NL8000489A - Werkwijze en inrichting voor het vormen van lollies. - Google Patents

Description

f f _ . | Werkwijze en inrichting voor het vormen van lollies. ; ~ i

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het uit een suikerstreng vormen van lollies met gelijktijdig aan te brengen lolliestokjes, welke werkwijze gebruik maakt van een inrichting die is voorzien van éên draaibare trommelvormige produktiekop 5 met rondom aan zijn omtrek een reeks uitsparingen die vormholten 1 voor de lolliekoppen begrenzen, waarbij in de vormholten openingen voor het insteken van de lolliestokjes zijn uitgespaard.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Nederlandse octrooischrift 91633. Doordat in de produktiekop de suikerstreng i 10 niet in stukjes wordt geknipt, is er steeds eèn verbinding tussen twee op^een-volgende lollies. Nadat de lollies met de produktiekop t zijn gevormd, moeten zij eerst gekoeld worden voordat zij verpakt kunnen worden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een koeltrommel, waarin de lollies in wan-orde worden gekoeld. Voor kogellollies is 1 15 het namelijk noodzakelijk, dat deze steeds van positie veranderen, i j omdat zij anders vervormen^ omdat haar massa plastisch is, zolang zij niet goed zijn afgekoeld. *

De lollies worden hiertoe uit de produktiekop gestoten en via! i een transportband in wanorde naar de koeltrommel gebracht. Hoewel 20 menige lollie door een durfyliesje aan een andere verbonden is wanneer ' zij uit de produktiekop komt, wordt deze verbinding verstoort door j i de ruwe behandeling van de lollie. Een nadeel van het in wanorde koelen van de lollies is, dat zij om in het verdere proces verpakt t te kunnen worden, na het koelen weer in een orde moeten worden ge- ; 25 bracht om aan een verpakkingsmachine te kunnen worden toegevoerd.

. Hiervoor is een extra machine noodzakelijk, maar men kan het natuur- ! lijk ook met de hand doen.

Nln de produktiekop waren de lollies echter reeds geheel ge-

V

Λ ordend. Door nu deze orde niet te verstoren en ze via een koelmstal- 80 0 0 48 9 r 2 latie naar een verpakkingsmachine te voeren, verkrijgt men een veel effectiever proces.

Dit effectievere proces "blijkt volgens de uitvinding nu te 5 kunnen worden "bereikt door met de produktiekop een aantal overneem-organen te laten samenwerken die de uit de produktiekop komende lollies via de stokjes overnemen, waarbij door afkoeling en richtingverandering breuk van het vlies tussen opeenvolgende lollies optreedt.

De lollies worden over het gehele traject vanaf de produktiekop 10 totdat zij in de laatste overneemorganen‘komen, gekoeld. Dit geschiedt door omgevingslucht of door gekoelde lucht gericht op de voorwerpen te blazen.

Een inrichting voor het toepassen van de uitgevonden werkwijze heeft als kenmerk, dat de overneemorganen bestaan uit een drietal 15 paren van synchroon met de produktiekop draaiende schijven met uitsparingen voor de stokjes, waarop een transportketting met op grotere onderlinge afstand geplaatste grijperbekken voor de stokjes aansluit.

Om dit te kunnen bereiken moet de liniaire snelheid van de stokjes op de transportketting groter zijn dan de liniaire snelheid van de 20 stokjes in de produktiekop en op de paren van schijven.

Het ovememen door de schijven geschiedt bij voorkeur door tussen de paren van schijven geplaatste vaste curven, en het overnemen door de transportketting geschiedt bijvoorbeeld door via een ndkkenmechanisme bestuurde uitwerpers.

25 De paren.van synchroon met de produktiekop draaiende schijven hebben bij elke uitsparing een draadveer om het stokje vast te houden todat deze door een vaste curve wordt overgegeven aan het volgende ovemeemorgaan. De grijperbekken bestaan bij voorkeur uit zo min mogelijk onderdelen, te weten een grijperhuis, een hefboom en een 30 bladveer, De hefbomen van de grijperbekken van de transportketting kunnen onder veerspanning staan om ze gesloten te houden, terwijl in het gebied van het ovememen van het laatste paar van de schijven een oploopcurve is geplaatst om de stokjes in de grijperbekken toe te laten.

De uitwerpers kunnen bestaan uit twee hefbomen, de ene geplaatst 35 tussen het paar van schijven, de andere aan de ene buitenzijde van het paar van schijven, terwijl zich aan de andere buitenzijde van het paar 80 0 0 4 8 § ? 5 3 van schijven een eontrahefboom bevindt die de lolliekoppen opvangt.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin de wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van een inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens 5 de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont:

Fig. 1 een schematisch zijaanzicht, fig. 2 op grotere schaal het in fig. 1 door de cirkel II aangeduide detail, fig. 3 een zijaanzicht volgens da lijn III-III van fig. 2, 10 fig. b een bovenaanzicht van een gedeelte van fig. 1, fig. 5 een zijaanzicht van fig. 1, en de fig, 6A-C qp nagenoeg ware grootte de drie onderdelen van een grijperbek.

