NL2029604B1 - Inrichting voor het bereiden van voedsel - Google Patents

Abstract

Een inrichting voor het bereiden van voedsel, in het bijzonder een stoomoven, omvat een behuizing met een bereidingskamer (20) om daarin te bereiden etenswaar te ontvangen. Een toegangsdeur (40) sluit de bereidingskamer en een verwarmingselement (21) zorgt daarin voor een verhoogde bereidingstemperatuur. De inrichting omvat eerste luchtverplaatsingsmiddelen (22) voor een geforceerde luchtstroom over het verwarmingselement (21) en elektronische besturingsmiddelen (35) om één of meer functies van de inrichting te besturen. De behuizing (10) omvat een van de bereidingskamer (20) gescheiden verdere kamer (30) waarin de besturingsmiddelen (35) althans ten dele zijn ondergebracht. Buiten de bereidingskamer (20) zijn verdere luchtverplaatsingsmiddelen (60) voorzien voor het in ten minste één luchtkanaal (61,66) opwerpen en onderhouden van ten minste één verdere geforceerde luchtstroom (L1,L2) tussen ten minste één luchtinlaat (63,67) en ten minste één luchtuitlaat (65) van de behuizing. Ten minste één luchtkanaal (61) voor een verdere luchtstroom (L1) verkeert in warmte uitwisselend contact met de toegangsdeur (40) en met de verdere kamer (30).

Description

Inrichting voor het bereiden van voedsel

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bereiden van voedsel, omvattende een behuizing en een bereidingskamer binnen de behuizing welke bestemd en ingericht is om daarin te bereiden etenswaar te ontvangen, een toegangsdeur voor een openen en sluiten van de bereidingskamer, een verwarmingselement dat bestemd en ingericht is om in de bereidingskamer een verhoogde temperatuur aan te leggen en te onderhouden, ten minste eerste luchtverplaatsingsmiddelen die bestemd en ingericht zijn om een geforceerde luchtstroom op te werpen en over het verwarmingselement te voeren teneinde door het verwarmingselement gegenereerde warmte over de bereidingskamer te verspreiden, en elektronische besturingsmiddelen welke bestemd en ingericht zijn om één of meer functies van de inrichting te besturen, waarbij de behuizing een van de bereidingskamer gescheiden verdere kamer omvat waarin de besturingsmiddelen althans ten dele zijn ondergebracht.

Daarbij heeft de uitvinding in het bijzonder betrekking op een combi-steamer, oftewel een stoomoven waarin een voedingsproduct bij verhoogde temperatuur en onder invloed van stoom gereed voor consumptie wordt bereid of na-bereid. Een dergelijk inrichting is bijvoorbeeld bekend uit Europese octrooiaanvrage EP 89.025. Daarin wordt een stoomoven beschreven in de vorm van een kast vormige behuizing waarin een bereidingskamer is ondergebracht. In de bereidingskamer bevinden zich een ventilator met daarin een verwarmingselement om de daardoorheen stromende lucht te verhitten. De ventilator werpt gedurende bedrijf een geforceerde warme luchtstroom in de bereidingskamer op die via de wanden van de bereidingskamer wordt geleid. Dit leidt tot een bijzonder homogene temperatuurspreiding in de bereidingskamer hetgeen de bereiding van een daarin te bereiden product ten goede komt en meer producten op verschillende niveaus gelijktijdig toelaat. Dit bekende toestel omvat bovendien een stoomgenerator die gedurende bedrijf hete stoom produceert en via een daartoe voorziene inlaat nabij de ventilator in de bereidingskamer inlaat.

Een dergelijke toestel wordt gewoonlijk toegepast als oven waarbij in de bereidingskamer een temperatuur wordt aangelegd van typisch meer dan honderd of zelfs meer dan tweehonderd graden Celsius. Uit oogpunt van veiligheid voor de omgeving is een vergelijkbare temperatuurstijging van de buitenmantel van de behuizing inrichting onwenselijk. Om dit tegen te gaan en ook overigens uit oogpunt van energiebesparing worden de buitenwanden van de inrichting veelal thermisch geïsoleerd. Dat betekent echter dat de warmte in de inrichting wordt

“Da opgesloten en dat daardoor elektronische componenten die deel uitmaken van de besturingsinrichting verhit kunnen raken wat in het uiterste geval tot oververhitting kan leiden.

