NL2009889C2 - Landbouwinrichting, en werkwijze voor het bewerken van gewas. - Google Patents

Landbouwinrichting, en werkwijze voor het bewerken van gewas. Download PDF

Info

Publication number
NL2009889C2
NL2009889C2 NL2009889A NL2009889A NL2009889C2 NL 2009889 C2 NL2009889 C2 NL 2009889C2 NL 2009889 A NL2009889 A NL 2009889A NL 2009889 A NL2009889 A NL 2009889A NL 2009889 C2 NL2009889 C2 NL 2009889C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
crop
arms
processing device
carrying
tilting frame
Prior art date
Application number
NL2009889A
Other languages
English (en)
Inventor
Alfonsus Jacobus Engel
Original Assignee
Forage Innovations Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Forage Innovations Bv filed Critical Forage Innovations Bv
Priority to NL2009889A priority Critical patent/NL2009889C2/nl
Priority to EP13771228.7A priority patent/EP2925113B1/en
Priority to PCT/NL2013/050675 priority patent/WO2014084723A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2009889C2 publication Critical patent/NL2009889C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B73/00Means or arrangements to facilitate transportation of agricultural machines or implements, e.g. folding frames to reduce overall width
    • A01B73/02Folding frames
    • A01B73/06Folding frames foldable about a vertical axis
    • A01B73/065Folding frames foldable about a vertical axis to a position essentially forward of the axis, in relation to the direction of travel
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/1007Arrangements to facilitate transportation specially adapted therefor
    • A01D78/1014Folding frames
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A40/00Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
    • Y02A40/10Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
    • Y02A40/28Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture specially adapted for farming

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Harvesting Machines For Specific Crops (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)
  • Harvesting Machines For Root Crops (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

