NL192271C - Be- en ontluchtingselement voor dakbekledingsbanen. - Google Patents

Be- en ontluchtingselement voor dakbekledingsbanen. Download PDF

Info

Publication number
NL192271C
NL192271C NL8603094A NL8603094A NL192271C NL 192271 C NL192271 C NL 192271C NL 8603094 A NL8603094 A NL 8603094A NL 8603094 A NL8603094 A NL 8603094A NL 192271 C NL192271 C NL 192271C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
ventilation
plate
support
ridge
bearing
Prior art date
Application number
NL8603094A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192271B (nl
NL8603094A (nl
Original Assignee
Braas Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Braas Gmbh filed Critical Braas Gmbh
Publication of NL8603094A publication Critical patent/NL8603094A/nl
Publication of NL192271B publication Critical patent/NL192271B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192271C publication Critical patent/NL192271C/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04DROOF COVERINGS; SKY-LIGHTS; GUTTERS; ROOF-WORKING TOOLS
    • E04D13/00Special arrangements or devices in connection with roof coverings; Protection against birds; Roof drainage ; Sky-lights
    • E04D13/17Ventilation of roof coverings not otherwise provided for
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G9/00Forming or shuttering elements for general use
    • E04G9/02Forming boards or similar elements
    • E04G2009/023Forming boards or similar elements with edge protection
    • E04G2009/025Forming boards or similar elements with edge protection by a flange of the board's frame

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Building Environments (AREA)
  • Separation Using Semi-Permeable Membranes (AREA)

Description

1 192271
Ventilatie-element voor dakbekledingsbanen
De uitvinding betreft een eendelig kunststof ventilatie-element, bestemd om in gemonteerde toestand tussen twee elkaar overlappende, dwars op een dakhelling gelegde dakfolies van een hellend dak te worden 5 aangebracht om dan met een bovenste aanlegvlak onder de bovenste overlappende bovenfoliebaan en met een onderste aanlegvlak op de onderste foliebaan te liggen en tussen deze aanlegvlakken luchtdoortreed-openingen te verschaffen, waarbij het ventilatie-element een van doorgangen voorziene vlakke plaat omvat, waaraan ten minste één oplegelement is aangebracht en waarbij het ventilatie-element is voorzien van ten minste één zich onder de plaat uitstrekkend bevestigingselement voor het aan de dakconstructie bevestigen 10 van het ventilatie-element.
Een dergelijk be- en ontluchtingselement is uit het Duitse ’’Offenlegungsschrift” 3.202.509 bekend. Dit bekende be- en ontluchtingselement omvat volgens de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 een in gemonteerde toestand in hoofdzaak dwars op de dakhelling staande, van doorgangen voorziene, plaat. Deze van doorgangen voorziene plaat is omgeven door een oplegelement in de vorm van een omringend lijf. Het 15 onderste deel van het omringende lijf ligt in gemonteerde toestand op de onderste foliebaan en de bovenste ______________foliebaan ligt in gemonteerde toestand op het bovenste gedeelte van het omringende lijf. De bevestiging van ___ dit be- en ontluchtingselement vindt plaats door meerdere afzonderlijke klemmen, die tegen de klemwerking in geopend moeten worden voor het vastklemmen van een eind van een foliebaan. Dit is tamelijk omslachtig. De bekende be- en ontluchtingselementen kunnen verder niet in elkaar gestapeld worden, zodat de 20 opslag, het transport en het meenemen op het dak omslachtig zijn.
Aan de uitvinding ligt het doel ten grondslag om een ventilatie-element van het bovengenoemde type zodanig uit te voeren, dat dit bij het aanbrengen op een dak gemakkelijk is te hanteren.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de doorgangen uit grote doorbrekingen van de vlakke plaat bestaan, die door langs- en dwarsruggen van elkaar gescheiden zijn, waardoor de plaat een 25 roosterstructuur heeft, waarbij in gemonteerde toestand de ene buitenste langsrug naar de nokzijde en de andere buitenste langsrug naar de gootzijde is gericht; doordat het ten minste ene oplegelement aan de ruggen aangebrachte oplegstijlen en/of oplegribben omvat voor het vormen van de luchtdoortreedopeningen tussen de foliebanen; en doordat het bevestigingselement zich schuin neerwaarts ten opzichte van de plaat uitstrekt.
