NL2015866A - Houder voor agrarische producten. - Google Patents

Houder voor agrarische producten. Download PDF

Info

Publication number
NL2015866A
NL2015866A NL2015866A NL2015866A NL2015866A NL 2015866 A NL2015866 A NL 2015866A NL 2015866 A NL2015866 A NL 2015866A NL 2015866 A NL2015866 A NL 2015866A NL 2015866 A NL2015866 A NL 2015866A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
holder
strips
products
clamping members
strip
Prior art date
Application number
NL2015866A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2015866B1 (nl
Inventor
Sitee Arthur
Original Assignee
Beekenkamp Verpakkingen B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Beekenkamp Verpakkingen B V filed Critical Beekenkamp Verpakkingen B V
Publication of NL2015866A publication Critical patent/NL2015866A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2015866B1 publication Critical patent/NL2015866B1/nl

Links

Classifications

    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02PCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES IN THE PRODUCTION OR PROCESSING OF GOODS
    • Y02P60/00Technologies relating to agriculture, livestock or agroalimentary industries
    • Y02P60/20Reduction of greenhouse gas [GHG] emissions in agriculture, e.g. CO2
    • Y02P60/21Dinitrogen oxide [N2O], e.g. using aquaponics, hydroponics or efficiency measures

Landscapes

  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)
  • Packaging Frangible Articles (AREA)

Abstract

15 Uittreksel Houder voor agrarische producten, in het bijzonder plantenbollen, omvattende een draagconstructie en ten opzichte van de draagconstructie beweegbare klemorganen voor het houden van de producten, waarbij de klemorganen zijn ingericht voor het ten opzichte van draagconstructie in 5 verticale richting uitlijnen van de producten. 10