Landbouwinrichting, en werkwijze voor het bewerken van gewas
De uitvinding heeft betrekking op een landbouwinrichting voor het bewerken van gewas dat los op een bodem ligt, bijvoorbeeld gemaaid gras, welke 5 landbouwinrichting een aanhangwagen omvat, die koppelbaar is met een trekker, welke aanhangwagen is voorzien van: - een onderstel met een centrale langshartlijn, welk onderstel is voorzien van: • een koppelorgaan voor het koppelen met een trekker, 10 · meerdere wielen, waarmee het onderstel verrijdbaar is over de bodem, - een gewasbewerkingsinrichting, die is voorzien van: • een kantelframe, dat kantelbaar is verbonden met het onderstel om een kantelhartlijn die in hoofdzaak dwars ten opzichte van de 15 langshartlijn van het onderstel verloopt, • twee draagarmen, die zich uitstrekken aan weerszijden van het kantelframe, welke draagarmen elk zwenkbaar zijn verbonden met het kantelframe om een zwenkhartlijn die in hoofdzaak dwars ten opzichte van de kantelhartlijn verloopt, en welke draagarmen 20 elk meerdere draagarmgedeelten omvatten, die scharnierbaar met elkaar zijn verbonden om scharnierhartlijnen die in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn van die draagarm verlopen, • gewasbewerkingsorganen, die roteerbaar zijn aangebracht aan de draagarmgedeelten van de draagarmen, 25 waarbij de gewasbewerkingsinrichting verplaatsbaar is vanuit een transportstand naar een werkstand, waarbij in de transportstand het kantelframe een opgeheven positie heeft waarin de zwenkhartlijnen van de draagarmen in hoofdzaak verticaal verlopen, en elke draagarm een ingevouwen positie heeft, waarin die draagarm in hoofdzaak 30 evenwijdig aan de langshartlijn van het onderstel verloopt, en bij het verplaatsen vanuit de transportstand naar de werkstand, elke draagarm vanuit de ingevouwen positie om de zwenkhartlijn daarvan naar buiten wordt gezwenkt naar een uitgevouwen positie, waarin die draagarm in hoofdzaak dwars ten opzichte van de langshartlijn van het onderstel naar buiten uitsteekt, en 2 vervolgens het kantelframe vanuit de opgeheven positie om de kantelhartlijn naar beneden wordt gekanteld naar een neergelaten positie, waarin de gewasbewerkingsorganen zijn georiënteerd voor het bewerken van gewas dat los op de bodem ligt, waarmee de werkstand is bereikt. De landbouwinrichting 5 volgens de uitvinding is bijvoorbeeld een schudder.
Uit NL 1031852 is een schudder bekend. Deze schudder omvat een aanhangwagen met een onderstel en een gewasbewerkingsinrichting. Het onderstel heeft een centrale langshartlijn die overeenkomt met de rijrichting van de schudder. Het onderstel omvat een trekboom die verbindbaar is met een trekker, 10 en twee wielen die verrijdbaar zijn over de bodem. Een kantelframe is via een hydraulische hefcilinder kantelbaar verbonden met het onderstel om een kantelhartlijn die in hoofdzaak dwars ten opzichte van de langshartlijn van het onderstel verloopt. Aan weerszijden van het kantelframe bevinden zich draagarmen, die elk via hydraulische uitvouwcilinders zwenkbaar zijn verbonden 15 met het kantelframe om een zwenkhartlijn die in hoofdzaak dwars ten opzichte van de kantelhartlijn verloopt. Elke draagarm is opgebouwd uit meerdere draagarmgedeelten die scharnierbaar met elkaar zijn verbonden om scharnierhartlijnen die in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn van die draagarm verlopen. Aan de draagarmgedeelten zijn wielstellen met roteerbare 20 gewasbewerkingsorganen aangebracht.
De gewasbewerkingsinrichting is verplaatsbaar tussen een transportstand en een werkstand. In de transportstand bevindt het kantelframe zich in een opgeheven positie, waarin de zwenkhartlijnen van de draagarmen in hoofdzaak verticaal verlopen. De draagarmen bezitten elk in de transportstand 25 een ingevouwen positie, waar de draagarmen elk in hoofdzaak evenwijdig aan de langshartlijn van het onderstel verloopt. Om de gewasbewerkingsinrichting vanuit de transportstand naar de werkstand te verplaatsen wordt elke draagarm door middel van de bijbehorende hydraulische uitvouwcilinder om de zwenkhartlijn daarvan naar buiten gezwenkt naar een uitgevouwen positie, waarin die draagarm 30 in hoofdzaak dwars ten opzichte van de langshartlijn van het onderstel naar buiten uitsteekt.
In de ingevouwen stand van de draagarmen bevindt het zwaartepunt van de gewasbewerkingsinrichting, d.w.z. het kantelframe met de daaraan verbonden draagarmen en roteerbare gewasbewerkingsorganen, zich op een 3 positie, gezien in de richting van de langshartlijn, voor de kantelhartlijn van het kantelframe. Bij het uitvouwen van de draagarmen, d.w.z. het door middel van de uitvouwcilinders uitzwenken van de draagarmen naar de uitgevouwen positie, is het de bedoeling dat het zwaartepunt van het kantelframe met de daaraan 5 verbonden draagarmen en roteerbare gewasbewerkingsorganen, weer gezien in de richting van de langshartlijn, voorbij de kantelhartlijn (dodepuntpositie) naar een positie daarachter wordt bewogen. In dat geval zakt het kantelframe met de daaraan verbonden draagarmen en roteerbare gewasbewerkingsorganen onder invloed van het eigen gewicht daarvan omlaag tot in de werkstand.
10 Als de draagarmen vanuit de ingevouwen positie naar buiten worden gezwenkt, kunnen een of meer draagarmgedeelten echter enigszins naar voren blijven hangen. Hierdoor bestaat bij het verplaatsen van de gewasbewerkingsinrichting vanuit de transportstand naar de werkstand het risico dat het zwaartepunt van het geheel van kantelframe, draagarmen en 15 gewasbewerkingsorganen, gezien in de richting van de langshartlijn, voor de kantelhartlijn van het kantelframe blijft liggen. Dat betekent dat bij het uitvouwen van de draagarmen de gewasbewerkingsinrichting niet door de dodepuntpositie heen worden bewogen en derhalve niet onder invloed van het eigen gewicht daarvan omlaag beweegt tot in de werkstand. In dat geval moet bijvoorbeeld de 20 bestuurder van de trekker uitstappen en handmatig de draagarmgedeelten naar achteren trekken om de gewasbewerkingsinrichting door het dode punt heen naar de werkstand te brengen. Dit is echter tijdrovend en omslachtig.
Een doel van de uitvinding is een verbeterde landbouwinrichting te verschaffen.
25 Dit doel is volgens de uitvinding bereikt doordat elke draagarm is voorzien van ten minste een bekrachtigingsorgaan dat is aangebracht tussen twee aangrenzende, scharnierbaar met elkaar verbonden draagarmgedeelten van die draagarm, en de bekrachtigingsorganen zijn uitgevoerd om die draagarmgedeelten van elke draagarm in hoofdzaak in eikaars verlengde te 30 brengen en/of te houden tijdens het naar buiten zwenken van de draagarmen vanuit de ingevouwen positie naar de uitgevouwen positie, zodanig dat het zwaartepunt van de gewasbewerkingsinrichting zich in de uitgevouwen positie van de draagarmen, gezien in de richting van de langshartlijn van het onderstel, achter 4 de kantelhartlijn bevindt, en de gewasbewerkingsinrichting onder invloed van het eigen gewicht daarvan omlaag tot in de werkstand beweegt.