Met de onderhavige uitvinding wordt onder meer beoogd om te voorzien in een inrichting voor het bij verhoogde omgevingstemperatuur bereiden van voedsel, waarbij aan het hiervoor geschetste dilemma althans in belangrijke mate het hoofd wordt geboden.

Om het beoogde doel te bereiken heeft een inrichting van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding als kenmerk dat buiten de bereidingskamer verdere luchtverplaatsingsmiddelen zijn voorzien voor het in ten minste één luchtkanaal opwerpen en onderhouden van ten minste éen verdere geforceerde luchtstroom tussen ten minste één luchtinlaat en ten minste één luchtuitlaat van de behuizing, en dat het ten minste ene luchtkanaal van de ten minste ene verdere luchtstroom ten minste een luchtkanaal in warmte uitwisselend contact met de toegangsdeur en met de verdere kamer omvat. Aldus voorziet de uitvinding in een verdere luchtverplaatsingsmiddelen, in het bijzonder in de vorm van een verdere ventilator, voor het opwerpen en onderhouden van een koelende luchtstroom die van buiten het toestel wordt betrokken en die in warmte uitwisselend contact met de toegangsdeur en de verder kamer wordt gebracht. Hierdoor zijn deze delen van de inrichting in staat om warmte aan deze luchtstroom af te geven en aldus naar buiten de inrichting weg te leiden. Dit levert een verhoogde veiligheid van de toegangsdeur en een actieve koeling van de verdere kamer waarin de elektronica is ondergebracht.

Een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft als kenmerk dat stoommiddelen zijn voorzien voor het in de bereidingskamer genereren van een lucht-stoom mengsel, dat de bereidingskamer is voorzien van een stoomafvoer voor het uit de bereidingskamer evacueren van een overmaat van het stoom-luchtmengsel en dat de stoomafvoer zich ten minste gedeeltelijk in warmte uitwisselend contact met een luchtkanaal van het ten minste ene luchtkanaal van de ten minste ene verdere luchtstroom verkeert, in het bijzonder met een luchtkanaal van de ten minste verdere luchtstroom tussen een verdere luchtinlaat en een luchtuitlaat van de ten minste ene luchtuitlaat. Hierbij worden de verdere luchtverplaatsingsmiddelen en de daarmee opgewekte koelende luchtstroom tevens ingezet voor een actieve koeling van de stoomafvoer. De koeling daarvan bevordert condensatie en gaat daarmee tegen dat stoom naar buiten de inrichting wordt uitgeblazen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting daartoe gekenmerkt doordat de stoomafvoer een condensvormer in warmte uitwisselend contact met het ten minste ene luchtkanaal omvat, in het bijzonder met het luchtkanaal van de ten minste ene verdere luchtstroom tussen de verdere luchtinlaat en de luchtuitlaat, dat de bereidingskamer is voorzien van een vloeistofafvoer, en dat de condensvormer een condensafvoer omvat die uitmondt in de vioeistofafvoer van de bereidingskamer. Hierbij wordt condens dat door de condensvormer werd afgescheiden afgevoerd via de vloeistofafvoer die reeds voor evacuatie van eventueel vocht en reinigingsmiddelen uit de bereidingskamer aanwezig is.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft daarbij als kenmerk dat de vloeistofafvoer een waterslot omvat en dat de condensafvoer in het waterslot uitmondt. Het waterslot zorgt gedurende bedrijf voor een geringe overdruk op in de bereidingskamer. Vloeistof kan vrijelijk het waterslot passeren, maar stoom of hete lucht ondervindt een tegendruk die door een waterkolom in het waterslot wordt bepaald. De condensafvoer in het waterslot zorg voor een voortdurende verversing en daarmee instandhouding van deze waterkolom.

Een bijzonder praktische uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft als kenmerk dat de ten minste ene luchtinlaat een luchtspleet omvat die aangrenzend aan de toegangsdeur over althans in hoofdzaak een volledige zijde van de toegangsdeur zich daarlangs uitstrekt. Door aldus uit te gaan van een inlaatspleet voor de koelende luchtstroom die zich over in hoofdzaak de volledige zijde van de toegangsdeur uitstrekt, zal de toegangsdeur bijzonder effectief over een volledige breedte worden gekoeld. Een bijzondere uitvoeringsvorm heeft daarbij als kenmerk dat ten minste een luchtinlaat en de verdere kamer aan overstaande zijden van de toegangsdeur zijn gelegen. Daarbij zal de koelende luchtstroom primair de toegangsdeur en pas vervolgens de verdere kamer koelen.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft als kenmerk dat de toegangsdeur een eerste wand en een tweede wand omvat die zich althans in hoofdzaak parallel aan elkaar uitstrekken en daarbij onderling een spouw bewaren, en dat het luchtkanaal van het ten minste een tuchtkanaal zich door de spouw uitstrekt en de luchtinlaat daarin opent, en meer in het bijzonder dat de eerste wand en de tweede wand ieder een althans ten dele transparante ruit omvatten. Hierbij wordt een dubbelwandige toegangsdeur toegepast die reeds opzichzelf dankzij de daarbinnen gevormde spouw thermisch isoleert.

