NL2005949C2 - Afvoer met unidirectionele afwatering. - Google Patents

Description

Afvoer met unidirectionele afwatering

De uitvinding betreft een afvoer, zoals een afvoerput of afvoergoot, omvattende: 5 - een opvanghouder voor het opvangen van water, waarbij de opvanghouder aan de onderzijde een uitloop heeft; - een verbindingsdeel voor verbinding van de uitloop met een afvoerbuis.

Onder een opvanghouder wordt het deel van de afvoer 10 verstaan, waar het af te voeren verzameld wordt om vervolgens via een uitloop verder af te voeren. De opvanghouder kan bijvoorbeeld de vorm van een bak hebben, maar ook een meer afgesloten ruimte waarin water wordt verzameld kan hier onder worden verstaan.

15 Een dergelijke afvoer is bekend en wordt veelvuldig gebruikt om bijvoorbeeld douchewater af te voeren naar een afvoerbuis. Hiertoe is de opvanghouder gewoonlijk aangesloten op een sifon met de afvoer, die vervolgens verbonden is met een afvoerbuis. De opvanghouder en sifon zijn in de vloer en 20 afwerklaag, zoals een tegellaag, verwerkt zodat de bovenrand van de opvanghouder gelijk ligt met het bovenoppervlak van de afwerklaag.

Om te voorkomen dat opvallend water tussen de afwerklaag en de opvanghouder komt en daar lekkage kan veroorzaken is het 25 gebruikelijk om een afdichtende kitlaag tussen de afwerklaag en de opvanghouder aan te brengen.

Wanneer deze kitlaag niet na een aantal jaar vervangen wordt, kan alsnog lekkage ontstaan. Daarnaast bestaat het risico dat scheuren in de afwerklaag ontstaan, waarlangs water tussen 30 de afwerklaag en de vloer kan komen.

Het is bekend om ter hoogte van het overgangsvlak van de afwerklaag en vloer, bijvoorbeeld op het niveau van de tegellijm, in de zijwanden van de opvanghouder gaatjes te voorzien, zodat eventueel lekkage water van onder de afwerklaag 35 in de opvanghouder kan stromen. Het nadeel hiervan is dat ook 2 het water vanuit de opvanghouder via de gaatjes onder de afwerklaag kan komen. Aangezien de opvanghouder tijdens gebruik gedeeltelijk of geheel vol staat met afvoerwater, wordt dus bij een dergelijke opvanghouder volgens de stand van techniek de 5 afwerklaag beïnvloed vanaf het moment dat de opvanghouder is gemonteerd. Elke keer als de opvanghouder gebruikt wordt, zal dus via de gaatjes in de zijwanden water tussen de afwerklaag en de vloer kunnen komen. Bovendien bevat het afvoerwater gewoonlijk zeepresten, die een lijmlaag tussen de afwerklaag en 10 de vloer aantasten, waardoor bijvoorbeeld tegels komen los te liggen, ook al zijn er in de tegellaag nog geen scheuren opgetreden.

Ook bij afvoeren voor industriële toepassing kunnen soortgelijke problemen optreden. In het bijzonder bij pasta 15 verwerkende industrie tast afvalwater met pastaresten de tegellijm van een gebruikelijke tegelvloer aan. In een dergelijke geval is een afvoer, waarbij in zijwanden gaatjes voor eventueel lekkage water zijn voorzien, eveneens ongewenst.

Het is nu een doel om de bovengenoemde nadelen te 20 verminderen of zelfs te voorkomen.Dit doel wordt bereikt met een afvoer volgens de uitvinding, die gekenmerkt wordt doordat het verbindingsdeel is voorzien van een unidirectionele doorgang voor het van buiten naar binnen in het verbindingsdeel toelaten van water.

25 Door een unidirectionele doorgang te voorzien kan alleen water van buiten de opvanghouder instromen. Water dat reeds in de opvanghouder aanwezig is wordt door de unidirectionele doorgang geblokkeerd.

