NL2023038B1 - Verstelinstrument - Google Patents

Verstelinstrument Download PDF

Info

Publication number
NL2023038B1
NL2023038B1 NL2023038A NL2023038A NL2023038B1 NL 2023038 B1 NL2023038 B1 NL 2023038B1 NL 2023038 A NL2023038 A NL 2023038A NL 2023038 A NL2023038 A NL 2023038A NL 2023038 B1 NL2023038 B1 NL 2023038B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
housing
ring
drive ring
base
cam
Prior art date
Application number
NL2023038A
Other languages
English (en)
Inventor
Alexander Hamming Peter
Gerardus Maria Van Stiphout Paulus
Original Assignee
Mci Mirror Controls Int Netherlands B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Mci Mirror Controls Int Netherlands B V filed Critical Mci Mirror Controls Int Netherlands B V
Priority to NL2023038A priority Critical patent/NL2023038B1/nl
Priority to DE112020002182.3T priority patent/DE112020002182T5/de
Priority to CN202080046310.0A priority patent/CN114025993A/zh
Priority to PCT/NL2020/050270 priority patent/WO2020222644A1/en
Priority to US17/607,593 priority patent/US20220219608A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2023038B1 publication Critical patent/NL2023038B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R1/00Optical viewing arrangements; Real-time viewing arrangements for drivers or passengers using optical image capturing systems, e.g. cameras or video systems specially adapted for use in or on vehicles
    • B60R1/02Rear-view mirror arrangements
    • B60R1/06Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior
    • B60R1/062Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior with remote control for adjusting position
    • B60R1/07Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior with remote control for adjusting position by electrically powered actuators
    • B60R1/074Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior with remote control for adjusting position by electrically powered actuators for retracting the mirror arrangements to a non-use position alongside the vehicle
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R1/00Optical viewing arrangements; Real-time viewing arrangements for drivers or passengers using optical image capturing systems, e.g. cameras or video systems specially adapted for use in or on vehicles
    • B60R1/02Rear-view mirror arrangements
    • B60R1/06Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior
    • B60R1/076Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior yieldable to excessive external force and provided with an indexed use position

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Transmission Devices (AREA)

Abstract

UITTREKSEL Verstelinstrument voor een buitenzichteenheid voor een voertuig omvattende: een basis as, een behuizing die de basis as omgeeft, en die om een langsas van de basis as heen in een verstelbereik zwenkbaar is, waarbij de behuizing is voorzien van een behuizingsring, en een aandrijfring die de basis as omgeeft. De aandrijfring is voorzien van een krachtdoorleidingsnok die kan samenwerken met de behuizingsring om bij verzwenking van de behuizing ten opzichte de aandrijfring in een eerste zwenkrichting om de basis as de behuizing via de behuizingsring vanuit een hoge behuizingsstand langs de basis as neerwaarts te bewegen tot in een lage behuizingsstand, en bij verzwenking van de aandrijfring ten opzichte van de behuizing in een tegenovergestelde zwenkrichting om de basis as, de aandrijfring langs de basis as opwaarts te bewegen vanuit een lage aandrijfringstand tot in een hoge aandrijfringstand. De behuizingsring omvat een ondergelegen deel dat rotatiegekoppeld is met de behuizing, en een bovengelegen deel dat met een onderzijde op het eerste deel is afgesteund en dat met een bovenzijde kan samenwerken met de krachtsdoorleidingsnok. Het bovengelegen deel van de behuizingsring om de basis as is zwenkbaar ten opzichte van het ondergelegen deel. Het ondergelegen deel en het bovengelegen deel zijn elk voorzien van eerste oploopvlakken, die paarsgewijs samenwerken om de aandrijfring via de krachtsdoorleidingsnok axiaal omhoog te bewegen tot in de hoge aandrijfringstand. Het bovengelegen deel is voorzien van een tweede oploopvlak dat samenwerkt met de krachtsdoorleidingsnok om de behuizing axiaal neerwaarts te drukken.

