NL2011959C2 - Voertuig en werkwijze voor het rijden met een dergelijk voertuig. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Voertuig en werkwijze voor het rijden met een dergelijk voertuig. Beschrijving

De onderhavige uitvinding heeft volgens een eerste aspect betrekking op een voertuig voor het transport en het verspreiden van lading in de vorm van een stroombaar goed zoals vloeibare mest, omvattende een chassis met een zich in de rijrichting van het voertuig uitstrekkende langsrichting, een door het chassis gedragen laadruimte ingericht voor het houden van de lading, welke laadruimte een afvoerinrichting heeft voor het in bedrijf tijdens het rijden uit de laadruimte kunnen afvoeren van het stroombaar goed, ten minste twee, aan tegenovergelegen langszijden van het voertuig voorziene, buitenwielen die via ten minste één respectievelijke hoofdwielas met het chassis zijn verbonden, met welke buitenwielen het voertuig bij toepassing op een ondergrond afsteunt, en ten minste één centraal wiel dat zich althans ongeveer midden tussen de twee buitenwielen bevindt, dat via een tweede, bij voorkeur geveerde, ophanging voorzien van een centrale wielas, in hoogterichting beweegbaar, met het chassis is verbonden. NL 1033392 C1 beschrijft een aan een tractor bevestigde aanhangwagen die wordt ondersteund door drie wielen waarvan de buitenste wielen niet in hoogte beweegbaar aan het chassis of de carrosserie zijn bevestigd en waarvan het middelste wiel in hoogte gezien wel beweegbaar is bevestigd of opgehangen en zich in de hartlijn van de buitenste wielen bevindt. Het middelste wiel kan worden versteld.

Een van de nadelen van de aanhanger uit NL 1033392 is dat de effectiviteit van het centrale wiel tijdens het rijden voor verbetering vatbaar is.

De onderhavige uitvinding beoogt daarom een voertuig volgens de inleiding te verschaffen, met een centraal wiel dat tijdens gebruik van het voertuig in hogere mate effectief kan worden ingezet, met name ten behoeve van het aan wisselende omstandigheden aanpassen van de werkzaamheid van het centrale wiel.

Het genoemde doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt, doordat het voertuig een ladingbepalingsinrichting omvat voor het bepalen van een momentane hoeveelheid van de lading in de laadruimte, waarbij het voertuig is ingericht voor het in bedrijf, in afhankelijkheid van de bepaalde momentane hoeveelheid van de lading, geautomatiseerd wijzigen van een kracht waarmee de centrale wielas ten opzichte van het chassis naar de ondergrond wordt gedrukt voor het wijzigen van de door het centrale wiel op de ondergrond uitgeoefende wieldruk.

De inrichting is daarbij bij voorkeur zonder tussenkomst van een menselijke bediener werkzaam. In een uitvoeringsvorm heeft de inrichting tevens een besturingselement voor handmatige bediening van de inrichting, in het bijzonder ten behoeve van het naar een ruststand opwaarts doen bewegen van het centrale wiel, in welke ruststand het centrale wiel vrij is van de ondergrond.

Doordat de ladingbepalingsinrichting gedurende het rijden van het voertuig telkens, bijvoorbeeld continu of met regelmatige tussenpozen, een momentane hoeveelheid van de lading bepaalt, hetgeen een maat is voor het momentaan gewicht van de lading, en doordat het voertuig op grond hiervan automatisch de genoemde kracht wijzigt, kan het centrale wiel aanzienlijk effectiever worden ingezet aangezien de wieldruk afhankelijk is gemaakt van de in de laadruimte van het voertuig aanwezige hoeveelheid lading. Aldus is het genoemde doel van de onderhavige uitvinding bereikt. Hierbij is het voertuig ingericht voor het in bedrijf, in afhankelijkheid van de bepaalde momentane hoeveelheid van de lading, geautomatiseerd verlagen van de genoemde kracht indien de hoeveelheid lading, bepaald door de ladingbepalingsinrichting, afneemt, en voor het geautomatiseerd verhogen van de genoemde kracht indien de momentane hoeveelheid lading, bepaald door de ladingbepalingsinrichting, toeneemt. Een afnemende hoeveelheid is tijdens het rijden aan de orde indien gedoseerd lading wordt afgevoerd zoals bijvoorbeeld tijdens het over landbouwgrond verspreiden van lading in de vorm van mest. Een toenemende hoeveelheid kan aan de orde zijn bij het met lading vullen van de laadruimte.