De afvoer volgens de uitvinding kan worden geïnstalleerd 30 in een nieuwe vloer met afwerklaag, waarbij de afwerklaag op de afvoer afdicht. Zolang de afwerklaag waterdicht is en de overige afdichtingen functioneren, zal er geen gebruik worden gemaakt van de unidirectionele doorgang. Pas wanneer er een scheur optreedt in de afwerklaag of andere afdichtingen kapot gaan, kan 35 eventueel lekkage water alsnog in de afvoer komen via de 3 unidirectionele doorgang. Zo kan dus met een afvoer volgens de uitvinding een volledig afgedichte vloer met afwerklaag worden voorzien, die pas bij lekkage het lekkage water alsnog betrouwbaar secundair afvoert.

5 De secundaire afwatering wordt bij de uitvinding aldus pas gebruikt, zodra er water onder de afwerklaag is gekomen als gevolg van een falende afdichting of scheuren in de afwerklaag. Bij normaal gebruik wordt de afwerklaag dus niet beïnvloed door het reguliere water in de afvoerbak, zoals het geval is bij 10 afvoerbakken volgens de stand van techniek.

Doordat verder de unidirectionele doorgang is aangesloten op het verbindingsstuk, is het mogelijk deze doorgang niet direct tegen de afvoerhouder aan te brengen, maar op meer afstand daarvan. Hierdoor kan een hoogtebesparing 15 verkregen worden, doordat de unidirectionele doorgang niet noodzakelijkerwijs in de afvoerhouder is aangebracht.

In een uitvoeringsvorm van de afvoer volgens de uitvinding is de uitloop van de opvanghouder buisvormig en heeft het verbindingsdeel een opening, waarin de buisvormige uitloop 20 steekt. Door deze buisvormige uitloop kan de afstand tussen het verbindingsdeel en de opvanghouder gevarieerd worden en kan aldus de hoogte van de opvanghouder in de vloer afgesteld worden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de afvoer volgens de 25 uitvinding is in de uitloop een flexibele kraag aangebracht. Daarbij ligt bijvoorkeur de vrije rand van de flexibele kraag aan tegen de buisvormige uitloop.

De flexibele kraag maakt enige variatie tussen de positie van het verbindingsstuk en de positie van de 30 opvanghouder mogelijk. Daarnaast zal de flexibele kraag water tegenhouden, dat tussen het verbindingsstuk en de buisvormige uitloop omhoog komt, terwijl eventueel lekkage water dat van bovenaf op de flexibele kraag wel in het verbindingsstuk kan stromen, doordat het water de flexibele kraag omlaag zal 35 drukken.

4

De flexibele kraag loopt bij voorkeur langs de gehele omtrek van de buisvormige uitloop, maar kan ook slechts voor een deel langs de omtrek van de buisvormige uitloop lopen.

In een zeer geprefereerde uitvoeringsvorm van de afvoer 5 volgens de uitvinding heeft een rondlopend deel van de flexibele kraag grenzend aan de vrije rand een substantiële richtingscomponent gelijk aan de insteekrichting van de uitloop. Doordat de buisvormige uitloop in de kraag gestoken wordt, zal de vrije rand van de kraag vanzelf meegenomen worden, waardoor 10 deze rand lager ligt dan het overige deel van de kraag.

Eventueel lekwater zal vanzelf over de kraag naar de vrije rand lopen en door het gewicht van het lekwater zal er tussen de vrije rand van de kraag en de uitloop een kleine doorgang ontstaan, die vanzelf weer sluit. Water dat van onderaf komt zal 15 echter door de vorm van de kraag de vrije rand verder aandrukken tegen de uitloop, waardoor doorsijpelen van water vanaf onder voorkomen wordt.

In een uitvoeringsvorm is het verbindingsdeel geïntegreerd in een sifon. In een andere uitvoeringsvorm van de 20 uitvinding is de opvanghouder een langwerpige bak met U-vormige dwarsdoorsnede.