Description

Houder voor agrarische producten
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een houder voor agrarische producten, in het bijzonder planten- of bloembollen. De uitvinding heeft voorts betrekking op een bakvormige houder voor agrarische producten en een werkwijze voor het aanbrengen van agrarische producten in een houder.
Om plantenbollen tot bloei te trekken is het bekend om deze plantenbollen aan te brengen in een houder, bijvoorbeeld een bak of rooster, en deze bollen boven of gedeeltelijk in een waterlichaam te plaatsen. Het zogenaamde waterbroeien van deze bloembollen maakt een efficiënte teelt van bijvoorbeeld bloemen of andere agrarische producten mogelijk.
De bekende houders zijn dikwijls voorzien van prikkers waarop de plantenbollen worden geprikt. Deze prikkers kunnen zijn aangebracht in een gesloten bak, waarbij in die bak water wordt aangebracht voor het in bloei trekken van de agrarische producten. Als alternatief kunnen de prikkers kunnen zijn aangebracht op een raamwerk, waarbij het raamwerk boven een waterlichaam wordt aangebracht.
Het is een nadeel van deze bekende houders met prikkers dat zij de bloembollen enigszins beschadigen, wat in het bijzonder voor bijvoorbeeld hyacinten desastreus is. Bovendien hebben deze bestaande houders als nadeel dat het aanbrengen van de plantenbollen op de prikkers secuur moet gebeuren om schade aan het hart van die bollen, wat kan leiden tot uitval van die bollen, te voorkomen.
Het is daarom een doel, naast andere doelen, van de onderhavige uitvinding om ten minste één van deze bovengenoemde problemen althans deels op te lossen.
Dit doel, naast andere doelen, wordt volgens de uitvinding opgelost door een houder volgens de aangehechte conclusie 1. Meer specifiek wordt dit doel, naast andere doelen, opgelost door een houder voor agrarische producten, in het bijzonder plantenbollen, omvattende een draagconstructie en ten opzichte van de draagconstructie beweegbare klemorganen voor het houden van de producten, waarbij de klemorganen zijn ingericht voor het ten opzichte van draagconstructie in verticale richting uitlijnen van de producten. Met de houder volgens de vinding worden de producten aangegrepen door ten opzichte van een draagconstructie beweegbare klemorganen. Het fixeren van bollen met behulp van bijvoorbeeld prikkers is dan niet meer nodig. Bovendien voorzien de beweegbare klemorganen in een goede verticale uitlijning, zodat de afstand tussen de plantenbollen, in het bijzonder de onderkanten daarvan, en het te verschaffen waterlichaam daaronder min of meer constant is. Dit levert een verbeterde teelt op.
Opgemerkt moet worden dat met de term verticaal zoals gebruikt in deze aanvrage een richting wordt bedoeld die in hoofdzaak loodrecht staat op het vlak, bijvoorbeeld een boven- en/of ondervlak, van de houder die bij voorkeur in hoofdzaak rechthoekig is. Deze verticale richting staat dan loodrecht op de lengte- en de breedterichting van de houder.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de klemorganen een veelheid aan zich onderling hoofdzakelijk parallel uitstrekkende stroken van flexibel materiaal. Het flexibele karakter van die stroken voorkomt schade aan de bollen, terwijl bovendien in een goede klemmende werking wordt voorzien. Geschikte materialen voor de flexibele, elastiche strookvormige klemorganen zijn lagedichtheidpolyetheen (LDPE), lineair lagedichtheidpolyethyleen (LLDPE), op propyleen gebaseerde elastomeren zoals Vistamax™ (van de firma ExxonMobil Chemical).
De draagconstructie is bij voorkeur vervaardigd van een stijver materiaal dat voorziet in voldoende stevigheid van de constructie en kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd uit polypropeen (PP) of polyetheen (PE). Voor een goede ondersteuning van de klemorganen is het voordelig wanneer de klemorganen zijn verbonden met de draagconstructie. De houder vormt dan één geheel als draagconstructie met de daarop aangebrachte ten opzichte van die draagconstructie beweegbare klemorganen.
Het is echter ook mogelijk dat de klemorganen en de draagconstructie van hetzelfde materiaal en integraal gevormd zijn. De draagconstructie heeft dan bij voorkeur dikkere wanden voor het verschaffen van voldoende stijfheid, terwijl de wanddikte van de klemorganen voldoende klein is voor het verschaffen van voldoende flexibiliteit voor het inklemmen van de producten.
Een efficiënte houder wordt verkregen indien een strookvormig klemorgaan langs zijn lengterichting is verbonden met de draagconstructie zodanig dat tenminste één zijrand van een strook in verticale richting beweegbaar is. Het is hierbij mogelijk dat een strookvormig klemorgaan over de gehele lengterichting is verbonden. Het is echter ook mogelijk dat een strook op verschillende locaties langs die lengterichting is verbonden met de draagconstructie. Bij voorkeur is, gezien in de breedterichting ofwel in een dwarsdoorsnede dwars op de lengterichting, een strookvormig klemorgaan op een afstand van de ten minste ene bewegende zijrand verbonden met de draagconstructie. Die afstand is dan zodanig groot, dat die zijrand voldoende kan bewegen ten opzichte van de draagconstructie voor het efficiënt inklemmen van de producten.
Een efficiënte klemming en verbinding wordt verkregen indien een strook nabij een eerste zijrand is verbonden met de draagconstructie en waarbij de tweede zijrand van die strook beweegbaar is. Als alternatief kan een strook in het midden, gezien in de breedterichting, worden verbonden met de draagconstructie, waarbij beide zijranden beweegbaar zijn.