In het bijzonder is het voertuig ingericht voor het in bedrijf, in afhankelijkheid van de door de ladingbepalingsinrichting bepaalde hoeveelheid lading, zodanig wijzigen van de genoemde kracht, dat in bedrijf van het voertuig een met deze kracht samenhangende wieldruk van het centrale wiel althans ongeveer gelijk is aan de wieldruk van een buitenwiel, of althans aan een gemiddelde wieldruk van de buitenwielen.

De hoeveelheid van lading in de laadruimte kan met de ladingbepalingsinrichting worden bepaald bijvoorbeeld door het meten van een hoogte van lading in de laadruimte, waaruit, in afhankelijkheid van de geometrie van de laadruimte, de hoeveelheid lading in de laadruimte kan worden bepaald, en waaruit indien gewenst, in afhankelijkheid van het soort lading, een gewicht van de lading kan worden bepaald. Ook kan de ladingbepalingsinrichting bijvoorbeeld zijn ingericht voor het bepalen van een gewicht van lading in de laadruimte, bijvoorbeeld door het bepalen van het gewicht van de laadruimte inclusief lading, en in afhankelijkheid van ledig gewicht van de laadruimte in combinatie met het soort lading.

De ten minste ene hoofdwielas maakt bij voorkeur deel uit van een eerste ophanging. Bij voorkeur maakt de centrale wielas deel uit van een tweede ophanging die tevens een drukinrichting omvat die werkzaam is tussen de centrale wielas en het chassis, en die is ingericht voor het wijzigen van de kracht waarmee de centrale wielas ten opzichte van het chassis naar de ondergrond wordt gedrukt. De drukinrichting kan tevens zijn ingericht voor het verschaffen van een veerwerking om zodoende een geveerde wielophanging van het centrale wiel te realiseren.

Het is hierbij uitermate gunstig indien de drukinrichting een lengte-wijzigbaar element zoals een hydraulische of pneumatische cilinder omvat, waarbij de drukinrichting is ingericht voor het wijzigen van een druk zoals een hydraulische of pneumatische druk, in de cilinder, ten behoeve van het wijzigen van de genoemde kracht. Op dergelijke wijze kan tijdens het rijden zeer eenvoudig en snel de kracht worden aangepast aan de actuele momentane hoeveelheid van de lading. Bij voorkeur betreft de hydraulische of pneumatische cilinder een dubbelwerkende hydraulische of pneumatische cilinder. Hierdoor kan zowel een naar de ondergrond gerichte kracht worden opgewekt, en een opwaarts gerichte kracht, zoals voor het opwaarts naar de genoemde ruststand doen bewegen van het centrale wiel.

Het is verder gunstig indien het voertuig een mechanisch verbindingselement omvat dat werkzaam is tussen de ladingbepalingsinrichting en de drukinrichting, waarbij de ladingbepalingsinrichting is ingericht om het verbindingselement te verplaatsen in afhankelijkheid van de bepaalde hoeveelheid, waarbij de drukinrichting is ingericht voor het onder invloed van verplaatsing van het verbindingselement wijzigen, bij voorkeur althans in hoofdzaak proportioneel, van de genoemde kracht. De drukinrichting kan hierbij zijn voorzien van een drukregelventiel waarvan een drukinstelelement met het verbindingselement is verbonden. Bij voorkeur is de genoemde verplaatsing een zwenkbeweging.

