NL7900240A

NL7900240A - Grondbewerkingsmachine.

Info

Publication number: NL7900240A
Application number: NL7900240A
Authority: NL
Original assignee: Lely Nv C Van Der
Priority date: 1979-01-12
Filing date: 1979-01-12
Publication date: 1980-07-15
Also published as: IT8019127A0; IT1129655B; DE3000271C2; GB2042313A; DE3000271A1; FR2446052B1; FR2446052A1; GB2042313B; US4375837A

Description

Λ ? C. van der Lely N.V., Weverskade 10, Maasland.

” Gr ondb ewerkingsmachine ·

De uitvinding heeft betrekking op een grondbewer-kingsmachine voorzien van een zich dwars op de voortbewe-gingsrichting van de machine uitstrekkend gesteldeel waarin een aantal in een rij aangebrachte om opwaarts gerichte as-5 sen roteerbare bewerkingsorganen zijn ondersteund en achter de bewerkings organen zich een in hoogt erichting verstelbare rol bevindt, die door middel van steunarmen verzwenkbaar aan het gesteldeel is aangebracht, terwijl naast een continue verstelling voor de steunarmen een vergrendelmechanis-10 me aanwezig is, dat twee tegen elkaar te klemmen delen omvat die zijn voorzien van een samenwerkende vertanding.

Bij machines van bovengenoemde soort is gebleken dat na de verstelling van de steunarmen van de rol met behulp van de continu-verstelling bij de fixatie een zodanige 15 belasting van de continu-verstelling kan optreden, dat op den duur schade kan ontstaan. Bij de constructie volgens de uitvinding kan nu een dergelijke belasting worden voorkomen doordat elastische middelen aanwezig zijn die bij het tegen elkaar klemmen van de vertanding van de delen van het ver-20 grendelmechanisme een bewegen van een steunarm in ten minste één richting toestaan. Hierdoor wordt bereikt, dat bij de fixatie van de steunarmen de door de vertanding opgeroepen verplaatsing niet resulteert in een extra belasting van de continu-verstelling.

25 Aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.

Mg. 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewerkings-machine weer voorzien van een constructie volgens de uitvinding, 30 Big. 2 geeft in bovenaanzicht op vergrote schaal de ondersteuning en de verstelmogelijkheid weer voor de zich aan de achterzijde van de machine bevindende steunrol, 7900240 4 2

Pig. 3 geeft een aanzicht weer volgens de pijl III in fig. 2,

Pig. 4 geeft een aanzicht weer volgens de fig. 3 waarbij de continu-verstelling voor een steunarm van de rol 5 een hydraulische verstelcilinder omvat,

Pig. 5 geeft schematisch een serie-schakeling weer van voor de steunarmen van de rol aanwezige hydraulische verstelcilinders terwijl

Pig. 6 schematisch een hydraulisch circuit weergeeft 10 met verstelcilinders, welk schema een verdeelschuif voor de respectieve cilinders omvat.

De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine die een zich dwars op de voort-bewegingsrichting A van de machine uitstrekkend kokervormig 15 gesteldeel 1 omvat waarin op onderling gelijke afstand van elkaar zich in opwaartse, bij voorkeur, vertikale richting uitstrekkende assen 2 van bewerkingsorganen 3 zijn ondersteund. Elk bewerkingsorgaan 3 omvat een op het ondereinde van een as 2 aangebrachte drager 4 die aan de einden is 20 voorzien van zich naar beneden uitstrekkende tanden 5. De einden van het kokervormige gesteldeel 1 zijn afgesloten door middel van platen 6. De bovenzijde van het gesteldeel 1 wordt gevormd door een afdekplaat, die zich zoals uit fig. 1 blijkt tot voorbij de platen 6 uitstrekt en aan de 25 einden naar beneden is afgebogen. Aan de achterzijde van het gesteldeel 1 is nabij de einden door lassen een als gietstuk uitgevoerde drager 7 aangebracht waarvan de buitenzijde juist binnen de einden van het gesteldeel is gelegen. Aan de voorzijde sluit de drager 7 met een schuin 30 naar beneden en naar voren verlopend deel aan op de overeenkomstig gevormde achterzijde van het kokervormig gesteldeel (fig. 3). Aan de bovenzijde omvat elke drager 7 een haaks verlopende naar binnengerichte rand 8 die aan de achterzijde een uitstulping heeft. Nabij het gesteldeel 1 35 is elke drager 7 voorzien van een draai tap 10 waarom een 7900240

Tfc 3 steunarm 11 verzwenkbaar is die zich. laags de binnenzijde van de drager naar achteren uitstrekt. iEussen de vrije ' einden van de steunarmen 11 die binnen de drager 7 zijn gelegen (fig. 2) is vrij draaibaar een rol 12 aangebracht 5 die aan de omtrek is voorzien van staven 13 die in op een centraal deel 14 aangebrachte steunen 15 zijn ondersteund.