Doordat het luchtkanaal dat de koelende luchtstroom voert via de spouw van de toegangsdeur loopt, leidt dit tot een extra en bijzonder effectieve koeling van de toegangsdeur. In de praktijk kunnen één en nader zodanig worden gedimensioneerd dat de toegangsdeur uitwendig niet heter dan handwarm wordt en daarmee volkomen veilig blijft.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat het luchtkanaal via de spouw zich in de behuizing voortzet, dat de spouw bij een gesloten toegangsdeur althans in hoofdzaak luchtdicht aansluit op de voortzetting van het luchtkanaal in de behuizing, en dat de voorzetting van het luchtkanaal bij een geopende toegangsdeur naar de bereidingskamer toe opent en een afzuiging van de bereidingskamer verzorgt. Hier voorziet de inrichting in een actieve koeling van de toegangsdeur indien deze is gesloten, terwijl stoom via hetzelfde luchtkanaal zal worden afgezogen zodra de toegangsdeur wordt geopend. Hiermee wordt tegengegaan dat hete stoom naar buiten de inrichting kan ontwijken, wat onder andere een gevaar voor de gebruiker zou betekenen.

Hoewel de verdere luchtverplaatsingsmiddelen voor de aldus in de inrichting voorziene één of meer luchtkanalen afzonderlijke ventilatoren kan omvatten om daarin koelende luchtstromen op te werpen, heeft een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding als kenmerk dat de verdere luchtverplaatsingsmiddelen een ventilator omvatten die de ten minste ene luchtstroom in het ten minste ene luchtkanaal gemeenschappelijk verzorgt en naar een gemeenschappelijke uitlaat voert.

De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en een bijbehorende tekening. In de tekening toont:

Figuur 1 in dwarsdoorsnede een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens uitvinding met een toegangsdeur in een gesloten toestand;

Figuur 2 in dwarsdoorsnede de inrichting van figuur 1 met de toegangsdeur in een geopende toestand; en

Figuur 3 een achter aanzicht van de het toestel van figuur 1.

Overigens zij daarbij opgemerkt dat de figuren zuiver schematisch en niet steeds op (eenzelfde) schaal zijn getekend. Met name kunnen terwille van de duidelijkheid sommige dimensies in meer of mindere mate overdreven zijn weergegeven. Overeenkomstige delen zijn in de figuren met eenzelfde verwijzingscijfer aangeduid.

De in figuur 1 weergeven inrichting omvat een zogenaamde combi-steamer voor het bereiden van voedsel, in het bijzonder maaltijden, waaronder mede begrepen het na-bereiden en opwarmen van gerechten en maaltijden die reeds waren gegaard, ook wel aangeduid als regenereren. De inrichting omvat een door een buitenmantel 10 omsloten toestel die een bereidingskamer 20 herbergt alsmede een verdere kamer 30 waarin onder meer, in de figuur niet nader getoonde, besturingselektronica 35 ten behoeve van een besturingsinrichting van het toestel is ondergebracht. De bereidingkamer 20 is toegankelijk via een daartoe voorziene toegangsdeur 40, die in dit geval dubbelwandig is uitgevoerd en een transparante binnenruit 41 zowel als een buitenruit 42 omvat, onderling gescheiden door een holle spouw 43.