Het voertuig kan een besturingsinrichting die werkzaam met de ladingbepalingsinrichting en met de drukinrichting is verbonden omvatten, waarbij de ladingbepalingsinrichting is ingericht om een elektrisch signaal uit te geven in afhankelijkheid van de momentane hoeveelheid lading, waarbij de dru kin richting is ingericht om door de besturingsinrichting te worden gestuurd op basis van een elektrisch ingangssignaal dat een maat is voor een hoogte van de genoemde kracht waarbij de centrale wielas neerwaarts in de richting van de ondergrond wordt gedwongen, en waarbij de besturingsinrichting is ingericht om het door de ladingbepalingsinrichting uitgegeven signaal te verwerken naar het ingangssignaal voor de dru kin richting, bij voorkeur op zodanige wijze dat het ingangssignaal in hoofdzaak proportioneel afhankelijk is van de bepaalde momentane hoeveelheid lading. De ladingbepalingsinrichting kan hierbij zijn voorzien van een rotatiesensor voor het registreren van hoekverdraaiing van een zwenkas die roteert onder invloed van het ten opzichte van de zwenkas zwenken van de vlotter, welke rotatiesensor het door de ladingbepalingsinrichting uit te geven signaal aan de besturingsinrichting verschaft. De dru kin richting heeft een drukregelventiel voor het instellen van een druk in de boven genoemde hydraulische cilinder. Het drukregelventiel is ingericht om de druk in te stellen in afhankelijkheid van het door de besturingsrinrichting verschafte ingangssignaal.

Een bovengenoemd mechanisch verbindingselement kan overigens worden gecombineerd met boven omschreven elektronische verbinding tussen de ladingbepalingsinrichting en de drukinrichting onder gebruikmaking van de boven genoemde besturingsinrichting. In een dergelijk geval is het mogelijk om bij werking van de besturingsinrichting een zeer fijne instelling te realiseren, en bij afwezigheid (bijvoorbeeld uitval) van de besturingsinrichting een grovere instelbaarheid van de centrale as te bewerkstelligen.

In een gunstige voorkeursuitvoeringsvorm is de laadruimte een voor het opnemen van de lading in de vorm van een stroombaar goed geschikte tank. De uitvinding komt bij een dergelijke laadruimte goed tot haar recht, omdat een vloeistof of een zich als een vloeistof gedragende lading zich op voorspelbare wijze over de laadruimte zal verdelen. Aldus volstaat in beginsel één hoeveelheidsbepalings-element van de ladingbepalingsinrichting.

De ladingbepalingsinrichting omvat bij voorkeur een niveausensor voor het in bedrijf bepalen van het vrij oppervlakniveau van de in de laadruimte opgenomen lading. De niveausensor omvat bij grote voorkeur een vlotter. Op een dergelijke wijze kan eenvoudig en betrouwbaar de hoeveelheid van de lading worden bepaald uit een bepaling van de vulhoogte van de lading in de laadruimte. Indien een om een zwenkas zwenkbare vlotter is verschaft, kan daarmee op eenvoudige wijze een zwenkverplaatsing van het boven genoemde mechanisch verbindingselement worden bereikt. Bij voorkeur strekt hierbij de zwenkas zich door een wand van de laadruimte, in het bijzonder van de tank, uit, en is de vlotter verbonden met een in de tank gelegen deel van de zwenkas en is het mechanisch verbindingselement verbonden met het buiten de tank gelegen deel van de zwenkas. Het mechanisch verbindingselement is bij voorkeur een verbindingsstang. Bij voorkeur omvat de verbindingsstang twee onderling verbonden verbindingsstangdelen zodat door het wijzigen van de locatie van de verbinding een verplaatsing van een tweede deel ten opzichte van een eerste, met de ladingbepalingsinrichting verbonden deel kan worden gevarieerd. Bij voorkeur strekken de twee delen zich onder een hoek, bij voorkeur een althans ongeveer haakse hoek, met elkaar uit. Alternatief of in combinatie kan de zwenkas zijn voorzien van een elektrische opnemer zoals een rotatie-opnemer, voor het uitgeven van een elektrisch signaal in afhankelijkheid van de hoekstand van de vlotter, ofwel daarmee van de bepaalde momentane hoeveelheid lading in de laadruimte.