Description

P120203NL00 Titel: Verstelinstrument De uitvinding heeft betrekking op een verstelinstrument voor een buitenzichteenheid voor een voertuig.
Verstelinstrumenten voor een buitenzichteenheid, zoals een buitenspiegel, buitendisplay en/of buitencamera, worden toegepast op voertuigen, bijvoorbeeld auto’s. Een dergelijk verstelinstrument is algemeen bekend voor een buitenspiegeleenheid en omvat gewoonlijk een behuizing die ten opzichte van een met het voertuig te koppelen basis verzwenkbaar 1s in een verstelbereik, bijvoorbeeld tussen tussen twee standen, typisch tussen een rijstand en een parkeerstand. Eventueel kan vanuit de rijstand nog verder worden verzwenkt naar een overvouwstand. In de parkeerstand ligt de buitenzichteenheid in hoofdzaak langs het voertuig, in geval van een buitenspiegeleenheid met een spiegelzijde naar het voertuig gericht. In de rijstand is de buitenzichteenheid gewoonlijk in hoofdzaak dwars op het voertuig gericht, en in geval van een buitenspiegeleenheid met de spielgelzijde ten opzichte van de normale rijrichting achterwaarts gericht. Binnen deze context zijn ook andere standen mogelijk, bijvoorbeeld een werkstand of rijstand waarin de buitenzichteenheid een andere hoek insluit ten opzichte van het voertuig, bijvoorbeeld een hoek van circa 60 of circa 30 graden. In de overvouwstand ligt de zichteenheid in hoofdzaak langs het voertuig, in geval van een buitenspiegeleenheid met de spiegelzijde van het voertuig af gericht. Bij andere buitenzichteenheden kan al of niet in combinatie met een buitenspiegel, een een butendisplay en/of cameralens genoemde standen aannemen. Een buitendisplay en/of cameralens kan daarbij bijvoorbeeld globaal op dezelfde positie op de buitenzichteenheid zijn aangebracht als een buitenspiegel, maak kan ook op andere posities op de buitenzichteenheid zijn aangebracht.
Het verstellen van de buitenzichteenheid kan elektrisch gebeuren, bijvoorbeeld tijdens normaal gebruk van de parkeerstand naar de rijstand en vice versa. Het verstelinstrument is dan voorzien van een elektrische aandrijving waarmee de behuizing om de basis heen worden verzwenkt.
De elektrische aandrijving is gewoonlijk zelfremmend uitgevoerd.
De buitenzichteenheid kan ook onder invloed van een externe kracht worden versteld, bijvoorbeeld in geval van een impact zoals een aanrijding, of bij handmatige bediening.
Zo kan de buitenzichteenheid bijvoorbeeld door impact met een object vanuit de rijstand naar de overvouwstand toe, of naar de parkeerstand toe worden bewogen.
Ook kan de buitenzichteenheid bijvoorbeeld vanuit de parkeerstand handmatig naar de rijstand worden bewogen, en vice versa.
De elektrische aandrijving is dan vaak voorzien van een losbreekkoppeling, zodat de elektrische aandrijving bij bediening onder invloed van een externe kracht die een bepaalde drempelwaarde overschrijdt, kan worden losgekoppeld.
Hierdoor kan beschadiging van de aandrijving tegen worden gegaan, hetgeen vooral van belang is wanneer de aandrijving zelfremmend is uitgevoerd.
Na bediening onder invloed van een externe kracht kan in een elektrisch aangedreven resetbeweging de elektrische aandrijving via de koppeling weer worden aangekoppeld, bijvoorbeeld door uitvoering van een elektrisch aangedreven resetbeweging naar de parkeerstand toe.
Om trillingen tijdens gebruik tegen te gaan, is het van belang om de rijstand goed te definiëren.
In de praktijk wordt daarvoor vaak een krachtige veer toegepast, die de behuizing continue op de basis vastdrukt.
Bij elektrische verstelling is een dergelijk krachtg vastdrukken van de behuizing op de basis echter minder wenselijk, omdat daardoor bij het uitvoeren van de verstelbeweging een relatief krachtige aandrijfmotor nodig 1s.
Bij verstelling onder invloed van een externe kracht kunnen door deze veerkracht verder relatief grote krachten op de aandrijving komen te staan voordat ontkoppeling plaatsvindt.
Hierdoor moeten de componenten in de aandrijftrein van aandrijving in de pratijk vaak krachtsbestendiger worden uitgevoerd dan voor het aandrijven nodig is.
Vanuit kostenoogpunt is het echter wenselijk om de aandrijving lichter uit te voeren.
Uit WO2012047104, in het bijzonder de uitvoeringsvorm van Fig. 10 1s bekend om bij handmatige bediening vanuit de rijstand, de ontkoppelkracht via samenwerkende nokkenringen over te brengen, en om tijdens elektriche verstelling de behuizing vrij te laten van veerkracht, zodat de elektrische aandrijving wordt onlast. Deze verstelinrichting biedt veel voordelen doordat de elektriche aandrijving licht kan worden wtgevoerd, en werkt in de praktijk goed.
Nadelig is echter, dat bij elektrische verstelling vanuit de parkeerstand terug naar de rijstand, de nokkenringen niet altijd goed tot ineengrijping komen.
In WO 2017074193 is daarom voorgesteld om de krachtsdoorleidingsnokken in de rijstand af te laten steunen op de behuizingsnokkenbaan, waardoor deze in en nabij de rijstand direct kunnen samenwerken met de behuizing, en zodoende de nokkenringen beter ineen doen grijpen. De behuizingsnokkenbaan is daarbij voorzien van schuine flanken nabij een met de rijstand corresponderende positie. Wanneer de behuizing van de parkeerstand naar de rijstand zwenkt, drukken de krachtsdoorleidingsnokken door de beweging langs deze schuine flanken van de behuizingsnokkenbaan, de behuizingsnokkenring en de basisnokkenring ineen. Een dergelijk direct aansturen van het ineengrijpen van de nokkenringen is met name voordelig, omdat de behuizing bij elektrische bediening niet onder veerwerking staat.
Een dergelijk verstelinstrument voor een buitenzichteenheid voor een voertuig volgens WO 2017074193 omvat: - een basis, omvattende een voet en zich daarvanaf langs een langsas uitstrekkende basis as, - een behuizing die de basis as omgeeft, die op de voet is geplaatst en die om de langsas van de basis as heen in een verstelbereik zwenkbaar 1s tussen een parkeerstand en een overvouwstand, via een daartussen gelegen rijstand, welke behuizing is voorzien van een behuizingsring, en
- een aandrijfring die de basis as omgeeft, en die is voorzien van drie langs de omtrek met gelijke tussenruimte uteengeplaatste krachtdoorleidingsnokken die samenwerken met de behuizingsring van de behwzing.
De krachtsdoorleidingsnokken werken bij het verstelinstrument volgens WO 2017074193 samen met de behuizingsring om bij rotatie van de aandrijfring ten opzichte de behuizing in een eerste richting om de basis as nabij de rijstand van de behuizing, de behuizing vanuit een hoge behuizingsstand langs de basis as neerwaarts te bewegen tot in een lage behuizingsstand waarin de behuizing tegen rotatie is geborgd.
De krachtsdoorleidingsnokken werken bij het verstelinstrument volgens WO 2017074193 tevens samen met de behuizingsring om bij rotatie van de aandrijfring de aandrijfring langs de basis as tijdens een elektrisch aangedreven resetbeweging opwaarts te bewegen vanuit een lage aandrijfringstand tot in een hoge aandrijfringstand, zodat de aandrijfring, nadat deze door inwerking van een externe kracht samen met de behuizing ten opzichte van de basis as is verzwenkt, door de elektrische aandrijving weer naar zijn uitgangsstand in de rijstand kan worden teruggebracht.
