NL2003815A - Landbouwmachine. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Landbouwmachine.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een landbouwmachine ter bevestiging aan een trekker, bij voorkeur in de vorm van een maaimachine of een keermachine, met ten minste een werkaggregaat, ten minste een hefcilinder voor het heffen van het werkaggregaat in een wendakker- en/of transportstand, en een ontlastingscilinder ter ontlasting van het gewicht van het werkaggregaat in de werkstand.

Een landbouwmachine van de genoemde soort is bijvoorbeeld bekend uit het document DE 10 2006 002 066 A1. Het aan een bevestigings- resp. draagframe in hoogte verstelbaar opgehangen werkaggregaat kan door middel van een hefcilinder uit de neergelaten werkstand naar een wendakkerstand en/of naar een transportstand worden geheven. Om in de neergelaten werkstand, waarin het werkaggregaat over de bodem wordt geleid, een gewichtontlasting te bereiken, heeft een ontlastingscilinder invloed op het werkaggregaat, welke ontlastingscilinder met een instelbare ontlastingsdruk wordt belast. Door de hierdoor geproduceerde ontlastingskracht, die de gewichtskracht van het werkaggregaat tegenwerkt, kan het werkaggregaat beterde bodemcontour volgen en zogezegd lichtvoetig over bodemoneffenheden heen zweven, zonder dat het werkaggregaat bij het oplopen tegen bodemoneffenheden zich door zijn aanzienlijke eigengewicht in de grond zal ingraven.

Dergelijke ontlastingscilinders geven echter soms bij het heffen van het werk-aggregaat naar de wendakker- resp. transportstand problemen. Wordt - al naar gelang de werkomstandigheden - de ontlastingsdruk, die gewoonlijk door middel van een druktank wordt opgebracht, op een tamelijke lage waarde ingesteld, dan leidt dit bij het heffen van het werkaggregaat ertoe, dat de ontlastingscilinder meegeeft en de machine niet meer volledig opgetild resp. samengeklapt wordt. Een dergelijk probleem kan zich bijvoorbeeld bij de bewerking van schuine vlakken voordoen. In dergelijke situaties dient de ontlastingsdruk handmatig verhoogd te worden en later voor de werkstand weer verlaagd te worden. Wordt anderzijds de ontlastingsdruk op een voldoende hoge waarde ingesteld, om in elk geval een volledig omhoog heffen resp. samenklappen van de machine te waarborgen, dan is de ontlasting in de werkstand dikwijls te groot, zodat bijvoorbeeld bij het snel over een bodeminzinking heen rijden een voldoende snel neerlaten van het werkaggregaat niet meer wordt gewaarborgd.

Hiervan uitgaande ligt aan de uitvinding het doel ten grondslag een verbeterde landbouwmachine van de genoemde soort te verschaffen, die de nadelen van de stand van de techniek vermijdt en laatstgenoemde op gunstige wijze verder uitvoert. Bij voorkeur dient met eenvoudige middelen een volledig omhoog heffen resp. samenklappen van de machine te worden gewaarborgd, zonder dit met verliezen bij de optimale ontlastingswerking in de werkstand te moeten bekopen.

Volgens de uitvinding wordt dit doel door een landbouwmachine volgens conclusie 1 bereikt. Voorkeursuitvoeringen van de uitvinding zijn onderwerp van de afhankelijke conclusies.