Wanneer bijvoorbeeld mest over landbouwgrond wordt uitgereden zal de hoeveelheid van de lading in de laadruimte tijdens het uitrijden van de mest afnemen, waardoor tijdens het rijden een behoefte aanwezig is om de wieldruk van het centrale wiel te wijzigen. Het moge duidelijk zijn, dat een vlotter, zoals hierboven beschreven, uitstekend geschikt is voor het momentaan bepalen van een ladingniveau, en daarmee de hoeveelheid van in een tank aanwezige vloeibare mest. Mede omdat uit te rijden mest zich gewoonlijk in een vloeibare toestand bevindt of zich althans als een vloeistof gedraagt.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens onderhavige uitvinding omvat de ladingbepalingsinrichting een weeginrichting die is ingericht teneinde het momentaan gewicht van het voertuig of althans ten minste een momentaan gewicht van een in de laadruimte opgenomen lading te bepalen. Het gewicht van het voertuig zelf is min of meer constant. Variatie in gewicht van het voertuig wordt in grote mate bepaald door het gewicht van een in de laadruimte van het voertuig opgenomen lading. Door het meten van het gewicht, ofwel van het voertuig, ofwel van de lading, kan een genoemde kracht worden bepaald en daarmee de druk waarmee het voertuig, of althans het centrale wiel, op een ondergrond dient te worden afgesteund.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is het voertuig voorzien van ten minste één druksensor, die is ingericht om de druk van ten minste één van de buitenwielen op een ondergrond te meten of althans te bepalen. Door met behulp van de ten minste ene druksensor gemeten waarden door te geven aan de besturingsinrichting kan de genoemde kracht waarmee de centrale wielas naar de ondergrond wordt gedrukt, worden ingesteld. De ten minste ene druksensor kan per buitenwiel een hydraulische of pneumatische cilinder in combinatie met een druksensor voor het registreren van een druk in de cilinder omvatten, welke cilinder werkzaam is tussen het chassis en de respectievelijke hoofdwielas. Een dergelijke cilinder kan tevens fungeren als veerelement voor het verschaffen van een geveerde ophanging.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de ten minste ene hoofdas twee in een richting haaks op de langsas van het voertuig gezien op afstand van elkaar gelegen afzonderlijke hoofdasdelen, die althans ten minste in hoofdzaak ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd. Ofwel, de buitenwielen zijn onafhankelijk opgehangen. Aldus is het mogelijk om tussen de beide hoofdasdelen het centrale wiel te voorzien.

Het heeft daarbij de voorkeur dat het centraal wiel zodanig aan het chassis van het voertuig is opgehangen, dat een denkbeeldige lijn door de twee afzonderlijke hoofdasdelen zich door het centraal wiel uitstrekt. Aldus kunnen de buitenwielen enerzijds en het centraal wiel anderzijds in min of meerdere mate ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd. Daarbij is het voordelig wanneer de centrale as bij een beweging tussen de hoogste stand en de laagste stand een positie passeert, waarin de centrale as althans ten minste in hoofdzaak samenvalt met de denkbeeldige lijn die zich door de hoofdasdelen uitstrekt. Aldus kan de centrale as in een rusttoestand ten opzichte van de hoofdas (delen) zijn uitgelijnd zodat, uiteraard bij corresponderende wiel- en bandhoogte, de druk die het voertuig bij een vlakke ondergrond op de ondergrond uitoefent, per wiel gelijk is. Afhankelijk van de door de ladingbepalingsinrichting bepaalde momentane hoeveelheid lading en eventueel andere factoren kan de wieldruk van het centrale wiel worden gewijzigd waardoor een hoogte van de centrale as afwijkt van de uitgelijnde positie.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens onderhavige uitvinding zijn de buitenwielen haaks ten opzichte van de langsas van het voertuig verplaatsbaar. Dit verschaft de mogelijkheid het spoor van het voertuig te wijzigen.