In het bijzonder kunnen tijdens deze elektrische resetbeweging de krachtsdoorleidingsnokken vanaf de behuizingsring nabij de rijstand in een axiaal hoge aandrijfringstand op de nokkenring worden overgezet, zodat deze vervolgens in dezelfde axiaal hoge aandrijfringstand bij elektrisch aangedreven verstelling van de aandrijfring ten opzichte van de behuizing nabij de rijstand weer op de behuizingsring kunnen worden geplaatst om de 1m de rijstand ineengrijpende nokkenringen van de behuizing en de basis onder veerwerking te zetten.
Hoewel de bekende inrichting veel voordelen biedt, heeft deze ook een nadeel. De aandrijfring is omwille van de afsteunstabiliteit voorzien van drie met onderling gelijke tussenruimte uiteengeplaatste nokken. Deze nokken werken samen met drie op de behuizingsring met onderling gelijke tussenrumte uiteengeplaatste behuizingsbaannokken. Die behuizingsbaannokken zijn nabij de rijstand gelegen, en hebben in omtreksrichting aan de ene zijde een oploopvlak dat kan samenwerken met de krachtsdoorleidingsnok om de aandrijfring tijdens de resetbeweging 5 axiaal omhoog te bewegen tot in de hoge aandrijfringstand, en aan de andere zijde een tweede oploopvlak dat kan samenwerken met de krachtsdoorleidingsnok om de behuizing axiaal neerwaarts te drukken. Aldus zijn op de behuizingsring drie baansegmenten aanwezig die telkens tussen twee behuizingsbaannokken liggen, met respectievelijk een eerste oploopvlak aan één uiteinde, en een tweede oploopvlak aan een overstaand uiteinde.
Met name het eerste oploopvlak neemt een aanzienlijk deel van de beschikbare omtreksruimte in, omdat de aandrijfring met een vanuit kostenefficiëntie liefst relatief zwak uitgevoerde elektrische motor het oploopvlak op moet kunnen bewegen, tegen de werking van een veer in, en zonder dat een motorstroombegrenzer voor het afschakelen van de elektrische motor in werking treedt. Hierdoor is bij een normale, elektrisch aangedreven verstelbeweging de maximale hoek waarover de behuizing van het verstelinstrument ten opzichte van de basis kan worden versteld relatief klein, Wanneer de behuizing van de rijstand elektrisch naar de parkeerstand wordt bewogen, begrenzen de eerste oploopvlakken voor de reset een slag die de behuizing kan maken wanneer deze naar park beweegt, doordat de krachtsdoorleidingsnokken tegen de tweede oploopvlakken aanlopen.
Van de voor verstelling theoretisch beschikbare 120 graden blijft door de aanwezigheid van de nokken en hun oploopvlakken slechts een beperktere verstelhoek van circa 70 over. In een aantal gevallen is echter een verstelhoek van meer dan 70 graden gewenst. Zo is het in een aantal gevallen wenselijk om de behuizing vanuit een werkstand waarin deze vrijwel loodrecht op het voertuig staat, naar een parkeerstand waarin de behuizing vrijwel parallel langs het voertuig ligt, te plaatsen.
In andere uitvoeringsvormen, waarin bijvoorbeeld twee of slechts één krachtsdoorleidingsnok wordt toegepast, is eveneens de theoretisch beschikbare verstelhoek van 180 graden of 360 graden niet volledig beschikbaar door de aanwezigheid van de nok(ken) en hun oploopvlakken.
De uitvinding beoogt een verstelinstrument waarmee met behoud van de voordelen, genoemd nadeel kan worden tegengegaan.
Daartoe voorziet de uitvinding in een verstelinstrument voor een buitenzichteenheid voor een voertuig omvattende:
- een basis as die zich langs een langsas uitstrekt, - een behuizing die de basis as omgeeft, en die om de langsas van de basis as heen in een verstelbereik zwenkbaar is, die is voorzien van een behuizingsring, en - een aandrijfring die de basis as omgeeft, en die is voorzien van een krachtdoorleidingsnok die kan samenwerken met de behuizingsring om bij rotatie van de behuizing ten opzichte de aandrijfring in een eerste richting om de basis as de behuizing via de behuizingsring vanuit een hoge behuizingsstand langs de basis as neerwaarts te bewegen tot in een lage behuizingsstand, en bij rotatie van de aandrijfring ten opzichte van de behuizing in een tegenovergestelde richting om de basis as, de aandrijfring langs de basis as opwaarts te bewegen vanuit een lage aandrijfringstand tot in een hoge aandrijfringstand, -waarbij de behuizingsring een ondergelegen eerste deel omvat dat rotatiegekoppeld is met de behuizing, en een bovengelegen tweede deel omvat dat met een onderzijde op het eerste deel is afgesteund en dat met een bovenzijde kan samenwerken met de krachtsdoorleidingsnok, -waarbij het bovengelegen deel van de behuizingsring om de basis as roteerbaar is ten opzichte van het ondergelegen deel, -waarbij het ondergelegen deel en het bovengelegen deel elk zijn voorzien van eerste oploopvlakken, die paarsgewijs samenwerken om de aandrijfring via de krachtsdoorleidingsnokken axiaal omhoog te bewegen tot in de hoge aandrijfringstand, en -waarbij het bovengelegen deel is voorzien van een tweede oploopvlak dat samenwerkt met de krachtsdoorleidingsnok om de behuizing axiaal neerwaarts te drukken.
Door aldus te voorzien in een behuizingsring met een geleed, roteerbaar bovendeel kan door toepassing van tussengelegen oploopvlakken ruimte op het bovenvlak van de ring vrij worden gemaakt, en kan het op het bovenvlak resterende oploopvlak nog ut de weg worden geroteerd.
Door het bovengelegen deel en het ondergelegen deel elk te voorzien van een aanslagvlak, welke aanslagvlakken door paarsgewijze samenwerking rotatie van het bovengelegen deel ten opzichte van het ondergelegen deel in één rotatierichting begrenzen, kan worden bereikt dat in één rotatierichting de vrije rotatie van het bovengelegen deel van de behuizingsring wordt begrensd en het tweede oploopvlak op een vooraf bepaalde plaats, bijvoorbeeld nabij de werkstand, werkzaam wordt.
Op elegante wijze werken de eerste oploopvlakken samen nabij een werkstand wanneer aandrijfring in eerste rotatierichting ten opzichte van de behuizing beweegt, en werken de tweede oploopvlakken samen nabij de werkstand wanneer de aandrijfring in een tweede, tegenovergestelde rotatierichting ten opzichte van de behuizing beweegt.
Wanneer bij rotatie van de aandrijfring het bovengelegen deel van de behuizingsring ten opzichte van het ondergelegen deel van de behuwzingsring in rotatie meegenomen wordt door de krachtsdoorleidingsnok van de aandrijfring kan worden bereikt dat het punt waarop de oploopvlakken samenwerken kan worden verschoven, waardoor de vrije ruimte voor verstelling en daarmee de verstelhoek wordt vergroot.
Voordeligerwijs kan de behuizing onder meeneming van het bovengelegen deel van de behuizingsring door de krachtsdoorleidingsnok van de aandrijfring, vanuit een eerste stand tot in een tweede stand een hoek doorlopen van meer dan 360° gedeeld door het aantal nokken van de aandrijfring dat met de behuizingsring kan samenwerken, minus ten minste de hoek overspannen door het eerste oploopvlak bovenzijde. Bij drie met bijvoorbeeld gelijke tussenruimte uteengeplaatste nokken is de hoek die kan worden doorlopen bijvoorbeeld meer dan 70 graden, in het bijzonder meer dan 75 graden, bij voorkeur circa 80 graden, en meer bij voorkeur circa 90 of circa 100 graden.
Wanneer de eerste oploopvlakken aan de bovenzijde van het bovengelegen deel van de behuizingsring en de tweede oploopvlakken aan de onderzijde van het bovengelegen deel van de behuizingsring elkaar telkens in omtreksrichting overlappen, kan worden bereikt dat de vrije ruimte voor verstelling, en daarmee de verstelhoek wordt vergroot. De eerste en tweede oploopvlakken kunnen axiaal op verschillende posities zijn gelegen, maar kunnen ook radiaal op verschillende afstand van de langsas zijn gelegen.
