NL2001766C2 - Schuifgeleiding en een armsteun voorzien van een dergelijke schuifgeleiding. - Google Patents

Description

P84987NL00

Titel: Schuifgeleiding en een armsteun voorzien van een dergelijke schuifgeleiding

De uitvinding heeft betrekking op een schuifgeleiding, bijvoorbeeld voor een armsteun, voorzien van lagermiddelen voor het verschuiven van ten minste twee profielen ten opzichte van elkaar over een bepaalde verschuivingsafstand en van wrijvingsmiddelen voor het verschaffen van 5 een zekere wrijvingsweerstand tussen de profielen over ten minste een gedeelte van de verschuivingsafstand. Een dergelijke schuifgeleiding is uit de praktijk bekend.

Een bekende schuifgeleiding kan worden toegepast in armsteunen die bijvoorbeeld tussen twee voorstoelen kunnen zijn voorzien in voertuigen, 10 zoals personenauto’s, teneinde een verstelbare armondersteuning voor een bestuurder en/of voor een bijrijder in het voertuig te verschaffen. Dit kan gewenst zijn uit een ergonomisch oogpunt, zodat bijvoorbeeld afhankelijk van de positie van de stoel en de grootte van de bestuurder een gewenste ondersteuning van het lichaam kan worden bereikt, hetgeen prettig is voor 15 het zitcomfort.

Een dergelijke schuifgeleiding kan bijvoorbeeld een eerste profiel en een tweede profiel omvatten die schuifbaar met elkaar zijn verbonden via respectieve verbindingslangsranden in lengterichting voorzien aan weerszijden van de profielen. De schuifgeleiding omvat verder 20 bevestigingsmiddelen. Eén van de profielen kan daarmee worden bevestigd op de console en het andere profiel kan daarmee worden bevestigd aan een onderste oppervlak van een op de console geplaatste te verschuiven armondersteuning.

De bekende schuifgeleiding is ingericht om kracht over te dragen 25 van de armondersteuning naar de console welke zich bijvoorbeeld tussen beide voorstoelen van een voertuig bevindt. De schuifgeleiding omvat verder 2 lagermiddelen voorzien van een kogellagerkooi nabij beide verbindingslangsranden voor het geleiden van het eerste profiel ten opzichte van het tweede profiel in lengterichting daarvan. De lagermiddelen zijn geplaatst tussen het eerste en het tweede profiel, waarbij het eerste profiel 5 tevens in lengterichting verplaatsbaar is ten opzichte van de lagermiddelen. Verder omvat de schuifgeleiding voor het verschaffen van de wrijvingsweerstand wrijvingsmiddelen die zijn voorzien tussen het eerste profiel en het tweede profiel. De wrijvingsmiddelen omvatten een rotatiedemper welke is bevestigd aan een naar het tweede profiel gerichte 10 zijde van het profielmiddenvlak van het eerste profiel. Op het daar tegenover gelegen profielmiddenvlak van het tweede profiel is een zich in lengterichting van het profiel uitstrekkende tandheugel geplaatst die aangrijpt op de rotatiedemper. De lagermiddelen en de wrijvingsmiddelen bevinden zich in een inwendige ruimte tussen het eerste en het tweede 15 profiel.

Deze bekende schuifgeleiding omvat relatief veel onderdelen en is bijzonder ingewikkeld in opbouw en moeilijk te monteren. Door de hoeveelheid onderdelen en de ingewikkelde constructie is het niet mogelijk om eventueel additionele onderdelen, bijvoorbeeld afhankelijk van de wijze 20 van bevestigen van de schuifgeleiding op een oppervlak, afhankelijk van de wensen van een gebruiker of bijvoorbeeld afhankelijk van veiligheidseisen voor een bepaalde toepassing van de schuifgeleider, toe te voegen.

De uitvinding beoogt een schuifgeleiding van de in de aanhef 25 beschreven soort te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zijn opgeheven of althans zijn gereduceerd, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe verschaft de uitvinding een schuifgeleiding, bijvoorbeeld voor een armsteun, omvattende ten minste een eerste en een ten opzichte daarvan in een lengterichting verschuifbaar ten minste tweede profiel met 30 daartussen opgenomen lagermiddelen en wrijvingsmiddelen voor het 3 verschaffen van een bepaalde wrijvingsweerstand tussen het eerste profiel en het tweede profiel tijdens verschuiven, waarbij de profielen zijn voorzien van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van de profielen aan respectieve daar tegenover gelegen oppervlakken, waarbij de eerste en 5 tweede profielen aan weerzijden in de lengterichting zijn voorzien van respectieve verbindingslangsranden die samenwerken teneinde het tweede profiel ten opzichte van het eerste profiel te kunnen verschuiven, met het kenmerk dat de lagermiddelen en de wrijvingsmiddelen zijn voorzien tussen de profielen nabij de respectieve verbindingslangsranden daarvan teneinde 10 een inwendige ruimte tussen het ten minste eerste en het ten minste tweede profiel te verschaffen.