Volgens de uitvinding zijn de draagarmen in de transportstand elk om de zwenkhartlijn daarvan naar binnen gezwenkt tot in de ingevouwen positie, 5 d.w.z. de draagarmen zijn ingeklapt en verlopen ongeveer evenwijdig aan de langshartlijn van het onderstel. In de ingevouwen stand rusten de draagarmen bijvoorbeeld op steunen van het onderstel van de aanhangwagen. Om de gewasbewerkingsinrichting naar de werkstand te verplaatsen worden de draagarmen in dit geval eerst opgetild uit de steunen en vervolgens naar buiten 10 gezwenkt totdat de uitgevouwen positie is bereikt. Tijdens het uitvouwen van de draagarmen worden volgens de uitvinding de bekrachtigingsorganen bekrachtigd. De bekrachtigingsorganen zijn aangebracht tussen aangrenzende, scharnierbaar met elkaar verbonden draagarmgedeelten van de draagarmen. Die draagarmgedeelten worden derhalve door de bekrachtigingsorganen volgens de 15 uitvinding uit elkaar/van elkaar af geduwd, d.w.z. die draagarmgedeelten scharnieren zodanig ten opzichte van elkaar dat die draagarmgedeelten in hoofdzaak op een lijn in eikaars verlengde komen te liggen en/of in die oriëntatie worden vastgehouden. Hierdoor verhinderen de bekrachtigingsorganen dat de draagarmgedeelten naar voren blijven hangen tijdens het uitklappen van de 20 draagarmen. Bij het naar buiten zwenken van de draagarmen is hierdoor gewaarborgd dat het zwaartepunt van de gewasbewerkingsinrichting, gezien in de richting van de langshartlijn van het onderstel, vanuit een positie voor de kantelhartlijn, voorbij de kantelhartlijn, en naar een positie achter de kantelhartlijn beweegt. M.a.w. het zwaartepunt van het geheel van kantelframe, draagarmen en 25 gewasbewerkingsorganen, gezien in de richting van de langshartlijn, wordt bij het uitvouwen van de draagarmen door de dodepuntpositie heen tot achter de kantelhartlijn verplaatst, zodat de gewasbewerkingsinrichting onder invloed van het eigen gewicht daarvan omlaag tot in de werkstand beweegt. Volgens de uitvinding kan de gewasbewerkingsinrichting derhalve betrouwbaar naar de 30 werkstand worden gebracht.
Het verdient volgens de uitvinding de voorkeur dat de bekrachtigingsorganen elk een hydraulische cilinder omvatten. Het toepassen van hydraulische cilinders is gunstig voor de betrouwbaarheid en levensduur van de 5 landbouwinrichting. Daarbij is het mogelijk dat de hydraulische cilinders elk enkelwerkend zijn.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is elk bekrachtigingsorgaan zodanig uitgevoerd dat de scharnierverbinding tussen de twee scharnierbaar met elkaar 5 verbonden draagarmgedeelten waartussen dat bekrachtigingsorgaan is aangebracht, in de werkstand van de gewasbewerkingsinrichting is vrijgegeven door dat bekrachtigingsorgaan. Als de bekrachtigingsorganen elk zijn uitgevoerd als hydraulische cilinder, staat elke hydraulische cilinder op druk tijdens het uitklappen van de draagarmen, en is de druk verwijderd in de werkstand van de 10 gewasbewerkingsinrichting. In dit geval vormen de hydraulische cilinders derhalve drukcilinders.
De draagarmen omvatten elk een aantal draagarmgedeelten, die scharnierbaar met elkaar zijn verbonden om scharnierhartlijnen die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn van die draagarm uitstrekken. In de 15 werkstand van de gewasbewerkingsinrichting verlopen deze scharnierhartlijnen in hoofdzaak evenwijdig aan de langshartlijn van het onderstel, d.w.z. in hoofdzaak in de rijrichting. De bekrachtigingsorganen zijn aangebracht tussen telkens twee aangrenzende, scharnierbaar met elkaar verbonden draagarmgedeelten. De bekrachtigingsorganen zijn uitgevoerd om die draagarmgedeelten in hoofdzaak in 20 eikaars verlengde te brengen en/of te houden tijdens het naar buiten zwenken van de draagarmen vanuit de ingevouwen positie naar de uitgevouwen positie, d.w.z. de bekrachtigingsorganen zijn bekrachtigd tijdens het uitklappen van de draagarmen. Zoals hierboven uitgelegd is hierdoor gewaarborgd dat de gewasbewerkingsinrichting door de dodepuntspositie heen wordt verplaatst en na 25 het uitklappen van de draagarmen onder invloed van het eigen gewicht daarvan omlaag tot in de werkstand beweegt. Nadat de gewasbewerkingsinrichting bij het uitklappen van de draagarmen door de dodepuntspositie heen is verplaatst, kunnen de bekrachtigingsorganen worden vrijgegeven of ontkrachtigd. Het vrijgegeven van de bekrachtigingsorganen wordt bijvoorbeeld in de praktijk 30 uitgevoerd nadat de werkstand is bereikt. In de werkstand kunnen de draagarmgedeelten in hoofdzaak ongehinderd door de bekrachtigingsorganen vrij ten opzichte van elkaar scharnieren om de bodem te volgen. Derhalve wordt de werking van de landbouwinrichting in de werkstand niet of nauwelijks beïnvloed door de vrijgegeven bekrachtigingsorganen.
6
In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is een bekrachtigingsorgaan aangebracht tussen een buitenste draagarmgedeelte en een daaraan grenzend draagarmgedeelte van elke draagarm. Met het buitenste draagarmgedeelte wordt bedoeld het draagarmgedeelte aan het vrije eind van de 5 draagarm, dat in de uitgevouwen positie het verst naar buiten uitsteekt. Als de draagarmgedeelten van de draagarmen niet op een lijn blijven tijdens het uitklappen van de draagarmen, blijven de buitenste draagarmgedeelten het verst naar voren hangen. De bekrachtigingsorganen volgens de uitvinding zijn bijzonder effectief als deze worden aangebracht tussen de buitenste draagarmgedeelten en 10 de daaraan grenzende draagarmgedeelten. Hierdoor kan de ligging van het zwaartepunt van de gewasbewerkingsinrichting relatief sterk worden beïnvloed.
Het is daarbij mogelijk dat elke draagarm een tweede bekrachtigingsorgaan omvat dat is aangebracht tussen twee draagarmgedeelten die zich tussen enerzijds het buitenste draagarmgedeelte en het daaraan 15 grenzende draagarmgedeelte en anderzijds de zwenkhartlijn van die draagarm bevinden. In dit geval omvat elke draagarm twee bekrachtigingsorganen. Het eerste bekrachtigingsorgaan is aangebracht tussen het buitenste draagarmgedeelte en het daaraan grenzende draagarmgedeelte, terwijl het tweede bekrachtigingsorgaan ten opzichte daarvan naar binnen is gelegen. Dit is 20 in het bijzonder voordelig bij een gewasbewerkingsinrichting met relatief lange draagarmen, bijvoorbeeld als de werkbreedte van de gewasbewerkingsinrichting 12,5 meter of meer is.
In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding zijn de draagarmen elk plaatsbaar tussen de ingevouwen positie en de uitgevouwen positie daarvan door 25 telkens een dubbelwerkende hydraulische uitvouwcilinder. De hydraulische uitvouwcilinders zijn elk verbonden tussen het kantelframe en de respectieve draagarmen. De hydraulische uitvouwcilinders zijn dubbelwerkend uitgevoerd, zodat de draagarmen elk vanuit de ingevouwen positie naar de uitgevouwen positie en terug kunnen worden verplaatst. De hydraulische uitvouwcilinders zijn 30 betrouwbaar en eenvoudig bedienbaar.