De uitvinding omvat verder een werkwijze voor het in een vloer aanbrengen van een afvoer volgens de uitvinding, welke werkwijze de stappen omvat: 25 - het in de vloer verwerken, bijvoorbeeld ingieten, van het verbindingsdeel; - het met een lijmkam aanbrengen van een lijm, waarbij de lijmrillen naar het verbindingsdeel zijn gericht; - het op het verbindingsdeel aanbrengen van de 30 opvanghouder; - het in de lijm aanbrengen van een afwerklaag, zoals een tegellaag.

Door de lijmrillen naar het verbindingdeel te richten ontstaan tussen de afwerklaag en de vloer gootjes, die eventueel 35 lekwater naar de afvoer kunnen geleiden.

5

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt voor het aanbrengen van de lijm een vulstuk over het verbindingsdeel aangebracht en worden vervolgens de lijmrillen gericht naar het vulstuk aangebracht, waarna het 5 vulstuk weer verwijderd wordt.

Bij een relatief kleine afvoer, zoals bijvoorbeeld een vierkante afvoerput, is het voldoende om de lijmrillen naar het verbindingsdeel te richten. Echter bij een langwerpige afvoergoot kan langs de gehele omtrek van de goot lekkage 10 ontstaan. Door nu een vulstuk aan te brengen, wordt een afvoerbaan gevormd onder de opvanghouder, zodat lekwater dat via de lijmrillen bij de afvoer komt, in de afvoerbaan terecht komt en vervolgens naar het verbindingsdeel gevoerd wordt.

Bijvoorkeur zijn het vulstuk en de opvanghouder 15 langwerpig zijn.

In sommige gevallen is in de vloer een tweede afdichtlaag aangebracht. Een voorbeeld hiervan is dat op de betonvloer een eerste afdichtlaag, bijvoorbeeld een bitumenlaag, wordt aangebracht. Vervolgens wordt op deze eerste afdichtlaag 20 een zandcementlaag aangebracht. Hierop wordt een tweede afdichtlaag aangebracht, waarna de afwerklaag, zoals een tegelvloer, wordt aangebracht.

Voor elk van de afdichtniveau's is het mogelijk om de unidirectionele doorgang volgens de uitvinding te voorzien. Het 25 verbindingsdeel van de afvoer kan daarbij zijn voorzien van twee afzonderlijke unidirectionele doorgangen voor elke afdichtlaag.

De unidirectionele doorgang kan verder ook worden voorzien, door deze doorgang op een zodanige positie in het verbindingsdeel, c.q. afvoertrajeet aan te brengen, dat 30 terugstromen van afvoerwater via deze doorgang is uitgesloten.

Hoewel de uitvinding met name geschikt is voor toepassing in het sanitair gebied, kan de afvoer volgens de uitvinding eventueel ook toegepast worden op een industriële schaal.

35 Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader 6 toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur 1 toont in dwarsdoorsnede aanzicht een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 2 toont een detail van de uitvoering volgens 5 figuur 1.

Figuren 3, 4, 5 tonen schematisch verschillende stappen van een werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 6 toont een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding.

10 Figuur 7 toont een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 8 toont een vierde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 9 toont een dwarsdoorsnede aanzicht van de 15 uitvoering volgens figuur 8.

Figuur 10 toont een vijfde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 11 toont een zesde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

20 Figuur 12 toont een zevende uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 13 toont een dwarsdoorsnede aanzicht langs de lijn XXIII-XXIII van figuur 12.

Figuur 1 toont in dwarsdoorsnede aanzicht van een afvoer 25 1 volgens de uitvinding. De afvoer 1 heeft een opvanghouder 2 met aan de onderzijde een buisvormige uitloop 3.

