NL7920095A

NL7920095A - Ankerstelsel van hoge sterkte voor bevestiging.

Info

Publication number: NL7920095A
Application number: NL7920095A
Authority: NL
Original assignee: Mechanical Plastics Corp
Priority date: 1978-10-06
Filing date: 1979-10-02
Publication date: 1980-08-29
Also published as: DK148009C; AU530010B2; ATA903479A; IL58294A0; JPH0122482B2; NO793189L; NO150292B; IN153236B; ES258042Y; GB2043197B; ZA794991B; CA1133735A; EP0020520B1; GB2119887A; ES258042U; US4294156A; GB2043197A; AT366481B; DK148009B; CH639729A5

Description

»' '5 . ' 7 9 2 0 0 9 5 =7 ....... 1 ......

Ankerstelsel van hoge sterkte voor bevestiging.

i

De uitvinding heeft betrèkking op verbeterde blinde verankeringsinrichtingen voor de bevestiging van objecten aan ! holle wanden met lange bevestigingsonderdelen zoals schroeven, ! bouten en dergelijke, en betreft een verbeterd ankerstelsel van j 5 het algemeen in het Amerikaanse octrooischrift 4.075.924 beschre- i ven type. Dat octrooischrift beschrijft een ankerstelsel, bestaande uit een paar lange beenonderdelen van flexibel materiaal en | een lang ankeronderdeel, dat aan aangrenzende eindgedeelten van de benen gekoppeld is. De benen zijn uiteenliggend over de lange 10 afmeting van het ankeronderdeel weergegeven. De beenonderdelen cm- ; vatten verende organen zoals dwars gebogen eindgedeelten om het ankeronderdeel in hoofdzaak dwars cp de benen verend, aan te drukkeri.

In gébruik worden de flexibele benen zo gebogen dat de lange afmeting van het ankeronderdeel langs de benen georiënteerd j 15 wordt en wordt het anker ingébracht in een gat in een wand of j plafond. De dwars gebogen eindgedeelten van de benen drukken het ankeronderdeel dan terug naar zijn dwarspositie, en geschikte kraagorganen worden cp de benen geschoven zodat de wand tussen het anker en de kraag gevat komt te zitten. j 20 Hoewel dit ankerstelsel voor vele toepassingen hoogst j bruikbaar is, ontstaat door het optreden van verende aandrukorganen,' zoals de gebogen eindgedeelten van de benen, en de noodzaak voor | beenflexibiliteit, een neiging tot beperking van de maximum sterkte die in de benen van de inrichting beschikbaar is.

25 Een andere vorm van ankerstelsel is in het Amerikaanse octrooischrift 4.043.245 beschreven. Bij die inrichting liggen de benen uiteen over de smalle afmeting van het ankeronderdeel en is elk been aan slechts één zijde van het ankeronderdeel gekoppeld 7920095 2 — V ' I door tussenkomst van een tap die in een van een opening voorziene flens ingébracht is. ;

De moeilijkheid met deze.constructie Is dat elk been aan : slechts één zijde aan het ankeronderdee 1 vastgehouden wordt. Niets 5 drijft de tap in de opening en indien deze er uit getrokken wordt, i gaat het been los. Bovendien beperkt de uiteenligging van de benen over de smalle afmeting van het ankeronderdee! de minimum afmeting j van het anker en zijn bijgevolg grotere gaten in de wand vereist. ! De uitvinding verschaft een verbeterd ankerstelsel voor 10 het opsluiten van een lang bevestigingsonderdeel binnen,een opening, gevormd door een wandgedeelte, dat ten^minste één aan het j oog onttrokken zijde heeft. Dergelijke inrichtingen bestaan in het j typerende geval uit tenminste twee lange beenonderdelen, organen ' voor het verbinden van een paar aangrenzende eindgedeelten van de j 15 been-onderdelen, een van een opening voorzien ankeronderdeel, | dat aan de benen gekoppeld is ter plaatse van tegenovergestelde eindgedeelten, en een kraagonderdee1, dat aan de benen bevestigd wordt zodat het wandgedeelte tussen de kraag en het ankeronderdeel gevat komt te zitten. De verbetering behelst het voorzien van elk | 20 van de benen van respectieve koppelingtapeinden die uitgericht zijn over hun grootste dwarsafmetingen om in aangrijping te komen i met in hoofdzaak langsgerichte flenzen van het ankeronderdeel aan j j weerszijden daarvan of cm de benen over de kleinste afmeting van het' anker vast te hechten. j 25 De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht ; aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden ] i

daarvan. I

I Fig. IA, 1B en 1C zijn bovenaanzichten in perspectief van een eerste uitvoering van een verbeterd ankerstelsel volgens 30 de uitvinding? fig. 2A en 2B zijn afbeeldingen in perspectief van een tweede uitvoering van de uitvinding; fig. 3 is een afbeelding in perspectief van een derde uitvoering van de uitvinding; en 35 fig. 4A en 4B zijn afbeeldingen in perspectief van een vierde uitvoering van de uitvinding.