Voordeligerwijs zijn de behuizing en een aan de basis as voorziene voet elk voorzien van respectievelijk een basisnokkenring en een behuizingsnokkenring, die in het verstelbereik alleen in de rijstand in elkaar grijpen en wel zodat de behuizing in de lage behuizingsstand is, en die bij verzwenking van de behuizing ten opzichte van de basis vanuit de rijstand langs de langsas axiaal uiteen bewegen, en bij verdere verzwenking althans gedeeltelijk op elkaar afsteunen en wel zodat de behuizing in de hoge behuizingsstand is.
Tevens omvat het verstelinstrument bij voorkeur een veer die de basis as omgeeft en die op de aandrijfring een veerkracht uitoefent langs de langsas in de richting van de voet.
Verder omvat het verstelinstrument voordeligerwijs een elektrische aandrijfeenheid die in de behuizing is opgenomen, voorzien van een uitgaand element voor het elektrisch verstellen van het instrument, welk uitgaand element samenwerkt met de omtrek van de aandrijfring.
Ook omvat het verstelinstrument voordeligerwijs een aan de basis as voorziene basisnokkenbaan.
Ten aanzien van de openbaarmaking in deze aanvrage wordt opgemerkt, dat de technische maatregelen van het in de hoofdclaim beschreven verstelinstrument ook zelfstandig of in combinatie met slechts een of meer technische maatregelen uit de hoofdclaim, de volgclaim of de beschrijving als uitvinding kunnen worden gezien.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een buitenzichteenheid voor een motorvoertuig, omvattende een verstelinstrument, en een met de behuizing gekoppelde spiegel, display en/of camera.
De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van een verstelinstrument dat is getoond in tekeningen. In de tekeningen toont/tonen: Fig. 1 een schematisch perspectivisch uiteengenomen aanzicht van een verstelinstrument overeenkomstig de uitvinding van bovenaf bezien; Fig. 2 een schematisch perspectivisch uiteengenomen aanzicht van een verstelinstrument van Fig. 1 van onderaf bezien; Fig. 3 een schematische doorsnede van het verstelinstrument van Fig. 1 in samengestelde toestand in de rijstand; Fig. 4a tot en met 4g een schematisch zijaanzicht van het verstelinstrument van Fig. 3 tijdens elektrisch verstellen vanuit de in Fig. 3 getoonde rijstand naar de parkeerstand en terug; Fig. 5 een schematische doorsnede van het verstelinstrument van Fig. 1 in samengestelde toestand in de parkeerstand; Fig. 6a tot en met 6g een schematisch zijaanzicht van het verstelinstument van Fig. 5 tijdens manueel verstellen en aansluitend elektrisch resetten vanuit de in Fig. 5 getoonde parkeerstand.
Opgemerkt wordt dat de figuren slechts getoond worden bij wijze van uitvoeringsvoorbeeld en geenszins als beperkend dienen te worden beschouwd.
Fig. 1 en 2 tonen een verstelinstrument 1 voor een buitenzichteenheid van een voertuig. Het verstelinstrument 1 omvat een basis as 2 die zich langs een langsas A wtstrekt. Het verstelinstrument 1 omvat voorts een behuizing 3 die de basis as 2 omgeeft. De behuizing 3 is samengesteld uit een onderste deel 34 en een bovenste deel 3b. De behuizing 31s om de langsas A van de basis as 2 heen in een verstelbereik zwenkbaar, in het bijzonder vanuit de in Fig. 1 en 2 getoonde werkstand I tot in een parkeerstand II en terug. Het verstelinstrument 1 omvat voorts een behuizingsring 4, en een aandrijfring 5 die de basis as 2 omgeeft.
De behuizingsring 4 is geleed uitgevoerd, en omvat een ondergelegen deel 4a en een bovengelegen deel 4b. Het ondergelegen deel 4a 1s rotatiegekoppeld met de behuizing 3, en in deze uitvoeringsvorm met het onderste deel 3a van de behuizing geïntegreerd. Het bovengelegen deel 4b is roteerbaar ten opzichte van het ondergelegen deel 4a en ten opzichte van de behuizing 3 om de langsas A.
De aandrijfring 5 1s voorzien van een drietal met gelijke onderlinge tussenruimte uiteengeplaatste krachtdoorleidingsnokken 6 die kunnen samenwerken met de behuizingsring 4 bij rotatie van de aandrijfring 5 ten opzichte de behuizing 3. Bij rotatie van de behuizing 3 in een eerste richting om de basis as 2 ten opzichte van de aandrijfring 5, weergegeven met de gesloten kop van pijl P, kunnen de krachtsdoorleidingsnokken 6 met eerste flanken 6a samenwerken met tweede oploopvlakken 7 op het de bovenzijde 8 van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 om de behuizing 3 via de behuizingsring 4 vanuit een hoge behuizingsstand H langs de basis as 2 neerwaarts te bewegen tot in een lage behuizingsstand L. Het bovengelegen deel 4b is aldus voorzien van een tweede oploopvlak 7 dat samenwerkt met de krachtsdoorleidingsnok 6 om de behuizing 3 axiaal langs de langsas A neerwaarts te drukken wanneer bijvoorbeeld bij normale, elektrisch aangedreven verstelling de rijstand I vanuit de parkeerstand II wordt benaderd, zoals bijvoorbeeld stapsgewijs weergegeven in Fig. 4d-g.
Bij rotatie van de aandrijfring 5 ten opzichte van de behuizing 3 in een tegenovergestelde richting om de basis as 2, dat wil zeggen in de richting van de open kop van pijl P, kan de aandrijfring 5 door samenwerking met de behuizingsring 4 langs de basis as opwaarts bewegen vanuit een lage aandrijfringstand 1 tot in een hoge aandrijfringstand h. In deze uitvoeringsvorm is dat gerealiseerd doordat tweede flanken 6b van de krachtsdoorleidingsnokken 6 aangrijpen op meeneemvlakken 9 op de bovenzijde 8 van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring, waardoor de aandrijfring 5 het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 in rotatie meeneemt (Fig. 4c). Het ondergelegen deel 4a en het bovengelegen deel 4b zijn elk voorzien van drie paar met onderlinge tussenruimte uiteengeplaatste eerste oploopvlakken 10a, 10b. De eerste oploopvlakken 104, 10b werken paarsgewijs samen om de aandrijfring 5 via de op de bovenzijde 8 van de behuizingsring 4 steunende krachtsdoorleidingsnokken 6 axiaal lang de langsas A omhoog te bewegen vanuit de lage aandrijfringstand 1 tot in de hoge aandrijfringstand h. Aldus kan bijvoorbeeld tijdens een elektrisch aangedreven resetbeweging de aandrijfring 5 langs de langsasA opwaarts bewegen vanuit de lage aandrijfringstand 1 tot in de hoge aandrijfringstand h.
Het ondergelegen deel 4a en het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 zijn elk voorzien van drie sets met gelijke tussenruimten uteengeplaatste aanslagvlakken 11a, 11b, die in deze uitvoeringsvorm in hoofdzaak staand langs de langsas A zijn uitgevoerd. De aanslagvlakken 11 begrenzen door paarsgewijze samenwerking rotatie van het bovengelegen deel 4b ten opzichte van het ondergelegen deel 4a in één rotatierichting, in dit geval rotatie in de richting van de open kop van pijl P. In deze uitvoeringsvorm zijn de aanslagvlakken 11 werkzaam nabij de werkstand I.
De tweede oploopvlakken 7 aan de bovenzijde 8 van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 en de eerste oploopvlakken 10b aan de onderzijde 12 van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 zijn op verschillende posities langs de langsas A van de basis as 2 gelegen.