Hierdoor kan de dwarsstabiliteit van het voertuig worden vergroot, bijvoorbeeld tijdens het rijden op landbouwgrond. Tevens kan het spoor van de buitenwielen aan worden gepast aan het spoor van een trekkend voertuig zoals een tractor. Door het anders instellen van het spoor van het voertuig wordt bodemverdichting beperkt. De dwarse verplaatsing kan zijn verschaft door een in dwarsrichting georiënteerde hydraulische cilinder die een wielophanging van een buitenwiel in dwarsrichting ten opzichte van het chassis kan verplaatsen.

Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het rijden met een voertuig volgens de uitvinding zoals boven omschreven, waarbij tijdens het rijden met het voertuig met de ladingbepalingsinrichting continu of periodiek de momentane hoeveelheid van de lading in de laadruimte wordt bepaald, waarbij in afhankelijkheid van de bepaalde momentane hoeveelheid van de lading geautomatiseerd een kracht wordt gewijzigd waarmee de centrale wielas ten opzichte van het chassis naar de ondergrond wordt gedrukt voor het wijzigen van de door het centrale wiel op de ondergrond uitgeoefende wieldruk. Bij voorkeur is de kracht zodanig dat de wieldruk van het centrale wiel ten minste ongeveer gelijk is aan de wieldruk van een buitenwiel. Bij voorkeur wordt hierbij tijdens het rijden met het voertuig, met de ladingsafvoerinrichting gedoseerd lading uit de laadruimte afgevoerd. De voordelen van een dergelijke werkwijze corresponderen met de voordelen die zijn besproken met betrekking tot het voertuig volgens de uitvinding.

De onderhavige uitvinding zal navolgend worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een aantal voorkeursuitvoeringsvormen van een voertuig volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de navolgende schematische figuren, waarin:

Figuur 1 in zijaanzicht een voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding toont,

Figuur 2a in achteraanzicht het voertuig volgens figuur 1 toont, zonder mestinjecteerinrichting,

Figuur 2b in achteraanzicht het voertuig volgens figuur 2a toont, in een andere bedrijfstoestand,

Figuur 3 in bovenaanzicht een deel van het voertuig volgens figuur 1 toont,

Figuur 4a en 4b in zijaanzicht een deel van het voertuig volgens figuur 1, in twee verschillende bedrijfsstanden, en

Figuur 5 in driedimensionale weergave en deels opengewerkt een deel van het voertuig volgens figuur 1 toont.

Figuur 1 toont een voertuig 1 volgens de uitvinding, meer specifiek een getrokken voertuig voor het over landbouwgrond verspreiden van lading in de vorm van een stroombaar goed zoals vloeibare mest. Het voertuig 1 is voorzien van een cilindervormige tank 4 die een laadruimte van het voertuig 1 vormt. De tank 4 is geschikt voor het houden van een vloeistof of een zich als vloeistof gedragende lading. Het voertuig heeft verder een chassis 2 dat zich in een lengterichting 6 van het voertuig uitstrekt. Aan een voorzijde van het voertuig 1 is een dissel 3 voorzien voor koppeling van het voertuig 1 achter een trekkend voertuig zoals een tractor. Het monteren van een andere laadruimte op het in de figuren 3 en 4a en 4b getoonde chassis 2 is mogelijk voor bijvoorbeeld het opnemen van andersoortige lading. Aan beide zijden via een respectievelijke hoofdwielas 12 de buitenwielen 10 met het chassis 2 verbonden. De ophanging van de buitenwielen 10, ofwel de verbinding tussen de hoofdwielassen 12 en het chassis 2, kan zowel star als geveerd zijn uitgevoerd. Verder zijn de hoofdwielassen 12 van de buitenwielen 10 ten opzichte van elkaar uitgelijnd. De buitenwielen 10 steunen het voertuig 1 bij toepassing af op de ondergrond en kunnen haaks ten opzichte van de lengterichting 6 worden verplaatst om zodoende een grotere spoorbreedte te verkrijgen. Aan de achterzijde van het voertuig is een afvoerinrichting in de vorm van een mestinjecteer-inrichting 9 voorzien voor het uit de tank 4 afvoeren van lading in de vorm van vloeibare mest. Toepassing van een ander soort afvoerinrichting is binnen het kader van de uitvinding eveneens denkbaar.