In de bereidingskamer 20 bevinden zich verwarmingsmiddelen in de vorm van een elektrisch verwarmingselement 21 dat door de besturingselektronica 35 thermostatisch wordt gevoed om daarmee in de bereidingskamer een ingestelde bereidingstemperatuur op te leggen. Voor een verspreiding van de warmte door de bereidingskamer 20 dienen luchtverplaatsingsmiddelen in de vorm van een bij het verwarmingselement 21 opgestelde ventilator 22. Het verwarmingselement 21 en de ventilator 22 zijn van het overige deel van de bereidingskamer 20, hierna ook aangeduid als de ovenruimte, gescheiden door een ventilatierooster 25, ook wel aangeduid als ventilatieplaat, die een zekere luchtweerstand introduceert en daarmee voor een betere spreiding zorgt van een door de ventilator 22 geforceerde luchtstroom over een breedte en hoogte van de ovenruimte 20. Het ventilatierooster 25 bewaart rondom een sparing 24 tot de binnenwanden van de ovenruimte 20 om te voorzien in een circulatie van de luchtstroom over de wanden van de ovenruimte 20 en vervolgens weer terug naar de ventilator 22.

Verder omvat de bereidingskamer een waterinlaat 23 waarmee tijdens bedrijf water kan worden ingelaten. Bij het bereiden van voedsel in de bereidingskamer 20 ontstaat stoom doordat water via de waterinlaat 23 in de bereidingskamer 20 wordt geïntroduceerd en door de ventilator 22 wordt aangezogen. Hierbij komt water in contact met het verwarmingselement 21 waardoor stoom ontstaat. Deze stoom wordt vervolgens door de hete luchtstroom meegevoerd en komt aldus in de bereidingskamer 20 terecht. De waterinlaat 23 maakt aldus deel uit van stoommiddelen die daarnaast een wateraansluiting en toevoerleiding met pomp en

(kalk}filter 29, zie figuur 3, naar de waterinlaat 23 omvatten. Ook de stoommiddelen worden bestuurd door de besturingsinrichting 35.

Onderin de ovenruimte bevindt zich een vloeistofafvoer om overtollig vocht, zoals bijvoorbeeld druipwater, condens en/of reinigingsviceistof, maar ook vetten, kruimels en eventuele overige etensresten op te vangen. De vloeistofafvoer omvat hier een afvoeropening 26 in een bodemplaat van de bereidingskamer 20 waardoorheen tevens stoom kan ontwijken.

Stroomafwaarts en enigszins onder de bodemplaat van de bereidingskamer is een waterslot 27 voorzien. Condens en andere vloeistof die via de afvoeropening wegloopt kan het waterslot 27 vrijelijk passeren. Stroomafwaarts van het waterslot 27 is in het toestel een uitneembaar reservoir 28 aanwezig waarin dit vocht tezamen met eventueel daarin meegevoerde resten worden opgevangen. Eventueel kan hier ook een koppeling zijn voorzien voor aansluiting op een vaste waterafvoer bij het toestel.

Het waterslot 27 biedt een weerstand voor stoom die via de afvoeropening 26 uit de ovenruimte 20 ontwijkt. Het waterslot 27 zorgt daarmee voor een geringe overdruk in de bereidingskamer 20, die door een hoogte van een waterkolom in het waterslot wordt bepaald.

Stoom stijgt daardoor op in een stoomafvoer met een condensvormer in de vorm van een condensatiebuis 51. De condensatiebuis 51 heeft een wand van aluminium en wordt omringd door een warmtewisselaar 55 die voor een adequate koeling en warmteafvoer zorgt. Stoom zal daardoor in de condensatiebuis 51 vrijwel volledig in de vorm van condens neerslaan.

Eventueel overblijvende, niet gecondenseerde stoom kan aan de achterzijde via een daartoe voorziene stoomaflaat 52, zie figuur 3, het toestel verlaten. Op de wand van de condensatiebuis 51 gecondenseerde stoom loop daarentegen daarlangs neerwaarts af om via het waterslot 27 naar het opvangreservoir 28 te worden weggeleid. Het waterslot 27 wordt zo voortdurend ververst.

Conform de onderhavige uitvinding omvat het toestel buiten de bereidingskamer 20 verdere luchtverplaatsingsmiddelen in de vorm van een verdere ventilator 60. Anders dan de ventilator 22 in de bereidingskamer 20, onderhoudt deze tweede ventilator 60 een koele luchtstroom

L1,L2 die steeds van buitenaf wordt aangezogen. Hiertoe staat de ventilator 60 in verbinding met een eerste luchtkanaal 61 in het toestel waardoorheen een eerste luchtstroom van koele buitenlucht wordt aangezogen. Dit luchtkanaal 61 strekt zich over nagenoeg een volledig

~7- oppervlak van een metalen bodem van de kamer 30 zich daaronder uit. Door het warmte uitwisselend contact dat daardoor plaatsvindt tussen de luchtstroom L1 en de inhoud van de kamer 30 wordt aldus een actieve koeling van de elektronica 35 en overige componenten binnen de kamer 30 bereikt.