De klemorganen worden bij voorkeur gevormd door de strookvormige klemorganen, die zich in hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar uitstrekken. De strookvormige klemorganen vormen bij voorkeur een hoofdzakelijk gesloten oppervlak voor het daarop leggen van de producten. Het is hierbij echter voordelig als er is voorzien in een ruimte tussen twee naast elkaar gelegen strookvormige klemorganen. De agrarische producten worden dan bij het plaatsen uitgelijnd met de opening tussen de twee stroken en de producten worden bij het aanbrengen bij voorkeur op de kop neergelegd op die stroken zodanig dat de bovenkant van een bol steekt door die opening.
Het is hierbij voordelig wanneer de draagconstructie paren van stroken met naar elkaar toe gerichte beweegbare zijranden omvat voor het houden van producten. Bij het op die klemorganen leggen van de producten, zullen die klemorganen enigszins doorbuigen en zo de producten min of meer fixeren. Het materiaal van de klemorganen is hierbij bij voorkeur voldoende stijf om het mogelijk te maken voor de klemorganen om de producten te dragen, zonder dat zij zo ver doorbuigen dat de producten tussen de twee stroken heen vallen of een ondergrond raken.
Een verdere verbeterde uitlijning van de producten, en daarmee een efficiënte plaatsing, op de houder wordt verkregen indien de stroken in een paar onder een hoek ten opzichte van de horizontaal staan met elkaar, gezien in de breedterichting van die stroken. De twee stroken verlopen, gezien in die breedterichting, ofwel in een dwarsdoorsnede op de lengterichting, V-vormig ten opzichte van elkaar, waarbij de opening tussen de twee stroken zich bevindt in de basis van die V. Dit maakt een efficiënte uitlijning van de producten mogelijk, aangezien indien een product enigszins verkeerd wordt geplaatst op de houder, het aflopende verloop van de stroken zorgen voor een uitlijning van de producten in een lijn die in hoofdzaak parallel is aan de lengterichting van de strookvormige klemorganen.
Bij voorkeur worden de klemorganen gevormd door strookvormige klemorganen, ofwel voorzien van ononderbroken zijranden, het is echter voor een betere afstemming van de aangrijping op de individuele producten ook mogelijk dat de stroken een veelheid aan ten opzichte van elkaar beweegbare strookdelen omvatten, waarbij ieder van die strookdelen, tenminste een vrije zijwand daarvan, in verticale richting beweegbaar is. Een dergelijk klemorgaan kan bijvoorbeeld worden gevormd door het aanbrengen van een veelheid aan insnijdingen in een strook, waarbij tussen ieder van die insnijdingen een strookdeel wordt gevormd dat min of meer vrij ten opzichte van de naastgelegen strookdelen beweegbaar is. Dit maakt het gebruik van een relatief stijf materiaal mogelijk, aangezien de verticale beweging van die klemorganen in hoofdzaak mogelijk wordt gemaakt door de onderlinge beweging van de strookdelen.
Als alternatief voor het verschaffen van de voldoende stijfheid aan het flexibele strookvormige klemorgaan, kan de strook zijn voorzien van verstevigingen. Deze verstevigingen kunnen bijvoorbeeld zijn aangebracht op of in de strook en zich in de breedterichting op verschillende locaties in de lengterichting uitstrekken. Deze verstevigingen kunnen zijn vervaardigd uit een stijver plastic, zodat zij voorzien in voldoende stijfheid voor het op die klemorganen houden van de producten bij een eerste plaatsing, zoals hierboven beschreven.
Om een efficiëntere plaatsing van de producten op de klemorganen mogelijk te maken, is het volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm voordelig wanneer de draagconstructie ten minste een steun omvat voor het steunen op een ondergrond, waarbij de steun is ingericht voor het in een ondersteunde toestand op een afstand van de ondergrond houden van de houder zodanig dat op de klemorganen gelegde producten en de klemorganen op afstand van de ondergrond worden gehouden. Wanneer de producten op de flexibele stroken zullen worden gelegd, zullen met name de vrije uiteinden van die stroken doorbuigen onder het gewicht van de producten. De steun voorziet dan in voldoende afstand tussen die stroken in doorgehangen toestand en een ondergrond waarop die houder wordt geplaatst.
Bij het aanbrengen van de producten wordt de houder met de steun op een ondergrond geplaatst, waarna de producten op de zich parallel uitstrekken de stroken worden gelegd. Het is hierbij voordelig wanneer de stroken in de ondersteunde toestand in de breedterichting naar elkaar toe aflopen naar de zijranden toe in een paar van stroken zoals hierboven beschreven. Twee naast elkaar gelegen stroken vormen hierbij als het ware een V-vormige goot, zodat voorzien wordt in een goede uitlijning in een richting die parallel is aan de lengterichting van de stroken.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de draagconstructie een raamwerk van in hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar uitstrekkende draagstroken, waarbij de strookvormige klemorganen zijn aangebracht op de draagstroken. De draagconstructie kan bijvoorbeeld een buitenste rand in de vorm van een raamwerk omvatten, waartussen zich de draagstroken uitstrekken. Op deze draagstroken zijn dan de strookvormige klemorganen aangebracht, waarbij deze strookvormige klemorganen bij voorkeur een hoofdzakelijk gesloten oppervlak vormen voor het daarop leggen van de producten.