Bij een schuifgeleiding volgens de uitvinding wordt zowel de wrijvingsweerstand als ook de lagering van het eerste profiel ten opzichte van het tweede profiel bepaald door de nabij de verbindingslangsranden van 15 de respectieve profielen voorziene lagermiddelen en wrijvingsmiddelen. Doordat deze middelen in het geheel zijn voorzien nabij buitenste verbindingslangsranden van het eerste en het ten minste tweede profiel is de ruimte tussen de profielen niet benodigd voor het behuizen van onderdelen die noodzakelijk zijn voor het verschaffen van de 20 wrijvingsweerstand of de lagering. Hierdoor wordt tussen de profielen een inwendige, vrij te gebruiken, ruimte verschaft. Een dergelijke vrije ruimte kan worden gebruikt voor het aanbrengen van extra onderdelen op de schuifgeleiding. Zo kunnen bijvoorbeeld verschillende soorten bevestigingsmiddelen worden gebruikt die zich enigszins in de ruimte 25 tussen de profielen uitstrekken. Dit bewerkstelligt een flexibel in te zetten schuifgeleiding voor verschillende toepassingen, die gemakkelijk aan wensen van de gebruiker kan worden aangepast. Ook kan de inwendige ruimte worden gebruikt voor het toevoegen van bijvoorbeeld veiligheidsvoorzieningen. Dergelijke voorzieningen kunnen 30 blokkeringsmiddelen omvatten die de profielen in het geval van een 4 ongewenste impuls op de schuifgeleiding ten opzichte van elkaar blokkeren zodat de schuifbeweging niet kan plaatsvinden. Dergelijke veiligheidsvoorzieningen kunnen gewenst zijn wanneer de schuifgeleiding wordt toegepast in een voertuig, bijvoorbeeld in een armsteun voorzien in 5 het voertuig. Een schuifgeleiding volgens de uitvinding omvat een gering aantal onderdelen en kan eenvoudig en tegen relatief lage kosten worden vervaardigd. Verder is de kans op fouten bij de montage relatief klein doordat de schuifgeleiding een eenvoudige constructie heeft. Een verder voordeel van het geringe aantal onderdelen van de schuifgeleiding is dat de 10 schuifgeleiding eenvoudig te verzinken of te lakken is waardoor de corrosiebestendigheid van de schuifgeleiding wordt vergroot. Dit maakt het mogelijk dat de schuifgeleiding in een corrosiegevoelige omgeving kan worden gebruikt. Het geringe aantal onderdelen en de relatief eenvoudige constructie van de schuifgeleiding is daarnaast gunstig voor het totale 15 gewicht van de schuifgeleiding, hetgeen van belang kan zijn voor de soort toepassing ervan bijvoorbeeld voor gebruik in de auto-industrie. Het gewicht kan verder worden gereduceerd indien één of enkele verschillende onderdelen van de schuifgeleiding van lichte materialen zijn vervaardigd, bijvoorbeeld van aluminium. Tevens is de inbouwhoogte van de 20 schuifgeleiding volgens de uitvinding als gevolg van de eenvoudige constructie beperkt.

Om een zo groot mogelijke vrij te gebruiken inwendige ruimte tussen de profielen te verkrijgen is het gunstig als de respectieve verbindingslangsranden van het eerste en van het tweede profiel zich, in 25 een nadere uitwerking van de uitvinding, ten minste gedeeltelijk van een profielmiddenvlak in hoofdzaak naar het daar tegenover gelegen profiel uitstrekken. Met een dergelijke constructie van de schuifgeleiding bevinden de profielmiddenvlakken van de respectieve profielen, die de inwendige ruimte aan ten minste twee tegenovergelegen zijden begrenzen, zich op 30 relatief grote afstand van elkaar.

5

Volgens een verdere uitwerking van de uitvinding kunnen de lagermiddelen ten minste één glij orgaan omvatten, waarbij het ten minste ene glij orgaan is voorzien tussen ten minste één verbindingslangsrand van het eerste profiel en de daar tegen over gelegen verbindingslangsrand van 5 het tweede profiel. Een dergelijk glijorgaan kan bijvoorbeeld van een kunststof zijn. Dit is gunstig ter vermindering dan wel ter voorkoming van eventueel storend geluid bij het in- en uitschuiven van de schuifgeleiding, welk storend geluid zich bij gebruik van een kogellagering wel kan voordoen in verband met het feit dat daarbij metaal over metaal beweegt. Een 10 voordeel van het gebruik van een der gelijk glijorgaan is dat het gebruik van een smeermiddel zoals vet niet noodzakelijk is in tegenstelling tot wanneer gebruik wordt gemaakt van kogellagering, zoals in de schuifgeleiding volgens de hiervoor beschreven stand van de techniek. Door het ontbreken van het smeermiddel in de schuifgeleiding volgens de uitvinding is de 15 schuifgeleiding minder gevoelig voor viezigheid, zoals stof en minder temperatuurgevoelig. Bij het gebruik van kogellagering, zoals in de schuifgeleiding volgens de beschreven stand van de techniek, is de oppervlaktedruk tussen de respectieve kogels van de kogellagering en de daar tegen gelegen verbindingslangsrand relatief hoog. Dit kan, wanneer de 20 schuifgeleiding bijvoorbeeld wordt blootgesteld aan trillingen, resulteren in vervormingen zoals putjes in de verbindingslangsrand, hetgeen ongewenst is voor een soepele schuifbeweging tussen de profielen. Door gebruik te maken van ten minste één glijorgaan in de schuifverbinding wordt het ontstaan van vervormingen in geval van trillingen of andere bewegingen 25 verminderd of zelfs voorkomen aangezien de oppervlaktedruk van het glijorgaan op de verbindingslangsrand relatief klein is, in ieder geval vele malen kleiner dan de hiervoor genoemde oppervlaktedruk van de kogels in de kogellagering. Het glijorgaan kan volgens een verdere uitwerking van de uitvinding een in hoofdzaak gelijke lengte hebben als het eerste profiel, 30 althans als de verbindingslangsrand van het eerste profiel. In een andere 6 uitvoering van de uitvinding is het ook mogelijk dat meerdere glijorganen tussen de verbindingslangsrand van het eerste profiel en de verbindingslangsrand van het tweede profiel zijn voorzien, waarbij de glijorganen in eikaars verlengde liggen gezien in de lengterichting van de 5 profielen.

