NL2012139C2 - Opneemgestel voor het ledigen van een houder in een verzamelaar, beladingsysteem en voertuig voorzien daarvan en werkwijze daarvoor. - Google Patents

Description

Opneemgestel voor het ledigen van een houder in een verzamelaar, beladingsysteem en voertuig voorzien daarvan en werkwijze daarvoor

De onderhavige vinding heeft betrekking op een opneemgestel waarmee een houder, zoals een afvalcontainer, geledigd kan worden in een verzamelaar. Een dergelijk opneemgestel wordt in het bijzonder toegepast bij een beladingsysteem dat bij voorkeur is voorzien bij een voertuig zoals een vuilnisauto.

In de praktijk worden houders, zoals vuilcontainers, met behulp van een beladingsysteem geledigd door deze met een laadstoel te heffen en in een opening van een verzamelaar te ledigen met een kantelbeweging. In de praktijk zijn deze beladingsystemen veelal voorzien aan de achterzijde van een vuilnisauto. Een mechanisme verzorgt de aangrijping van de container en de rotatiebeweging van deze container ten behoeve van het ledigen daarvan. Tijdens deze lediging doorloopt de houder een zeker werkgebied.

In de praktijk zijn een aantal opneemmechanismen bekend die worden toegepast bij vuilnisauto’s. Deze mechanismen maken gebruik van een aantal verbindingsarmen. Het opneemgestel is verbonden met een beladingsysteem en kan aangrijpen op een houder. Met deze systemen wordt een hef-kantelbeweging van de container uitgevoerd. Deze conventionele systemen vereisen een relatief complex mechanisme met een behoorlijk groot aantal onderdelen waardoor veelvuldig onderhoud vereist is aan het opneemmechanisme.

De onderhavige vinding heeft als doel te voorzien in een verbeterd opneemgestel voor het ledigen van een houder in een verzamelaar waarmee het ledigen van houders op effectievere wijze kan worden uitgevoerd.

Dit doel wordt bereikt met het opneemgestel volgens de vinding voor een beladingsysteem voor het ledigen van een houder in een verzamelaar, het opneemgestel omvattende: een opneemkam voor het opnemen van een houder voorzien van een eerste en een tweede bevestigingselement; een werkzaam op of aan het eerste bevestigingselement van de opneemkam roteerbaar verbonden eerste verbindingsarm; een werkzaam op of aan het tweede bevestigingselement van de opneemkam verbonden tweede verbindingsarm, waarbij het opneemgestel beweegbaar is vanuit een opneempositie, waarin de houder op een ondergrond is geplaatst, naar een geheven positie, en waarbij ten minste één van de verbindingsarmen in lengte varieerbaar is vanuit ten minste de geheven positie voor het realiseren van een kantelbeweging vanuit de geheven positie van de houder voor het ledigen daarvan in de verzamelaar.

De opneemkam van het opneemgestel grijpt voor het ledigen van een houder aan op deze houder, bij voorkeur direct onder de rand van een dergelijke houder zodanig dat deze met de kam opgetild kan worden. De opneemkam is volgens de vinding voorzien van een eerste en tweede bevestigingselement waaraan ten minste een eerste en een tweede verbindingsarm van het opneemgestel werkzaam zijn verbonden. De bevestigingselementen aan de opneemkam betreffen bij voorkeur rotatie-assen, of anderszins pennen, pinnen, haken of andere elementen waarmee een afzonderlijke verbindingsarm roteerbaar verbonden kan worden met de opneemkam. De verbindingsarmen verbinden de opneemkam met een vast punt, bijvoorbeeld een gestel van een beladingsysteem van een vuilnisauto.

Het opneemgestel is met behulp van bijvoorbeeld een elektrische, hydraulische, pneumatische of gecombineerde aandrijving beweegbaar voorzien vanuit een opneempositie. In een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm wordt de aandrijving verschaft door een hydraulische cilinder die het opneemgestel de betreffende (hefjbeweging laat ondergaan.

In de opneempositie is een houder gepositioneerd ten opzichte van het opneemgestel, of is alternatief het opneemgestel gepositioneerd ten opzichte van de houder, waarbij de houder op een ondergrond rust en opgepakt kan worden met behulp van de opneemkam. Het opneemgestel brengt de houder vanaf de ondergrond naar een geheven positie. In geval van toepassing bij een vuilnisauto bevindt de gegeven positie zich ter hoogte van de zogeheten vuilplaat of onderrand van de inwerpopening van de verzamelaar, of juist daarboven.