Het voertuig 1 heeft verder een centraal wiel 16 dat zich midden tussen de buitenwielen 10, ofwel centraal in dwarsrichting, bevindt. Het centrale wiel 16 is middels een centrale wielas 14 en een tweede, centrale ophanging 18 verbonden met het chassis 2. Zie in het bijzonder figuren 4a en 4b. Het centrale wiel 16 wordt doorkruist door een denkbeeldige lijn 24 door de beide hoofdwielassen 12. De centrale ophanging 18 is uitgerust met een dru kin richting in de vorm van een dubbelwerkende hydraulische cilinder 20 die werkzaam is tussen het chassis 2 en de ophanging 18 van de centrale wielas 14, voor het kunnen wijzigen van een kracht waarmee de centrale wielas 14 ten opzichte van het chassis 2 naar de ondergrond wordt gedrukt voor het wijzigen van de door het centrale wiel 16 op de ondergrond uitgeoefende wieldruk. In het door de hydraulische cilinder bepaalde bereik van de hoogte van de centrale wielas 14 bevindt zich een punt waarin de wielassen 14, 12 van respectievelijk het centrale wiel 16 en de buitenwielen 10 zich op één lijn bevinden. De ophanging 18 is zwenkbaar rond een zwenkas 22 met het chassis 2 verbonden. In figuur 4a bevindt cilinder 20 zich in diens ingeschoven stand waarin de centrale wielas 14 op een relatief hoger niveau ligt, waarin het centrale wiel 16 in de ruststand is. In figuur 4b bevindt cilinder 20 zich in een meer uitgeschoven stand waarin de centrale wielas 14 op een lager niveau ligt, waarin het centrale wiel 16 op de ondergrond wordt gedrukt.

Het voertuig 1 is uitgerust met een ladingbepalingsinrichting 30 voor het verschaffen van een indicatie van de momentane hoeveelheid van lading in de tank 4. Zie figuur 5. In figuur 5 is een deels opengewerkte tank 4 getoond met de ladingbepalingsinrichting. Het gewicht van het voertuig 1 in bedrijf varieert bij beladen en lossen van het voertuig 1, waarbij het lossen geleidelijk kan plaatsvinden door het verspreiden van de inhoud van de laadruimte 4 over bijvoorbeeld akkerland. De inrichting 30 is voorzien van een vlotter 32 die via een arm 33 met een zwenkas is verbonden en kan zwenken rond een hartlijn van de zwenkas 34. Zwenkas 34 is op niet nader getoonde wijze roteerbaar rond diens hartlijn verbonden met de tank 4 en steekt ter plaatse van lagering 39 door een kopse wand 17 van de tank 4. Met de vlotter 32 kan een hoogte van het vrij oppervlak van de lading in de vorm van vloeibare mest worden bepaald.