702 00 9$ • 3

Opgemerkt wordt dat dezelfde constructièbestanddelen in ί alle tekeningen net dezelfde verwijzingscijfers aangegeven zijn.

De beste manier voor het ten uitvoer brengen van de j uitvinding bestaat uit een gesleufde ankeronderdeeluitvoering zo- | 5 als in fig. IA, 1B en 1C weergegeven is. j

Fig. IA toont een verkieslijk ankerstelsel volgens de uitvinding met zijn bestanddelen gescheiden weergegeven met het j oog op de toelichting. Het ankerstelsel 10 bestaat uit een paar lange in hoofdzaak rechte benen 11. De benen 11 zijn bij voorkeur ; 10 geconstrueerd.van een veerkrachtig materiaal, zoals kunststof of rretaal, dat betrekkelijk stevig is ofschoon het elastisch kan j zijn voor inrichtingen van geringere sterkte. De benen 11 hébben tegenovergestelde zaagvormige oppervlakken, bestaande uit een aan- j tal aangrenzende tanden 12. j 15 De onderste eindgedeelten 13 van de benen zijn verbonden door een brug 14 en bij voorkeur is een trekring 15 als één geheel geconstrueerd net de brug om een stevige regeling van de benen te verschaffen zoals beschreven zal worden.

De bovenste eindgedeelten 16 van elk van de benen 11 20 eindigt in een koppelingtapeind 17, dat zich evenwijdig met het grootste dwarsoppervlak van elk respectievelijk been uitstrékt.

Deze tapeinden veroorloven .het koppelen van de benen aan een kanaal-profielonderdeel 18.

16

Het kanaalprofielonderdeeh bestaat bij voorkeur uit me-25 taal, zoals staalplaat,, en heeft een kanaalprofieldoorsnede met een centraal plaatgedeelte 19 en flenzen of eindplaten 20 die zich uitgaande daarvan naar beneden uitstrekken. De flenzen kunnen onder een rechte hoek staan met betrekking tot de centrale plaat, maar bij het construeren daarvan onder een hoek die iets kleiner O O «grotere 30 is dan 90 , bijvoorbeeld 80 , zal het arikeronderdeel tégén'denkkrachten bestand zijn dan wanneer de flenzen loodrecht op de centrale plaat stonden.

De centrale plaat vormt bij voorkeur een opening 21, zoals een schroef opening, voor het opnemen van lange bevestigings-35 onderdelen zoals bouten of schroeven.

De flenzen 20 zijn elk voorzien van een paar koppeling-_ 7920095 i 4 — cpenlngen 21A en 2 IB voor hét öpnemen van de uitstekende einden van de koppelingtapeinden 17. Het tapeind van elk been strekt zich bij voorkeur over de kleinste afmeting van het kanaalprofielonder-deel 18 uit en strékt zich in corresponderende uitgerichte ope-5 ningenin elk van de twee dwarsflenzen 20 uit. Bij voorkeur | bestaat één zodanige opening uit een ronde opening 21A van in hoofdzaak dezelfde diameter als het tapeind en bestaat de andere j i j | uit een lange sleuf 21B om beweging van het ene gekoppelde been j naar het andere been toe en daarvan af te veroorloven.

10 De kraag 22 bestaat uit een in hoofdzaak vlakke basis 23, die flenzen 24 heeft, welke zich uitgaande daarvan cnhoog ; uitstrekken. Deze flenzen 24 en de basis 23 zijn als één geheel geconstrueerd en bestaan bij voorkeur uit veerkrachtig materiaal zoals kunststof.

15 De opstaande flenzen 24 vormen sleuven 25, waarbinnen | tegenovergesteld ingestelde tandcnderdelen 26 aangebracht zijn. j

De sleuven 25 staan in verbinding met tapse kanalen 27, die de beenonderdelen .11 op geschikte wijze naar de sleuven 25 leiden met het oog cp het voltooien van de samenstelling van de kraag 22 20 en benen 11. !