Door volgens de vinding de lengte van ten minste één van de verbindingsarmen van het opneemgestel te variëren kan de hefbeweging vanaf de opneempositie naar de geheven positie worden gevolgd, of worden gecombineerd, door een kantelbeweging van de houder. De betreffende verbindingsarm wordt hierbij bij voorkeur in lengte gevarieerd ten opzichte van de lengte in de geheven positie.

In een momenteel geprefereerde voorkeursuitvoeringsvorm wordt de houder door het opneemgestel volgens de vinding gebracht van de opneempositie naar de geheven positie bij een constante lengte van de verschillende verbindingsarmen. Vanuit deze geheven positie wordt de lengte van ten minste één van de verbindingsarmen gevarieerd zodanig dat een kantelbeweging voor de houder wordt uitgevoerd en deze wordt geledigd in de verzamelaar. Hierbij zijn de hefbeweging en kantelbeweging van de houder ontkoppeld. In deze uitvoeringsvorm wordt de ontkoppeling van de beide bewegingen gerealiseerd met een relatief eenvoudig opneemgestel met ten minste één in lengte varieerbare verbindingsarm.

Door het opneemgestel uit te voeren met ten minste twee verbindingsarmen, waarbij ten minste één van deze verbindingsarmen in lengte variabel is, kan op effectieve wijze zowel een hefbeweging als een kantelbeweging worden gerealiseerd. Dit kan volgens de vinding worden gerealiseerd met behulp van een relatief eenvoudig mechanisme voor het opneemgestel. Dit reduceert de vervaardigingskosten van een dergelijk opneemgestel alsmede de met een dergelijk gestel gepaard gaande onderhoudskosten. Dit verschaft een effectief opneemgestel dat bijvoorbeeld gebruikt kan worden in combinatie met een beladingsysteem van een vuilnisauto.

Een bijkomend voordeel van het effectief opneemgestel volgens de vinding is dat het totaalgewicht hiermee kan worden verlaagd in vergelijking met conventionele systemen. Dit vergroot de mogelijke ladingscapaciteit van de verzamelaar, bijvoorbeeld de vuilnisauto, bij verder gelijkblijvende condities.

Voorts kan door de momenteel geprefereerde ontkoppelde hefbeweging en kantelbeweging een correcte aangrijping van een volledige houder worden gerealiseerd met het opneemgestel volgens de vinding over een betrekkelijk groot bereik. Hiermee is het mogelijk om op effectieve wijze een variatie in houders te verwerken met hetzelfde opneemgestel. Voorts kan het opneemgestel volgens de vinding omgaan met diverse dimensionering, in het bijzonder relevante hoogte, van verschillende type vuilnisauto’s. Dit vergroot de flexibele toepassing van een dergelijk gestel.

In een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de in lengte varieerbare verbindingsarm een cilinder.

Door het voorzien van een verbindingsarm omvattende een cilinder, in het bijzonder een hydraulische cilinder, kan de verbindingsarm eenvoudig in lengte worden gevarieerd door het uitschuiven en intrekken van de cilinder. Door gebruik te maken van een hydraulische cilinder kan op eenvoudige wijze worden omgegaan met de optredende krachten die op deze arm voorkomen.

In een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm blijft de lengte van de in lengte varieerbare verbindingsarm tijdens de hefbeweging tussen de oppakpositie en de geheven positie constant. Hiermee wordt een in hoofdzaak constante hoek van de opneemkam verschaft gedurende de hefbeweging. Voor het realiseren van de kantelbeweging wordt ten minste één van de verbindingsarmen in lengte gevarieerd. Bij voorkeur wordt hierbij de in gebruik onderste verbindingsarm uitgeschoven tijdens de kanteling en ingetrokken voor het terugkantelen van de geledigde houder. In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt een bovenste verbindingsarm ingetrokken voor het realiseren van een kantelbeweging en uitgeschoven voor het terugkantelen van een geledigde houder. Het zal duidelijk zijn dat ook een combinatie van deze beweging tot de mogelijkheden behoort. Overigens wordt opgemerkt dat de verbindingsarmen bij voorkeur boven elkaar worden verschaft hoewel ook andere configuraties mogelijk zijn zoals geheel of gedeeltelijk naast elkaar gepositioneerde verbindingsarmen.