Het eerste luchtkanaal 61 wordt gevoed via een dunne spleet 62 die zich boven de toegangsdeur 40 over praktisch een volle deurbreedte in de toestelbehuizing 10 uitstrekt. Deze spleet 55 opent naar een open uiteinde van de spouw 43 in de toegangsdeur. Het luchtkanaal 61 vormt aldus een voortzetting van het luchtkanaal dat door de spouw 43 van de toegangsdeur 40 wordt geboden. Een tegenoverliggend open uiteinde van de spouw 43 onderhoudt eveneens over praktisch een volle breedte een tussenruimte 63 naar het aangrenzende deel van de behuizing 10 om daarmee een eerste luchtinlaat voor koele buitenlucht te bieden.

Aan een achterzijde beschikt het toestel over een tweede luchtinlaat 67 voor koele lucht uit de omgeving. Deze tweede luchtinlaat 67 mondt uit in een tweede luchtkanaal 66 waarin tevens een tweede koele luchtstroom L2 door de ventilator 60 wordt aangezogen. Deze tweede luchtstroom L2 wordt min of meer rechtstreeks over de warmtewisselaar 55 van de condensatiebuis 51 geleid, althans daarmee in warmte uitwisselend contact gebracht. De condensatiebuis 51 functioneert daarmee des te effectiever om condensatie van in hoofdzaak alle uit de bereidingskamer ontwijkende stoom te bevorderen. Beide koele luchtstromen L1,L2 vinden stroomafwaarts van de ventilator 60 hun weg naar een gemeenschappelijk luchtuitlaat 65 aan een achterzijde van het toestel.

Zoals in figuur 1 is weergegeven, zorgt de ventilator 60 er tevens voor dat koele buitenlucht door de spouw 43 van de dubbel uitgevoerde toegangsdeur 40 stroomt. Deze luchtstroom L1 zorgt aldus gedurende bedrijf voor een actieve koeling van de toegangsdeur 40, met name de buitenruit 42 daarvan. Bij het openen van de toegangsdeur 40, zie figuur 2, blijft de ventilator 60 in bedrijf waardoor aan de inlaat 62 van het luchtkanaal 61 een onderdruk blijft heersen.

Hierdoor zal de stoom S die nu uit de bereidingskamer 20 kan ontwijken aan de inlaat 62 van het luchtkanaal 61 worden aangezogen. Eventueel kan daarbij een toerental van de ventilator 60 worden opgevoerd voor een krachtige afzuiging, die tegengaat dat stoom aan de voorzijde buiten het toestel treedt. In plaats daarvan wordt stoom nu via het luchtkanaal 61 en de ventilator 60 naar achter weggeleid. In het kanaal 61 zal de stoom boven de bereidingskamer 20 vrijwel volledig verdampen om het toestel aan de achterzijde als waterdamp te verlaten.

Hoewel de uitvinding hiervoor aan de hand van louter een enkele uitvoeringsvoorbeeld nader werd toegelicht, moge het duidelijk zijn dat de uitvinding daartoe geenszins is beperkt.

Integendeel zijn binnen het kader van de uitvinding voor een gemiddelde vakman nog vele variaties en verschijningsvormen mogelijk. Zo is in het voorbeeld uitgegaan van een combi- steamer oven, maar is de uitvinding eveneens toepasbaar in heteluchtoven zonder stoomvoorziening. Ook kan naast of in plaats van een op convectie gebaseerd verwarmingselement, zoals in het voorbeeld, eveneens gebruik worden gemaakt van andersoortige verwarmingsmiddelen zoals bijvoorbeeld op basis van micro-golven of infraroodlampen. Verder kan behalve voor bakken in hete lucht ook worden uitgegaan van een bereidingsproces op basis van frituren in hete lucht, zoals bijvoorbeeld ook wordt toegepast in consumentenproducten aangeduid als Air Fryers®. In het algemeen verschaft de uitvinding een extra koele luchtstroom buiten de bereidingskamer om daarmee besturingselektronica te koelen, waarbij deze luchtstroom buiten de bereidingskamer tevens voor één of meer andere doeleinden inzetbaar is, zoals bijvoorbeeld een koeling van een toegangsdeur of een koeling van een condensvormer voor overtollige stoom.