De drukinrichting heeft een drukregelventiel 19 dat op niet nader getoonde wijze via een hydraulische verbinding met cilinder 20 is verbonden. Met drukregelventiel 19 kan de druk in de cilinder 20 worden ingesteld. Drukregelventiel 19 is via een mechanische overbrenging 36 op zodanige wijze met de ladingbepalingsinrichting 30 verbonden, dat een rotatie van de zwenkas 34 resulteert in een translatie van een eerste stangelement 37 van mechanische overbrenging 36. Tevens roteert een aanwijzer 41, voor het visueel aangeven van het niveau van de vlotter 20 binnenin de tank 4. Eerste stangelement 37 is ongeveer haaks met een tweede stangelement 38 van de overbrenging 36 verbonden, welk tweede stangelement 38 met het drukregelventiel 19 is verbonden. Het tweede stangelement 38 zet de translatiebeweging van eerste stangelement 37 om in een zwenkbeweging van een drukinstelbedieningselement van drukregelventiel 19. Op deze wijze wordt door drukregelventiel 19 in combinatie met cilinder 20 de druk van de centrale wielas 14 op de ondergrond verschaft, in afhankelijkheid van de met de vlotter bepaalde maat voor de hoeveelheid lading. Bij een dalend niveau van de vlotter daalt de werkzame druk van drukregelventiel 19 ofwel de druk in cilinder 20.

In een alternatieve uitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding heeft het voertuig een besturingsinrichting die werkzaam met de ladingbepalingsinrichting en met de drukinrichting is verbonden. De ladingbepalingsinrichting heeft een rotatiesensor die met de zwenkas is verbonden en is ingericht om een elektrisch signaal uit te geven in afhankelijkheid van de hoekverdraaiing van de zwenkas, welke afhankelijk is van het niveau van de vlotter. In een uitvoeringsvorm omvat de genoemde lagering 39 tevens de rotatiesensor. De drukinrichting is ingericht om door de besturingsinrichting te worden gestuurd op basis van een elektrisch ingangssignaal dat een maat is voor een hoogte van de genoemde kracht waarmee de centrale wielas neerwaarts wordt gedwongen, en waarbij de besturingsinrichting is ingericht om het door de rotatiesensor uitgegeven signaal te verwerken naar het ingangssignaal voor de drukinrichting, op zodanige wijze dat het ingangssignaal in hoofdzaak proportioneel afhankelijk is van de bepaalde momentane hoeveelheid lading. Hiertoe is de besturingsinrichting verder ingericht voor het zodanig verschaffen van het ingangssignaal aan de drukinrichting, dat de daaruit resulterende wieldruk van het centrale wiel in hoofdzaak gelijk blijft aan de wieldruk van de buitenwielen, bij het in bedrijf uit de tank laten van de lading, zoals in de vorm van mest in vloeibare vorm.

Claims (14)

1. Voertuig voor het transport en het verspreiden van lading in de vorm van een stroombaar goed zoals vloeibare mest, omvattende een chassis met een zich in de rijrichting van het voertuig uitstrekkende langsrichting, een door het chassis gedragen laadruimte ingericht voor het houden van de lading, welke laadruimte een afvoerinrichting heeft voor het in bedrijf tijdens het rijden uit de laadruimte kunnen afvoeren van het stroombaar goed, ten minste twee, aan tegenovergelegen langszijden van het voertuig voorziene, buitenwielen die via ten minste één respectievelijke hoofdwielas met het chassis zijn verbonden, met welke buitenwielen het voertuig bij toepassing op een ondergrond afsteunt, en ten minste één centraal wiel dat zich althans ongeveer midden tussen de twee buitenwielen bevindt, dat via een centrale wielas, in hoogterichting beweegbaar, met het chassis is verbonden, met het kenmerk, dat het voertuig een ladingbepalingsinrichting omvat voor het bepalen van een momentane hoeveelheid van de lading in de laadruimte, waarbij het voertuig is ingericht voor het in bedrijf, in afhankelijkheid van de bepaalde momentane hoeveelheid van de lading, geautomatiseerd wijzigen van een kracht waarmee de centrale wielas ten opzichte van het chassis naar de ondergrond wordt gedrukt voor het wijzigen van de door het centrale wiel op de ondergrond uitgeoefende wieldruk.