In een momenteel geprefereerde voorkeursuitvoeringsvorm vormen de eerste en tweede verbindingsarm samen met de opneemkam en het gestel van het beladingsysteem een parallellogramconfiguratie. Hiermee kan op effectieve wijze het opneemgestel worden gevormd met de gewenste functies. Bij voorkeur zijn hierbij de eerste uiteinden van de verbindingsarmen verbonden met de corresponderende bevestigingselementen van de opneemkam en zijn de tegenover gelegen uiteinden werkzaam verbonden met het beladingsysteem. Hiermee wordt een effectief opneemgestel verkregen.

In een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm wordt de hefbeweging van het opneemgestel gerealiseerd door een rotatiebeweging van de verbindingsarmen die wordt bewerkstelligd met behulp van een aandrijving met een gelijkblijvende lengte van de armen. De kantelbeweging wordt gerealiseerd door het in lengte variëren van ten minste één van de verbindingsarmen.

In een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige vinding zijn de verbindingsarmen met afzonderlijke rotatie-elementen aan het gestel van het beladingsysteem verbonden. Door de verbindingsarmen roteerbaar aan het beladingsysteem te voorzien, wordt een relatief eenvoudige hefbeweging en/of kantelbeweging van de houder mogelijk gemaakt. Bij voorkeur worden de afzonderlijke verbindingsarmen met afzonderlijke rotatie-elementen verbonden. Dergelijke rotatie-elementen betreffen bijvoorbeeld een rotatie-as, pen, pin, haak of ander element.

Door bij voorkeur de rotatie-elementen van de eerste en tweede verbindingsarmen direct aan het gestel van het beladingsysteem te voorzien, hoeven de verbindingsarmen ter plaatse van deze rotatie-elementen enkel te roteren ten opzichte van het beladingsysteem. Hiermee wordt een effectief en betrekkelijk eenvoudig opneemgestel verschaft met een beperkt aantal onderdelen in vergelijking tot conventionele opneemgestellen. Dit heeft als verder bijkomend voordeel dat het gewicht van het opneemgestel in een rustpositie relatief dicht ligt bij het beladingsysteem zodanig dat de optredende belasting ten gevolge van het opneemgestel beperkt kan blijven. Dit vergroot de beladingscapaciteit van de verzamelaar bijvoorbeeld. In geval van toepassing op een vuil nisauto wordt hiermee een vermindering van de bestuurbaarheid van een dergelijk voertuig tegengegaan en wordt bijvoorbeeld het toepassen van een contragewicht om voldoende stuurdruk te realiseren niet vereist.

In een verdere voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige vinding zijn de eerste en tweede verbindingsarmen van een in hoofdzaak gelijke lengte voorzien tijdens ten minste een deel van de beweging voor het ledigen van een houder..

Door het voorzien van een in hoofdzaak gelijke lengte voor de eerste en tweede verbindingsarmen wordt een beweging van de opneemkam verschaft, in het bijzonder bij voorkeur tijdens de hefbeweging, die een in hoofdzaak gelijke hoek tijdens de hefbeweging realiseert. Deze hoek van de opneemkam varieert vervolgens pas door het uitschuiven dan wel intrekken van de in lengte varieerbare verbindingsarm. Dit vergroot en verbetert de mogelijkheden voor het met het opneemgestel hanteren van houders van diverse afmetingen.

In een verdere voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de opneemkam een eerste fixatie-element en omvat ten minste één van de verbindingsarmen een corresponderend tweede fixatie-element, zodanig dat de beide fixatie-elementen een verbinding vormen tijdens de beweging van de opneempositie naar de geheven positie.

Door het realiseren van een losmaakbare verbinding met behulp van de eerste en tweede fixatie-elementen wordt een effectieve hefbeweging mogelijk gemaakt met het opneemgestel volgens de vinding. De fixatie-elementen worden tijdens de kantelbeweging ontkoppeld om een dergelijke kantelbeweging mogelijk te maken. De fixatie-elementen betreffen bijvoorbeeld een pin, staaf, as, pen of ander element dat samenwerkt met een gat, opening, kom of ander element. Bijvoorbeeld wordt de opneemkam voorzien van een pen en een uiteinde van de in lengte varieerbare verbindingsarm van een haakvormig element. Het zal duidelijk zijn dat andere uitvoeringsvormen ook tot de mogelijkheden behoren.