Om het aantal onderdelen van de schuifgeleiding verder te beperken en de constructie van de schuifgeleiding verder te vereenvoudigen is het gunstig wanneer de lagermiddelen en de wrijvingsmiddelen volgens een verder aspect van de uitvinding zijn geïntegreerd in ten minste één 10 glijorgaan. Echter, in een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding is het ook mogelijk dat het glijorgaan alleen is ingericht voor lagering van het eerste profiel ten opzichte van het tweede profiel. De wrijvingsweerstand kan in dat geval worden verschaft met behulp van bijvoorbeeld een wrijvingselement dat is voorzien tussen het profielmiddenvlak van het 15 eerste profiel en het profielmiddenvlak van het tweede profiel. Bij voorkeur strekt een dergelijk wrijvingselement zich ongeveer loodrecht op de profielmiddenvlakken uit, bij voorkeur nabij de verbindingslangsranden teneinde een zo groot mogelijke inwendige ruimte tussen de profielen te verschaffen.

20 In een verdere uitwerking van de uitvinding heeft de ten minste ene verbindingslangsrand van het tweede profiel een in hoofdzaak V-vormige doorsnede, welke taps toeloopt, bijvoorbeeld in een van het eerste profiel afgelegen richting. Door het toepassen van een dergelijke V-vormige doorsnede van de verbindingslangsranden van het tweede profiel wordt een 25 goede positionering van het glijorgaan in de daar tegenovergelegen verbindingslangsrand, gezien in het vlak van de doorsnede, verkregen. Een dergelijke positionering beperkt speling tussen het glijorgaan en de verbindingslangsrand. Dit is bijvoorbeeld gunstig wanneer de schuifgeleiding wordt toegepast in de eerder genoemde armsteun. Beweging 30 tussen de armondersteuning en de console wordt op deze wijze 7 geminimaliseerd, wat gunstig is gezien vanuit het oogpunt van comfort en degelijkheid van de armsteun. Dergelijke voordelen kunnen ook worden bereikt indien de doorsnede in een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding een andere vorm heeft, zoals een halve cirkelvormige doorsnede, 5 welke vorm van de doorsnede in ieder geval bewerkstelligt dat het glijorgaan in het vlak van de doorsnede in hoofdzaak in één of meerdere richtingen wordt gepositioneerd. Het is ook mogelijk, in weer een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding, dat de doorsnede toeloopt, bijvoorbeeld taps toeloopt wanneer de doorsnede V-vormig is, in een richting van het 10 tweede profiel naar het eerst profiel. De vorm van het glijorgaan kan eventueel aan de doorsnede van de verbindingslangsranden worden aangepast om de gewenste positionering te verkrijgen.

Om de positionering van het glijorgaan ten opzichte van de verbindingslangsrand van het tweede profiel verder te verbeteren en tevens 15 de wrijvingsweerstand daartussen te vergroten, kan volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding het ten minste ene glijorgaan een eerste naar het eerste profiel gerichte zijde hebben die via een verende verbinding is verbonden met de verbindingslangsrand van het eerste profiel.

Tevens is het gunstig dat het ten minste ene glij orgaan in een 20 nadere uitwerking van de uitvinding een tweede naar een binnenste oppervlak van de verbindingslangsrand van het tweede profiel gerichte zijde heeft, welke tweede zijde in hoofdzaak tegen het binnenste oppervlak is gelegen en is ingericht om schuivend samen te werken met het binnenste oppervlak. Het is daarbij bijzonder gunstig indien, volgens een verder aspect 25 van de uitvinding, een buitenste oppervlak van de tweede zijde van het glijorgaan in hoofdzaak vormgesloten tegen het binnenste oppervlak van de verbindingslangsrand van het tweede profiel aanligt. Door het toepassen van een verende verbinding wordt het glij orgaan tegen het binnenste oppervlak van de daar tegenover gelegen verbindingslangsrand van het 30 tweede profiel gedrukt. Hierdoor wordt het eerste profiel als het ware 8 vastgeklemd tussen de respectieve verbindingslangsranden van het tweede profiel. De wrijvingsweerstand tussen het eerste en het tweede profiel wordt ten minste gedeeltelijk bepaald door de veerkracht van de verende verbinding. De verende verbinding kan bijvoorbeeld een drukveer, een 5 bladveer of een andersoortige veer omvatten. Ook kan de verende verbinding worden gevormd met behulp van het materiaal van het glijorgaan eventueel afhankelijk van de vormgeving van het glijorgaan. De wrijvingsweerstand kan verder worden bepaald door andere factoren zoals de geometrie van het glijorgaan, het materiaal waaruit het glijorgaan is 10 gemaakt, oppervlakteruwheden van het glijorgaan en/of de lengte van het glijorgaan. Door één of enkele van deze parameters te veranderen kan de wrijvingsweerstand worden veranderd. In een andere uitvoering van de uitvinding kan de wrijvingsweerstand worden bepaald door een laag vet tussen het glijorgaan en de verbindingslangsrand van het tweede profiel. In 15 deze uitvoering van de uitvinding hoeft er geen verende verbinding tussen het glijorgaan en de verbindingslangsrand van het eerste profiel te bestaan.