De in de tekening getoonde inrichting bestaat uit een schema-15 tisch door een streepstippellijn weergegeven produktiekop 1 die lollies vervaardigt die bestaan uit een lolliekop 2 en een stokje 3. Op de produktiekop 1 sluit een aantal paren van schijven b/5, 6/7 en 8/9 aan die op de in fig. 2 zichtbare wijze van uitsparingen 10 voor de stokjes zijn voorzien. Bij elke uitsparing 10 is door een boutstelsel 20 11 een draadveer 12 opgesteld die het stokje in de uitsparing houdt.

De paren van schijven zijn resp. geplaatst op assen 13-15, waarbij de schijven op de in fig. b zichtbare wijze als het ware in elkaar grijpen en waarbij de rotatierichtingen achtereenvolgens zijn aangeduid door de pijlen 16-20, waarbij de pijl 20 de bewegingsrichting 25 aangeeft van een transportketting 2b die rond een door een as 29 ondersteund paar van kettingwielen 30 loopt.

Het door het paar van schijven b/5 uit de produktiekop 1 overnemen van de stokjes 3 geschiedt door een vaste curve 21, en de volgende overnamen vinden plaats onder invloed van respectieve vaste curven 30 22 of 23.

Wanneer de lollies 2, 3 uit de produktiekop 1 komen, dan zijn zij door een dun (niet weergegeven) vliesje met elkaar verbonden en bevinden zij zich dicht bij elkaar* De steekmaat van de lollies in de produktiekop is afhankelijk van de lollie-diameter. De transport-35 ketting 2bdie de lollies via een (niet weergegeven) koelinstallatie 8000489 <r *v 4 naar een verpakkingsmachine kan voeren, heeft een vaste steekmaat van bijvoorbeeld ongeveer 50 cm.

Wanneer de lollies uit de produktiekop komen, dan vorden zij dus via het stokje overgenomen door met de produktiekop synchroon mee-5 draaiende paren van schijven. De steekmaat van de lollies blijft dan nog dezelfde. In deze schijven bevinden de lolliekoppen 2 zich in een geheel vrije omgeving. Door nu gekoelde lucht op deze lolliekoppen te blazen, zullen de verbindingsvlaesjes van de lollies snel afkoelen, omdat de varmteinhoud ten opzichte van haar oppervlak zeer gering is, 10 Door dit sterk afkoelen van de suikervliesjes zullen deze bij een beweging van de twee opeenvolgende lollies ten opzichte van elkaar breken.

Bij de overgang van de ene schijf 4/5 naar de andere schijf 6/7 ontstaat tussen twee opeenvolgende lollies een richtingsverandering 15 ten opzichte van elkaar. Is bij de eerste overgang van de schijf 4/5 naar de schijf 6/7 dit vliesje nog niet gebroken, dan zal dit zeker gebeuren bij de overgang van schijf 6/7 naar schijf 8/9. In de schijf 8/9 zijn de lollies niet meer met elkaar verbonden door het suikervliege. In het onderste punt van de schijf 8/9 worden de lollies 20 overgegeven aan grijperbekken 25 die op de transportketting 24 zijn bevestigd. In het onderste punt van de schijf 8/9 hebben de schijf en de transportketting dezelfde zin van beweging doch een verschillende snelheid. Via de uitwerpers 26/28, welke door een (niet weergegeven) nokkenmechanisme worden gecommandeerd, worden de lollies uit de schijf 25 8/9 gehaald en in de geopende grijperbekken 25 van de transportketting gebracht.

De uitwerpers bestaan op de in fig. 5 weergegeven wijze uit een tweetal hefbomen 27 en 28, waarbij de hefboom 27 tussen de schijven 8 en 9 ligt, en een contrahefboom 26 die ten opzichte van de hefboom 30 28 aan de andere buitenzijde van het paar van schijven 8/9 is geplaatst. Deze hefbomen 26-28 zijn geplaatst op respectieve assen 31 en 32 die zodanig dóór (niet weergegeven) nokken aandrijfbaar zijn dat telkens door de hefbomen 27 en 28 aan de bovenzijde een stokje 3 naar beneden tegen de contrahefboom 26 wordt gedrukt. Gezamenlijk plaatsen deze 35 hefbomen het stokje dan in de grijper 25 die door een oploopcurve 33 8000489 5 in de geopende stand wordt gehouden,

In fig. 6 zijn de drie onderdelen van een grijperhek 25 op nagenoeg ware grootte weergegeven. Zo'n grijperhek bestaat uit een S-vormig gebogen bladveer 3*+ (fig. 6a), een hefboom 35 (fig. 6b) en een grijper-5 huis 36 (fig. 6c).