Er wordt dus voorgesteld om de ontlastingsdruk bij het heffen van de machine automatisch te verhogen, zonder dat hiervoor een complexe drukregeling op de trekker nodig is. De extra druk voor de ontlastingscilinder wordt van de hefbeweging van het werkaggregaat afgeleid, zodat geen extra drukregelleidingen vanaf de trekker nodig zijn. Volgens de uitvinding kan een hefdrukzijde van de hefcilinder, die bij het heffen van het werkaggregaat drukbelast is, via een drukoverdrachtsinrichting met een ontlastingsdrukzijde van de ontlastingscilinder worden verbonden. Dit uitgangspunt gaat van de overweging uit, dat de druk van de hefdrukcilinder bij het heffen van de machine ten opzichte van de werkstand duidelijk toeneemt, zodat deze druktoename gebruikt kan worden om in de ontlastingscilinder bij het heffen een voldoende druktoename te produceren om de ontlastingscilinder in zijn gespannen eindstand te bewegen, die bij het heffen van de machine gewenst is. Al naar gelang de inbouwsituatie van de ontlastingscilinder wordt deze door de extra druk, die van de hefdruk van de hefcilinder wordt afgeleid, in de volledig ingetrokken resp. volledig uitgeschoven stand, die - al naar gelang de inbouwsituatie - met de maximale ontlasting overeenkomt, gedwongen.

De drukoverdrachtsinrichting voor het produceren van de extra druk in de ontlastingscilinder bij het heffen van de machine kan in principe op verschillende wijzen zijn uitgevoerd en aan de vorm van het ontlastingscircuit zijn aangepast. Wordt bijvoorbeeld met samendrukbare media, zoals gas, in het ontlastingscircuit gewerkt, dan kan een extra gashoeveelheid in het ontlastingscircuit geperst worden. Wordt anderzijds met een ten minste bij benadering onsamendrukbaar drukmedium gewerkt, zoals bijvoorbeeld hydraulische olie, dat door een drukactuator, zoals een veerzuiger of een drukmembraanaccumulator, wordt belast, dan kan ook het volume van de met het onsamendrukbare drukmedium gevulde drukcircuit worden verminderd, om een druktoename te bereiken.

In een gunstige verdere uitvoering van de uitvinding heeft de drukoverdrachtsinrichting een volumestuurinrichting, die een bij het heffen van het werkaggregaat in het drukcircuit van de ontlastingscilinder geproduceerde volumeverandering bestuurt, in het bijzonder zodanig, dat een volumeverandering van vooraf bepaalde grootte wordt geproduceerd.

De volumestuurinrichting kan daarbij in principe op verschillende wijzen zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld via ventielen een corresponderende volumeverandering besturen. In een voorkeursuitvoering van de uitvinding omvat de drukoverdrachtsinrichting echter een stuurcilinder met ten minste twee drukkamers, waarvan de ene drukkamer met de hefdrukzijde van de hefcilinder en de andere drukkamer met de ontlastingsdrukzijde van de ontlastingscilinder kan worden verbonden. Deze stuurcilinder vormt een in de hefcilinder optredende drukverandering in een volumeverandering van het ontlastingscircuit en daardoor in een drukverandering in genoemd ontlastingscircuit om. De in de hefcilinder ontstane hefdruk wordt dus niet direct in het drukcircuit van de ontlastingscilinder afgegeven, bijvoorbeeld zodanig, dat eenvoudig hydraulisch fluïdum uit het hefcilindercircuit in het ontlastingscilindercircuit wordt geperst, maar in een stelbeweging van de zuiger van de stuurcilinder omgezet, die vervolgens een corresponderende volumeverandering in het ontlastingscircuit bewerkstelligt.

De hefcilinder en de ontlastingscilinder omvatten bovendien op voordelige wijze twee gescheiden drukmediumcircuits, die zodanig van elkaar zijn gescheiden, dat het drukmedium van het ene circuit niet met het drukmedium van het andere circuit in contact komt of zich daarmee vermengt. De beide drukmediumcircuits zijn via de genoemde stelcilinder echter met elkaar verbonden, zodat de in de hefcilinder ontstane hefdruk aan het ontladingscircuit wordt overgedragen en daarin een extra druk produceert.