30 De uitstekende oplegstijlen en/of oplegribben maken bij het stapelen van afzonderlijke elementen een onderlinge verankering mogelijk, zodat de stapel zich gemakkelijk laat transporteren bij het werk op het dak.
De bevestiging van het ventilatie-element aan de dakconstructie laat zich bij het bevestigingselement volgens de uitvinding op eenvoudige wijze realiseren door het zich schuin neerwaarts ten opzichte van de plaat uitstrekkende bevestigingselement achter de bovenrand van de onderste foliebaan te haken. De grote 35 doorbrekingen maken het ventilatie-element weinig windgevoelig en maken een onderling zijdelings verschoven stapeling van ventilatie-elementen mogelijk, waarbij de uitstekende oplegelementen en de bevestigingselementen voor een onderling verankering hiervan zorgen.
Opgemerkt wordt dat uit de EP Patent Application 138.561 een ventilatie-element bekend is, dat bestemd is om te worden aangebracht tussen de onderrand van een nokpan en de hieronder liggende dakpan. Dit 40 ventilatie-element omvat een tussen de nokpan en de dakpan liggend plaatdeel, waarin een luchtdooriaat is gevormd.
Verder wordt opgemerkt dat uit de Britse octrooiaanvrage 2.127.060 een element van een ventilatie-samenstel bekend is, dat bestaat uit een geknikt plaatdeel waarop in eikaars verlengde gelegen, onder de knikhoek ten opzichte van elkaar verlopende lage oplegribben en korte oplegribben bekend zijn. De korte 45 oplegribben zijn aangebracht in het onderste randgebied van het plaatdeel. Dit plaatdeel vertoont geen doorbrekingen en is bestemd voor aanbrenging bij de onderste dakrand.
Verder wordt opgemerkt dat uit het Duitse ’’Auslegeschrift” 1.243.372 een ventilatie-element voor aanbrenging tussen twee overlappende dakpannen bekend is. Dit ventilatie-element kan zijn voorzien van zich in langsrichting uitstrekkende welvingen, die in overeenkomstige welvingen van de dakpannen passen.
50 Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat de roosterstructuur een aan de nokzijde gelegen langsrug, een aan de gootzijde gelegen langsrug, ten minste een daartussen gelegen langsrug, en de langsruggen onderling verbindende dwarsruggen, en is aan de bovenzijde van de plaat aan elke tussen de langsrug aan de gootzijde en naburige langsrug verlopende dwarsrug een oplegribbe is gevormd en is op één lijn daarmee aan de langsrug aan de nokzijde of kort daarvandaan aan de aangrenzende dwarsruggen 55 een oplegstijl gevormd. Door de aanbrengingen van de oplegribben ontstaat hierbij aan de gootzijde van het ventilatie-element een relatief groot, dragend oppervlak voor de overlappende bovenste foliebaan, terwijl aan de nokzijde van het ventilatie-element afsluiting van de luchtdoortreedopening door de bovenste 192271 2 foliebaan wordt verhinderd door de oplegstijl.
Een met een relatief klein volume stapelbaar ventilatie-element wordt volgens de uitvinding verkregen, doordat slechts de bovenzijde van de plaat van oplegribben en/of oplegstijlen zijn voorzien, en doordat zich vanaf de onderzijde van de plaat potgaten tot in de aan de bovenzijde van de plaat aangebrachte opleg-5 ribben en/of oplegstijlen uitstrekken, die in vorm aan de buitencontour van de oplegribben en/of oplegstijlen zijn aangepast voor een vormsluitende evenwijdige stapeling van meerdere gelijke ventilatie-elementen.