Onder de opvanghouder 2 is een vloer 4 voorzien met daarin een verbindingsdeel 5, dat op een niet getoonde afvoerpijp is aangesloten. Het verbindingsdeel 5 heeft aan de 30 bovenzijde een opening, waarin een flexibele kraag 6 is aangebracht. De buisvormige uitloop 3 steekt door deze flexibele kraag 6 in het verbindingsdeel 5.

Tussen de opvanghouder 2 en de afwerklaag 8 is verder een kitlaag 9 voorzien om voor een goede afdichting van het 35 bovenoppervlak te voorzien.

7

Eventueel lekwater 7, dat tussen de afwerklaag 8 en de vloer 4 aanwezig is kan over de flexibele kraag 6 naar de uitloop 3 stromen. Zoals in detail getoond in figuur 2, zal het gewicht van het lekwater 7 de flexibele kraag 6 van de uitloop 3 5 wegdrukken, waardoor een doorgang ontstaat en weg kan stromen.

Wanneer water vanaf onder tegen de flexibele kraag 6 zou aandrukken, dan wordt de flexibele kraag 6 tegen de uitloop 3 gedrukt, waardoor een goede afdichting ontstaat. Zo wordt aldus een unidirectionele doorgang verkregen.

10 In figuur 3 wordt een eerste stap van een werkwijze volgens de uitvinding getoond. In een vloer 10 is een verbindingsdeel 11 voorzien. Over het verbindingsdeel 11 wordt een langwerpig vulstuk 12 aangebracht (zie ook figuur 4). Vervolgens wordt met een lijmkam lijmrillen 13 aangebracht, die 15 gericht zijn naar het vulstuk 12. Na het aanbrengen van de lijm 13 wordt het vulstuk 12 verwijderd, waardoor een afvoerbaan 14 ontstaat tussen de lijmrillen 13.

Tenslotte wordt in het verbindingsdeel 11 een uitloop 15 van een opvanghouder 16 gestoken. Verder wordt in de lijm 13 20 tegels 17 aangebracht.

Nu is met deze werkwijze een afvoerbaan 14 onder de opvanghouder 16 gevormd. Eventueel lekwater, dat langs de lijmrillen 13 bij de opvanghouder 16 komt, kan vervolgens via de afvoerbaan 14 naar het verbindingsdeel 11 stromen.

25 Figuur 6 toont een tweede uitvoeringsvorm van een afvoer 20 volgens de uitvinding. Deze afvoer 20 heeft een opvanghouder 21 met een buisvormige uitloop 22. Deze uitloop 22 steekt in een sifonbehuizing 23, die gekoppeld is met een afvoerbuis 24.

De buisvormige uitloop 22 is afgedicht op de 30 neerhangende flens 26 van de sifonbehuizing 23 via de O-ring 25. Net achter deze neerhangende flens 26 zijn secundaire afwateringsopeningen 27 in de sifonbehuizing 23 aangebracht. Dit water valt op een afdichtende flap 28, die onderin de neerhangende flens 26 is aangebracht en aanligt tegen een tweede 35 neerhangende flens 29.

8

Bij deze uitvoering 20 kan eventueel lekwater, dat onder de tegellaag 30 komt via de secundaire afwateringsopeningen 27 alsnog in de afvoerbuis 24 komen, terwijl regulier water door de afdichtende flap 28 tegengehouden wordt.

5 De afdichtende flap 28 is onder de uitloop 22 aangebracht, zodat deze afdichtende flap 28 eventueel vervangen kan worden na inbouw van de afvoer 20.

Tussen de opvanghouder 21 en de tegellaag 30 is verder een kitlaag 31 voorzien voor het afdichten van het 10 bovenoppervlak.

Figuur 7 toont een derde uitvoeringsvorm van een afvoer 40 volgens de uitvinding. Deze afvoer heeft een opvanghouder 41 met een buisvormige uitloop 42, die in een sifonbehuizing 43 steekt.