Het is volgens de uitvinding mogelijk dat het kantelframe plaatsbaar is vanuit de neergelaten positie naar de opgeheven positie door een hydraulische hefcilinder. Volgens de uitvinding zakt het kantelframe onder invloed van het gewicht van de gewasbewerkingsinrichting vanuit de opgeheven positie naar de 7 neergelaten positie, zodat de werkstand wordt bereikt. Om de gewasbewerkingsinrichting terug vanuit de werkstand naar de transportstand te brengen, wordt het kantelframe eerst door de hydraulische hefcilinder opgetild vanuit de neergelaten positie naar de opgeheven positie. Vervolgens worden de 5 draagarmen ingevouwen naar de ingevouwen positie.
De gewasbewerkingsinrichting bevindt zich dan in de transportstand.
De hydraulische hefcilinder kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Bijvoorbeeld is de hydraulische hefcilinder enkelwerkend. Het is volgens de uitvinding ook mogelijk dat de hydraulische hefcilinder is voorzien van 10 een zuiger met een enkelwerkend slaggedeelte en een dubbelwerkend slaggedeelte, dat kleiner is dan het enkelwerkende slaggedeelte. Bijvoorbeeld is het enkelwerkende slaggedeelte kleiner dan 20% of kleiner dan 10% of zelfs kleiner dan 5% van het dubbelwerkende slaggedeelte. Een dergelijke hydraulische hefcilinder kan zijn uitgevoerd als beschreven in NL 1036540.
15 Met een hydraulische hefcilinder met enkelwerkende/dubbelwerkende functionaliteit is het mogelijk dat het onderstel is voorzien van twee steunen voor het ondersteunen van de respectieve draagarmen in de transportstand van de gewasbewerkingsinrichting, en waarbij de gewasbewerkingsinrichting verplaatsbaar is vanuit de transportstand 20 naar de werkstand door: • de draagarmen elk, vanuit de transportstand, uit de steunen op te tillen door het verplaatsen van de zuiger van de hefcilinder in een eerste richting over het dubbelwerkende slaggedeelte, waarbij het kantelframe vanuit de opgeheven positie wordt gekanteld naar een opgeheven 25 tussenpositie, waarin de zwenkhartlijnen van de draagarmen nog steeds in hoofdzaak verticaal verlopen, en • vervolgens de draagarmen elk vanuit de ingevouwen positie naar de uitgevouwen positie te zwenken, en • vervolgens het kantelframe vanuit de opgeheven tussenpositie naar 30 beneden te kantelen naar de neergelaten positie onder invloed van het eigen gewicht van de gewasbewerkingsinrichting, waarbij de zuiger van de hefcilinder in de eerste richting wordt meegenomen over het enkelwerkende slaggedeelte, en 8 de gewasbewerkingsinrichting verplaatsbaar is vanuit de werkstand naar de transportstand door: • het kantelframe naar boven te kantelen tot in de opgeheven tussenpositie door het aandrijven van de zuiger van de hefcilinder in een 5 tweede richting, tegengesteld aan de eerste richting, over het enkelwerkende slaggedeelte, en • vervolgens de draagarmen elk vanuit de uitgevouwen positie naar de ingevouwen positie te zwenken, en • vervolgens de draagarmen elk op de steunen neer te laten door het 10 verplaatsen van de zuiger van de hefcilinder in de tweede richting over het dubbelwerkende slaggedeelte, waarbij het kantelframe vanuit de opgeheven tussenpositie wordt gekanteld naar de opgeheven positie.
Hierdoor is het mogelijk om de draagarmen in de transportstand veilig en betrouwbaar te vergrendelen, terwijl de draagarmen vanuit de 15 transportstand eenvoudig enigszins kunnen worden opgetild en vervolgens uitgeklapt om de gewasbewerkingsinrichting naar de werkstand te verplaatsen. Als de gewasbewerkingsinrichting terug naar de transportstand wordt verplaatst, blijven de draagarmen in de ingevouwen stand eerst enigszins boven de steunen hangen, waarna de draagarmen bij het verplaatsen van de zuiger over de geringe 20 dubbelwerkende slag in de tweede richting langzaam en gecontroleerd op de steunen kunnen worden gelegd.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het bewerken van gewas dat los op een bodem ligt, bijvoorbeeld gemaaid gras, waarbij gebruik wordt gemaakt van een landbouwinrichting, die een 25 aanhangwagen omvat, welke aanhangwagen koppelbaar is met een trekker en is voorzien van: - een onderstel met een centrale langshartlijn, welk onderstel is voorzien van: • een koppelorgaan voor het koppelen met een trekker, 30 · meerdere wielen, waarmee het onderstel verrijdbaar is over de bodem, - een gewasbewerkingsinrichting, die is voorzien van: 9 • een kantelframe, dat kantelbaar is verbonden met het onderstel om een kantelhartlijn die in hoofdzaak dwars ten opzichte van de langshartlijn van het onderstel verloopt, • twee draagarmen, die zich uitstrekken aan weerszijden van het 5 kantelframe, welke draagarmen elk zwenkbaar zijn verbonden met het kantelframe om een zwenkhartlijn die in hoofdzaak dwars ten opzichte van de kantelhartlijn verloopt, en welke draagarmen elk meerdere draagarmgedeelten omvatten, die scharnierbaar met elkaar zijn verbonden om scharnierhartlijnen die in hoofdzaak 10 evenwijdig aan de zwenkhartlijn van die draagarm verlopen, • gewasbewerkingsorganen, die roteerbaar zijn aangebracht aan de draagarmgedeelten van de draagarmen, waarbij de werkwijze omvat: - het verplaatsen van de gewasbewerkingsinrichting vanuit een 15 transportstand naar een werkstand, waarbij in de transportstand het kantelframe een opgeheven positie heeft waarin de zwenkhartlijnen van de draagarmen in hoofdzaak verticaal verlopen, en elke draagarm een ingevouwen positie heeft, waarin die draagarm in hoofdzaak evenwijdig aan de langshartlijn van het onderstel verloopt, en 20 bij het verplaatsen vanuit de transportstand naar de werkstand, elke draagarm vanuit de ingevouwen positie om de zwenkhartlijn daarvan naar buiten wordt gezwenkt naar een uitgevouwen positie, waarin die draagarm in hoofdzaak dwars ten opzichte van de langshartlijn van het onderstel naar buiten uitsteekt, en vervolgens het kantelframe vanuit de opgeheven positie om de kantelhartlijn naar 25 beneden wordt gekanteld naar een neergelaten positie, waarin de gewasbewerkingsorganen zijn georiënteerd voor het bewerken van gewas dat los op de bodem ligt, waarmee de werkstand is bereikt, waarbij elke draagarm is voorzien van ten minste een bekrachtigingsorgaan dat is 30 aangebracht tussen twee aangrenzende, scharnierbaar met elkaar verbonden draagarmgedeelten van die draagarm, en die draagarmgedeelten van elke draagarm in hoofdzaak in eikaars verlengde worden gebracht en/of gehouden tijdens het naar buiten zwenken van de draagarmen vanuit de ingevouwen positie naar de uitgevouwen positie, zodanig dat het zwaartepunt van de 10 gewasbewerkingsinrichting zich in de uitgevouwen positie van de draagarmen, gezien in de richting van de langshartlijn van het onderstel, achter de kantelhartlijn bevindt, en de gewasbewerkingsinrichting onder invloed van het eigen gewicht daarvan omlaag tot in de werkstand beweegt.