In een verdere voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de opneemkam een veerelement voor het koppelen en/of ontkoppelen van de beide fixatie-elementen. Door het voorzien van een veerelement wordt bewerkstelligd dat op betrekkelijk eenvoudige wijze de hefbeweging kan worden omgezet in een kantelbeweging door de lengte van de in lengte varieerbare verbindingsarm aan te passen. Bijvoorbeeld wordt hierbij de pen van de opneemkam tegen de veerwerking van het veerelement gedrukt uit de haak werkzaam verbonden met de verbindingsarm. Hierdoor kan op effectieve wijze met een betrekkelijk eenvoudige constructie een robuust opneemgestel volgens de vinding worden verschaft. Een verder bijkomend voordeel van het voorzien van een veerelement is dat hiermee schade aan de fixatie-elementen voorkomen kan worden als deze door een vreemd voorwerp, bijvoorbeeld vuil, geblokkeerd worden.

De vinding heeft voorts betrekking op een ladingssysteem en/of vuilnisauto voorzien van een dergelijk opneemgestel of beladingsysteem.

Een dergelijk beladingsysteem en/of vuilnisauto bieden gelijke effecten en voordelen als genoemd voor het opneemgestel.

De vinding heeft verder tevens betrekking op een werkwijze voor het oppakken van een houder, omvattende: - het voorzien van een opneemgestel en/of beladingsysteem voorzien daarvan, zoals hiervoor beschreven; - het oppakken van de houder; - het in een verzamelaar ledigen van de houder; en - het neerzetten van de houder.

Een dergelijke werkwijze biedt gelijke effecten en voordelen als genoemd voor het opneemgestel, beladingsysteem en/of vuilnisauto voorzien daarvan.

Bij voorkeur omvat het oppakken van de houder het aangrijpen van de houder met behulp van de opneemkam en het vervolgens realiseren van een hefbeweging waarmee de houder wordt gebracht van de opneempositie naar de geheven positie. Bij voorkeur wordt vervolgens voor het ledigen een kantelbeweging gerealiseerd door ten minste één van de verbindingsarmen in lengte te variëren. Bij voorkeur blijft hierbij ten minste één van de andere verbindingsarmen in hoofdzaak in dezelfde positie. Hiermee wordt een effectieve beweging gerealiseerd waarbij de container nauwelijks achterwaarts beweegt gezien vanuit de verzamelaar zodanig dat een gebruiker of bedienend persoon de container of andere houder op de gewenste opneempositie kan plaatsen en vervolgens op deze positie kan blijven staan. Tijdens de beweging van het opneemgestel volgens de vinding zal het mechanisme van het opneemgestel niet buiten het werkgebied van de houder komen zoals veelal wel het geval is bij conventionele mechanismen. Dit vergroot de veiligheid bij het ledigen van houders.

Voorts is door het instellen van de mate van verlenging of inkorting van ten minste één van de verbindingsarmen een variabele kantelhoek mogelijk. Hiermee kan deze hoek worden afgestemd op de specifieke afmetingen van de houder en/of verzamelaar. Dit vergroot de totale flexibiliteit van het opneemgestel volgens de vinding. Een dergelijke instelling kan handmatig dan wel automatisch met behulp van een besturingssysteem worden gerealiseerd.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de uitvinding worden toegelicht aan de hand van voorkeursuitvoeringsvormen daarvan, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekeningen, waarin tonen: - figuur 1 een aanzicht van een vuilnisauto met opneemgestel volgens de vinding; - figuur 2 een aanzicht van het opneemgestel uit figuur 1; - figuren 3 A-I schematische aanzichten van de beweging van de houder met behulp van het opneemgestel uit figuur 2; - figuren 4A-F zijaanzichten van het opneemgestel uit figuur 2 tijdens de beweging schematisch weergegeven in figuur 3; en - figuur 5 een aanzicht van een alternatief opneemgestel volgens de vinding.

Een vuilnisauto 2 (figuur 1) is voorzien van een beladingsysteem 4 met opneemgestel 6.