Door de toepassing van de genoemde stuurcilinder kan de productie van de extra druk in het ontlastingscircuit zowel met betrekking tot de hoogte van de geproduceerde druk alsook met betrekking tot de volumeverandering variabel worden aangepast. Bijvoorbeeld kan door dwarsdoorsnede-oppervlakken van verschillende grootte van de beide genoemde drukkamers van de stuurcilinder een grotere drukverandering in de hefcilinder in een kleinere toename van de extra druk in de ontlastingscilinder of omgekeerd worden omgezet. Volgens een gunstige verdere uitvoering van de uitvinding kan de stuurcilinder echter twee drukkamers met met elkaar corresponderende dwarsdoorsnede-oppervlakken omvatten.

De ontlastingscilinder kan in principe op verschillende wijzen worden uitgevoerd en op verschillende wijzen met een ontlastingsdruk worden belast. In een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt de ontlastingscilinder met een ten minste bij benadering onsamendrukbaar drukmedium belast, waarbij op voordelige wijze een druktank voor het leveren van de ontlastingsdruk is verschaft. De genoemde druktank kan door middel van een mechanische veer werken, echter op voordelige wijze ook een gasdrukveer omvatten. Op voordelige wijze is aan de ontlastingscilinder een instelinrichting voor het instellen van de ontlastingsdruk toegevoegd.

De ontlastingscilinder en de hefcilinder kunnen in principe op verschillende wijzen op de landbouwmachine worden aangebracht, bijvoorbeeld parallel aan elkaar tussen het werkaggregaat en een bevestigings- resp. draagframe zijn aangebracht. In een bijzonder gunstige verder uitvoering van de uitvinding zijn de hefcilinder en de ontlastingscilinder in serie achter elkaar geschakeld, waarbij in het bijzonder de hefcilinder en de ontlastingscilinder door een gemeenschappelijke zuigerstang verbonden kunnen zijn.

Hierna wordt de uitvinding aan de hand van voorkeursuitvoeringen en bijgaande tekeningen nader toegelicht. In de tekeningen tonen:

Fig.1 : een schematisch aanzicht in perspectief van een aan een trekker te bevestigen maaimachine, die door middel van een zwenkbare draagarm hefbaar en neerlaatbaar is,

Fig.2: een gedeeltelijk aanzicht in perspectief van de draagarm voor het heffen van de maaimachine en van de aan de draagarm aangebrachte hefcilinder en ontlastingscilinder, die door een stuurcilinderaan elkaar zijn gekoppeld, en

Fig.3: een langsdoorsnede van de stuurcilinder uit Fig.2.

De in Fig.1 getoonde landbouwmachine in de vorm van een maaimachine omvat een draagbok 1, die via een op zich gebruikelijke driepuntskoppeling 2 aan de niet getoonde trekker te bevestigen is. De draagbok 1 draagt een hefinrichting met een zijdelingse hefarm 3, die om een liggende, in rijrichting wijzende zwenkas 4 aan de draagbok 1 zwenkbaar is gekoppeld. Aan de genoemde hefarm 3 is vervolgens het eigenlijke werkaggregaat 5 in de vorm van een maaimachine bevestigd, die op op zichzelf bekende wijze bijvoorbeeld roterende snijtrommels kan hebben.

De hefarm 3 kan door middel van een hefcilinder 6 rond de zwenkas 4 omhoog worden geheven en worden neergelaten, bijvoorbeeld om naar een wendakkerstand of naar een transportstand te worden bewogen. Verder is een ontlastingscilinder 7 scharnierend aan de hefarm 3 bevestigd, door middel waarvan de hefarm 3 en daardoor het daaraan scharnierend bevestigde werkaggregaat 5 ten aanzien van gewicht ontlast kan worden, wanneer het werkaggregaat 5 zich in de neergelaten, over de bodem geleide werkstand bevindt.