Claims (10)

1. Conclusies: 1, Inrichting voor het bereiden van voedsel, omvattende een behuizing en een bereidingskamer binnen de behuizing welke bestemd en ingericht is om daarin te bereiden etenswaar te ontvangen, een toegangsdeur voor een openen en sluiten van de bereidingskamer, een verwarmingselement dat bestemd en ingericht is om in de bereidingskamer een verhoogde temperatuur aan te leggen en te onderhouden, ten minste eerste luchtverplaatsingsmiddelen die bestemd en ingericht zijn om een geforceerde luchtstroom op te werpen en over het verwarmingselement te voeren teneinde door het verwarmingselement gegenereerde warmte over de bereidingskamer te verspreiden, en elektronische besturingsmiddelen welke bestemd en ingericht zijn om één of meer functies van de inrichting te besturen, waarbij de behuizing een van de bereidingskamer gescheiden verdere kamer omvat waarin de besturingsmiddelen althans ten dele zijn ondergebracht, met het kenmerk dat buiten de bereidingskamer verdere luchtverplaatsingsmiddelen zijn voorzien voor het in ten minste één luchtkanaal opwerpen en onderhouden van ten minste één verdere geforceerde luchtstroom tussen ten minste éen luchtinlaat en ten minste één luchtuitlaat van de behuizing, en dat het ten minste ene luchtkanaal van de ten minste ene verdere luchtstroom ten minste een luchtkanaal in warmte uitwisselend contact met de toegangsdeur en met de verdere kamer omvat.
2. 2. Inrichting volgens conclusie 1, in het bijzonder een combi-steamer, met het kenmerk dat stoommiddelen zijn voorzien voor het in de bereidingskamer genereren van een lucht-stoom mengsel, dat de bereidingskamer is voorzien van een stoomafvoer voor het uit de bereidingskamer evacueren van een overmaat van het stoom-luchtmengsel en dat de stoomafvoer zich ten minste gedeeltelijk in warmte uitwisselend contact met een luchtkanaal van het ten minste ene luchtkanaal van de ten minste ene verdere luchtstroom verkeert, in het bijzonder met een luchtkanaal van de ten minste verdere luchtstroom tussen een verdere luchtinlaat en een luchtuitlaat van de ten minste ene luchtuitlaat.
3. 3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de stoomafvoer een condensvormer in warmte uitwisselend contact met het ten minste ene luchtkanaal omvat, in het bijzonder met het luchtkanaal van de ten minste ene verdere luchtstroom tussen de verdere luchtinlaat en de Juchtuitlaat, dat de bereidingskamer is voorzien van een vloeistofafvoer, en dat de condensvormer een condensafvoer omvat die uitmondt in de vloeistofafvoer van de bereidingskamer.
4. 4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de vloeistofafvoer een waterslot omvat en dat de condensafvoer in het waterslot uitmondt.
5. 5. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de ten minste ene luchtinlaat een luchtspleet omvat die aangrenzend aan de toegangsdeur over althans in hoofdzaak een volledig zijde van de toegangsdeur zich daarlangs uitstrekt.
6. 6. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat ten minste een luchtinlaat en de verdere kamer aan overstaande zijden van de toegangsdeur zijn gelegen.
7. 7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de toegangsdeur een eerste wand en een tweede wand omvat die zich althans in hoofdzaak parallel aan elkaar uitstrekken en daarbij onderling een spouw bewaren, en dat het luchtkanaal van het ten minste een luchtkanaal zich door de spouw uitstrekt en de luchtinlaat daarin opent.
8. 8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de eerste wand en de tweede wand ieder een althans ten dele transparante ruit omvatten.
9. 9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk dat het tuchtkanaal via de spouw zich in de behuizing voortzet, dat de spouw bij een gesloten toegangsdeur althans in hoofdzaak luchtdicht aansluit op een voortzetting van het luchtkanaal in de behuizing, en dat de voorzetting van het luchtkanaal bij een geopende toegangsdeur naar de bereidingskamer toe opent en een afzuiging van de bereidingskamer verzorgt.
10. 10. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de verdere luchtverplaatsingsmiddelen een ventilator omvatten die de ten minste ene luchtstroom in het ten minste ene luchtkanaal gemeenschappelijk verzorgt en naar een gemeenschappelijke uitlaat voert.