5 Het verdient daarbij de voorkeur dat de bekrachtigingsorganen elk een hydraulische cilinder omvatten, die bijvoorbeeld enkelwerkend zijn uitgevoerd. De werkwijze volgens de uitvinding omvat bij voorkeur het bewerken van het los op een bodem liggende gewas door de gewasbewerkingsorganen in de werkstand van de gewasbewerkingsinrichting, waarbij elk bekrachtigingsorgaan zodanig is 10 uitgevoerd dat de scharnierverbinding tussen de twee scharnierbaar met elkaar verbonden draagarmgedeelten waartussen dat bekrachtigingsorgaan is aangebracht, in de werkstand van de gewasbewerkingsinrichting is vrijgegeven door dat bekrachtigingsorgaan. Hierdoor kunnen de gewasbewerkingsorganen tijdens bedrijf goed de bodem volgen.
15 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
Figuur 1a toont een bovenaanzicht van een landbouwinrichting volgens de uitvinding, waarbij de gewasbewerkingsinrichting zich in de transportstand bevindt.
Figuur 1b toont een bovenaanzicht van de in figuur 1a weergegeven 20 landbouwinrichting, waarbij de draagarmen naar buiten zijn gezwenkt naar de uitgevouwen positie, terwijl het kantelframe nog niet naar beneden is gekanteld.
Figuur 1c toont een bovenaanzicht van de in figuur 1a weergegeven landbouwinrichting, waarbij de gewasbewerkingsinrichting zich in de werkstand bevindt.
25 Figuur 2a toont een zijaanzicht van de in figuur 1a weergegeven landbouwinrichting, waarbij de gewasbewerkingsinrichting zich in de transportstand bevindt.
Figuur 2b toont een zijaanzicht van de in figuur 1a weergegeven landbouwinrichting, waarbij de gewasbewerkingsinrichting zich in de werkstand 30 bevindt.
Figuur 2c toont een zijaanzicht van de in figuur 1a weergegeven landbouwinrichting, waarbij de gewasbewerkingsinrichting zich in de kopakkerstand bevindt.
11
Figuur 3a toont een achteraanzicht van de in figuur 1a weergegeven landbouwinrichting, waarbij de gewasbewerkingsinrichting zich in de transportstand bevindt.
Figuur 3b toont een achteraanzicht van de in figuur 1a weergegeven 5 landbouwinrichting, waarbij de gewasbewerkingsinrichting zich in de kopakkerstand bevindt.
Figuur 4 toont een aanzicht in dwarsdoorsnede van de hydraulische hefcilinder van de in figuur 1 a weergegeven landbouwinrichting.
De landbouwinrichting voor het bewerken van gewas dat los op een bodem 10 4 ligt, bijvoorbeeld gemaaid gras, is in de figuren aangeduid met verwijzingscijfer 1. De landbouwinrichting 1 vormt in dit uitvoeringsvoorbeeld een schudden De schudder 1 omvat een aanhangwagen 2, die is voorzien van een onderstel 3 en een gewasbewerkingsinrichting 8.
Het onderstel 3 omvat aan een vooreind een trekboom 6, die 15 koppelbaar is met een trekker (niet weergegeven). Het onderstel 3 omvat een centrale balk die een centrale langshartlijn 5 van het onderstel 3 bepaalt. Het onderstel 3 omvat in dit uitvoeringsvoorbeeld twee wielen 7, waarmee de aanhangwagen 2 verrijdbaar is over de bodem 4. Het onderstel 3 omvat twee steunen 40, die dwars uitsteken ten opzichte van de centrale balk.
20 De gewasbewerkingsinrichting 8 omvat een kantelframe 9, dat kantelbaar is verbonden met een achtereind van het onderstel 3 om een kantelhartlijn 19 die in hoofdzaak dwars ten opzichte van de langshartlijn 5 van het onderstel 3 verloopt. Tussen het kantelframe 9 en het onderstel 3 is een hydraulische hefcilinder 10 aangebracht, die nader is weergegeven in figuur 4.
25 De hydraulische hefcilinder 10 is aan het in figuur 4 rechts getekende eind 11 verbonden met het onderstel 3. Aan het tegenoverliggende eind 11 is een zuigerstang 14 van de hefcilinder 10 verbonden met het kantelframe 9. De hefcilinder 10 omvat een cilinderhuis 12, waarin een zuiger 13 heen-en-weer beweegbaar is opgenomen. Aan weerszijden van de zuiger 13 zijn respectieve 30 kamers 15, 16 gevormd. Via openingen 17A, 17B in het cilinderhuis 12 kan hydraulische vloeistof worden toegevoerd aan of afgevoerd uit de kamers 15, 16. Aan de zuiger 13 is de zuigerstang 14 bevestigd, die zich uitstrekt in de kamer 16.
In de opening 17A die in fluïdumverbinding staat met de kamer 15 is een langwerpig afsluitlichaam 18 aangebracht. Het afsluitlichaam 18 omvat een 12 penvormig gedeelte 18B en een daarmee verbonden verbreding 18A. Het penvormig gedeelte 18B is opgenomen in een doorvoeropening 15A die uitmondt in de kamer 15. De verbreding 18A heeft een ringvormig schoudervlak dat naar de zuiger 13 is toegekeerd.
5 Bij het toevoeren van hydraulische vloeistof aan de opening 17A lekt die vloeistof langs de verbreding 18A, en vervolgens stroomt die vloeistof langs het penvormige gedeelte 18B via de doorvoeropening 15A in de kamer 15. Tegelijkertijd beweegt het afsluitlichaam 18 onder invloed van de hydraulische druk in de richting naar de zuiger 13 toe, in figuur 4 naar links, totdat het 10 ringvormige schoudervlak van de verbreding 18A de doorvoeropening afsluit. De zuiger 13 kan dan nog verder bewegen in de richting van het afsluitlichaam 18 af, in figuur 4 naar links, zoals hieronder nog zal worden toegelicht.
Zolang de doorvoeropening 15A in fluïdumverbinding staat met de opening 17A, is de hydraulische hefcilinder 10 dubbelwerkend. Zodra de 15 doorvoeropening 15A door het afsluitlichaam 18 is afgesloten, wordt de hydraulische hefcilinder 10 enkelwerkend. De zuiger 13 van de in figuur 4 weergegeven hydraulische hefcilinder 10 omvat derhalve een enkelwerkend slaggedeelte, dat is bepaald door de slag van de zuiger 13 die overeenkomt met de slag van het afsluitlichaam 18, en een dubbelwerkend slaggedeelte, dat is 20 bepaald door de resterende slag van de zuiger 13 nadat de doorvoeropening 15A door het afsluitlichaam 18 is afgesloten. Het dubbelwerkende slaggedeelte is in dit uitvoeringsvoorbeeld aanzienlijk kleiner dan het enkelwerkende slaggedeelte.
Aan weerszijden van het kantelframe 9 strekken zich twee draagarmen 20, 21 uit. De draagarmen 20, 21 zijn elk zwenkbaar verbonden met 25 het kantelframe 9 om een zwenkhartlijn 22, 23 die in hoofdzaak dwars ten opzichte van de kantelhartlijn 19 verloopt. De draagarmen 20, 21 omvatten elk meerdere draagarmgedeelten 24, 24A, die scharnierbaar met elkaar zijn verbonden om scharnierhartlijnen 25 die in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn 22, 23 van de bijbehorende draagarm 20, 21 verlopen. Tussen het 30 kantelframe 9 en de draagarmgedeelten 24 die daarmee zijn verbonden, zijn hydraulische uitvouwcilinders 32 aangebracht.
Aan de draagarmgedeelten 24, 24A zijn gewasbewerkingorganen 26 aangebracht, die roteerbaar zijn om rotatiehartlijnen 27 (zie figuur 2b). In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn aan het kantelframe 9 ook twee roteerbare 13 gewasbewerkingsorganen 26 aangebracht. De gewasbewerkingsorganen 26 bezitten wielstellen 28 voor het afsteunen op de bodem 4. De gewasbewerkingsorganen 26 omvatten elk meerdere tanden 29 om het los op de bodem 4 liggende gewas te bewerken.
