdzaak ijzer, waarbij de titaan-, zirkonium- en columbiumgehalten zodanig 10 zijn dat wordt voldaan aan de voorwaarde: %Ti/6 + %Zr/7 + %Cb/8 _> %C + %N terwijl de som van het koolstof plus stikstofgehalte groter is dan 0,0275 gew.%. .

2. Ferritisch roestvast staal volgens conclusie 15 1, met het kenmerk, dat het een nikkelgehalte heeft tussen 3,00 en 4,50 gew.%.

3. Ferritisch roestvast staal volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het tenminste· 0,005 gew.% koolstof en tenminste 0,010 gew.%. stikstof bevat waarbij de som 20 van het koolstof plus stikstofgehalte groter is dan 0,0300 gew.%.

4. Ferritisch roestvast staal volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het 28,50 tot 30,50 gew.% chroom bevat.

5. Ferritisch roestvast staal volgens een der 25 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het 3,75 tot 4,75 gew.% molybdeen bevat.

6. Ferritisch roestvast staal volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ten hoogste 1,00 gew.% van dé elementen titaan, zirkonium en columbium tezamen be- 30 vat waarbij wordt voldaan aan de voorwaarde: %Ti/6 + %Zr/7 + %Cb/8 = 1,0 tot 4,0 (%C + %N).

7. Ferritisch roestvast staal volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk,dat het tenminste 0,15 gew.% titaan bevat.

8. Ferritisch roestvast staal volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het tenminste 0,15 gew.% columbium bevat. 800 1 7 40 -* ^ V

9. Ferritisch roestvast staal volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tenminste 0,005 gew.% koolstof, tenminste 0,010 gew.% stikstof, 28,50 tot 30,50 gew.% chroom, 3,75 tot 4,75 gew.% molybdeen, tussen 3,00 en 4,50 5 gew.% nikkel en ten hoogste 1,00 gew.% van de elementen titaan, zirkonium en columbium tezamen bevat waarbij wordt voldaan aan de voorwaarde %Ti/6 + %Zr/7 + %Cb/8 = 1,0 tot 4,0 (%C + %N) waarbij de som van het koolstof plus stikstofgehalte groter is 10 dan 0,0300 gew.%. ‘s 800 1 7 40