Vuilnisauto 2 is voorts voorzien van een verzamelaar 8 waarin bijvoorbeeld afval gedeponeerd kan worden. In de getoonde uitvoeringsvorm van beladingsysteem 4 zijn er een tweetal laadstoelen 10 voorzien waarmee een container geledigd kan worden. Beide laadstoelen 10 kunnen in combinatie werken om bijvoorbeeld een grote container, zoals een 4-wiel container, te ledigen of individueel worden aangestuurd. Optioneel of als alternatief zijn laadstoelen 10 voorzien van opnamearmen voor het ledigen van bijvoorbeeld zogeheten 4-wiel containers met opnamepunten aan de zijkanten van de container. Opneemgestel 6 is zodanig uitgevoerd dat de inhoud van een container wordt geledigd in opening 12 boven vuilplaat 14. De aansturing vindt plaats vanuit besturing 15.

Opneemgestel 6 (figuur 2) wordt bewogen met behulp van aandrijfcilinder 16 die met eerste uiteinde 18 vast is verbonden met beladingsysteem 4 en met tweede uiteinde 20 is verbonden met opneemgestel 6. Door beweging van cilinder 16 zal opneemgestel 6 roteren rond as 22 van onderste verbindingsarm 24 en as 26 van bovenste verbindingsarm 28, in de getoonde uitvoeringsvorm omvattende bovenste hoofdarm 28a en bovenste hulparm 28b. Het zal duidelijk zijn dat ook een enkele arm 28 mogelijk is volgens de vinding, evenals verdere hulparmen. Assen 22, 26 zijn verbonden met beladingsysteem 4 en opneemgestel 6 roteert derhalve om deze assen 22, 26. Het andere uiteinde van onderste verbindingsarm 24 is verbonden, direct of indirect, met as 54 op laadstoel 10. Verbindingsarm 28 is verbonden met as 32 van laadstoel 10. Voorts is een rubber kussen 34 voorzien waarop tijdens de kantelbeweging een container rust. Opneemkam 36 grijpt in gebruik aan op een rand van de container. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt de rand van de container geklemd met behulp van opneemkam 36 en klemplaat of sluitflap 38.

In de getoonde uitvoeringsvorm zijn verbindingsarmen 24, 28 gedeeltelijk naast elkaar gepositioneerd. Het zal duidelijk zijn dat ook een positionering boven elkaar en/of een dubbele uitvoering van één of meer van deze verbindingsarmen 24, 28 tot de mogelijkheden behoort. Dit heeft echter in gebruik een grotere rotatie van de hoek waarmee opneemkam 36 aangrijpt op de container tot gevolg tijdens de hefbeweging. Klemplaat of sluitplaat 38 wordt in de getoonde uitvoeringsvorm met behulp van een torsieveer element 40 dichtgedrukt.

Een container 42 (figuren 3 A-I) wordt met behulp van opneemgestel 6 vanaf ondergrond 44 opgetild door opneemkam 36 aan te laten grijpen op containerrand 46. Bovenste en onderste verbindingsarmen 24, 28 maken vervolgens een rotatiebeweging rond respectievelijke assen 22, 26 waardoor container 42 van ondergrond 44 wordt getild. Via tussenposities (figuur 3B-3E) wordt container 42 gebracht naar geheven positie 42 (figuur 3F). Tijdens deze hefbeweging blijft opneemkam 36 in hoofdzaak in dezelfde oriëntatie, dat wil zeggen met dezelfde hoek ten opzichte van ondergrond 44. Hierdoor is het mogelijk een grote variatie aan afmetingen voor containers 42 te verwerken.

Vanuit de geheven positie (figuur 3F) wordt in de getoonde uitvoeringsvorm onderste verbindingsarm 24 verlengd waardoor container 42 een kantelbeweging ondergaat (figuren 3G-3I). In de getoonde uitvoeringsvorm blijft tijdens de kantelbeweging de positie van bovenste verbindingsarm 28 in hoofdzaak constant. Na het bereiken van de ledigingpositie (figuur 31) zal een omgekeerde beweging optreden, waarbij in de getoonde uitvoeringsvorm onderste verbindingsarm 24 weer wordt ingekort en via een omgekeerde kantelbeweging en omgekeerde hefbeweging zal container 42 weer op ondergrond 44 worden gepositioneerd.

Het zal duidelijk zijn dat als alternatief voor het verlengen van onderste verbindingsarm 24 ook bovenste verbindingsarm 28 verkort kan worden. Dit heeft in de getoonde uitvoeringsvorm als gevolg dat de opening van container 42 in hoogte zal variëren tijdens de kantelbeweging. Hierdoor is een enigszins hoge hefhoogte vereist voor het ledigen van container 42 in verzamelaar 8. Ook behoort een gecombineerde lengteverandering van armen 24, 28 tot de mogelijkheden.