De behuizing 3 kan aldus vanuit de parkeerstand II tot aan de rijstand I een hoek doorlopen van meer dan 70°, in het bijzonder circa 80°. Het onderste deel 3a van de behuizing 3 en een aan de basis as 2 voorziene voet 13 elk zijn voorzien van respectievelijk een basisnokkenring 14 en een behuizingsnokkenring 15 die in het verstelbereik alleen in de rijstand in elkaar grijpen, en wel zodat de behuizing 3 in de lage behuizingsstand L is.
Bij verzwenking van de behuizing 3 ten opzichte van de basis as 2 vanuit de rijstand I in de richting van de parkeerstand II, d.w.z. in de richting van de open pijl P bewegen de nokkenringen 14, 15 langs de langsas A axiaal uiteen.
Bij verdere verzwenking steunen ze althans gedeeltelijk op elkaar af, wel zodat de behuizing 3 in de hoge behuizingsstand H is.
De aandrijfring 5 en daarmee de krachtsdoorleidingsnokken 6 staan in dit voorbeeld onder werking van een veer.
De veer is omwille van de overzichtelijkheid niet weergegeven en is uitgevoerd als schroefveer die basis as 2 omgeeft en die op de aandrijfring 5 een veerkracht uitoefent langs de langsas A.
Het verstelinstrument 1 van dit uitvoeringsvoorbeeld omvat voorts een -eveneens niet weergegeven- elektrische aandrijfeenheid die in de behuizing 3 is opgenomen, voorzien van een uitgaand element, bijvoorbeeld een wormwiel, voor het elektrisch verstellen van het instrument 1 dat samenwerkt met de omtrek 16 van de aandrijfring 5, bijvoorbeeld via een vertanding.
Bij gebruik als buitenzichteenheid voor een motorvoertuig omvat het verstelinstrument 1 een met de behuizing 3 gekoppelde spiegel, display en/of camera.
Het verstelinstrument 1 is voorts uitgevoerd met een aan de basis as 2 voorziene basisnokkenbaan 17. De basisnokkenbaan 17 is geconfigureerd om tijdens normale elektrisch aangedreven verstelling tussen de rijstand I en de parkeerstand II als ondersteuning te dienen voor de eerste flanken 6a van de krachtsdoorleidingsnokken 6, zodat de veerkracht wordt opgenomen door de basis as 2. De behuizing 3 is dan vrij van veerkracht, zodat de nokkenringen 14, 15 aan respectievelijk de voet 13 van de basis as 2 en de onderzijde van het onderste deel 3a van de behuizing 3 makkelijk uiteen kunnen bewegen, en behuizing 3 makkelijk over voet 13 heen kan draaien wanneer zij op elkaar afsteunen.
Wanneer de met de rijstand I corresponderende hoek is bereikt, maakt de aandrijfring 5 een slag waardoor de krachtsdoorleidingsnokken 6 overgaan van de basisnokkenbaan 17 op de bovenzijde 8 van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4. Aldus wordt de veerkracht via de behuizing 3 doorgeleid, waardoor de nokkenringen 14, 15 aan respectievelijk de basis as 2 ende behuizing 3 in de rijstand I door de veer bekrachtigd worden.
Bij het tijdens elektrische verstelling vanuit de parkeerstand II bereiken van de werkstand/rijstand I wordt de ineengrijping van de nokkenringen 14, 15 gestuurd door samenwerking van de eerste flanken 6a van de krachtsdoorleidingsnokken 6 en de corresponderende tweede oploopvlakken 7 aan de bovenzijden 8 van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4; de behuizing 3 gaat dan over van de axiaal hoge behuizingsstand H naar de axiaal lage behuizingsstand L.
In Fig. 4a tot en met 4g is in een schematisch zijaanzicht van het verstelinstrument 1 de werking tijdens elektrisch verstellen vanuit de rijstand I naar de parkeerstand II en terug geïllustreerd.
Fig. 4a toont, op verkleinde schaal net als Fig. 3 het verstelinstrument 1 in de werkstand I met de behuizing 3 in de lage behuizingsstand L.
De krachtsdoorleidingsnokken 6 van de aandrijfring 5 steunen met hun eerste flanken 6a op de tweede oploopvlakken 7 op de bovenzijde 8 van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4. De behwzingsnokkenring 15 en de basisnokkenring 14 grijpen ineen, en staan onder werking van de niet weergegeven veer.
Fig 4b toont dat aandrijfring 5 door aangrijping van het wtgaande element van de elektrische aandrijving op de omtrek 16 een hoekslag heeft gemaakt ten opzichte van de behuizing 3, waardoor de eerste flanken 6a van de krachtsdoorleisingsnokken 6 zijn overgegaan op de basisnokkenbaan 17. De veerkaracht wordt nu doorgeleid via de basisas 2, en de behuizing 3 is vrij van veerwerking.
Fig. 4c toont dat bij verdere elektrische verstelling, de behuizing 3 nu ten opzichte van de aandrijfring 5 kan roteren.
De behuizingsnokkenring beweegt uit de basisnokkenring 14 omhoog, en de behuizing 3 beweegt vanuit de axiaal lage behuizingsstand L naar een axiaal hoge behuizingsstand H.
Tegelijkertijd roteert de behuizing 3 vanuit de rijstand I 15 om de basis as 2 heen in de richting van de parkeerstand II.
Het bovengelegen deel 4b van de behuizingsnokkenbaan 4 werkt via de tweede flanken 6b van de krachtsdoorleidingsnokken 6 samen met meeneemvlakken 9 op de bovenzijde 8 van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4. Het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 wordt nu door de aandrijfring 5 vastgehouden, zodat het stil staat ten opzichte van de basis as 2. Het ondergelegen deel 4a van de behuizingsring 4 roteert met de behuizing 3 mee, en draait om de basis as 2. Fig. 4d toont dat bij verdere elektrische verstelling de behuizing 3 in de axiaal hoge behuizingsstand H blijft doordat behuizingsnokkenring 15 afsteunt op de basisnokkenring 14. De behuizing 3 en het ondergelegen deel 4a van de buizingsring 4 roteren door totdat de in Fig. 4d getoonde parkeerstand II is bereikt.
In de parkeerstand II loopt de behuizing 3 tegen een niet weergegeven aanslag, en stopt de elektrische aandrijving.
De tweede oploopvlakken 7 aan de bovenzijde 8 van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 en de eerste oploopvlakken 10b aan de onderzijde
12 van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 zitten elkaar niet in de weg, want zij zijn op verschillende hoogteposities langs de langsas A van de basisas 2 gelegen. De behuizing 3 kan aldus tussen de rijstand I en de parkeerstand II een hoek doorlopen van meer dan 70°, en is in dit utvoeringsvoorbeeld circa 80°.
Fig 4e toont dat bij eletrische verstelling van de behuizing 3 terug naar de rijstand I, de tweede oploopvlakken 7 aan de bovenzijde 8 van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 samenwerken met de eerste flanken 6a van de krachtsdoorleidingsnokken 6 om de nog niet onder veerwerking staande nokkenringen 14,15 tot aangriping te dwingen. De behuizing 3 begint langs de langsas A neerwaarts te bewegen vanuit de axiaal hoge behuizingsstand H naar de axiaal lage behuizingsstand L.
Fig. 4f toont dat de nokkenringen 14,15 weer in aangrijping zijn, en dat de behuizing 3 in de axiaal lage behuizingsstand L is. De met de rijstand I corresponderende positie is bereikt, en de behuizing 3 is nu rotatiegekoppeld met de basis as 2. Hierdoor blijft de behuizing 3 stil staan ten opzichte van de basis as 2, en roteert de aandrijfring 5 een hoekslag ten opzichte van de behuizing 3 en de basis as 2. Hierdoor gaan de eerste flanken 6a van de krachtsdoorleidingsnokken 6 over van de basisnokkenbaan 17 op de tweede oploopvlakken 7 op de bovenzijde 8 van het bovenste deel 4b van de behuizingsring 4. Het aanslagvlak 114 op het ondergelegen deel 4a van de behuizing 3 werkt samen met het aanslagvlak 11b van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4, en begrenst rotatie van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 ten opzichte van het ongergelegen deel 4a van de behuizingsring 4. Verdere rotatie van de aandrijfring 5 is niet mogelijk, en de elektrische aandrijving stopt. De behuizing 3 is nu weer onder veerwerking komen te staan, en het verstelinstrument is opgesloten in de rijstand I.