De uitstulping 9 aan de achterzijde van elke drager 7 vormt een ondersteuning waardoor een stang 16 is gevoerd van een schroef spindel 17> die een c on tinu-ver stelling •jO vormt. De schroef spindel 17 omvat een stelmoer 18, die op de stang 16 is gedraaid. De stang 16 is aan zijn ondereinde haaks naar buiten afgebogen en met het afgebogen deel gevoerd in een opening in de steunarm 11 en door een sleuf 19 in de drager 7. De sleuf 19 is met zijn langsmiddellijn Ί5 gelegen op een cirkel met middelpunt op de langshartlijn van de tap 10. Het afgebogen deel van de stang 16 is aan de buitenzijde van de drager 7 voorzien van een klemstuk 20.

Het klemstuk 20 heeft een vertanding die kan samenwerken met een overeenkomende vertanding die langs de zijden van 20 «ie sleuf 19 is aangebracht. Het klemstuk 20 kan door middel van een moer 21 op het af gebogen einde van de stang 16 worden gefixeerd en is tussen twee geleidingen 22 en 23 op de drager gelegen.

ïussen de moer 18 en de ondersteuning 9 is de stang 25 16 van de schroefspindel omgeven door een aantal, in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld drie, schotelveren 24, die zijn opgesloten in een huis 25 dat aan de onderzijde reikt tot in de doorvoeropening voor de stang 16.

Binnen het kokervormig gesteldeel 1 is elk van de 30 assen 2 voorzien van een tandwiel 26 met een rechte vertan ding, een en ander zodanig, dat de tandwielen op de assen van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3 niet elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden is de as van een bewerkings orgaan 3 verlengd en reikt deze as tot in 35 een tandwielkast 27. Binnen de tandwielkast 27 staat de 7 9 ö o 2 4 o Τ' 4 verlengde as in aandrijvende verbinding met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt en door middel van een tussenas 28 met de aftakas van een trekker koppel-5 baar is. Aan de voorzijde van bet gesteldeel 1 is een bok 29 aangebracbt waarvan de bovenzijde door middel van divergerende schuin naar achteren verlopende steunen 30 met de achterzijde van het gesteldeel is verbonden. Tijdens het bedrijf is de machine met behulp van de bok 29 met de drie-10 puntshefinrichting van een trekker verbonden en kan met behulp van de tussenas 28 via de in het voorgaande beschreven overbrenging vanaf de aftakas van de trekker een aandrijving voor de bewerkingsorganen 3 worden verkregen die zodanig is dat naast elkaar gelegen bewerkings organen 15 in tegengestelde zin roteren waarbij hun tanden 5 tijdens het bedrijf aan elkaar grenzende of elkaar overlappende stroken grond bewerken. De werkdiepte van de respectieve bewerkings organen 3 is instelbaar met behulp van de aan de achterzijde rol 12. De verstelling van de rol 12 kan plaats 20 vinden met behulp van de voor elke steunarm 11 aanwezige door de schroefspindel 17 gevormde continu-verstelling nadat het vergrendelmechanisme dat het klemstuk 20 en de zijkant van de drager 7 omvat is losgemaakt. Nadat de gewenste positie van de steunarmen 11 is ingesteld kan door 25 het aandraaien van de moer 21 met behulp van de vertanding van het klemstuk en de vertanding aan de buitenzijde van de drager 7 de fixatie van de respectieve steunarmen plaatsvinden. Hierbij kan het gebeuren dat de tanden van het klemstuk op de tanden van de vertanding van de drager 30 stoten waarbij het klemstuk hetzij naar beneden hetzij naar boven moet uitwijken en daarmee de stang 16 van de schroef-spindel. Bij het naar boven uitwijken van het klemstuk 20 kan de stang 16 in zijn ondersteuning naar boven verschuiven. Bij het naar beneden uitwijken van het klemstuk echter 35 vormt de moer 18 een aanslag waardoor een ongewenste 7 9 0 0 2 ί- 0 5 spanning op de drager zou worden uitgeoefend· Teneinde dit te kunnen voorkomen zijn de door de schot elver en 24 gevormde elastische middelen aanwezig die een naar beneden bewegen van de stang 16 tegen de werking van de schotelveren 5 in toestaan. Op deze wijze wordt voorkomen dat bij het fixeren van de steunarmen 11 ongewenste spanningen optreden die vroeg of laat tot beschadigingen aanleiding kunnen geven.

In plaats van de een continu-verstelling vormende 10 schroef spindel 17» die ter verstelling van de steunarmen 11 bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld is toegepast, kan ook worden gebruik gemaakt van in een hydraulisch circuit opgenomen verstelcilinders. Een continue verstelinrichting, die een zodanige verstelcilinder omvat, is weergegeven in 15 fig. 4. Ih deze figuur zijn alle onderdelen, die overeen komen met de onderdelen bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld, met dezelfde ver wij z ings c ijf er s aangegeven. De onderzijde van de verstelcilinder 31 is voorzien van een omgebogen deel dat, evenals het omgebogen deel van de stang 16 van 20 de schroefspindel 17» door een gat in de arm 11 en het sleuf gat 19 is gevoerd en dat is voorzien van een klemstuk 20 dat met behulp van de moer 21, die met schroefdraad op het afgebogen deel kan samenwerken, kan worden vastgezet.