Het is hierbij voordelig, in het bijzonder wanneer de houder is voorzien van een steun, zoals hierboven genoemd, wanneer de strookvormige klemorganen zijn aangebracht op of nabij een rand van de draagstroken, waarbij in de ondersteunde toestand de draagstroken en de strookvormige klemorganen een ruimte voor het ontvangen van de producten vormen. In de ondersteunde toestand zijn de strookvormige klemorganen bij voorkeur verbonden aan de onderrand van de draagstroken, zodat de draagstroken naar boven toe uitsteken ten opzichte van de klemorganen. De draagstroken vormen hierbij in hoofdzaak parallelle zijwanden van een ruimte, die aan de onderzijde ten minste gedeeltelijk wordt afgesloten door de strookvormige klemorganen. De draagstroken kunnen hierbij dienen als laterale geleiding van de producten en de afstand tussen twee draagstroken wordt bij voorkeur bepaald door de grootste afmetingen van de te houden agrarische producten.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de draagconstructie voorzien van verbindingsmiddelen die zijn ingericht om samen te werken met verbindingsmiddelen van een tweede houder voor het op een vooraf bepaalde hoogte in die tweede houder plaatsen van de houder. De verbindingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld klikkende verbindingsmiddelen omvatten, waarbij een op het eerste onderdeel aangebrachte pin snappend kan worden opgenomen in een daartoe aangebracht gat in het andere onderdeel. Bij voorkeur is er voorzien in meerdere verbindingsmiddelen voor het stabiel verbinden van de houder met een tweede houder.
Het is hierbij voordelig wanneer de verbindingsmiddelen zijn ingericht om te verbinden met de tweede houder in de verticale richting, waarbij de producten worden ingeklemd tussen de tweede houder en de klemorganen. Bij het aanbrengen van de tweede houder zullen de producten in verticale richting ten opzichte van de draagconstructie worden geduwd door die tweede houder, welke beweging mogelijk wordt gemaakt door de beweegbare klemorganen. De op die klemorganen gelegen producten zullen pas verplaatsen bij aangrijping met die tweede houder, zodat in een efficiënte uitlijning wordt voorzien. De producten worden derhalve bij voorkeur zodanig ingeklemd tussen de tweede houder en de klemorganen dat de producten, in het bijzonder de naar de tweede houder gerichte zijdes van die producten, verticaal zijn uitgelijnd ten opzichte van die tweede houder. Enige variatie in de afmetingen van de bollen wordt hierbij in verticale richting gecompenseerd door de ten opzichte van de draagconstructie beweegbare klemorganen.
In deze ingeklemde toestand zullen de flexibele, ofwel elastische, klemorganen, een klemmende kracht uitoefenen in verticale richting gericht naar de tweede houder, zodat de producten stevig worden gehouden. Deze klemkracht is bij voorkeur zodanig groot, ofwel is de stijfheid van de klemorganen zodanig groot, dat zij enige opwaartse kracht door toedoen van wortelgroei van de bollen kunnen tegengaan en de plantenbollen in verticale richting beperken. Naast de beperking in verticale richting zoals hierboven beschreven, zal door het doorbuigen van met name de vrije zijranden van de strookvormige klemorganen er ook worden voorzien in een beperking in een richting dwars op die verticale richting. De strookvormige klemorganen zullen zich vormen naar de ontvangen producten en door de elastische werking ook een fixerende werking hebben in de breedte en lengterichting.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een combinatie van een tweede houder met daarin aangebracht een houder volgens de vinding. Een dergelijke combinatie is in het bijzonder geschikt om te worden gebruikt in het waterbroeien van plantenbollen, aangezien de producten goed verticaal zijn uitgelijnd. Bij voorkeur omvat de tweede houder daartoe een bak voor het daarin houden van water. Het is hierbij bovendien voordelig wanneer de tweede houder is voorzien van ribben voor het daarop ontvangen van agrarische producten, waarbij de ribben bij voorkeur zijn uitgelijnd met de klemorganen in verbonden toestand. Deze ribben kunnen bijvoorbeeld zijn aangebracht op de bodem van een bak waarbij de ribben in contact staan met de agrarische producten in ingeklemde toestand. De ruimte tussen de ribben kan dan worden gebruikt voor wortelgroei. Voor een goede uitlijning is het voordelig wanneer de ribben en de draagstroken van de draagconstructie zich parallel en versprongen van elkaar uitstrekken.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de bak een overloop voor het afvoeren van water uit de bak. De overloop kan zodanig worden gekozen voor het verschaffen van een vooraf bepaald watemiveau in de bak in afhankelijkheid van de op te broeien bollen. Het is hierbij voordelig wanneer de overloop zich op een hoogte boven de bodem bevindt, die groter is dan de hoogte van de ribben. De bollen zullen hierbij enigszins onder water staan.
Zoals echter hierboven is opgemerkt is de uitvinding niet beperkt tot een gesloten bak, maar kan de tweede houder ook open zijn en worden gevormd door ribben die onderling zijn verbonden met een geschikt raamwerk.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een bak, in het bijzonder een tweede houder zoals hierboven genoemd, waarbij de bak is ingericht voor het ontvangen van een houder voor agrarische producten volgens de vinding, waarbij de bak is voorzien van met de verbindingsmiddelen van de houder samenwerkende verbindingsmiddelen voor het onderling verbinden van de houder met de bak zodanig dat de in de houder gehouden producten verticaal zijn uitgelijnd ten opzichte van de bak, in het bijzonder de bodem daarvan.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van agrarische producten in een houder, omvattende de stappen van: - het verschaffen van een houder volgens de vinding; - het op de klemorganen leggen van de agrarische producten; - het verbinden van de houder met een tweede houder, waarbij bij het verbinden de agrarische producten in verticale richting tegen de klemorganen worden bewogen zodanig dat in verbonden toestand van de houder en de tweede houder, de naar de tweede houder gerichte zijdes van de agrarische producten in verticale richting zijn uitgelijnd ten opzichte van de tweede houder.