Met behulp van de behuizingsring 4, en in het bijzonder via de eerste oploopvlakken 10a, 10b kan de aandrijfring 5, nadat deze samen met de behuizing 3 onder invloed van een externe kracht om de basisas 2 in hoek is versteld, met behulp van de eletrische aandrijving in een resetbeweging weer 1n de Juiste stand te opzichete van met de basis as 2 worden gebracht. Dit 1s hieronder toegelicht aan de hand van Fig. 5 en Figs. 6a-g. Fig. 5 toont het verstelinstrument 1 in de parkeerstand II met de behuizing 3 in de hoge behuizingsstand H. De krachtsdoorleidingsnokken 6 van de aandrijfring 5 steunen met hun eerste flanken 6a op de basisnokkenbaan 17, en leiden de veerkracht door via de basis as 2. De aandrijfring is in de axiaal hoge aandrijfringstand h. De behuizingsnokkenring 15 steunt af op de basisnokkenring 14, maar de behuizing 3 staat niet onder veerwerking. Fig. Ga tot en met 6g tonen in een schematisch zijaanzicht van het verstelinstrument 1 de werking tijdens manueel verstellen vanuit de parkeerstand II in de richting van de rijstand I, en opeenvolgend elektrisch resetten.
Fig. Ga toont op verklemde schaal net als Fig. 5 het verstelinstrument 1 in de parkeerstand II, waarbij er manueel of anderszins een extrerne kracht wordt uitgeoefend. Omwille van de overzichtelijkheid is een stuk van het bovengegelen deel 4b van de behuizingsring 4 boven het eerste oploopvlak 10b op de onderzijde van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 doorzichtig getekend.
In Fig. 6b 1s te zien dat de aandrijfring 5 tegen de werking van de niet getoonde veer in omhoog is gegaan, en dat de krachtsdoorleidingsnokken 6 met hun tweede flanken 6b voorbij de aanslagen 18 op de basisnokkenaan 17 zijn bewogen.
In Fig. 6c is te zien dat de krachtsdoorleidingsnokken 6 van de aandrijfring 5 vervolgens met hun eerste flanken 6a het bovengelegen deel 4b van de huizingsring 4 meenemen. De aandrijfring 5 in de axiaal hoge aandrijfringstand h. Vervolgens wordt in een elektrische resetbewegeing, via het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 het ondergelegen deel 4a van de behuizingsring 4 en daarmee de behuizing 3 meegenomen naar de met de rijstand I corresponderende hoekstand. Wanneer de behuizing 3 in de rijstand I is, grijpen de behuizingsnokkenring 15 en de basisnokkenring 14 ineen, en beweegt de behuizing 3 van de hoge behuizingsstand H naar de lage behuizingsstand L. De aandrijfring 5, die via de behuizingsring 4 op de behuzing 3 afsteunt, zakt daarbij van de axial hoge aandrijfringstand h naar een axiaal lage aandrijfringstand 1. De behuizing 3 en het daarmee rotatiegekoppelde ondergelegen deel 4a van de behuizingsring 4 blijven stilstaan, maar het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 wordt door de krachtsdoorleidingsnokken 6 meegenomen, en roteert met de aandrijfring 5 mee aangedreven door elektrische aandrijving. Dit is weergegeven in Fig. 6d. Dit gaat verder totdat de eerste oploopvlakken 10a, 10b aan respectievelijk de bovenzijde van het ondergelegen deel 4a van de behuizingsring 4 en de onderzijde 12 van het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 samenwerken. Dit is weergegeven in Fig. 6f. De oploopvlakken 10a, 10b hebben een flauwe helling, die met de elektrische aandrijving op te lopen is. Door de relatieve rotatie van de behuizingsringdelen 4a, 4b beweegt het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 omhoog langs de langsas A tegen de werking van de veer in. De aandrijfring 5, die via de krachtsdoorleidingsnokken 6 op het bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 afsteunt, beweegt hierdoor axiaal omhoog langs de langsas A vanuit de lage aandrijfringstand 1 terug naar de hoge aaandrijfringstand h. In deze hoge aandraandrijfringstand h kunnen de krachtsdoorleidingsnokken 6 overgaan op de basisnokkenbaan
17. Hierdoor gaan de eerste flanken 6a van de krachtsdoorleidingsnokken 6 over van de basisnokkenbaan 17 op de tweede oploopvlakken 7 op de bovenzijde 8 van het bovenste deel 4b van de behuizingsring 4. Het aandrijftandwiel roteert verder totdat de eerste flanken 6a van de krachtsdoorleidingsnokken aanliggen tegen aanslagen 18. De veer werkt nu via de de karchtsdoorleidingsnokken 6 en de basisnokkenbaan 17 op de basis as 2, en niet op de behuizing 3 of behuizingsring 4. Elektrisch aangredeven rotatie van de aandrijfring 5 en het daarmee via de krachtsdoorleidingsnokken 6 rotatiegekoppelde bovengelegen deel 4b van de behuizingsring 4 is niet mogelijk, en het ondergelegen deel 4a van de behuizingsring 4 en de behuizing 3 beginnen nu samen te roteren in de richting van de parkeerstand II. De behwzing 3 beweegt door samenwerking van de behuizingsnokkenring 15 met de basisnokkenring 14 axiaal omhoog langs de langsas A naar de hoge behuizingsstand H, en de behuizing 3 roteert samen met het ondergelegen deel 4a van de behuwizingsring 4 terug tot in de parkeerstand II. Het verstelinstrument 1 is dan weer klaar voor normale elektrisch aangedreven verstelling vanuit de parkeerstand II naar de rijstand I zoals hiervoor uiteengezet aan de hand van Fig. 4a-g.
De uitvinding 1s niet beperkt tot het hier weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Vele varianten zijn mogelijk. Zo kan de onderste behuizingsring uitgevoerd zijn als een afzonderlijk onderdeel dat afsteunt op de behuizing, en dat daarmee rotatiegeborgd is. Ook kan bijvoorbeeld een ander aantal krachtsdoorleidingsnokken worden toegepast, bijvoorbeeld slechts een of twee. Ook kan de hebuizing via het verstelinstrument evrstelbaar zijn tussen andere standen dan speciefiek een rijstand en en een parkeerstand, bijvoorbeeld tussen twee werkstanden, of een aantal werkstanden en een ruststand. Dergelijke varianten zullen de vakman duidelijk zijn, en worden geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding zoals gedefinieerd in de hiernavolgende conclusies.
VERWIJZINGSCIJFERS 1 verstelinstrument 2 basis as 3 behuizing 3a onderste deel behuizing 3b bovenste deel behuizing 4 behuizingsring 4a ondergelegen deel behuizingsring 4h bovengelegen deel behuizingsring 5 aandrijfring 6 krachtsdoorleidingsnok 6a eerste flank krachtsdoorleidingsnok 6b tweede flank krachtsdoorleidingsnok 7 tweede oploopvlak op bovenzijde bovenste deel behuizingsring 8 bovenzijde bovengelegen deel behuizingsring 9 meeneemvlak op bovenzijde bovengelegen deel behuizingsring 10a eerste oploopvlak bovenzijde op ondergelegen deel behuizingsring 10b eerste oploopvlak onderzijde op bovengelegen deel behuizingsring 11 aanslagvlakken 11a aanslagvlak op ondergelegen deel behuizingsring 11b aanslagvlak op bovengelegen deel behuizingsring 12 onderzijde bovengelegen deel behuizingsring 13 voet 14 basisnokkenring 15 behuizingsnokkenring
16 omtrek aandrijfring
17 basisnokkenbaan
18 aanslagen op basisbokkenbaan
A langsas
P pil h hoge aandrijfringstand l lage aandrijfringstand H hoge behuizingsstand
L lage behuizingsstand
I rijstand / werkstand
II parkeerstand