Het stelsel wordt op geschikte wijze gefabriceerd door spuitgieten van de ring en het beenstelsel van het veerkrachtige materiaal, dat vorrrherstelvermogen heeft,met de benen, in uiteenge- j spreide positie zoals in fig. 1C weergegeven is, spuitgieten van ; 25 de kraag en vorming van het kanaalprofiel met de flenzen onder j een hoek iets kleiner dan de uiteindelijke hoek. Het kanaalprof iel j wordt dan ingesteld over het bovenste eindgedeelte van de benen j uiteenliggend over de grootste afmeting van het ankeronderdeel met j de cpeningen 2IA en 21B uitgericht met de tapeinden 17. De.flenzen j 30 worden dan gebogen tot de uiteindelijke hoek, onder het in aan- grijping kernen .van elk van .de tapeinden aan weerszijden \an het ; kanaalprofielonderdeel.

Het ankerstelsel wordt geschikt aangewend in wandopeningen j die een. afmeting kleiner dan de lengte van het kanaalprofielonder- j 35 deel 18 hebben. Zoals in fig. 1B weergegeven is, wordt de iribrenging van het kanaalprof ielonderdeel 18 in de wandopening vergemakkelijkt 7Ί9Τ0ΤΤ5 ..........5 -- I door het feit dat bij de gébruikte koppelinguitvoering het kanaal- j

i I

! profielcnderdeel gedraaid kan worden om het tapeind in de rende openingen 21A tot het zich in hoofdzaak in één lijn bevindt net de langsafireting van de benen 11. Nadat het kanaalprofielonder- 5 deel vrij kcmt van het aan het oog onttrokken oppervlak van de | wand, wordt het vrijgegeven,en keert door de neiging van de benen 11 tot uiteenveren het kanaalprofiel terug naar zijn dwarspositie, zoals in fig. 1C weergegeven is.

De bevestiging van het arikerstelsel wordt, voltooid 10 door de kraag 22 om de beenonderdelen 11 te schuiven zodat een ratelpalaangrijping tussen de tanden 12 van de benen en de tanden 26 van de kraopn optreedt. De benen worden dan door de kraag getrokken tot.de wand op doeltreffende wijze tussen de kraag en het i kanaalprofielonderdeel 18 gevat kcmt te zitten. De overmaat gedeel- I : ! is ten van de benen kunnen dan afgesneden worden, en een bevestiging j kan door de kraag ingebracht worden.en in aangrijping gébracht wordeh met het kanaalprofielonderdeel, door schroeving bijvoorbeeld.

De ccrrbinatie van rechte benen en dwarstapeinden on aan i 20 weerszijden van het kanaal te koppelen verhoogt het last-dragende ; vermogen van het stelsel aanzienlijk. Bovendien veroorlooft het verschaffen en het gébruik van de kcppelinguitvoering met ge- | sleuf de opening het gébruik van sterkere, betrékkelijk stevige i benen doordat het vermogen van het tapeind om in de sleuf te ! 25 schuiven de noodzaak voor flexibiliteit gedurende het proces j van iribrenging in een wand minimaal stelt. |

Als een minder verkieslijke vorm van de uitvinding kunnen! de sleuven 21B in de flenzen 20 vervangen worden door een sleuf in het centrale plaatgedeelte 19 en kan een been op verschuifbare 30 wijze daarin in aangrijping komen door een gebruikelijke tapkeppe- ! ling in plaats van door koppelingtapeinden. Een dergelijke con- j structie heeft, het voordeel van het veroorloven van het gébruik van i betrekkelijk stevige beenmaterialen, maar de koppeling daarvan is niet even groot als verkregen wordt bij het gébruik van tap-35 einden.

Fig. 2A en 2B tonen een alternatieve uitvoering van de _ 7 9 2 0ÖT5 ·“ 6 uitvinding welke overeenkomstig is aan die van fig. IA behoudens dat beide koppelingopeningen 2IA en 21B van ongeveer dezelfde diameter zijn als het koppelingtapeind 17.