In een alternatieve uitvoeringsvorm van de schuifgeleiding volgens de uitvinding kan het glijorgaan via een verende verbinding zijn verbonden met een binnenste oppervlak van het tweede profiel, waarbij een naar het 20 eerste profiel gerichte zijde van het glijorgaan is ingericht om het eerste profiel, althans de verbindingslangsrand daarvan, ten minste gedeeltelijk glijdend op te nemen. Bij een dergelijke uitvoering van de uitvinding heeft het glijorgaan bij voorkeur een in hoofdzaak gelijke lengte als de verbindingslangsrand van het tweede profiel en is bij voorkeur voorzien van 25 een zich in lengterichting van het glijorgaan uitstrekkend opneemgedeelte aan een naar het eerste profiel gerichte zijde waar doorheen het eerste profiel in lengterichting verschuifbaar is.

Om in een flexibel toe te passen schuifgeleiding te voorzien die gemakkelijk aan te passen is aan het gebruik ervan, is het gunstig indien de 30 wrijvingsweerstand tussen het eerste en het tweede profiel volgens een 9 nadere uitwerking van de uitvinding instelbaar is. Het instellen van de wrijvingsweerstand kan op verschillende wijzen worden bewerkstelligd. Zo kunnen meerdere veren tussen de verbindingslangsrand en het glij orgaan zijn voorzien of kan worden gevarieerd in de soort veer en veerstijfheid van 5 de veer. Ook kan het mogelijk zijn om de veerdruk aan te brengen of te verhogen door de afstand tussen de verbindingslangsrand en het glijorgaan, althans ter hoogte van de bevestigingspunten van de veer, te verkleinen. Dit kan eventueel in gemonteerde toestand van de schuifgeleiding op een voor de vakman bekende wijze, bijvoorbeeld met behulp van een stelschroef.

10 In een nadere uitwerking van de uitvinding kan de schuifgeleiding zijn voorzien van ten minste één eindblokkering die een maximale verschuivingsafstand van het tweede profiel ten opzichte van het eerste profiel bepaalt. Een gunstige uitvoeringsvorm van een dergelijke eindblokkering voorziet in ten minste één aanslag die op ten minste één van 15 de profielen is voorzien, waarbij de aanslag bij voorkeur van een dempend materiaal zoals rubber is, en waarbij het daar tegenover gelegen profiel is voorzien van ten minste één tegenover de ten minste ene aanslag gelegen uitsteeksel. Een dergelijke eindblokkering bepaalt de maximale verschuivingsafstand, ook wel slag genoemd, van de schuifgeleiding. Door de 20 aanslag ten minste aan een buitenste zijde daarvan van een dempend materiaal te voorzien wordt, althans gedeeltelijk, voorkomen dat bij volledig uitschuiven van de schuifgeleiding tot aan de eindblokkering een ongewenst geluid wordt geproduceerd. De eindblokkering kan in plaats van in de schuifgeleiding ook zijn voorzien op het oppervlak waarop de schuifgeleiding 25 is gemonteerd. Bij gebruik van de schuifgeleiding in bijvoorbeeld een armsteun kan de eindblokkering, bijvoorbeeld een aanslag, zijn voorzien op de console in het verlengde van het tweede profiel.

Volgens een verdere uitwerking van de uitvinding kan de schuifgeleiding zijn voorzien van vergrendelmiddelen om het eerste en het 30 tweede profiel in een gewenste positie tussen een uitgangsstand en de 10 maximale verschuivingsafstand ten opzichte van elkaar te vergrendelen. Dergelijke vergrendelmiddelen kunnen bijvoorbeeld een getrapte of traploze verstelling van het eerste profiel ten opzichte van het tweede profiel bewerkstelligen. Een getrapte verstelling kan bijvoorbeeld worden bereikt 5 met behulp van verschillende in lengterichting van één van de profielen voorziene inkepingen, openingen of dergelijke vergelijkbare middelen en met behulp van een op het andere profiel voorzien bijvoorbeeld verend element, bijvoorbeeld de eerder genoemde aanslag, die in de inkepingen cq openingen kan vallen. Door extra kracht in verplaatsingrichting van het 10 eerste profiel uit te oefenen kan het verende middel vanuit een eerste opening naar één van de volgende openingen worden verplaatst. Tevens is het mogelijk volgens een verdere uitwerking van de uitvinding dat de verstelling kan worden gerealiseerd door middel van een intern of extern bedieningselement. Ook andersoortige vergrendelmiddelen kunnen worden 15 in de schuifgeleiding zijn voorzien om het eerste profiel ten opzichte van het tweede profiel op een gewenste positie te kunnen vergrendelen.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een armsteun voor een voertuig, bijvoorbeeld een personenwagen, voorzien van een hierboven 20 beschreven schuifgeleiding, waarbij de schuifgeleiding is voorzien tussen een basis, bijvoorbeeld een console, en een ten opzichte van de console verschuifbare armondersteuning.