Het werkgebied voor beladingsysteem 4 wordt gedefinieerd door de beweging van het meest uitstekende element tijdens het ledigen van een container 42. In de getoonde uitvoeringsvorm van het opneemgestel 6 volgens de vinding wordt de achterzijde van het ledigingproces gedefinieerd door een container 42 en niet, zoals bij conventionele systemen, door uitstekende delen van opneemgestel 6. Hiermee wordt het benodigde werkgebied verkleind en de veiligheid voor de gebruiker vergroot. Bijkomend wordt het zwaartepunt in gebruik meer in voorwaartse richting van vuilnisauto 2 gebracht in vergelijking met conventionele systemen.

Het opneemgestel 6 (figuur 4A-F) maakt in de getoonde uitvoeringsvorm een hefbeweging vanuit de opneempositie (figuur 4A) naar de geheven positie (figuur 4C). Vervolgens wordt het uitschuifbare deel 48 van de als cilinder uitgevoerde onderste verbindingsarm 24 uitgeschoven. Het uiteinde van cilinderdeel 48 is direct of indirect verbonden met as 54 die daardoor zal roteren of kantelen rondom rotatie-as 32 tot in de ledigingpositie (figuur 4F).

In de getoonde uitvoeringsvorm is onderste verbindingsarm 24 voorzien van haakelement 50 met haak 52. As 30 wordt gehouden in een vaste positie in haak 52 tijdens de hefbeweging (figuur 4A-C). Na het bereiken van de geheven positie wordt door het uitschuiven van de onderste verbindingsarm 24 as 30 uit haak 52 van haakvormig element 50 gedwongen door veerelement 56 (figuur 4D). Na het verder verlengen van onderste verbindingsarm 24 zal as 30 worden ontkoppeld van haakvormig element 50 en zal laadstoel 10 verder roteren rond as 32 tot een ledigingpositie (figuur 4F). In de getoonde uitvoeringsvorm wordt de beweging van as 30 ten opzichte van haakvormig element 50 gecombineerd met het sluiten van klemplaat of sluitflap 38 voor stevige aangrijping op container 42 tijdens de kantelbeweging. Hiertoe is klemplaat 38 net als as 30 roteerbaar voorzien rond as 32. Tijdens de kantelbeweging blijft bovenste verbindingsarm 28 in een in hoofdzaak constante positie.

Tijdens het neerzetten van een geledigde container zal het uitschuifbare deel 48 van de als cilinder uitgevoerde onderste verbindingsarm 24 in de getoonde uitvoeringsvorm worden ingetrokken en wordt een omgekeerde kantelbeweging en omgekeerde hefbeweging uitgevoerd. Hierbij komt as 30 in haakvormig element 50, ofwel vanger 50, en zal as 30 door de inkorting van onderste verbindingsarm 24 tegen de veerwerking in worden gedwongen naar haak 52.

Voor het ledigen van container 42 zal een gebruiker container 42 positioneren ten opzichte van beladingsysteem 4. Opneemgestel 6 wordt vervolgens geactiveerd, handmatig of automatisch, en zal met kam 36 aangrijpen op de rand 46 van container 42 om deze te heffen vanaf ondergrond 44. Nadat de hefbeweging is voltooid en container 42 is gebracht vanaf de opneempositie naar de geheven positie zal ten minste één van de verbindingsarmen 24, 28 in lengte worden gevarieerd om een kantelbeweging te realiseren en container 42 te brengen naar de ledigingpositie. Voor het neerzetten van de geledigde container 42 worden de kantelbeweging en hefbeweging omgekeerd uitgevoerd. Indien beladingsysteem 4 is uitgevoerd met een tweetal laadstoelen 10 kunnen deze synchroon of onafhankelijk functioneren. Verbindingsarmen 24, 28 zijn in de getoonde uitvoeringsvorm uitgevoerd met een gelijke lengte a, tijdens de hefbeweging. Assen 30, 32 van laadstoel 10 bevinden zich op onderlinge afstand b. Door het uitschuiven van onderste verbindingsarm 24 zal de lengte van de onderste verbindingsarm 24 toenemen tot een maximale lengte c (figuur 4F). Het aangrijpingspunt of uiteinde van het verlengbare deel 48 van onderste verbindingsarm 24 grijpt aan op aangrijpingspunt of verbindingselement 50. As 30 en element 54 bevinden zich tijdens de hefbeweging in hoofdzaak op dezelfde positie. Tijdens de kantelbeweging zullen deze een andere positie innemen en niet langer in lijn liggen. In de getoonde uitvoeringsvorm roteert laadstoel 10 rond rotatie-as 32 evenals de arm waaraan as 30 en klemplaat of sluitflap 38 zijn aangebracht. Hiermee wordt een beperkt aantal onderdelen de vereiste functies uitgevoerd zodanig dat een effectief opneemgestel 6 wordt verkregen.