De verstelcilinder 31 omvat een zuigerstang 31 die nabij 25 zijn boveneinde is gevoerd door een uitstulping 9f van een drager 7f die op dezelfde wijze als bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld aan de achterzijde van het gesteldeel 1 door lassen is bevestigd. Aan weerszijden van de doorvoer in de uitstulping 9’ is de zuigerstang 32 voorzien van een 30 aanslag' 33» terwijl tussen de aanslag en de doorvoer elastische middelen, die paren schotelveren 34 omvatten, zijn aangebracht. Ook bij deze konstruktie kan na een verstelling van de steunarmen 11 door middel van de verstelcilinders 31 bij een fixering de bij het in elkaar grijpen 35 van de vertanding optredende verplaatsing worden opgevangen 79 0 0 2 4 0 β met behulp van de door schotelveren 34 gevormde elastische middelen, die een verschuiving in langsrichting van de zui-gerstang toelaten, zodat de continu-verstelling ook hier door de fixatie niet ongunstig kan worden belast. Het zal 5 duidelijk zijn dat in plaats van schotelveren ook andere elastisch vervormbare equivalenten aanwezig kunnen zijn.

In fig. 5 is een hydraulisch circuit aangegeven, waarin verstelcilinders 31 en 31* voor de steunarmen 11 van de rol 12 in serie geschakeld zijn aangegeven. Bij deze 10 serieschakeling heeft de verstelcilinder 31 die het eerst olie van de pomp 34^ ontvangt, een kleinere diameter dan f de andere verstelcilinder 31 » daar de van de verstelcilinder 31 aangevoerde olie in een ruimte van de cilinder 31 * wordt gevoerd, die door de aanwezigheid van de zuiger stang 15 kleiner is.

In fig. 6 is schematisch een hydraulisch circuit aangegeven waarbij equivalente verstelcilinders 35 door middel van een verdeelschuif 36 worden gevoed.

De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande, 20 doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.

Conclusies 7900249

Claims

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekken! gesteldeel, waarin een aantal in een rij aangebrachte, om opwaarts gerichte assen roteerbare bewerkingsorganen zijn 5 ondersteund en achter de bewerkings organen zich een in hoogterichting verstelbare rol bevindt, die door middel van steunarmen verzwenkbaar aan het gesteldeel is aangebracht, terwijl naast een continu-verstelling voor de steunarmen een vergrendelmechanisme aanwezig is, dat twee 10 tegen elkaar te klemmen delen omvat, die zijn voorzien van een samenwerkende vertanding, met het kenmerk, dat elastische middelen aanwezig zijn die bij het tegen elkaar klemmen van de vertanding van de delen van het vergrendelmechanisme een bewegen van een steunarm in ten minste één 15 richting toestaan.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de continu-verstelling een stang omvat, die door een aan het gesteldeel aangebrachte drager is ondersteund en de elastische middelen een verplaatsing 20 van de stang ten opzichte van de drager toestaan.

3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de stang zich in opwaartse richting uitstrekt en de elastische middelen zich bevinden tussen de drager en een aanslag op de stang, welke aanslag een 25 beweging in de langsrichting van de stang begrenst.

4. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de elastische middelen ten minste één sehotelveer omvatten.

5. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 30 conclusies 2 - 4» met het kenmerk, dat de elastische middelen twee met elkaar samenwerkende schotenveren omvatten .

6. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de schotelveren om de stang zijn aan- 7900240 gebracht.

7. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 2-6, met het kenmerk, dat de stang deel uitmaakt van een de continu-verstelling vormende schroef- 5 spindel, waarvan de verstelmoer een aanslag vormt, die een neerwaarts bewegen van de stang ten opzichte van de drager voorkomt.

8. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 2-7, met het kenmerk, dat de stang wordt ge- Ί0 vormd door een zuigerstang van een de continu-ver stelling vormende hydraulische verstelcilinder, welke verstel-cilinder tussen een steunarm en de drager is aangebracht.

9. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat zowel onder als boven de drager om de 15 zuigerstang elastische middelen zijn aangebracht.

10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat voor elke arm een hydraulische verstelcilinder aanwezig is en de hydraulische verstel-cilinders deel uitmaken van een hydraulisch circuit waarin 20 zij in serie zijn geschakeld.

11. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 2-10, met het kenmerk, dat de drager wordt gevormd door een gietstuk, dat door lassen aan de achterzijde van het gesteldeel is aangebracht.

12. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de drager aan de voorzijde een zodanige vorm heeft, dat deze overeen komt met de vorm, die de achterzijde van het gesteldeel heeft.

13· Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 30 conclusies 2-11, met het kenmerk, dat in bovenaanzicht gezien de respectieve dragers voor de steunarmen binnen de einden van het gesteldeel zijn gelegen.

14. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de continu-ver stelling 35 tesamen met een steunarm voor de rol zich aan de binnenzijde 7 9 0 0 2-4 O van de drager bevindt,

15. Srondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. 7900240