Fig. 2B toont de constructie in positie voor in- : 5 brenging in een wandopening. Het anker wordt om één tapeind, bijvoorbeeld. 2 IA, gedraaid om het. tegenovergestelde been 11 omlaag en j naar buiten te verplaatsen.. Het verplaatste been, dat aan het j been 1 IA bevestigd is aan het tegenovergestelde einde, ontwikkelt een veerachtige kracht, die de draaiing tegengaat, en wanneer het 10 anker door de opening gaat, zal door de verende kracht, die door ; het been 11B uitgeoefend wordt, het anker naar de dwarspositie terug schieten.

Het voordeel van deze constructie, vergeleken, met de tot dusver bekende constructies waarbij met gebogen einde uitgevoerde j 15 benen gebruikt worden, is dat de verende kracht cm het anker in j dwarspositie terug te laten schieten wordt opgewekt over een be- j trekkelijk grote buigstraal. Dit feit veroorlooft het gebruik van betrekkelijk. broze kunststoffen voor de benen, zoals polystyreen, ! die zonder meer afgebroken kunnen worden nadat de wand tussen de 20 kraag en het anker gevat is kernen te zitten. Dergelijke broze materialen kunnen afgebroken worden door een net de hand uitge- j oefende scherpe buiging zender het gebruik van bijkomende gereeds ! j schappen. j

Fig. 3 toont een alternatieve vorm van de uitvinding, j 25 waarbij gladde benen 30 voor de zaagtandvormige benen van de uitvoering van fig. 1 in de plaats gesteld zijn en een daaraan bevestigde basis 31 een opening 32 voor het kraagonderdeel van fig. j 1 vormt. Bij voorkeur zijn de benen 30 gevormd met scharnierorganen i i in de vorm van reliëfkepen 33 cm het zich vouwen daarvan tussen de j 30 flenzen 20 van het kanaalprofielonderdeel 18 te veroorloven, als j de wand gevat komt te zitten tussen de basis 31 en het kraagonderdeel door een (niet weergegeven) bevestiging.

Fig. 4A en 4B tonen nog een andere alternatieve uitvoering van de uitvinding. Deze uitvoering, die alleen geschikt is 35 voor toepassingen.onder lage spanning, verschilt van die van fig.

3 doordat een van een opening voorziene massieve kunststof staaf 40 7920095 ^ '1 ...... 7 in de plaats gesteld is voor het kanaalprofielonderdeel 18, en | de staaf 40 aan de benen 30 bevestigd is door vasthechting over [ de kleinste afmeting daarvan in plaats van door het gebruik van koppelingtapeinden en openingen. Naar verkiezing toe te passen 5 ribben 41,. die de draaiing tegengaan, zijn op geschikte wijze qp de basis 30 aangebracht weergegeven of door mechanische methodes bevestigd.

Deze inrichting wordt geschikt gefabriceerd door vorming ! als een als eenheid uitgevoerde constructie in de in fig. 4B 10 weergegeven vorm. Hier is de kunststof ahkerstaaf als êên geheel gevormd aan de beenonderdelen in een in de hoekrichting verschoven j positie. Na de vorming wordt de staaf 40 qp de benen gedraaid en daaraan vastgehecht door thermische of ultrasonische vasthechtme-thodes.

15 Hoewel de uitvinding beschreven is in verband, met een klein aantal specifieke uitvoeringen, dient wel te worden verstaan i dat deze alleen een voorbeeld vormen van de vele andere specifieke j uitvoeringen waarbij de beginselen van de uitvinding ook aangewend j kunnen worden. Derhalve kunnen talrijke en uiteenlopende inrich-20 tingen door de terzake deskundige vervaardigd worden zender buiten ! het kader van de uitvinding te treden. j i i ! I i j | ! i

792ÖÖ9T

Claims

8 — ( * CONCLUSIES S

1. Ankerstelsel voor het opsluiten van een lang beves-tigingscnderdeel binnen een opening, gevormd door een wandgedeelte, dat ten^minste één aan het oog onttrokken zijde heeft, van het j 5 type, bestaande uit (1) ten-minste twee lange beenonderdelen, die | elk een lange afmeting en een grootste dwarsafmeting hebben, (2) j middelen voor het verbinden van een paar aangrenzende eindgedeelten van de beenonderdélen, (3) een van een opening voorzien ankeronderdeel, dat aan de benen gekoppeld wordt ter plaatse 10 van de tegenovergestelde eindgedeelten daarvan, en (4) een kraa<g- I onderdeel, dat aan de benen bevestigd wordt zodat het wandgedeelte tussen de kraag en het ankeronderdeel gevat komt te zitten, ; gekenmerkt doordat het ankeronderdeel bestaat uit een kanaalpro-fielonderdeel, dat een paar flenzen heeft, die elk een paar koppe- j 15 lingdlningen vormen, en elk van de benen ’ bestaat uit een in hoofd-j zaak recht gedeelte, dat aan het einde daarvan een koppelingstap-eind aangebracht heeft, dat uitgericht is over de grootste dwarsafmeting om in aangrijping te komen met elk van de paar flenzen van het ankeronderdeel door tussenkomst van de koppelingopeningen. 20