15 De sifonbehuizing 43 heeft rond de instroomopening, waarin de uitloop 42 steekt twee neerhangende concentrische flensen 44, 45. In de eerste flens 44 is een groef voorzien, waarin een O-ring 46 is aangebracht, die voor afdichting zorgt tussen de buisuitloop 42 en de sifonbehuizing 43.

20 In de sifonbehuizing 43 zijn secundaire afwateringsopeningen 47 aangebracht, die uitkomen in de ruimte tussen de twee concentrische flensen 44, 45. Deze ruimte wordt aan de onderzijde afgesloten door een flexibele mof 48, die in de uitloop 42 van de opvanghouder 41 steekt. Hierdoor kan 25 eventueel lekwater via de openingen 47 in de sifonbehuizing 43 komen, terwijl regulier water door de flexibele mof 48 tegengehouden wordt om de ruimte tussen de twee neerhangende flensen 44, 45 binnen te stromen.

Figuren 8 en 9 tonen een vierde uitvoeringsvorm 50 van 30 een afvoer volgens de uitvinding. In deze figuur is een langwerpige douchegoot 50 getoond. Hierbij wordt de opvanghouder gevormd door twee opstaande langwerpige strips 51, die in een onderbak 52 staan. Deze onderbak 52 heeft opstaande wanden 53 en naar binnen gericht flensen 54, die tegen de strips 51 35 aanliggen.

9

In de flensen 54 zijn een aantal openingen 55 voorzien waarin rubber delen 56 zijn aangebracht. Deze rubber delen 56 hebben twee flappen, die tegen elkaar aanliggen. Hierdoor fungeert elk rubber deel 56 als een eenwegsklep, waardoor 5 eventueel lekwater via de opening 55 in de onderbak 52 kan komen, terwijl regulier water de onderbak 52 niet kan uitlopen.

In figuur 8 zijn de rubber delen 56 rond uitgevoerd. Het is ook mogelijk om de rubber delen 56 langwerpig uit te voeren en langs de rand van de onderbak 52 aan te brengen.

10 Zoals duidelijk in figuur 9 is tussen de strips 51 en de tegellaag 57 verder een kitlaag 58 voorzien voor het afdichten van het bovenoppervlak.

Figuur 10 toont een vijfde uitvoeringsvorm 60 van een afvoer volgens de uitvinding. Deze afvoer 60 heeft een 15 opvanghouder 61 met een uitloop 62. Deze uitloop 62 steekt in een verbindingsdeel 63.

Het verbindingsdeel 63 is langs de buitenomtrek voorzien van een aantal groeven 64, waarin een O-ring 65 is aangebracht voor afdichting op bijvoorbeeld een afvoerbuis 66. De groeven 64 20 kunnen gebruikt worden om het verbindingsdeel 63 gemakkelijk op maat te maken.

In de bovenflens 67 van het verbindingsdeel 63 zijn secundaire openingen 68 aangebracht. Hierlangs kan lekwater in het verbindingsdeel 63 stromen. De secundaire openingen 68 25 worden door een rubber manchet 69 van de O-ring 70 unidirectioneel afgedicht.

Op de bovenflens 67 van het verbindingsdeel 63 kan verder een afdichtdoek 71 zijn aangebracht.

Figuur 11 toont een zesde uitvoeringsvorm 80 van een 30 afvoer volgens de uitvinding. Deze afvoer 80 heeft een opvanghouder 81. In deze opvanghouder 81 is een verbindingsdeel 82 geplaatst. Dit verbindingsdeel 82 is gevormd uit een dubbelgevouwen dunne plaat, die tevens voor de afwerking van een tegellaag 83 zorgt.

35 Nabij de bodem van de opvanghouder 81 zijn in het 10 verbindingsdeel unidirectionele doorgangen 84 voorzien. Via deze doorgangen kan eventueel lekwater, dat onder de tegellaag 83 komt in de opvanghouder 81 stromen.