In de verdere volgconclusies zijn verdere voordelige 25 uitvoeringsvormen beschreven van een schuifgeleiding volgens de uitvinding, alsmede een daarmee uitgeruste armsteun. Ter verduidelijking zullen uitvoeringsvoorbeelden van een schuifgeleiding volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de figuren. Daarin toont: 11

Figuur 1 in perspectivisch aanzicht een schuifgeleiding volgens de uitvinding in ongemonteerde toestand;

Figuur 2 een dwarsdoorsnede aanzicht van de schuifgeleiding volgens de uitvinding in gemonteerde toestand; 5 Figuur 3 een langsdoorsnede aanzicht van een armsteun voorzien van de schuifgeleiding volgens de uitvinding in een uitgangsstand; en

Figuur 4 een langsdoorsnede aanzicht van een armsteun voorzien van de schuifgeleiding volgens de uitvinding in een uitgeschoven positie.

10 In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. In de in de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden is steeds slechts een tweetal profielen getoond voor een tweedelige schuifgeleiding. Het zal evenwel duidelijk zijn dat op vergelijkbare wijze ook eenvoudig een schuifgeleiding kan worden 15 vervaardigd met bijvoorbeeld drie profielen, bijvoorbeeld door op gebruikelijke wijze tussen de in de figuren getoonde eerste en tweede profielen een derde en eventueel volgend profiel op te nemen met bijbehorende lagermiddelen en wrijvingsmiddelen. Een dergelijke schuifgeleiding voorziet zoals voor de vakman direct duidelijk is in een 20 grotere uitschuiflengte van de schuifgeleiding.

In figuur 1 zijn de verschillende onderdelen van een schuifgeleiding 1 volgens de uitvinding getoond in een ongemonteerde toestand. De schuifgeleiding 1 omvat een eerste profiel 2 voorzien van een 25 profielmiddenvlak 12 en twee zich in hoofdzaak dwars op het profielmiddenvlak 12 uitstrekkende verbindingslangsranden 8, 9. De verbindingslangsranden 8, 9 omvatten meerdere segmenten 8a, 8b; 9a, 9b gezien in lengterichting van het profiel 2. De eerste segmenten 8a, 9a bevatten een buitenwaarts gericht einde dat is ingericht om samen te 30 werken met een glijorgaan 14. De tweede segmenten 8b, 9b strekken zich in 12 het geheel in hoofdzaak loodrecht uit op het profielmiddenvlak 12 en zijn ingericht om samen te werken met een verende verbinding 15. Het eerste profiel 2 heeft een relatief kleine lengte. Een tweede profiel 3 is voorzien met een grotere lengte. Ook het tweede profiel 3 omvat een 5 profielmiddenvlak 13 en twee zich in hoofdzaak dwars daarop uitstrekkende verbindingslangsranden 10, 11. De verbindingslangsranden 10, 11 van het tweede profiel 3 hebben een in hoofdzaak V-vormige dwarsdoorsnede, die taps toeloopt in een van het eerste profiel 2 afwijzende richting Rl, gezien in gemonteerde toestand (zie figuur 2). In een andere uitvoeringsvorm van de 10 uitvinding kan de dwarsdoorsnede van de respectieve verbindingslangsranden 10, 11 van het tweede profiel 3 een andere vorm hebben die in de richting Rl enigszins toeloopt, zoals een halve cirkelvorm, waardoor het glij orgaan 14 goed tegen de verbindingslangsranden 10, 11 wordt gepositioneerd teneinde speling te minimaliseren of zelfs te 15 voorkomen. Ook is het mogelijk dat de dwarsdoorsnede van de verbindingslangsranden 10, 11 toeloopt in de richting van het tweede profiel 3 naar het eerste profiel 2.

Beide profielen 2, 3 zijn voorzien van bevestigingsmiddelen 6, 7 20 voor het bevestigen van de profielen 2, 3 op respectieve daar tegen over gelegen oppervlakken 30a, 31a, zoals beter te zien is in de figuren 3 en 4. De bevestigingsmiddelen 6, 7 omvatten in dit uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding een aantal gaten waardoorheen bijvoorbeeld schroeven, bouten en dergelijke kunnen worden gestoken om de daadwerkelijke bevestiging 25 met de oppervlakken 30a, 31a te vormen. Het is duidelijk dat in een andere uitvoeringsvorm van de schuifgeleiding 1 volgens de uitvinding andere bevestigingsmiddelen kunnen worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld gebruikerspecifieke bevestigingen die samen kunnen werken met bevestigingsmiddelen die reeds zijn voorzien op de oppervlakken waarop de 30 respectieve profielen 2, 3 bevestigd dienen te worden. Verder omvat de 13 schuifgeleiding 1 een eindblokkering 16 die voorkomt dat het tweede profiel 3 verder dan een maximale verschuivingsafstand L ten opzichte van het eerste profiel 2 kan worden verschoven (zie figuur 4). De eindblokkering 16 omvat een aanslag 17 van een dempend materiaal zoals rubber welke is 5 voorzien op het profielmiddenvlak 12 van het eerste profiel 2. De aanslag 17 strekt zich van het profielmiddenvlak 12 in de richting van het profielmiddenvlak 13 van het tweede profiel uit. Het tweede profiel 3 is voorzien van twee uitsteeksels 18a, 18b, die nabij de kopse uiteinden 3a, 3b van het tweede profiel 3 zijn voorzien en zich in de richting van het 10 profielmiddenvlak 12 van het eerste profiel 2 uitstrekken.