Hierna wordt het be· en ontluchtingselement volgens de uitvinding aan de hand van enkele in de tekening weergegeven uitvoeringsvormen nader toegelicht. In de tekening toont: 10 figuur 1 een bovenaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van het be- en ontluchtingselement volgens de uitvinding; figuur 2 een zijaanzicht van het in figuur 1 weergegeven be- en ontluchtingselement in de richting van de pijl A; figuur 3 een perspectivisch aanzicht van een deel van het in de figuren 1 en 2 weergegeven be- en 15 ontluchtingselement; __ figuur 4 een ander zijaanzicht van het in figuur 1 weergegeven be- en ontluchtingselement in de richting___ van de pijl B; figuur 5 in bovenaanzicht een aantal op elkaar gestapelde be- en ontluchtingselementen van het in de figuren 1-4 getoonde type; .20 figuur 6 een zijaanzicht van een aantal op elkaar gestapelde be- en ontluchtingselementen van het in de figuren 1-4 getoonde type; figuur 7 een be- en ontluchtingselement van het in de figuren 1-4 getoonde type in de gemonteerde toestand in het overlappingsbereik van twee foliebanen; figuur 8 een perspectivisch aanzicht van een deel van een ander uitvoeringsvoorbeeld van het be- en 25 ontluchtingselement volgens de uitvinding; figuur 9 een doorsnede door het in figuur 8 weergegeven be- en ontluchtingselement volgens de daarin getekende snijlijn IX—IX; figuur 10 een doorsnede door twee op elkaar gestapelde be- en ontluchtingselementen van het in de figuren 8 en 9 getoonde type; 30 figuur 11 een be- en ontluchtingselement van het in de figuren 8 en 9 weergegeven type in de gemonteerde toestand in het overlappingsbereik van twee foliebanen in samenhang met andere delen van een schuine dakbedekking.
In de figuren zijn gelijke, resp. met elkaar overeenstemmende delen van de weergegeven be- en ontluch-35 tingselementen met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid.
Een be- en ontluchtingselement is als geheel door ”1” aangeduid. Dit bestaat - zoals in zijn geheel duidelijk in de figuren 1 en 2 is te zien - uit een vlakke plaat 2 met gerasterde roosterstructuur. Deze gerasterde roosterstructuur van de plaat 2 ontstaat bij de weergegeven uitvoeringsvoorbeelden door een gelijkmatig aanbrengen van even grote, doorbrekingen 3 van grote afmeting met hier een rechthoekige 40 doorsnede, waardoor de plaat 2 qua vorm uit een langsrug 4 aan de nokzijde, een daaraan evenwijdig verlopende langsrug 5 aan de gootzijde, ten minste een daartussen, bij voorkeur eveneens evenwijdig verlopende langsrug 6, een linker buitenste begrenzingsdwarsrug 7, een rechter buitenste begrenzings-dwarsrug 8 en meerdere tussen deze laatste aangebrachte dwarsruggen 9 samengesteld. In een voordelige uitvoeringsvorm staan daarbij alle langsruggen 4, 5 en 6 en alle dwarsruggen 7, 8,9 in het plaatvlak 45 loodrecht op elkaar. Wat dit betreft zij opgemerkt, dat de plaat 2 eventueel ook een van de weergegeven, afwijkende gerasterde roostervormige structuur kan bezitten.