De tegellaag 83 is met een afdichtende kit 85 afgedicht 5 op het verbindingsdeel 82. Zo wordt voor een waterdicht geheel gezorgd.

In figuren 12 en 13 is een zevende uitvoeringsvorm 90 van een afvoer volgens de uitvinding getoond.

Bij deze uitvoeringsvorm 90 zijn de opvanghouder en het 10 verbindingsdeel als één geheel uitgevoerd. De afvoer is voorzien van een horizontale flens 91 met daarop een vierkante opstaande flens 92. Deze opstaande flens 92 vormt een begrenzing voor de tegellaag 93. De flens 92 is via een afdichtende kit 103 op de tegellaag 93 afgedicht.

15 Onder de horizontale flens 91 is een sifon behuizing 94 met een afvoerbuis 95 aangebracht. Centraal in de sifon behuizing 94 is een verwijderbaar instroomdeel 96 aangebracht. Dit instroomdeel 96 dicht via een O-ring 97 af op de sifon behuizing 94.

20 De O-ring 97 is voorzien van een neerhangende rand 98, die daarmee een doorgangsopening 99 afdicht. Via deze doorgangsopening 99 kan eventueel lekwater in de sifonbehuizing 94 stromen. Het lekwater stroomt vanaf onder de tegellaag 93 via de doorgang 100 en de goot 101 naar de doorgangsopening 99.

25 In de horizontale flens 91 kan verder nog een afsluitbare inspectieopening 102 zijn voorzien voor visuele controle op eventuele lekkage. Via deze inspectieopening 102 is het mogelijk om periodiek te controleren of er enige lekkage heeft plaatsgevonden. Afhankelijk van het resultaat van de 30 controle kan vervolgens de lekkage verholpen worden.

Claims (10)

1. Afvoer, zoals een afvoerput of afvoergoot, omvattende: 5. een opvanghouder voor het opvangen van water, waarbij de opvanghouder aan de onderzijde een uitloop heeft; - een verbindingsdeel voor verbinding van de uitloop met een afvoerbuis; met het kenmerk, dat 10 het verbindingsdeel is voorzien van een unidirectionele doorgang voor het van buiten naar binnen in het verbindingsdeel toelaten van water.

2. Afvoer volgens conclusie 1, waarbij de uitloop van de opvanghouder buisvormig is en het verbindingsdeel een opening 15 heeft, waarin de buisvormige uitloop steekt.

3. Afvoer volgens conclusie 2, waarbij in de uitloop een flexibele kraag is aangebracht.

4. Afvoer volgens conclusie 3, waarbij de vrije rand van de flexibele kraag aanligt tegen de buisvormige uitloop.

5. Afvoer volgens conclusie 4, waarbij een rondlopend deel van de flexibele kraag grenzend aan de vrije rand een substantiële richtingscomponent heeft gelijk aan de insteekrichting van de uitloop.

6. Afvoer volgens één van de voorgaande conclusies, 25 waarbij het verbindingsdeel geïntegreerd is in een sifon.

7. Afvoer volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de opvanghouder een langwerpige bak met U-vormige dwarsdoorsnede is.

8. Werkwijze voor het in een vloer aanbrengen van een 30 afvoer volgens één van de voorgaande conclusies, welke werkwijze de stappen omvat: - het in de vloer verwerken, bijvoorbeeld ingieten, van het verbindingsdeel; - het met een lijmkam aanbrengen van een lijm, waarbij 35 de lijmrillen naar het verbindingsdeel zijn gericht; - het op het verbindingsdeel aanbrengen van de opvanghouder; - het in de lijm aanbrengen van een afwerklaag, zoals een tegellaag.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij voor het aanbrengen van de lijm een vulstuk over het verbindingsdeel wordt aangebracht en waarbij vervolgens de lijmrillen gericht naar het vulstuk worden aangebracht, waarna het vulstuk weer verwijderd wordt.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij het vulstuk en de opvanghouder langwerpig zijn.