Zoals de figuren 1 en 2 tonen, zijn de hefcilinder 6 en de ontlastingscilinder 7 achter elkaar geschakeld aangebracht, waarbij de hefcilinder 6 en de ontlastingscilinder 7 een gemeenschappelijke zuigerstang 8 met elkaar delen, die in elk van de cilinders 6 en 7 naar binnen en daaruit ook weer naar buiten geschoven kan worden. De beide cilinders 6 en 7 zijn zogenoemd kettingvormig achter elkaar aangebracht en nemen tegenoverliggende einden van de zuigerstang 8 op. De hefcilinder 6 en de ontlastingscilinder 7 kunnen hierbij telkens als enkelvoudig werkende cilinder zijn uitgevoerd. Het is voldoende, wanneer elk van de cilinders 6 en 7 slechts een enkele drukkamer heeft, die tussen het einde van de zuigerstang 8 en de betreffende rand van de cilinder 6 resp. 7, waaruit de zuigerstang 8 naar buiten treedt, is verschaft, zodat de zuigerstang 8 bij drukbelasting van de betreffende cilinder daarin naar binnen kan worden geschoven om de hefarm 3 en daardoor het werkaggregaat 5 omhoog te heffen resp. het gewicht daarvan te ontlasten.

Zoals fig. 2 toont, kan de hefcilinder 6 door middel van een drukleiding 9, bijvoorbeeld vanuit de trekker, met hefdruk worden belast om het werkaggregaat 5 naar de wendakker- en/of transportstand te heffen.

Anderzijds wordt de ontlastingscilinder 7 vanuit een druktank 10 met een ontlastings-druk belast. De druktank 10 kan hierbij op voordelige wijze een drukinstelinrichting 11 voor het instellen van de ontlastingsdruk hebben, waarbij de genoemde drukinstelinrichting 11 bijvoorbeeld een vul-/ontlastingsventiel kan omvatten, via welk ventiel een een veerinrichting vormende gasdrukkamer gevuld resp. ontlast kan worden.

Zoals fig. 2 toont, is tussen de hefdrukkamer 12 van de hefcilinder 6 en de ontlastingsdrukkamervan de ontlastingscilinder 7 een drukoverdrachtsinrichting 13 verschaft, die in de hefcilinder ontstane druk resp. een daar bij het heffen plaatsvindende drukverandering in de vorm van een extra druk aan de ontlastingscilinder 7 overdraagt.

De genoemde drukoverdrachtsinrichting 13 omvat hierbij op voordelige wijze een stuurcilinder 14, die twee door een verschuifbare zuiger 15 gescheiden drukkamers 16 en 17 omvat, waarvan de ene met de hefdrukzijde van de hefcilinder 6 en de andere met de ontlastingsdrukzijde van de ontlastingscilinder 7 is verbonden. In de getoonde uitvoering zijn de beide drukkamers 16 en 17 hierbij op de drukleidingen 18 resp. 9 aangesloten, die de hef-cilinder 6 vanaf de trekker resp. de ontlastingscilinder 7 vanaf de druktank 10 telkens met druk belasten.

Hierdoor doet zich de volgende functie voor: Wanneer de hefarm 3 en daardoor het werkaggregaat 5 in de over de bodem geleide werkstand is neergelaten, dan is de hefcilinder 6 in wezen drukloos geschakeld, zodat deze volledig uitgeschoven is. Hierdoor ligt er vanuit de ene drukkamer 16 van de stuurcilinder 14 geen druk aan, zodat de stuurcilinder 14 door de vanuit de ontlastingskring aanliggende druk in de in fig. 3 getoonde eindstand is geschoven. In de ontlastingskring ligt daartoe de voor het in bedrijf zijn verschafte, via de druktank 10 ingestelde ontlastingsdruk aan, die via de ontlastingscilinder 7 een gewichtontlasting van het werkaggregaat 5 bewerkstelligt. De ontlastingscilinder 7 kan hierbij afhankelijk van de bodemcontour in- en uitschuiven, waarbij de in de ontlastingscilinder 7 aanliggende ontlastingsdruk een deel van het gewicht van het werkaggregaat opvangt.