Onder verwijzing naar de figuren 1 en 2 zal hierna beschreven worden hoe de schuifgeleiding 1 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding op eenvoudige wijze kan worden samengesteld. De profielen 2, 3 15 kunnen bijvoorbeeld worden vervaardigd door middel van stansen van de afzonderlijke profieldelen uit een plaat van bijvoorbeeld metaal, waarna de verbindingslangsranden 8, 9; 10, 11 kunnen worden gevormd door middel van het omzetten van tegenoverliggende randen aan weerszijden van de respectieve profieldelen. De profielen 2, 3 kunnen verschillende afmetingen 20 hebben, waarbij de lengte van de beide profielen 2, 3 kan worden afgestemd op een gewenste maximale verschuivingsafstand L van het tweede profiel 3 ten opzichte van het eerste profiel 2. Ook kan eenvoudig worden gevarieerd in de uitwendige breedtemaat van de schuifgeleiding 1, en dus van de respectieve profielen 2, 3. Aanpassingen in de afmetingen van de profielen 25 2, 3 zijn relatief eenvoudig en het werkingsprincipe van de schuifgeleiding 1 verandert hierdoor niet. Bij voorkeur heeft het eerste profiel 2 een kortere lengte dan het tweede profiel 3. In een alternatieve uitvoering van de uitvinding kunnen ook andere manieren van vervaardigen van de profielen 2, 3, welke voor de vakman duidelijk zijn, worden toegepast. De uitsteeksels 30 18a, 18b worden voorzien op het profielmiddenvlak 13 van het tweede 14 profiel 3 door gedeeltelijk gestanst materiaal om te vouwen in eenzelfde richting als waarin de verbindingslangsranden 10,11 zich uitstrekken. Het is handig wanneer voor montage slechts één van de uitsteeksels 18a, 18b is gevormd zodat het eerste profiel 2 gemakkelijk in het tweede profiel 3 kan 5 worden geschoven. Een basis 17a van de aanslag 17 wordt op een gelijke wijze als de uitsteeksels 18a, 18b vervaardigd, waarna een rubberen dempingselement 17b over de basis 17a wordt geschoven. De aanslag 17 en de uitsteeksels 18a, 18b vormen tezamen de eindblokkering 16. Het is voor de vakman duidelijk dat de eindblokkering 16 in een andere 10 uitvoeringsvorm van de schuifgeleiding 1 volgens de uitvinding op andere wijzen kan zijn geconstrueerd om eenzelfde doel te bereiken. Zo kunnen de uitsteeksels 18a, 18b en/of de aanslag 17 op andere locaties op de respectieve profielen 2, 3 zijn voorzien.

De glijorganen 14 kunnen van een kunststof zijn en met behulp 15 van een spuitgietproces zijn vervaardigd. Elk glijorgaan 14 omvat een eerste zijde 14a die is ingericht voor samenwerking met de eerste segmenten 8a, 9a van de verbindingslangsrand 8, 9 van het eerste profiel 2. Daarvoor kan de eerste zijde 14a inkepingen 14c omvatten waarin de naar buiten gerichte einden van de eerste segmenten 8a kunnen worden opgenomen. Verder 20 omvat de eerste zijde 14a veeropneemorganen 14d waartegen de veren 15a van de verende verbindingen 15 kunnen worden geplaatst. Elk glijorgaan 14 omvat verder een tweede zijde 14b voorzien van een buitenste oppervlak dat is ingericht om samen te werken met een binnenste oppervlak 10a, 11a van een verbindingslangsrand 10, 11 van het tweede profiel 3.

25

Na het vervaardigen van de afzonderlijke onderdelen van de schuifgeleiding 1 volgens het in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding wordt de schuifgeleiding 1 in elkaar gezet. Daarvoor worden de veren 15a met een eerste uiteinde in de veeropneemorganen 14d 30 van de glijorganen 14 geplaatst.Vervolgens worden de glijorganen 14, 15 althans de inkepingen 14c daarvan over de eerste segmenten 8a, 9a van de verbindingslangsranden 8, 9 van het eerste profiel 2 geschoven. De veren 15c komen dan met een tweede uiteinde tegen de tweede segmenten 8b, 9b van de verbindingslangsranden 8, 9 te liggen. De glijorganen 14 worden 5 ingedrukt, dat wil zeggen naar elkaar toe bewogen, waarna het eerste profiel 2 in het tweede profiel 3 kan worden geschoven. Wanneer de aanslag 17 het dichtstbijzijnde nog te vormen uitsteeksel 18a is gepasseerd kan dat uitsteeksel 18a ook worden gevormd door het deels gestanste materiaal in een zelfde richting als het al eerder gevormde uitsteeksel 18b te buigen.

10 Vanzelfsprekend is het mogelijk dat de verschillende onderdelen op een andere wijze worden vervaardigd en op een andere wijze worden gemonteerd, waarbij de schuifgeleiding 1 volgens de uitvinding wordt verkregen. De schuifgeleiding 1 kan vervolgens worden gebruikt in een gewenste toepassing, zoals in een armsteun A voorzien in een voertuig (zie 15 figuren 3 en 4).