5 De gewasbewerkingsinrichting 8 is verplaatsbaar tussen een transportstand en een werkstand, d.w.z. vanuit de transportstand naar de werkstand en terug. De transportstand is weergegeven in figuren 1a, 2a, 3a, terwijl de werkstand is getoond in figuren 1c en 2b. Het verplaatsen van de gewasbewerkingsinrichting 8 tussen de transportstand en de werkstand wordt 10 volgens de uitvinding zal thans worden beschreven.
In de transportstand heeft elke draagarm 20, 21 een ingevouwen positie, waarin die draagarm 20, 21 in hoofdzaak evenwijdig aan de langshartlijn 5 van het onderstel 3 verloopt. De draagarmen 20, 21 zijn daarbij opgenomen in de steunen 40. Het kantelframe 9 heeft in de transportstand een opgeheven positie, 15 waarin de zwenkhartlijnen 22, 23 van de draagarmen 20, 21 in hoofdzaak verticaal verlopen. In de transportstand kan de landbouwinrichting 1 met een trekker over de openbare weg rijden.
De draagarmen 20, 21 worden elk vanuit de transportstand over een geringe hoogte uit de steunen 40 opgetild door hydraulische vloeistof via een 20 leiding (niet weergegeven) toe te voeren aan de opening 17A van de hefcilinder 10. Door de hydraulische druk beweegt de zuiger 13 in figuur 4 naar links totdat het afsluitlichaam 18 de doorvoeropening naar de kamer 15 afsluit. De zuiger 13 wordt derhalve verplaatst over de afstand die overeenkomt met het dubbelwerkende slaggedeelte. Als gevolg daarvan wordt het kantelframe 9 vanuit 25 de opgeheven positie over een geringe hoek gekanteld naar een opgeheven tussenpositie, waarin de zwenkhartlijnen 22, 23 van de draagarmen 20, 21 nog steeds in hoofdzaak verticaal verlopen.
Daarna wordt de leiding naar de opening 17A afgesloten. Vervolgens worden de draagarmen 20, 21 elk vanuit de ingevouwen positie om de 30 zwenkhartlijnen 22, 23 naar buiten uitgeklapt tot in een uitgevouwen positie door middel van de uitvouwcilinders 32. In de uitgevouwen positie van de draagarmen 20, 21 strekken die draagarmen 20, 21 zich in hoofdzaak dwars ten opzichte van de langshartlijn 5 van het onderstel 3 naar buiten uit.
14
In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat elke draagarm 20, 21 twee hydraulische drukcilinders 31 die elk zijn aangebracht tussen twee aangrenzende, scharnierbaar met elkaar verbonden draagarmgedeelten 24, 24A van die draagarm 20, 21. De eerste drukcilinder 31 is aangebracht tussen een buitenste 5 draagarmgedeelte 24A en een daaraan grenzend draagarmgedeelte 24 van elke draagarm 20, 21. De tweede drukcilinder 31 is verbonden tussen twee andere, naar binnen gelegen draagarmgedeelten 24. In plaats van hydraulische drukcilinders kunnen volgens de uitvinding overigens ook andere bekrachtigingsorganen worden toegepast.
10 De drukcilinders 31 zijn uitgevoerd om de draagarmgedeelten 24, 24A van elke draagarm 20, 21 in hoofdzaak in eikaars verlengde te brengen en/of te houden tijdens het naar buiten zwenken van de draagarmen 20, 21 vanuit de ingevouwen positie naar de uitgevouwen positie. Doordat de drukcilinders 31 verhinderen dat de draagarmgedeelten 24, 24A naar voren blijven hangen, is 15 gewaarborgd dat het zwaartepunt Z van de gewasbewerkingsinrichting 8, gezien in de richting van de langshartlijn 5 van het onderstel 3, vanaf een positie voor de kantelhartlijn 19, voorbij de kantelhartlijn 19 tot achter de kantelhartlijn 19 beweegt. M.a.w. het zwaartepunt Z van de gewasbewerkingsinrichting 8 bevindt zich in de uitgevouwen positie van de draagarmen 20, 21, gezien in de richting 20 van de langshartlijn 5 van het onderstel 3, achter de kantelhartlijn 19.
Dit betekent dat de gewasbewerkingsinrichting 8 bij het uitklappen van de draagarmen 20, 21 onder invloed van het eigen gewicht daarvan omlaag beweegt. Daarbij wordt de zuiger 13 van de hefcilinder 10 meegenomen - de zuiger 13 wordt hierdoor in figuur 4 verder naar links verplaatst over een afstand 25 die overeenkomt met het enkelwerkende slaggedeelte. Aangezien de leiding naar de opening 17A nog steeds afgesloten blijft, zal de kamer 15 daarbij vacuüm worden getrokken. Het kantelframe 9 beweegt derhalve onder invloed van het eigen gewicht van de gewasbewerkingsinrichting 8 vanuit de opgeheven tussenpositie naar een neergelaten positie, waarmee de werkstand is bereikt.
30 In de werkstand zijn de gewasbewerkingsorganen 26 opgesteld voor het bewerken van het los op de bodem 4 liggende gewas. Daarbij worden de drukcilinders 31 vrijgegeven, zodat de draagarmgedeelten 24, 24A in hoofdzaak ongehinderd door de drukcilinders 31 en vrij ten opzichte van elkaar kunnen 15 scharnieren. Hierdoor kunnen de gewasbewerkingsorganen 26 in de werkstand goed de bodem 4 volgen.
Om de gewasbewerkingsinrichting 8 vanuit de werkstand terug naar de transportstand te verplaatsen, wordt eerst de hydraulische hefcilinder 10 5 bediend. Via de opening 17B wordt hydraulische vloeistof toegevoerd aan de kamer 16 (zie figuur 4), zodat de zuiger 13 van de hefcilinder 10 in figuur 1 naar rechts beweegt over de afstand die overeenkomt met het enkelwerkende slaggedeelte. Daarbij verdwijnt het vacuüm in de kamer 15. Aangezien de leiding naar de opening 17A nog steeds is afgesloten, kan de zuiger 13 niet verder 10 verplaatsen dan het enkelwerkende slaggedeelte. In dat geval is de in de kamer 15 aanwezige hydraulische vloeistof immers samengedrukt tussen de zuiger 13 en het afsluitlichaam 18 dat de doorvoeropening 15A afsluit. Het kantelframe 9 kantelt derhalve naar boven vanuit de neergelaten positie terug tot in de opgeheven tussenpositie. Vervolgens worden de draagarmen 20, 21 elk 15 vanuit de uitgevouwen positie naar de ingevouwen positie gezwenkt door middel van de uitvouwcilinders 32. Daarna wordt pas de leiding naar de opening 17A geopend, zodat de hydraulische vloeistof uit de kamer 15 kan wegstromen. Hierdoor kan de zuiger 13 van de hefcilinder 10 verder verplaatsen, in figuur 4 naar rechts, over de afstand die overeenkomt met het dubbelwerkende 20 slaggedeelte. Het kantelframe 9 kantelt daarbij vanuit de opgeheven tussenpositie naar de opgeheven positie, zodat de draagarmen 20, 21 samen relatief langzaam worden neergelaten op de steunen 40. Daarmee is de transportstand weer is bereikt.
Zoals weergegeven in figuren 2c en 3b kan de 25 gewasbewerkingsinrichting 8 ook naar een kopakkerstand worden verplaatst door het bedienen van de hydraulische hefcilinder 10. De kopakkerstand bevindt zich tussen de transportstand en de werkstand.
De uitvinding is niet beperkt tot het in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. De vakman kan verschillende aanpassingen maken die 30 binnen de reikwijdte van de uitvinding liggen. In het bijzonder kan elke eigenschap uit de beschrijving, zowel afzonderlijk als in elke willekeurige combinatie, worden toegepast bij een of meer van de kenmerken van de conclusies.