Het grijperhuis 36 bestaat uit twee op een zodanige afstand naast elkaar gelegen platen dat de bladveer 3*+ en de hefboom 35 juist tussen deze platen kunnen passeren. Deze platen zijn onderling verbonden door een brugdeel 37 en een bekdeel 38. In beide platen 10 is een tweetal in eikaars verlengde glegen gaten 39 en ito aangebracht die(niet weergegeven) assen kunnen opnemen waarmede de grijperhek 25 op de transportketting 2it kan worden bevestigd,

De hefboom 35 heeft ongeveer in het midden een gat it1 dat bij een complete grijperhek samenvalt met de gaten 39 van het grijperhuis» 15 zodat de hefboom om de daardoorheen gestoken as kan draaien. De hefboom 35 heeft aan de bovenzijde een uitsparing 1+2 die samen met een uitsparing 1+3 van het bekdeel 38 van het grijperhuis 36 een stokje kan vastklemmen.

Deze klemming wordt teweeggebracht door de bladveer 3¾ waarvan 20 in de gemonteerde toestand het ondereinde Ui* ligt in de overgang tussen de hefboom 35 en diens cilindervormige ondereinde 1+5, terwijl het S-vormige deel U6 van de bladveer dan door de opening tussen het brugdeel 37 en het bekdeel 38 van het grijperhuis ligt.

Met een minimum aan onderdelen is nu een bedrijfszekere grijper-25 bek verkregen, waarbij nog wordt opgemerkt dat de hefboom van een aantal verlagingen of uitsparingen 1+7 en 1+8 kan zijn voorzien om de wrijving met de grijperhuiswanden zoveel'mogelijk te beperken en uit oogpunt van materiaalbesparing. De onderdelen 35 en 36 bestaan namelijk bij voorkeur uit kunststof.

30 Het openen van de grijperbekken vindt plaats zodra het ondereinde 1+5 van de hefboom door bijvoorbeeld de oploopcurve 33 van fig. 1 tegen de belasting van de bladveer 3l+ in rond de door de gaten 39 en 1+1 koperde (niet weergegeven) as wordt geroteerd.

Binnen het kader van de conclusies vallen ook andere uitvoerings-35 vormen dan in de tekening zijn weergegeven.

8000489

Claims (12)

1. Werkwijze voor het uit een suikerstreng vormen van lollies met gelijktijdig aan te brengen lolliestokjes, welke werkwijze ge- 5 bruik maakt van een inrichting die is voorzien van één draaibare trommel vormige produktiekop met rondom aan zijn omtrek een reeks uitsparingen die vormholten voor de lolliekoppen begrenzen» waarbij in de vormholten openingen voor het insteken van de lolliestokjes zijn uitgespaard, met het kenmerk, dat met de produktiekop (1) een 10 aantal overneemorganen samenwerkt die de uit de produktiekop komende lolliess(2, 3) via de stokjes overnemen, waarbij door afkoeling en richtingverandering breuk van het vlies tussen opeenvolgende lollies optreedt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 15 afkoeling wordt verkregen door omgevingslucht of door gekoelde lucht tegen de zich in de overneemorganen bevindende lolliekoppen te blazen»

3. Inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de overneemorganen bestaan uit een drietal paren van synchroon met de produktiekop draaiende schij- 20 ven (H/5, 6/7, 8/9) met uitsparingen (10) voor de stokjes (3), waarop een transportketting (2¾) met op grotere onderlinge afstand geplaatste grijperbekken (25) voor de stokjes aansluit. U, Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de liniaire snelheid van de stokjes op de transportketting (2¾) groter 25 is dan de liniaire snelheid van de stokjes in de produktiekop en op de paren van schijven.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of met het kenmerk, dat . 1st ovememen door de schijven geschiedt door tussen de paren van schijven geplaatste vaste curven (21-23).

6. Inrichting volgens conclusie 3 of U, met het kenmerk, dat het ovememen door de transportketting geschiedt door via een nokken-mechanisme bestuurde uitwerpers (26-28),

7. Inrichting volgens een der conclusies 3-6, met het kenmerk, dat de paren van synchroon met de produktiekop draaiende schijven 35 bij elke uitsparing (10) een draadveer (12) hebben tan het stokje vast 8000489 q- T te houden totdat deze door een vaste curve wordt overgegeven aan het volgende overneemorgaan.

8. Inrichting volgens één der conclusies 3-7, met het kenmerk, dat de grijperbekken (25) bestaan uit een grijperhuis (36), een 5 hefboom (35) en een bladveer (3*0.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de hefbomen (35) van de grijperhekken (25) door een veer (31*) worden belast om ze gesloten te houden, terwijl in het gebied van overnemen van het laatste paar van schijven (8/9) een oploopcurve (33) is opge- 10 steld om de stokjes in de geijperbekken toe te kunnen laten.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de hefboom (35) worden ondersteund door een as die ook dient voor het bevestigen van het grijperhuis (36) aas de transportketting (2h).

11. Inrichting volgens één der conclusies 3-10, met het kenmerk. 15 dat de uitwerpers bestaan uit twee hefbomen (27.en 28), de ene geplaatst tussen het paar van schijven (8/9), de ander aan de ene buitenzijde van het paar van schijven, terwijl zich aan de andere buitenzijde van het paar van schijven een contrahefboom (26) bevindt die de lollie-koppen (2) opvangt.

12. Werkwijze en inrichting zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan.

8. Q 0 4 8 9