2. Voertuig volgens conclusie 1, waarbij de centrale wielas deel uit maakt van een tweede ophanging die tevens een drukinrichting omvat die werkzaam is tussen de centrale wielas en het chassis, en die is ingericht voor het wijzigen van de kracht waarmee de centrale wielas ten opzichte van het chassis naar de ondergrond wordt gedrukt.

3. Voertuig volgens conclusie 2, waarbij de drukinrichting een lengte-wijzigbaar element zoals een hydraulische of pneumatische cilinder omvat, waarbij de drukinrichting is ingericht voor het wijzigen van een druk zoals een hydraulische of pneumatische druk, in de cilinder, ten behoeve van het wijzigen van de genoemde kracht.

4. Voertuig volgens conclusie 2 of 3, waarbij het voertuig een mechanisch verbindingselement omvat dat werkzaam is tussen de ladingbepalingsinrichting en de drukinrichting, waarbij de ladingbepalingsinrichting is ingericht om het verbindingselement te verplaatsen in afhankelijkheid van de bepaalde hoeveelheid, waarbij de drukinrichting is ingericht voor het onder invloed van verplaatsing van het verbindingselement wijzigen, bij voorkeur althans in hoofdzaak proportioneel, van de genoemde kracht.

5. Voertuig volgens conclusie 2, 3 of 4, omvattende een besturingsinrichting die werkzaam met de ladingbepalingsinrichting en met de drukinrichting is verbonden, waarbij de ladingbepalingsinrichting is ingericht om een elektrisch signaal uit te geven in afhankelijkheid van de momentane hoeveelheid lading, waarbij de drukinrichting is ingericht om door de besturingsinrichting te worden gestuurd op basis van een elektrisch ingangssignaal dat een maat is voor een hoogte van de genoemde kracht, en waarbij de besturingsinrichting is ingericht om het door de ladingbepalingsinrichting uitgegeven signaal te verwerken naar het ingangssignaal voor de drukinrichting, op zodanige wijze dat het ingangssignaal in hoofdzaak proportioneel afhankelijk is van de momentane hoeveelheid lading.

6. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de laadruimte een voor het opnemen van de lading in de vorm van een stroombaar goed geschikte tank is, waarbij de ladingbepalingsinrichting een niveausensor omvat voor het in bedrijf bepalen van het vrij oppervlakniveau van de in de tank opgenomen lading.

7. Voertuig volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de niveausensor een vlotter omvat.

8. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ladingbepalingsinrichting een weeginrichting omvat die is ingericht teneinde een momentaan gewicht van het voertuig of althans ten minste een momentaan gewicht van een in de laadruimte opgenomen lading te bepalen.

9. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voertuig is voorzien van ten minste één druksensor, die is ingericht om de wieldruk van ten minste één van de buitenwielen te bepalen.

10. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene hoofdas twee afzonderlijke hoofdasdelen omvat, elk voor één van de twee buitenwielen, die althans ten minste in hoofdzaak ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd.

11. Voertuig volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het centraal wiel zodanig aan het chassis van het voertuig is opgehangen, dat een denkbeeldige lijn door de twee afzonderlijke hoofdasdelen zich door het centraal wiel uitstrekt.

12. Voertuig volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk van de twee buitenwielen dwars ten opzichte van de langsrichting van het voertuig verplaatsbaar is.

13. Werkwijze voor het rijden met een voertuig volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij tijdens het rijden met het voertuig met de ladingbepalingsinrichting continu of periodiek de momentane hoeveelheid van de lading in de laadruimte wordt bepaald, waarbij in afhankelijkheid van de bepaalde momentane hoeveelheid van de lading geautomatiseerd een kracht wordt gewijzigd waarmee de centrale wielas ten opzichte van het chassis naar de ondergrond wordt gedrukt voor het wijzigen van de door het centrale wiel op de ondergrond uitgeoefende wieldruk.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij tijdens het rijden met het voertuig, met de ladingsafvoerinrichting gedoseerd lading uit de laadruimte wordt afgevoerd.