Volgens de vinding worden in een eerste stap de agrarische producten geplaatst op de klemorganen van een houder, waarbij die klemorganen door het gewicht van de agrarische producten enigszins kunnen gaan doorhangen. Die stroken zijn zoals hierboven beschreven bij voorkeur in paren aangebracht in de houder, waarbij een product ligt op twee van die stroken. In een volgende stap, waarbij de houder bij voorkeur volledig is gevuld met agrarische producten, waarbij de producten bij voorkeur in rijen op de houder zijn aangebracht, in het bijzonder steeds tussen de draagstroken zoals hierboven beschreven, wordt in een vervolgstap de houder verbonden met een tweede houder. Bij het verbinden van de tweede houder zullen de op de klemorganen gelegen agrarische producten in de richting van die klemorganen worden geforceerd, zodanig dat zij meebewegen. De agrarische producten worden hierbij uitgelijnd met de tweede houder.
Het is hierbij voordelig wanneer de agrarische producten op de kop op de klemorganen worden gelegd, waarbij de werkwijze voorts de stap omvat van het omdraaien van de combinatie van de houder en de tweede houder. De producten worden hierbij met de uiteinden waaruit de bloem zal komen naar beneden gelegd, in het bijzonder in de opening tussen twee stroken, zodat de plant of bloem kan groeien tussen die twee stroken. Wanneer de tweede houder is aangebracht, en de bollen in verticale richting zijn ingeklemd, kan de combinatie, ofwel de houder verbonden met de tweede houder, worden omgedraaid, zodanig dat de bollen weer rechtop staan voor het in bloei trekken van die bollen. In bloei getrokken bollen kunnen dan eenvoudig uit de houder worden gehaald door hieraan te trekken. De klemorganen zijn hiertoe voldoende flexibel zodat deze meegeven voor het verwijderen van de bollen. De draagstroken kunnen hierbij fungeren als scheidingsmiddelen voor het scheiden van de wortels van de wortelkluwen in de tweede houder.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in tekening weergegeven figuren die voorkeursuitvoeringsvormen van de houder volgens de uitvinding tonen, waarin: - Figuur 1 in perspectief een houder volgens de vinding toont; - Figuur 2 schematisch in perspectief een bak volgens de vinding toont; - Figuren 3-5 in dwarsdoorsnede schematisch het aanbrengen van bloembollen in de houder en de bak tonen; - Figuur 6 in perspectief de bak met houder en bloembollen toont; - Figuur 7 schematisch in perspectief een alternatieve vorm van de klemstroken uit figuur 1 toont.
In figuur 1 is schematisch een houder 1 weergegeven waarin bloembollen 3, kunnen worden aangebracht zie bijvoorbeeld figuur 3. De houder 1 is voorzien van een buitenste rand 10 met een lange zijde 10a in de lengterichting L en een korte rand 10b in de breedterichting B. Tussen de lange zijranden 10a zijn draagstroken 11 aangebracht die zich uitstrekken in de breedterichting van de houder 1. Aan een rand 11a van die draagstroken 11, zie ook figuur 3, zijn klemstroken 12 aangebracht. De stroken 12 zijn met een zijrand 12b verbonden met de draagstroken 11, terwijl de andere zijrand 12a door het flexibele karakter van de klemstrook 12 kan bewegen in de verticale richting, aangegeven met Z in figuur 3 en figuur 1. Zie in het bijzonder figuur 4 waarbij de zijrand 12a enigszins is bewogen door toedoen van de bol 3 zoals hieronder meer in detail zal worden besproken.
De klemstroken 12 zijn opgesteld in paren van twee tussen twee naast elkaar gelegen draagstroken 11, waarbij die klemstroken 12 in onbelaste toestand, zie figuur 1 en figuur 3, onder een hoek staan met elkaar, gezien in dwarsdoorsnede zoals zichtbaar is in figuur 3. Dit schuine verloop zorgt ervoor dat de bollen 3 die worden neergelegd op de klemstroken 12 worden uitgelijnd op of langs een lijn, aangegeven met de as A in figuur 3, die parallel is aan de lengterichting van de stroken 12. In figuur 1 is die lengterichting evenwijdig aan de breedterichting B van de houder 1. De afstand LI tussen twee draagstroken 11 wordt bepaald door de grootste afmeting van de te houden producten 3. Zoals bijvoorbeeld zichtbaar is in figuur 3 is bij deze bol 3 nog enige ruimte tussen de zijwanden van de bol 3 en de draagstroken 11.
Voor het aanbrengen van de bollen in de houder 1 wordt de houder 1 omgedraaid ten opzichte van de positie zoals die is weergegeven in figuur 1. Deze positie is getoond in figuren 3 en 4. Om te zorgen dat de producten en de klemstroken 12 de ondergrond niet raken bij het op de kop plaatsen van de houder 1, is de houder 1 nabij de hoeken voorzien van steunen 13 voor het op een geschikte afstand van de ondergrond houden van met name de stroken 12. Aan de uiteindes van die steunen 13 zijn uitsteeksels 13a aangebracht die kunnen worden geklikt in overeenkomstig gevormde openingen van een bak 4 die hieronder meer in detail zal worden besproken.
De ruimten tussen twee draagstroken 11 en twee schuin naar beneden toe aflopende draagstroken 12 vormen hierbij een opname 15 voor een bol 3. Zoals gezegd zal het schuine verloop van de klemstroken 12 het product in het midden van die opnamen 15 uitlijnen. Ook is zichtbaar dat de bol 3 op de kop in de houder 1 wordt aangebracht, waarbij de top 3A van de bol steekt door een opening 12C tussen twee stroken 12.
De stroken 12 zijn van een zodanig stijf materiaal dat zij niet volledig zullen doorbuigen onder het gewicht van de bol 3, maar dat die bol 3 stevig en stabiel ligt op die stroken 12. Zoals zichtbaar is in figuur 3 bevindt een onderrand 3B van de bol 3 zich op een afstand H van de zijrand 11b tegenover de zijrand 11a waaraan de stroken 12 zijn aangebracht. In de toestand zoals weergegeven in figuren 3 en 4 is dat de bovenrand 1 lb.