In gemonteerde toestand van de schuifgeleiding 1, zoals goed te zien is in figuur 2, zijn de glijorganen 14, die de lagermiddelen 4 en wrijvingsmiddelen 5 vormen, voorzien nabij de respectieve 20 verbindingslangsranden 8, 9; 10, 11 van het eerste profiel 2 en het tweede profiel 3. Verder strekken de verbindingslangsranden 8, 9; 10, 11 zich van het respectieve profielmiddenvlak 12, 13 in een richting naar het tegenovergelegen profielmiddenvlak 12, 13 uit. Hierdoor is een inwendige ruimte I tussen het eerste 2 en het tweede 3 profiel verschaft. Deze 25 inwendige ruimte I maakt het mogelijk om additionele onderdelen aan de schuifgeleiding 1 toe te voegen zonder daarbij de hoogte H van de schuifgeleiding 1 te vergroten. De verende verbindingen 15 waarmee de eerste zijden 14a van de glijorganen 14 met de verbindingslangsranden 8, 9 zijn verbonden zorgen ervoor dat een zekere wrijvingsweerstand tussen het 30 eerste profiel 2 en het tweede profiel 3 aanwezig is. Door te variëren in de 16 soort verende verbinding 15 kan de grootte van de wrijvingsweerstand worden bepaald. Dit kan onder andere door te variëren in de soort veer 15a en/of het aantal veren 15a. Ook is het mogelijk om in plaats van een verende verbinding 15 een laag vet met een bepaalde viscositeit te voorzien tussen 5 een binnenste oppervlak 10a, 11a van de verbindingslangsranden 10, 11 van het tweede profiel 3 en een buitenste oppervlak van het glijorgaan 14. Ook kunnen andere denkbare manieren om het eerste profiel 2 gelagerd en voorzien van een wrijvingsweerstand in het tweede profiel 3 te klemmen. Andere aspecten zoals oppervlakteruwheid van de verschillende onderdelen, 10 materiaalgebruik van de verschillende onderdelen etc. kunnen ook een rol spelen in de grootte van de wrijvingsweerstand.

Zoals te zien is in figuur 2 ligt het buitenste oppervlak van elke tweede zijde 14b van elk glijorgaan 14 in hoofdzaak vormgesloten tegen het daartegenover gelegen binnenste oppervlak 10a, 11a van de respectieve 15 verbindingslangsrand 10, 11 van het tweede profiel 3 aan. Hierdoor wordt een positionering van de glij organen 14 ten opzichte van de verbindingslangsranden 10, 11 van het tweede profiel 3 verkregen welke speling tussen deze onderdelen in richtingen in het vlak van de doorsnede vermijdt, althans vermindert.

20

De hierboven beschreven schuifgeleiding 1 werkt als volgt wanneer deze is toegepast in een armsteun A voor in een voertuig. Hierbij wordt verwezen naar de figuren 3 en 4. De schuifgeleiding 1 wordt bevestigd tussen de console 30 en een daar tegenover gelegen armondersteuning 31.

25 Hiervoor wordt het eerste profiel 2 met behulp van de bevestigingsmiddelen 6 op een bovenste oppervlak 30a van de console 30 bevestigd op een gewenste locatie op het bovenste oppervlak 30a. Het tweede profiel 3 wordt met behulp van bevestigingsmiddelen 7 aan een onderste oppervlak 31a van de armondersteuning 31 bevestigd.

17

Wanneer een bestuurder van een auto de armsteun A wenst te gebruiken en deze wenst aan te passen aan zijn persoonlijke voorkeur, kan de bestuurder de armondersteuning 31 ten opzichte van de console 30 in een verplaatsingsrichting R2 verplaatsen. Hierdoor schuift het tweede profiel 3 5 met een constante wrijvingsweerstand van bijvoorbeeld 20-30 Newton in de verplaatsingsrichting R2 totdat het tweede profiel 3 maximaal met een verschuivingsafstand L ten opzichte van het eerste profiel 2 is verplaatst.

De maximale verschuivingsafstand L wordt bereikt wanneer het uitsteeksel 18b, voorzien aan een nabij de achterste zijde 31c van de armondersteuning 10 31 kops uiteinde 3b van het tweede profiel 3, tegen de aanslag 17 botst.

Wanneer de armondersteuning 31 in een aan de verplaatsingsrichting R2 tegengestelde richting wordt verschoven zal de armondersteuning 31 weer terug naar de uitgangsstand gaan, waarbij het nabij de voorste zijde 31b van de armondersteuning 31 voorziene uitsteeksel 18a tegen de aanslag 17 15 botst wanneer de uitgangsstand is bereikt.

In een andere niet getoonde uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de schuifgeleiding 1 verder zijn voorzien van vergrendelmiddelen om het eerste profiel 2 en het tweede profiel 3 ten opzichte van elkaar te 20 vergrendelen op een gewenste positie tussen de uitgangsstand en de maximale uitgeschoven positie. Dit kan bijvoorbeeld getrapt of traploos plaatsvinden.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de 25 tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Alle combinaties van (delen van) beschreven en/of getoonde uitvoeringsvormen worden geacht onder de uitvindingsgedachte te vallen. Bovendien zijn vele variaties daarop mogelijk binnen het raam van de uitvinding als verwoord in de hiernavolgende conclusies.

18

Zo kunnen bijvoorbeeld in plaats van een enkel eerste profiel 2 meerdere eerste profielen 2 in lengterichting L in eikaars verlengde in het tweede profiel 3 zijn voorzien. Dit is handig voor toepassing van de schuifgeleiding 1 volgens de uitvinding in andere toepassingen zoals 5 bijvoorbeeld in schuifdeuren, verticale toepassingen, stoffige omgevingen, lichte machinegeleidingssystemen, etc. Ook kunnen meerdere glijorganen 14 zijn voorzien tussen het eerste 2 en het tweede profiel 3 en kunnen meerdere veren 15a zijn voorzien om de glijorganen 14 tegen een binnenste oppervlak 10a, 10b van de verbindingslangsranden 10, 11 van het tweede 10 profiel 3 te drukken.