2. Ankerstelsel volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het ankeronderdeel uit een hoofdzakelijk lang kanaalprofielonder-deel bestaat, waarbij tenxminste een van de koppelingopeningen in elke flens van het kanaalprofielonderdeel uit een sleuf be-! staat, die langwerpig is over de lange afmeting van het kanaal- 125 profielonderdeel.

3. Ankerstelsel volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat I de benen gevormd zijn van elastisch materiaal in een uiteengesprei de positie voor het aandrukken van het kanaalprofielonderdeel met de lange afmeting daarvan in hoofdzaak dwars op de lange afmeting 30 van de benen. i

4. Ankerstelsel voor het opsluiten van een lang beves-tigingsonderdeel binnen een opening, gevormd door een wandgedeelte, dat ten^minste één aan het oog onttrokken zijde heeft, van het type, bestaande uit (1) ten-minste twee lange beenonderdelen, die 35 een grootste dwarsafmeting hebben, (2) middelen voor het verbinden van een paar aangrenzende eindgedeelten van de beenonderdelen,_______ 7920095 , ► t 9 .......... (3) een van een opening voorzien ankeronderdeel, dat aan de benen | gekoppeld wordt ter plaatse van de tegenovergestelde eindgedeelten daarvan, en (4) een kraagonderdeel, dat aan de benen bevestigd | wordt zodat het wandgedeelte tussen de kraag en het ankeronder-5 deel gevat komt te zitten, gekenmerkt doordat het ankeronderdeel i bestaat uit een kanaalprofielonderdeel, dat een paar flenzen heeft, ' waarbij de benen voorzien zijn van schamierorganen voor het vouwen tussen de flenzen. j

5. Ankerstelsel volgens conclusie 4, gekenmerkt doordat 10 de scharnierorganen bestaan uit reliëfkepen in de benen. !

6. Ankerstelsel voor het opsluiten van een lang beves- I tigingsonderdeel binnen een opening, gevormd door een wandgedeelte,; dat ten'minste één aan het oog onttrokken zijde heeft, van het type, bestaande uit (1) tenminste twee lange beenonderdelen, (2) middelen 15 voor het verbinden van een paar aangrenzende eindgedeelten van de beenonderdelen, (3) een ankeronderdeel, dat aan de benen, gekoppeld wordt ter plaatse van de tegenovergestelde eindgedeelten daarvan, en (4) een kraagonderdeel, dat aan de benen bevestigd.wordt zodat het wandgedeelte tussen de kraag en het ankeronderdeel. gevat kant 20 te zitten, gekenmerkt doordat het ankeronderdeel bestaat uit een kunststof staaf, die als één geheel gevormd is aan de beenonderdelen.

7. Ankerstelsel volgens coiclusie 6, gekenmerkt doordat de kunststof staaf als een geheel gevormd is op de beenonderdelen in een in deboekrichting verschoven positie en vervolgens aan de 25 beenonderdelen vastgehecht wordt.

8. Ankerstelsel voor het opsluiten van een lang bevesti-gingsonderdeel binnen een opening, gevormd door een wandgedeelte, dat ten^minste één aan het oog onttrokken zijde heeft, van het type,bestaande uit (1) tervminste twee lange beenonderdelen, (2) 30 middelen voor het verbinden van een paar aangrenzende eindgedeelten van de beenonderdelen, (3) een ankeronderdeel, dat aan de benen gekoppeld wordt ter plaatse van de tegenovergestelde eindgedeelte daarvan, en (4) een kraagonderdeel, dat aan de benen bevestigd wordt zodat het wandgedeelte tussen de kraag en het ankeronderdeel 36 gevat komt te zitten, gekenmerkt doordat ten^minste een van de beenonderdelen op verschuifbare wijze in aangrijping komt net het_ 7920095 “ 10 II ankeronderdeel. j j i I j i I j i ; I ; i 7 9 2 6 Ö Ï 5