Claims (16)

1. Landbouwinrichting voor het bewerken van gewas dat los op een bodem (4) ligt, bijvoorbeeld gemaaid gras, welke landbouwinrichting (1) een 5 aanhangwagen (2) omvat, die koppelbaar is met een trekker, welke aanhangwagen (2) is voorzien van: - een onderstel (3) met een centrale langshartlijn (5), welk onderstel (3) is voorzien van: • een koppelorgaan (6) voor het koppelen met een trekker, 10. meerdere wielen (7), waarmee het onderstel (3) verrijdbaar is over de bodem (4), - een gewasbewerkingsinrichting (8), die is voorzien van: • een kantelframe (9), dat kantelbaar is verbonden met het onderstel (3) om een kantelhartlijn (19) die in hoofdzaak dwars 15 ten opzichte van de langshartlijn (5) van het onderstel (3) verloopt, • twee draagarmen (20, 21), die zich uitstrekken aan weerszijden van het kantelframe (9), welke draagarmen (20, 21) elk zwenkbaar zijn verbonden met het kantelframe (9) om een 20 zwenkhartlijn (22, 23) die in hoofdzaak dwars ten opzichte van de kantelhartlijn (19) verloopt, en welke draagarmen (20, 21) elk meerdere draagarmgedeelten (24, 24A) omvatten, die scharnierbaar met elkaar zijn verbonden om scharnierhartlijnen (25) die in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn (22, 23) 25 van die draagarm (20, 21) verlopen, • gewasbewerkingsorganen (26), die roteerbaar zijn aangebracht aan de draagarmgedeelten (24, 24A) van de draagarmen (20, 21), waarbij de gewasbewerkingsinrichting (8) verplaatsbaar is vanuit een 30 transportstand naar een werkstand, waarbij in de transportstand het kantelframe (9) een opgeheven positie heeft waarin de zwenkhartlijnen (22, 23) van de draagarmen (20, 21) in hoofdzaak verticaal verlopen, en elke draagarm (20, 21) een ingevouwen positie heeft, waarin die draagarm (20, 21) in hoofdzaak evenwijdig aan de langshartlijn (5) van het onderstel (3) verloopt, en bij het verplaatsen vanuit de transportstand naar de werkstand, elke draagarm (20, 21) vanuit de ingevouwen positie om de zwenkhartlijn (22, 23) 5 daarvan naar buiten wordt gezwenkt naar een uitgevouwen positie, waarin die draagarm (20, 21) in hoofdzaak dwars ten opzichte van de langshartlijn (5) van het onderstel (3) naar buiten uitsteekt, en vervolgens het kantelframe (9) vanuit de opgeheven positie om de kantelhartlijn (19) naar beneden wordt gekanteld naar een neergelaten positie, waarin de gewasbewerkingsorganen (26) zijn 10 georiënteerd voor het bewerken van gewas dat los op de bodem (4) ligt, waarmee de werkstand is bereikt, met het kenmerk, dat elke draagarm (20, 21) is voorzien van ten minste een bekrachtigingsorgaan (31) dat is aangebracht tussen twee aangrenzende, 15 scharnierbaar met elkaar verbonden draagarmgedeelten (24, 24A) van die draagarm (20, 21), en de bekrachtigingsorganen (31) zijn uitgevoerd om die draagarmgedeelten (24, 24A) van elke draagarm (20, 21) in hoofdzaak in eikaars verlengde te brengen en/of te houden tijdens het naar buiten zwenken van de draagarmen (20, 21) vanuit de ingevouwen positie naar de uitgevouwen positie, 20 zodanig dat het zwaartepunt (Z) van de gewasbewerkingsinrichting (8) zich in de uitgevouwen positie van de draagarmen (20, 21), gezien in de richting van de langshartlijn (5) van het onderstel (3), achter de kantelhartlijn (19) bevindt, en de gewasbewerkingsinrichting (8) onder invloed van het eigen gewicht daarvan omlaag tot in de werkstand beweegt.
2. Landbouwinrichting volgens conclusie 1, waarbij de bekrachtigingsorganen elk een hydraulische cilinder (31) omvatten.
3. Landbouwinrichting volgens conclusie 2, waarbij de hydraulische cilinders (31) elk enkelwerkend zijn.
4. Landbouwinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, 30 waarbij elk bekrachtigingsorgaan (31) zodanig is uitgevoerd dat de scharnierverbinding tussen de twee scharnierbaar met elkaar verbonden draagarmgedeelten (24, 24A) waartussen dat bekrachtigingsorgaan (31) is aangebracht, in de werkstand van de gewasbewerkingsinrichting (8) vrijgeefbaar is door dat bekrachtigingsorgaan (31).
5. Landbouwinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een bekrachtigingsorgaan (31) is aangebracht tussen een buitenste draagarmgedeelte (24A) en een daaraan grenzend draagarmgedeelte (24) van elke draagarm (20, 21).
6. Landbouwinrichting volgens conclusie 5, waarbij elke draagarm (20, 21. een tweede bekrachtigingsorgaan (31) omvat dat is aangebracht tussen twee draagarmgedeelten (24) die zich tussen enerzijds het buitenste draagarmgedeelte (24A) en het daaraan grenzende draagarmgedeelte (24) en anderzijds de zwenkhartlijn (22, 23) van die draagarm (20, 21) bevinden.
7. Landbouwinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de draagarmen (20, 21) elk plaatsbaar zijn tussen de ingevouwen positie en de uitgevouwen positie daarvan door telkens een dubbelwerkende hydraulische uitvouwcilinder (32).
8. Landbouwinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, 15 waarbij het kantelframe (9) plaatsbaar is vanuit de neergelaten positie naar de opgeheven positie door een hydraulische hefcilinder (10).
9. Landvouwinrichting volgens conclusie 8, waarbij de hydraulische hefcilinder (10) enkelwerkend is.
10. Landbouwinrichting volgens conclusie 8, waarbij de hydraulische hefcilinder (10) is voorzien van een zuiger (13) met een enkelwerkend slaggedeelte en een dubbelwerkend slaggedeelte, dat kleiner is dan het enkelwerkende slaggedeelte, en waarbij het onderstel (3) is voorzien van twee steunen (40) voor het ondersteunen van de respectieve draagarmen (20, 21) in de 25 transportstand van de gewasbewerkingsinrichting (8), en waarbij de gewasbewerkingsinrichting (8) verplaatsbaar is vanuit de transportstand naar de werkstand door: • de draagarmen (20, 21) elk, vanuit de transportstand, uit de steunen (40) op te tillen door het bedienen van de zuiger (13) van de hefcilinder 30 (10) in een eerste richting over het dubbelwerkend slaggedeelte, waarbij het kantelframe (9) vanuit de opgeheven positie wordt gekanteld naar een opgeheven tussenpositie, waarin de zwenkhartlijnen (22, 23) van de draagarmen (20, 21) nog steeds in hoofdzaak verticaal verlopen, en • vervolgens de draagarmen (20, 21) elk vanuit de ingevouwen positie naar de uitgevouwen positie te zwenken, en • vervolgens het kantelframe (9) vanuit de opgeheven tussenpositie naar beneden te kantelen naar de neergelaten positie onder invloed van het 5 eigen gewicht van de gewasbewerkingsinrichting (8), waarbij de zuiger (13) van de hefcilinder (10) in de eerste richting wordt meegenomen over het enkelwerkende slaggedeelte, en de gewasbewerkingsinrichting (8) verplaatsbaar is vanuit de werkstand naar de transportstand door: 10. het kantelframe (9) naar boven te kantelen tot in de opgeheven tussenpositie door het bedienen van de zuiger (13) van de hefcilinder (10) in een tweede richting, tegengesteld aan de eerste richting, over het enkelwerkende slaggedeelte, en • vervolgens de draagarmen (20, 21) elk vanuit de uitgevouwen positie 15 naar de ingevouwen positie te zwenken, en • vervolgens de draagarmen (20, 21) elk op de steunen (40) neer te laten door het verplaatsen van de zuiger (13) van de hefcilinder (10) in de tweede richting over het dubbelwerkende slaggedeelte, waarbij het kantelframe (9) vanuit de opgeheven tussenpositie wordt gekanteld naar 20 de opgeheven positie.
11. Landbouwmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de landbouwmachine een schudder is.
12. Landbouwinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een trekker, waarbij de aanhangwagen koppelbaar is met de trekker.
13. Werkwijze voor het bewerken van gewas dat los op een bodem ligt, bijvoorbeeld gemaaid gras, waarbij gebruik wordt gemaakt van een landbouwinrichting (1), die een aanhangwagen (2) omvat, welke aanhangwagen (2) koppelbaar is met een trekker en is voorzien van: - een onderstel (3) met een centrale langshartlijn (5), welk onderstel (3) is 30 voorzien van: • een koppelorgaan (6) voor het koppelen met een trekker, • meerdere wielen (7), waarmee het onderstel (3) verrijdbaar is over de bodem (4), - een gewasbewerkingsinrichting (8), die is voorzien van: • een kantelframe (9), dat kantelbaar is verbonden met het onderstel (3) om een kantelhartlijn (19) die in hoofdzaak dwars ten opzichte van de langshartlijn (5) van het onderstel (3) verloopt, 5. twee draagarmen (20, 21), die zich uitstrekken aan weerszijden van het kantelframe (9), welke draagarmen (20, 21) elk zwenkbaar zijn verbonden met het kantelframe (9) om een zwenkhartlijn (22, 23) die in hoofdzaak dwars ten opzichte van de kantelhartlijn (19) verloopt, en welke draagarmen (20, 21) elk 10 meerdere draagarmgedeelten (24, 24A) omvatten, die scharnierbaar met elkaar zijn verbonden om scharnierhartlijnen (25) die in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkhartlijn (22, 23) van die draagarm (20, 21) verlopen, • gewasbewerkingsorganen (26), die roteerbaar zijn aangebracht 15 aan de draagarmgedeelten (24, 24A) van de draagarmen (20, 21), waarbij de werkwijze omvat: - het verplaatsen van de gewasbewerkingsinrichting (8) vanuit een transportstand naar een werkstand, waarbij 20 in de transportstand het kantelframe (9) een opgeheven positie heeft waarin de zwenkhartlijnen (22, 23) van de draagarmen (20, 21) in hoofdzaak verticaal verlopen, en elke draagarm (20, 21) een ingevouwen positie heeft, waarin die draagarm (20, 21) in hoofdzaak evenwijdig aan de langshartlijn (5) van het onderstel (3) verloopt, en 25 bij het verplaatsen vanuit de transportstand naar de werkstand, elke draagarm (20, 21) vanuit de ingevouwen positie om de zwenkhartlijn (22, 23) daarvan naar buiten wordt gezwenkt naar een uitgevouwen positie, waarin die draagarm (20, 21) in hoofdzaak dwars ten opzichte van de langshartlijn (5) van het onderstel (3) naar buiten uitsteekt, en vervolgens het kantelframe (9) vanuit de 30 opgeheven positie om de kantelhartlijn (19) naar beneden wordt gekanteld naar een neergelaten positie, waarin de gewasbewerkingsorganen (26) zijn georiënteerd voor het bewerken van gewas dat los op de bodem (4) ligt, waarmee de werkstand is bereikt, met het kenmerk, dat elke draagarm (20, 21) is voorzien van ten minste een bekrachtigingsorgaan (31) dat is aangebracht tussen twee aangrenzende, scharnierbaar met elkaar verbonden draagarmgedeelten (24, 24A) van die draagarm (20, 21), en die draagarmgedeelten (24, 24A) van elke draagarm (20, 5 21) in hoofdzaak in eikaars verlengde worden gebracht en/of gehouden tijdens het naar buiten zwenken van de draagarmen (20, 21) vanuit de ingevouwen positie naar de uitgevouwen positie, zodanig dat het zwaartepunt (Z) van de gewasbewerkingsinrichting (8) zich in de uitgevouwen positie van de draagarmen (20, 21), gezien in de richting van de langshartlijn (5) van het onderstel (3), achter 10 de kantelhartlijn (19) bevindt, en de gewasbewerkingsinrichting (8) onder invloed van het eigen gewicht daarvan omlaag tot in de werkstand beweegt.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de bekrachtigingsorganen elk een hydraulische cilinder (31) omvatten.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij de hydraulische cilinders 15 (31) elk enkelwerkend zijn.
16. Werkwijze volgens een van de conclusies 13-15, omvattende het bewerken van het los op de bodem (4) liggende gewas door de gewasbewerkingsorganen (26) in de werkstand van de gewasbewerkingsinrichting (8), waarbij elk bekrachtigingsorgaan (31) zodanig is uitgevoerd dat de 20 scharnierverbinding tussen de twee scharnierbaar met elkaar verbonden draagarmgedeelten (24, 24A) waartussen dat bekrachtigingsorgaan (31) is aangebracht, in de werkstand van de gewasbewerkingsinrichting (8) is vrijgegeven door dat bekrachtigingsorgaan (31).
NL2009889A 2012-11-27 2012-11-27 Landbouwinrichting, en werkwijze voor het bewerken van gewas. NL2009889C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2009889A NL2009889C2 (nl) 2012-11-27 2012-11-27 Landbouwinrichting, en werkwijze voor het bewerken van gewas.
EP13771228.7A EP2925113B1 (en) 2012-11-27 2013-09-20 Agricultural device and method for processing crop
PCT/NL2013/050675 WO2014084723A1 (en) 2012-11-27 2013-09-20 Agricultural device and method for processing crop