De verschillende producten 3 die in de houder 1 worden aangebracht kunnen verschillende afmetingen hebben en dus met verschillende hoogtes H boven die onderrand 11b uitsteken, ofwel waarbij de onderranden 1 lb zich op verschillende posities ten opzichte van de houder 1 bevinden. Om te voorzien in een goede uitlij ning zal de houder 1 worden verbonden met een bak 4 die in figuur 2 is weergegeven.
De bak is voorzien van een bodem 41 met daar loodrecht op staande lange zijwanden 42a en korte zijwanden 42b. In de breedterichting B zijn ribben 43 aangebracht, waarbij in de ribben 43 waterdoorlaten 44 zijn aangebracht die het mogelijk maken dat water stroomt over de lengterichting L van de bak 4. De bak is bovendien voorzien van overlopen 45 die zich bevinden op een hoogte boven de hoogte van de ribben 43, zoals later zal worden uitgelegd. De bak 4 is bovendien voorzien van gaten 46 die samenwerken met de uitsteeksels 13a zodanig dat de houder 1 op een vooraf bepaalde hoogte in de bak 4 kan worden aangebracht. In die toestand bevinden de uitsteeksels 13a zich in de gaten 46.
Om de producten 3, in het bijzonder de onderkanten 3b daarvan, uit te lijnen met de houder 1, en in het bijzonder met de bak 4, wordt de bak 4 aangebracht op de houder 1. Een ribbe 43 van de bak is schematisch weergegeven in figuur 3 en zal in een richting aangegeven met Zx worden bewogen naar de producten 3 toe. Bij aangrijping met de bol 3 zal de bol 3 in een richting Zx naar beneden toe bewegen, wat zichtbaar is in figuur 4. De flexibele klemstroken 12 zullen door hun flexibele karakter vervormen en zich vormen naar de bol 3. Aangezien de bak 4 en de houder 1 zijn voorzien van samenwerkende verbindingsmiddelen in de vorm van uitsteeksels 13A en gaten 46, is de onderlinge positie van de bak 4, en daarmee de ribben 43, ten opzichte van de stroken 11 bepaald. Deze positie is weergegeven in figuur 4. In deze positie is een bol 3 ingeklemd door de bak 4, door de ribben 43, de draagstroken 11 en de klemstroken 12. In deze positie kan het samenstel van de bak 4 en de houder 1 worden omgedraaid, waarbij de ribben 43 voorkomen dat de bollen 3 weer terugvallen.
Deze positie is getoond in figuur 6, waarin bovendien zichtbaar is dat de stroken 12 zich naar de geplaatste bollen 3 hebben gevormd en lokaal zijn gedeformeerd. Dit voorziet in een goede klemmende verbinding van de bollen zodat de bollen naast een beperking in de verticale richting Z ook in de breedterichting B en de lengterichting L zijn ingesloten. Deze positie is in dwarsdoorsnede getoond in figuur 5. In dit figuur is zichtbaar dat de onderkanten 3b van ieder van de bollen 3 ligt op de bovenzijde van de ribben 43 zodat zij zijn uitgelijnd op een hoogte H2 ten opzichte van de bodem 41. Eventuele afwijkingen in de groottes van de bollen 3 worden hierbij gecompenseerd door het flexibele karakter van de stroken 12. In het midden van de figuur zijn ter referentie nog eens de stroken 12D in niet vervormde toestand getoond, zodat duidelijk is dat de stroken 12 zich vormen naar de vorm van de bollen 3. In dit figuur is ook water W zichtbaar, waarvan de waterspiegel Wj is weergegeven. Deze waterspiegel Wj wordt bepaald door de overlopen 45. In dit voorbeeld bevinden de onderkanten 3B van de bollen 3 zich onder de waterspiegel Wj.
In deze toestand zullen de bollen 3 tot bloei worden gebracht en zullen de bollen 3 wortels ontwikkelen die zullen gaan groeien in de ruimte tussen de ribben 43. De groei van de wortels kunnen de bollen 3 opdrukken in een richting aangegeven met Zi in figuur 5. Het elastische karakter van de stroken 12 zullen deze opwaartse krachten echter tegengaan, zodat de bollen 3 stabiel in het verticale vlak zullen worden gehouden. De stroken 12 zijn echter ook voldoende flexibel om het mogelijk te maken de bollen 32 die tot bloei zijn gebracht, schematisch aangegeven met 33 in figuur 5, in een richting Zx uit de combinatie van de bak 4 met de houder 1 te trekken wanneer voldoende kracht wordt uitgeoefend die groter is dan de opstuwende kracht van de wortelgroei.
In het algemeen, heeft de houder 1 in combinatie met de als bak 4 uitgevoerde tweede houder het voordeel dat het initieel plaatsen van de bollen 3 in de houder 1, zoals is getoond in figuur 3, qua plaatsing niet heel kritisch is aangezien de bollen 3 automatisch zullen worden uitgelijnd. Dit maakt bijvoorbeeld een machinale plaatsing van de bollen 3 in een houder 1 mogelijk. De draagstroken 11 kunnen hierbij als laterale scheidingsmiddelen en geleidingsmiddelen dienen waartussen de bollen 3 kunnen worden aangebracht. In de breedterichting B kunnen de bollen simpelweg tegen elkaar aan worden gelegd. Ook deze plaatsing is niet heel kritisch en kan daardoor beter machinaal worden uitgevoerd.
De in dit voorbeeld weergegeven houder 1 is voorzien van doorlopende stroken 12. Dit is echter niet noodzakelijk zoals is weergegeven in figuur 7. In dit voorbeeld zijn de stroken 12 voorzien van insnijdingen 122 zodat afzonderlijke strookdelen 121 worden gevormd. Deze strookdelen 121 kunnen stijver zijn uitgevoerd dan de stroken 12 uit bijvoorbeeld figuur 1, aangezien de onderlinge beweging wordt mogelijk gemaakt door die insnijdingen 122. Als alternatief is het zelfs mogelijk om losse strookdelen 121 aan te brengen op de draagstroken 11.
De uitvinding is niet beperkt tot de hier weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, doch strekken zich tevens uit tot varianten vallende binnen de reikwijdte van de aangehechte conclusies.