Claims (10)

CONCLUSIES
1. Verstelinstrument voor een buitenzichteenheid voor een voertuig omvattende: - een basis as, - een behuizing die de basis as omgeeft, en die om een langsas van de basis as heen in een verstelbereik zwenkbaar is, waarbij de behuizing is voorzien van een behuizingsring, en - een aandrijfring die de basis as omgeeft, en die is voorzien van ten minste één krachtdoorleidingsnok die kan samenwerken met de behuizingsring om bij verzwenking van de behuizing ten opzichte de aandrijfring in een eerste zwenkrichting om de basis as de behuizing via de behuizingsring vanuit een hoge behuizingsstand langs de basis as neerwaarts te bewegen tot in een lage behuizingsstand, en bij verzwenking van de aandrijfring ten opzichte van de behuizing in een tegenovergestelde zwenkrichting om de basis as, de aandrijfring langs de basis as opwaarts te bewegen vanuit een lage aandrijfringstand tot in een hoge aandrijfringstand, -waarbij de behuizingsring een ondergelegen deel omvat dat rotatiegekoppeld is met de behuizing, en een bovengelegen deel omvat dat met een onderzijde op het ondergelegen deel is afgesteund en dat met een bovenzijde kan samenwerken met de krachtsdoorleidingsnok, -waarbij het bovengelegen deel van de behuizingsring om de basis as zwenkbaar 1s ten opzichte van het ondergelegen deel, -waarbij het ondergelegen deel en het bovengelegen deel elk zijn voorzien van eerste oploopvlakken, die paarsgewijs samenwerken om de aandrijfring via de krachtsdoorleidingsnok axiaal omhoog te bewegen tot in de hoge aandrijfringstand, en
-waarbij het bovengelegen deel is voorzien van een tweede oploopvlak dat samenwerkt met de krachtsdoorleidingsnok om de behuizing axiaal neerwaarts te drukken.
2. Verstelinstrument volgens conclusie 1, waarbij het bovengelegen deel en het ondergelegen deel elk zijn voorzien van een aanslagvlak, welke aanslagvlakken door paarsgewijze samenwerking verzwenking van het bovengelegen deel ten opzichte van het ondergelegen deel in één zwenkrichting begrenzen.
3. Verstelinstrument volgens conclusie 1 of 2, waarbij bij verzwenking van de aandrijfring het bovengelegen deel van de behuizingsring ten opzichte van het ondergelegen deel van de behuizingsring in rotatie meegenomen wordt door de ten minste ene krachtsdoorleidingsnok van de aandrijfring.
4. Verstelinstrument volgens conclusie 3, waarbij de behuizing onder meeneming van het bovengelegen deel van de behuizingsring door de ten minste ene krachtsdoorleidingsnok van de aandrijfring, vanuit een eerste stand tot aan een tweede stand een hoek doorloopt van meer 360° gedeeld door het aantal krachtsdoorleidingsnokken van de aandrijfring dat met de behuizingsring kan samenwerken minus ten minste de hoek overspannen door het eerste oploopvlak bovenzijde.
5. Verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, de eerste en tweede oploopvlakken axiaal op verschillende posities zijn gelegen en/of radiaal op verschillende afstand van de langsas zijn gelegen.
6. Verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de behuizing en een aan de basis as voorziene voet elk zijn voorzien van respectievelijk een basisnokkenring en een behuizingsnokkenring, die in het verstelbereik alleen in de rijstand in elkaar grijpen en wel zodat de behuizing in de lage behuizingsstand is, en die bij verzwenking van de behuizing ten opzichte van de basis vanuit de rijstand langs de langsas axiaal uiteen bewegen, en bij verdere verzwenking althans gedeeltelijk op elkaar afsteunen en wel zodat de behuizing in de hoge behuizingsstand is.
7. Verstelinstrument volgens conclusie 6, waarbij voorts is voorzien in een veer die de basisas omgeeft en die op de aandrijfring een veerkracht uitoefent langs de langsas in de richting van de voet.
8. Verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een elektrische aandrijfeenheid die in de behuizing is opgenomen, voorzien van een uitgaand element voor het elektrisch verstellen van het verstelinstrument, welk uitgaand element samenwerkt met de omtrek van de aandrijfring.
9. Verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een aan de basis as voorziene basisnokkenbaan.
10. Buitenzichteenheid voor een motorvoertuig, omvattende een verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, en een met de behuizing gekoppelde spiegel, display en/of camera.
NL2023038A 2019-04-30 2019-04-30 Verstelinstrument NL2023038B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2023038A NL2023038B1 (nl) 2019-04-30 2019-04-30 Verstelinstrument
DE112020002182.3T DE112020002182T5 (de) 2019-04-30 2020-04-29 Einstellinstrument
CN202080046310.0A CN114025993A (zh) 2019-04-30 2020-04-29 调节器械
PCT/NL2020/050270 WO2020222644A1 (en) 2019-04-30 2020-04-29 Adjusting instrument
US17/607,593 US20220219608A1 (en) 2019-04-30 2020-04-29 Adjusting instrument