Wordt anderzijds het werkaggregaat 5 via de hefcilinder 6 naar de wendakker- resp. transportstand geheven, dan wordt via de drukleiding 18 vanaf de trekker een overeenkomstige druk op de hefcilinder 6 uitgeoefend. Deze druk wordt eveneens op de stuurcilinder 14, nauwkeuriger gezegd, op de drukkamer 16 daarvan uitgeoefend, zodat de zuiger 15 van de stuurcilinder 14 uit de in fig. 3 getoonde stand naar rechts wordt gedrukt. De hefdruk voor het heffen van het werkaggregaat 5 is regelmatig duidelijk groter dan de in de druktank 10 ingestelde ontlastingsdruk, zodat de genoemde beweging van de zuiger 15 wordt geproduceerd. Wederom wordt hierdoor in het ontlastingscircuit een druktoename, nauwkeuriger gezegd, een volumeverandering en als gevolg daarvan een drukverandering geproduceerd, die waarborgt, dat ook de ontlastingscilinder 7 volledig wordt ingeschoven. Door het verschuiven van de zuiger 15 van de stuurcilinder 14 wordt zogezegd drukmedium in het ontlastingscircuit geperst, als gevolg waarvan de ontlastingscilinder 7 in zijn ingeschoven positie wordt gedwongen. Dit waarborgt, dat bij het heffen van het werkaggregaat 5 de machine ook daadwerkelijk wordt samengeklapt.

Claims (8)

1. Landbouwmachine ter bevestiging aan een trekker, bij voorkeur in de vorm van een maaimachine of een keermachine en dergelijke, met een werkaggregaat (5), ten minste een hefcilinder (6) voor het heffen van het werkaggregaat (5) naar een wendakker- en/of transportstand, en een ontlastingscilinder (7) ter ontlasting van het gewicht van het werkaggregaat (5) in de werkstand, met het kenmerk, dat een hefdrukzijde van de hefcilinder (6), die bij het heffen van het werkaggregaat (5) drukbelast is, via een drukoverdrachtsinrichting (13) met een ontlastingsdrukzijde van de ontlastingscilinder (7) verbindbaar is.

2. Landbouwmachine volgens de voorgaande conclusie, waarbij de drukoverdrachtsinrichting (13) een volumestuurinrichting (20) omvat voor het besturen van een bij het heffen van het werkaggregaat (5) in het drukcircuit van de ontlastingscilinder (7) geproduceerde volumeverandering.

3. Landbouwmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de drukoverdrachtsinrichting (13) een stuurcilinder (14) met ten minste twee drukkamers (16,17) omvat, waarvan de ene drukkamer (16) met de hefdrukzijde van de hefcilinder (6) en de andere drukkamer (17) met de ontlastingsdrukzijde van de ontlastingscilinder (7) verbindbaar is.

4. Landbouwmachine volgens de voorgaande conclusie, waarbij de dwarsdoorsnede-oppervlakken van beide drukkamers (16, 17) in grootte met elkaar overeenkomen.

5. Landbouwmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de hefcilinder (6) en de ontlastingscilinder (7) in serie achter elkaar zijn geschakeld, bij voorkeur door een gemeenschappelijke zuigerstang (8) met elkaar zijn verbonden.

6. Landbouwmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de hefcilinder (6) en de ontlastingscilinder (7) twee van elkaar gescheiden drukmiddelcircuits omvatten, die door middel van de drukoverdrachtsinrichting (13) met elkaar zijn gekoppeld.

7. Landbouwmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de ontlastingscilinder (7) vanuit een druktank (10) met een ontlastingsdruk wordt belast.

8. Landbouwmachine volgens de voorgaande conclusie, waarbij de druktank (10) een drukinstelinrichting (11 ) voor het instellen van de ontlastingsdruk omvat.