Alternatief opneemgestel 58 (figuur 5) heeft een tweetal samenwerkiende laadstoelen 60 met opnamearmen 62 voor het oppakken van bijvoorbeeld een 4-wielcontainer 64.

De onderhavige uitvinding is geenszins beperkt tot de bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. De gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.

Claims (15)

1. Opneemgestel voor een beladingsysteem voor het ledigen van een houder in een verzamelaar, omvattende: een opneemkam voor het opnemen van een houder voorzien van een eerste en een tweede bevestigingselement; een werkzaam op of aan het eerste bevestigingselement van de opneemkam roteerbaar verbonden eerste verbindingsarm; een werkzaam op of aan het tweede bevestigingselement van de opneemkam verbonden tweede verbindingsarm, waarbij het opneemgestel beweegbaar is vanuit een opneempositie, waarin de houder op een ondergrond is geplaatst, naar een geheven positie, en waarbij ten minste één van de verbindingsarmen in lengte varieerbaar is vanuit ten minste de geheven positie voor het realiseren van een kantelbeweging vanuit de geheven positie van de houder voor het ledigen daarvan in de verzamelaar.

2. Opneemgestel volgens conclusie 1, waarbij de in lengte varieerbare verbindingsarm een cilinder omvat.

3. Opneemgestel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de in lengte varieerbare verbindingsarm in gebruik een onderste verbindingsarm is.

4. Opneemgestel volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de eerste en tweede verbindingsarmen samen met de opneemkam en een gestel van het beladingsysteem een parallellogramconfiguratie vormen.

5. Opneemgestel volgens conclusie 4, waarbij de verbindingsarm met afzonderlijke rotatie -elementen aan het gestel van het beladingsysteem zijn verbonden.

6. Opneemgestel volgens conclusie 5, waarbij de rotatie-elementen van de eerste en tweede verbindingsarm direct aan het gestel van het beladingsysteem zijn voorzien zodanig dat de verbindingsarmen ter plaatste van deze rotatie-elementen enkel roteren ten opzichte van het beladingsysteem.

7. Opneemgestel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste en tweede verbindingsarmen van een in hoofdzaak gelijke lengte zijn voorzien tijdens ten minste een deel van de beweging voor het ledigen van de houder.

8. Opneemgestel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de opneemkam een eerste fixatie-element omvat, en één van de verbindingsarmen een corresponderend tweede fixatie-element omvat, zodanig dat de beide fixatie-elementen een verbinding vormen tijdens de beweging van de opneempositie naar de geheven positie.

9. Opneemgestel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de opneemkam een veerelement omvat voor het koppelen en/of ontkoppelen van de beide fixatie -elementen.

10. Beladingsysteem voorzien van een opneemgestel volgens één of meer van de voorgaande conclusies.

11. Voertuig voorzien van een beladingsysteem en/of opneemgestel volgens één of meer van de voorgaande conclusies.

12. Werkwijze voor het oppakken van een houder, omvattende: het voorzien van een opneemgestel en/of beladingsysteem voorzien daarvan volgens één of meer van de voorgaande conclusies: het oppakken van de houder; het in een verzamelaar ledigen van de houder; en het neerzetten van de houder.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij het oppakken van de houder het vanaf een ondergrond opnemen van de houder en het vervolgens brengen van de houder naar de geheven positie omvat.

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, waarbij het ledigen van de houder het in lengte variëren van ten minste één van de verbindingsarmen omvat.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij tijdens het in lengte variëren van de ten minste ene verbindingsarm ten minste één andere verbindingsarm in hoofdzaak in dezelfde positie blijft.