Claims (14)

1. Schuifgeleiding, bijvoorbeeld voor een armsteun (A), omvattende ten minste een eerste (2) en een ten opzichte daarvan in een lengterichting verschuifbaar ten minste tweede profiel (3) met daartussen opgenomen lagermiddelen (4) en wrijvingsmiddelen (5) voor het verschaffen van een 5 bepaalde wrijvingsweerstand tussen het eerste profiel (2) en het tweede profiel (3) tijdens verschuiven, waarbij de profielen (2, 3) zijn voorzien van bevestigingsmiddelen (6, 7) voor het bevestigen van de profielen (2, 3) aan respectieve daar tegenover gelegen oppervlakken (30a, 31a), waarbij de eerste en tweede profielen (2, 3) aan weerzijden in de lengterichting zijn 10 voorzien van respectieve verbindingslangsranden (8, 9; 10,11); die samenwerken teneinde het tweede profiel (3) ten opzichte van het eerste profiel te kunnen verschuiven, met het kenmerk dat de lagermiddelen (4) en de wrijvingsmiddelen (5) zijn voorzien tussen de profielen (2, 3) nabij de respectieve verbindingslangsranden (8, 9; 10, 11) daarvan teneinde een 15 inwendige ruimte (I) tussen het ten minste eerste (2) en het ten minste tweede profiel (3) te verschaffen.

2. Schuifgeleiding volgens conclusie 1, waarbij de respectieve verbindingslangsranden (8, 9; 10, 11) van het eerste (2) en van het tweede 20 (3) profiel zich ten minste gedeeltelijk van een profielmiddenvlak (12, 13) in hoofdzaak naar het daar tegenover gelegen profiel (2, 3) uitstrekken.

3. Schuifgeleiding volgens conclusie 1 of 2, waarbij de lagermiddelen (4) ten minste één glijorgaan (14) omvatten, waarbij het ten minste ene 25 glijorgaan (14) is voorzien tussen ten minste één verhindingslangsrand (8, 9) van het eerste profiel (2) en de daar tegen over gelegen verhindingslangsrand (10, 11) van het tweede profiel (3).

4. Schuifgeleiding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de lagermiddelen (4) en de wrijvingsmiddelen (5) zijn geïntegreerd in ten minste één glijorgaan (14). 5

5. Schuifgeleiding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste ene verbindingslangsrand (10, 11) van het tweede profiel (3) een in hoofdzaak V-vormige doorsnede heeft, welke taps toeloopt, bijvoorbeeld in een van het eerste profiel (2) afgelegen richting. 10

6. Schuifgeleiding volgens één van de conclusies 3-5, waarbij het ten minste ene glijorgaan (14) een eerste naar het eerste profiel (2) gerichte zijde (14a) heeft die via een verende verbinding (15) is verbonden met de verbindingslangsrand (8, 9) van het eerste profiel (2). 15

7. Schuifgeleiding volgens één van de conclusies 3-6, waarbij het ten minste ene glijorgaan (14) een tweede naar een binnenste oppervlak (10a, 11a) van de verbindingslangsrand (10, 11) van het tweede profiel (3) gerichte zijde (14b) heeft, welke tweede zijde (14b) in hoofdzaak tegen het 20 binnenste oppervlak (10a, 11a) is gelegen en is ingericht om schuivend samen te werken met het binnenste oppervlak (10a, 11a).

8. Schuifgeleiding volgens conclusie 7, waarbij een buitenste oppervlak van de tweede zijde (14b) van het glijorgaan (14) in hoofdzaak 25 vormgesloten tegen het binnenste oppervlak (10a, 11a) van de verbindingslangsrand (10, 11) van het tweede profiel (3) aanligt.

9. Schuifgeleiding volgens een der conclusies 3-5, waarbij het glijorgaan (14) via een verende verbinding is verbonden met een binnenste 30 oppervlak van het tweede profiel (3), waarbij een naar het eerste profiel (2) gerichte zijde (14a) van het glijorgaan (14) is ingericht om het eerste profiel (2), althans de verbindingslangsrand (8, 9) daarvan, ten minste gedeeltelijk glijdend op te nemen.

10. Schuifgeleiding volgens één der conclusies 6-9, waarbij de wrijvingsweerstand tussen het eerste (2) en het tweede profiel (3) instelbaar is.

11. Schuifgeleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 10 schuifgeleiding (1) is voorzien van ten minste één eindblokkering (16) die een maximale verschuivingsafstand (L) van het tweede profiel (3) ten opzichte van het eerste profiel (2) bepaalt.

12. Schuifgeleiding volgens conclusie 11, waarbij ten minste één van de 15 profielen (2, 3) is voorzien van ten minste één aanslag (17), bij voorkeur van een dempend materiaal zoals rubber, en waarbij het daar tegenover gelegen profiel (2, 3) is voorzien van ten minste één tegenover de ten minste ene aanslag gelegen uitsteeksel (18a, 18b).

13. Schuifgeleiding volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de schuifgeleiding (1) is voorzien van vergrendelmiddelen om het eerste (2) en het tweede profiel (3) in een gewenste positie tussen een uitgangsstand en de maximale verschuivingsafstand (L) ten opzichte van elkaar te vergrendelen. 25

14. Armsteun (A) voor een voertuig, bijvoorbeeld een personenwagen, voorzien van een schuifgeleiding (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de schuifgeleiding (1) is voorzien tussen een basis (30), bijvoorbeeld een console, en een ten opzichte van de basis (30) verschuifbare 30 armondersteuning (31).