Claims (22)

1. Houder voor agrarische producten, in het bijzonder plantenbollen, omvattende een draagconstructie en ten opzichte van de draagconstructie beweegbare klemorganen voor het houden van de producten, waarbij de klemorganen zijn ingericht voor het ten opzichte van draagconstructie in verticale richting uitlijnen van de producten.
2. Houder volgens conclusie 1, waarbij de klemorganen een veelheid aan zich onderling hoofdzakelijk parallel uitstrekkende stroken van flexibel materiaal omvatten die met de draagconstructie zijn verbonden.
3. Houder volgens conclusie 2, waarbij een strookvormig klemorgaan langs zijn lengterichting is verbonden met de draagconstructie zodanig dat ten minste één zijrand van een strook in verticale richting beweegbaar is.
4. Houder volgens conclusie 3, waarbij een strook nabij een eerste zijrand is verbonden met de draagconstructie en waarbij de tweede zijrand beweegbaar is.
5. Houder volgens ten minste een van de voorgaande conclusies 3-4, waarbij de draagconstructie paren van stroken met naar elkaar toe gericht beweegbare zijranden omvat voor het houden van producten.
6. Houder volgens conclusie 5, waarbij de stroken in een paar onder een hoek ten opzichte van de horizontaal staan met elkaar, gezien in de breedterichting van die stroken.
7. Houder volgens ten minste een van de voorgaande conclusies 2-6, waarbij de stroken een veelheid aan ten opzichte van elkaar beweegbare strookdelen omvat, waarbij ieder van die strookdelen, ten minste een vrije zijrand daarvan, in verticale richting beweegbaar is.
8. Houder volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de draagconstructie een steun omvat voor het steunen op een ondergrond, waarbij de steun is ingericht voor het in een ondersteunde toestand op een afstand van de ondergrond houden van de houder zodanig dat op de klemorganen gelegde producten en de klemorganen op afstand van de ondergrond worden gehouden.
9. Houder volgens conclusies 6 en 8, waarbij de stroken in ondersteunde toestand in de breedterichting naar beneden toe aflopen naar de zijranden toe.
10. Houder volgens ten minste één van de voorgaande conclusies 2 - 9, waarbij de draagconstructie een raamwerk van in hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar uitstrekkende draagstroken omvat, waarbij de strookvormige klemorganen zijn aangebracht op de draagstroken.
11. Houder volgens ten minste conclusies 8 en 10, waarbij de strookvormige klemorganen zijn aangebracht op of nabij een rand van de draagstroken, waarbij in de ondersteunde toestand de draagstroken en de strookvormige klemorganen een ruimte voor het ontvangen van de producten vormen.
12. Houder volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de draagconstructie is voorzien van verbindingsmiddelen die zijn ingericht om samen te werken met verbindingsmiddelen van een tweede houder voor het op een vooraf bepaalde hoogte in die tweede houder plaatsen van de houder.
13. Houder volgens conclusie 12, waarbij de verbindingsmiddelen zijn ingericht om te verbinden met de tweede houder in de verticale richting, waarbij de producten worden ingeklemd tussen de tweede houder en de klemorganen zodanig dat de producten, in het bijzonder de naar de tweede houder gerichte zijdes van die producten, verticaal zijn uitgelijnd ten opzichte van de tweede houder.
14. Combinatie van een tweede houder met daarin aangebracht een houder volgens ten minste één van de voorgaande conclusies.
15. Combinatie volgens conclusie 14, waarbij de tweede houder een bak omvat voor het daarin houden van water.
16. Combinatie volgens conclusie 14 of 15, waarbij de tweede houder is voorzien van ribben voor het daarop ontvangen van agrarische producten, waarbij de ribben zijn uitgelijnd met de klemorganen.
17. Combinatie volgens conclusie 16, wanneer afhankelijk van conclusie 10, waarbij de ribben en de draagstroken zich parallel en versprongen van elkaar uitstrekken.
18. Combinatie volgens ten minste conclusies 15 en 16, voorts omvattende een overloop voor het afvoeren van water uit de bak.
19. Combinatie volgens conclusie 18, waarbij de overloop zich op een hoogte boven de bodem bevindt die groter is dan de hoogte van de ribben.
20. Bak, in het bijzonder een tweede houder uit de combinatie volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de bak is ingericht voor het ontvangen van een houder voor agrarische producten volgens ten minste één van de voorgaande conclusies 1-13, waarbij de bak is voorzien van met verbindingsmiddelen van de houder samenwerkende verbindingsmiddelen voor het onderling verbinden van de houder en de bak zodanig dat de in de houder gehouden producten verticaal zijn uitgelijnd ten opzichte van de bak.
21. Werkwijze voor het aanbrengen van agrarische producten in een houder, omvattende de stappen van: - het verschaffen van een houder volgens ten minste één van de voorgaande conclusies 1 - 13; - het op de klemorganen leggen van de agrarische producten; - het verbinden van de houder met een tweede houder, waarbij bij het verbinden de agrarische producten in verticale richting tegen de klemorganen worden bewogen zodanig dat in verbonden toestand van de houder en de tweede houder, de naar de tweede houder gerichte zijdes van de agrarische producten in verticale richting zijn uitgelijnd ten opzichte van de tweede houder.
22. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij de agrarische producten op de kop op de klemorganen worden gelegd, waarbij de werkwijze voorts de stap omvat van het omdraaien van de combinatie van de houder en de tweede houder.
NL2015866A 2014-11-28 2015-11-27 Houder voor agrarische producten. NL2015866B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013897 2014-11-28