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2009889A NL2009889C2 (nl) 2012-11-27 2012-11-27 Landbouwinrichting, en werkwijze voor het bewerken van gewas.
NL2009889 2012-11-27

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2009889C2 true NL2009889C2 (nl) 2014-06-02

Family

ID=47360273

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2009889A NL2009889C2 (nl) 2012-11-27 2012-11-27 Landbouwinrichting, en werkwijze voor het bewerken van gewas.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2925113B1 (nl)
NL (1) NL2009889C2 (nl)
WO (1) WO2014084723A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2017012030A (ja) * 2015-06-29 2017-01-19 小橋工業株式会社 農作業機
DE202018106434U1 (de) * 2018-11-13 2020-02-14 Pöttinger Landtechnik Gmbh Landwirtschaftliches Anbaugerät

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1859670A1 (en) * 2006-05-22 2007-11-28 Maasland N.V. An agricultural machine
EP2179641A1 (en) * 2008-10-27 2010-04-28 Lely Patent N.V. Agricultural machine
DE102011014419A1 (de) * 2011-03-18 2012-09-20 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Gmbh Heuwerbungsmaschine

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1036540C2 (nl) 2009-02-10 2010-08-11 Lely Patent Nv Landbouwwerktuig met bedieningscilinder met dubbelwerkende alsook enkelwerkende functionaliteit.

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1859670A1 (en) * 2006-05-22 2007-11-28 Maasland N.V. An agricultural machine
EP2179641A1 (en) * 2008-10-27 2010-04-28 Lely Patent N.V. Agricultural machine
DE102011014419A1 (de) * 2011-03-18 2012-09-20 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Gmbh Heuwerbungsmaschine

Also Published As

Publication number Publication date
EP2925113A1 (en) 2015-10-07
EP2925113B1 (en) 2016-12-21
WO2014084723A1 (en) 2014-06-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11937546B2 (en) Combine header equipped with an automated header transport system and header steering mechanism
US12004440B2 (en) Combine header equipped with an automated header transport system
NL2009889C2 (nl) Landbouwinrichting, en werkwijze voor het bewerken van gewas.
BE1024333B1 (nl) Maaibordsteun voor een oogstmachine
NL1036352C2 (nl) Tophef aankoppeling.
US6092316A (en) Ejector apparatus for an earth moving scraper bowl
NL1037561C2 (nl) Voor landbouw bestemde inrichting.
US11058051B2 (en) Agricultural mowing machine and a method for unfolding/folding the machine
US11944027B2 (en) Combine header equipped with an automated header transport system and drawbar
DK2810822T3 (en) DRIVE VEHICLE
EP3097771B1 (en) Forestry machine
NL1035029C2 (nl) Landbouwmachine.
NL1034636C2 (nl) Getrokken landbouwmachine.
DK2210473T3 (en) CUTTING MACHINE WITH CROSSING TRANSPORTER
NL2007296C2 (nl) Landbouwmachine.
NL8301415A (nl) Maai-inrichting voor een berm.
US20150319924A1 (en) Swath Roller Attachment for a Swather Tractor
US11358792B2 (en) Cart washer lifter
FI104687B (fi) Nostoripustettu niittokone
NL1033091C2 (nl) Hooibouwmachine met stuurstang.
NL1006969C2 (nl) Getrokken landbouwmachine.
DK9700002U3 (da) Traktormonteret løftegaffel med tipanordning, især til håndtering og transport af affaldscontainere, transportcontainere og lignende enheder
CA2848268A1 (en) Header transport for a crop harvesting machine
NL2007507C2 (nl) Systeem van aanhangwagens, en een bijbehorende stapelbare aanhangwagen.
BE1024665A1 (nl) Maaibordsteun voor een oogstmachine

Legal Events

Date Code Title Description
HC Change of name(s) of proprietor(s)

Owner name: FORAGE COMPANY B.V.; NL

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), CHANGE OF OWNER(S) NAME; FORMER OWNER NAME: LELY FORAGE INNOVATIONS B.V.

Effective date: 20170712

PD Change of ownership

Owner name: LELY FORAGE INNOVATIONS B.V.; NL

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), MERGE, DEMERGER; FORMER OWNER NAME: FORAGE INNOVATIONS B.V.

Effective date: 20170712

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20181201