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2023038A NL2023038B1 (nl) 2019-04-30 2019-04-30 Verstelinstrument

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2023038B1 true NL2023038B1 (nl) 2020-11-23

Family

ID=67262984

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2023038A NL2023038B1 (nl) 2019-04-30 2019-04-30 Verstelinstrument

Country Status (5)

Country Link
US (1) US20220219608A1 (nl)
CN (1) CN114025993A (nl)
DE (1) DE112020002182T5 (nl)
NL (1) NL2023038B1 (nl)
WO (1) WO2020222644A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN112622768B (zh) * 2020-11-09 2022-03-22 宁波精成车业有限公司 一种用于汽车外后视镜的电动折叠装置

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20100060024A1 (en) * 2008-08-05 2010-03-11 Visiocorp Patents S.à.r.l. Vehicle mirror power fold mechanism
WO2012047104A1 (en) 2010-10-06 2012-04-12 Mci (Mirror Controls International) Netherlands B.V. Adjustment mechanism
EP2639110A1 (de) * 2012-03-14 2013-09-18 Magna Auteca AG Antriebsanordnung für einen Außenrückspiegel eines Fahrzeugs
WO2017074193A1 (en) 2015-10-28 2017-05-04 Mci (Mirror Controls International) Netherlands B.V. Ajustment instrument for an exterior vision unit for a vehicle

Family Cites Families (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1003144C2 (nl) * 1996-05-15 1997-11-18 Iku Holding Montfoort Bv Elektrisch bedienbare scharnieractuator, en buitenspiegel met elektrisch bedienbaar scharniermechanisme.
DE19833514B4 (de) * 1997-07-30 2005-04-28 Buhler Motor Gmbh Antrieb zum Abklappen eines Kraftfahrzeugrückblickspiegels
DE10009670B4 (de) * 2000-02-29 2005-08-04 Bühler Motor GmbH Außenrückblickspiegel für ein Kraftfahrzeug
JP4122993B2 (ja) * 2003-02-04 2008-07-23 市光工業株式会社 電動格納式ドアミラー
TWI232187B (en) * 2003-06-28 2005-05-11 Chaw Khong Co Ltd Electrical operable pivoting back-mirror device
NL1025437C2 (nl) * 2004-02-06 2005-08-09 Iku Holding Montfoort Bv Scharnieractuator.
EP1720733B1 (en) * 2004-02-06 2007-12-19 Eaton Automotive B.V. Hinge actuator and method for adjusting two parts of a hinge actuator relative to each other
EP1754090B1 (en) * 2004-02-18 2010-08-04 SMR Patents S.à.r.l. Wear-proof détente for folding mirrors
NL1026002C2 (nl) * 2004-04-22 2005-10-25 Iku Holding Montfoort Bv Scharnieractuator, in het bijzonder voor een buitenspiegeleenheid.
EP2055530B1 (en) * 2007-10-31 2012-08-08 U-Shin Ltd. Motor-driven actuator
EP2253510B1 (en) * 2009-05-19 2013-01-02 SMR Patents S.à.r.l. Modular Rear View Mirror and Method to assemble it
JP5501746B2 (ja) * 2009-12-11 2014-05-28 株式会社村上開明堂 ドアミラーおよびその組み付け方法
US8720845B2 (en) * 2011-10-18 2014-05-13 Lang-Mekra North America, Llc Wear compensator for a pivoting detent joint
NL2018838B1 (nl) * 2017-05-03 2018-11-14 Mci Mirror Controls Int Netherlands B V Verstelinstrument en werkwijze
EP4353540A3 (en) * 2018-02-11 2024-07-31 BYD Company Limited Actuator for adjusting display terminal and vehicle
DE102019122105B3 (de) * 2019-08-16 2020-11-05 Motherson Innovations Company Limited Kombinierter Aktuator zum Klappen und Anheben von Spiegeln, Rückblickeinrichtung und Fahrzeug
US10940801B1 (en) * 2019-09-09 2021-03-09 Motherson Innovations Company Limited Actuating device for a component

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20100060024A1 (en) * 2008-08-05 2010-03-11 Visiocorp Patents S.à.r.l. Vehicle mirror power fold mechanism
WO2012047104A1 (en) 2010-10-06 2012-04-12 Mci (Mirror Controls International) Netherlands B.V. Adjustment mechanism
EP2639110A1 (de) * 2012-03-14 2013-09-18 Magna Auteca AG Antriebsanordnung für einen Außenrückspiegel eines Fahrzeugs
WO2017074193A1 (en) 2015-10-28 2017-05-04 Mci (Mirror Controls International) Netherlands B.V. Ajustment instrument for an exterior vision unit for a vehicle

Also Published As

Publication number Publication date
US20220219608A1 (en) 2022-07-14
WO2020222644A1 (en) 2020-11-05
DE112020002182T5 (de) 2022-04-07
CN114025993A (zh) 2022-02-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2015676B1 (nl) Verstelinstrument voor een buitenzichteenheid voor een voertuig.
KR101991136B1 (ko) 외부 미러의 그룹
JP6124792B2 (ja) 調節機構
US12036927B2 (en) Vehicular exterior mirror with actuator
NL1025437C2 (nl) Scharnieractuator.
AU761386B2 (en) Wing mirror for vehicle
NL2023038B1 (nl) Verstelinstrument
EP2439106B1 (en) Power fold mechanism
CN100497044C (zh) 铰接致动器和调节铰接致动器的两部分相对位置的方法
BR0104051A (pt) Mecanismo para ajuste de elementos articulados
KR19980087468A (ko) 거울주차장치
CN112389331A (zh) 用于后视镜翻折和升降的组合致动器、后视装置和车辆
JP3781714B2 (ja) ドアミラー
US5708872A (en) Lens barrel with built-in ultrasonic motor, camera having lens barrel and method
NL2020820B1 (nl) Verstelinstrument, in het bijzonder voor het verstellen van een buitenzichteenheid van een voertuig
CN1938179A (zh) 铰接致动器以及调节铰接致动器的两部件间相对位置的方法
NL2005468C2 (nl) Verstelmechanisme.
NL1016915C2 (nl) Scharnieractuator.
JP2016200683A (ja) フォーカルプレンシャッタおよび撮像装置
CN104111526B (zh) 内窥镜装置
NL1025524C2 (nl) Spiegelverstelmechanisme, buitenspiegeleenheid en werkwijze.
JP5607989B2 (ja) シャッタ装置および撮像装置
NL2012670B1 (en) Actuator mechanism.
JP2011090033A (ja) レンズ鏡胴、撮像装置、及び撮像装置の制御方法
JP2004243799A (ja) 車両用ミラー装置