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2015866A true NL2015866A (nl) 2016-09-20
NL2015866B1 NL2015866B1 (nl) 2017-02-15

Family

ID=57045438

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2015866A NL2015866B1 (nl) 2014-11-28 2015-11-27 Houder voor agrarische producten.
NL2017861A NL2017861B1 (nl) 2014-11-28 2016-11-24 Houder voor agrarische producten

Family Applications After (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2017861A NL2017861B1 (nl) 2014-11-28 2016-11-24 Houder voor agrarische producten

Country Status (1)

Country Link
NL (2) NL2015866B1 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202022101083U1 (de) 2021-09-27 2022-03-21 bekuplast Gesellschaft mit beschränkter Haftung Überlaufdorn für einen Behälter zum Anzüchten von Blumenzwiebeln
EP4154702A1 (de) 2021-09-27 2023-03-29 bekuplast Gesellschaft mit beschränkter Haftung Behälter zum anzüchten von blumenzwiebeln mit einem überlaufdorn

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202022101083U1 (de) 2021-09-27 2022-03-21 bekuplast Gesellschaft mit beschränkter Haftung Überlaufdorn für einen Behälter zum Anzüchten von Blumenzwiebeln
EP4154702A1 (de) 2021-09-27 2023-03-29 bekuplast Gesellschaft mit beschränkter Haftung Behälter zum anzüchten von blumenzwiebeln mit einem überlaufdorn

Also Published As

Publication number Publication date
NL2015866B1 (nl) 2017-02-15
NL2017861B1 (nl) 2017-02-28
NL2017861A (nl) 2016-12-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2017861B1 (nl) Houder voor agrarische producten
EP3141453B1 (en) Shelf for a trolley
ES2568728T3 (es) Aparato para presentar productos
NL2015372B1 (en) Trolley for carrying goods.
US20140165467A1 (en) Plant pot holder tray
US20140308181A1 (en) Device for providing pipette tips
WO2016102417A1 (de) Vorrichtung zum bewegen von objekten
CN107406163A (zh) 具有分隔件的容器
CN205574536U (zh) 料盒
NL2017168B1 (nl) Staafhouder en samenstel omvattende een plantpot en staafhouder.
NL2005765C2 (nl) Inrichting voor het aanbieden van een product aan een manipulator alsmede systeem en een werkwijze voor het geautomatiseerd beladen van een drager.
US10829296B2 (en) Cake containers
NL2005846C2 (en) A transfer conveyor and a conveying system.
NL1033941C2 (nl) Inrichting voor het boven elkaar plaatsen van houders, zoals borden, die zijn voorzien van een product.
JP5921367B2 (ja) 物品支持器具
US20140021153A1 (en) Dish rack for oversized containers
EP3340838B1 (en) Holding arrangement for packages
EP3233677A1 (de) Bewegungsvorrichtung mit abdeckung
JP3955246B2 (ja) 包装用補助具
US11039731B2 (en) Nesting, dish drying rack
NL1027087C2 (nl) Bloembollenbak en inzetdeel voor gebruik in een dergelijke bak.
FR2982252B1 (fr) Procede de fabrication d'un conteneur souple de grande capacite, conteneur souple obtenu, emballage correspondant
ES2441465B1 (es) Dispositivo plegador de banda para máquina formadora y llenadora de envases
CN105992532A (zh) 用于搁放和储存物体的设备
AU2018100148A4 (en) A tray