In het algemeen zijn aan de ruggen van de plaat 2 voor het verschaffen van een ventilatiedoorsnede oplegribben 10, resp. oplegstijlen 11 aangebracht. Bovendien is aan de langsrug 4 aan de nokzijde ten minste een zich schuin onder de plaat 2 uitstrekkende inhanglip 12 aangebracht, waarmede het be- en 50 ontluchtingselement 1 - zoals duidelijk uit de figuren 7 en 11 blijkt - aan de buitenrand 13 van een aan de dakzijde bevestigde foliebaan 14 kan worden opgehangen. Voor het gewenste doel van het inhangen van het be- en ontluchtingselement 1 zou eigenlijk één inhanglip 12 voldoen, welke dan, zoals in figuur 1 gestippeld weergegeven, in het midden van de langsafmeting van de langsrug 4 aan de nokzijde daaraan aangebracht zou zijn. Om behalve de inhangfunctie ook nog een standvaste bevestiging van het be- en 55 ontluchtingselement 1 aan de foliebaan 14 te waarborgen, zal men aan het be- en ontluchtingselement 1 echter - zoals in figuur 1 getoond - ten minste twee inganglippen 12 aanbrengen, welke ook op enige afstand van de buitenste begrenzingsdwarsrug 7, resp. 8 aangebracht zijn. Op stabiliteitsgronden kan het 3 192271 doelmatig zijn, elke aanwezige inhanglip 12 aan zijn onderzijde door ten minste één in de langsrichting verlopende steunribbe 15 - zie figuur 4 - te verstijven. Op dezelfde grond, in het bijzonder dan, wanneer de dikte van de plaat 2 relatief klein gekozen is, kan het eveneens doelmatig blijken, de plaat 2 door ten minste één volgens een langsrug 4, resp. 5, resp. 6 zich uitstrekkende verstijvingsribbe 16 te verstijven. Deze 5 verstijvingsribbe 16 is bij voorkeur - zoals uit figuur 4 blijkt - bij het aldaar weergegeven uitvoerings-voorbeeld aan de onderzijde van de langsmg aan de nokzijde aangebracht.
Voor het plaatsen, resp. uitvoeren van in de gemonteerde toestand van het be- en ontluchtingselement 1 de ventilatiedoorsnede bepalende oplegribben 10 en -stijlen 11 bestaan in beginsel verschillende uitvoeringsmogelijkheden. Volgens een uitvoeringsvariant, namelijk zoals in de figuren 8-11 getoond, kunnen slechts 10 aan de bovenzijde van de plaat 2 oplegribben 10 en/of oplegstijlen 11 aangebracht zijn. Eventueel kunnen echter - zoals bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1-6 - zowel aan de bovenzijde als ook aan de onderzijde van de plaat 2 oplegribben 10 en/of oplegstijlen 11, 21 aanwezig zijn. Bij voorkeur hebben de aanwezige oplegribben 10 en/of oplegstijlen 11,21 een - uitgaande van de plaat 2 - dunner wordende, kegelstompvormige buitencontour. Dit vergemakkelijkt de fabricage volgens de spuitgietmethode. Voorts is 15 het - in het bijzonder in samenhang met dunne foliebanen 14,17 - doelmatig, de buiteneinden van alle ______aanwezige oplegribben 10. resp. oplegstijlen 11.21 af te ronden, zoals dit bijvoorbeeld uit de figuren 3 en 4___ te zien is.
Bij de weergegeven uitvoeringsvoorbeelden zijn aan de plaat 2 zowel oplegribben 10 als ook oplegstijlen 11 aanwezig, waarbij elke oplegribbe 10 aan zijn boveneinde, resp. rug 18 recht is, en het boveneinde van 20 een hiermee op één lijn aangebrachte oplegstijl 11 in het verlengde van de rechte rug van de oplegribbe 10 ligt. Dank zij deze uitvoeringsvorm van de oplegribben 10 ontstaat in de gemonteerde toestand van het been ontluchtingselement 1 volgens afzonderlijke steunlijnen een relatief groot, dragend oplegvlak voor de overlappende bovenste foliebaan 17 - zie de figuren 7 en 11 -. Een dergelijke plaatsing en uitvoeringsvorm van de oplegribben 10 is echter niet dwingend noodzakelijk. De bedoelde oplegribben kunnen in het geval 25 van scheurvaste foliebanen ook door meerdere oplegstijlen vervangen zijn. De oplegstijlen moeten in dit geval echter zo dicht bij elkaar staan, dat een noemenswaard doorhangen van het overhangende buitenste overspanningsgedeelte en dus een blokkeren van de ventilatiedoorsnede vermeden wordt.
Bij de weergegeven uitvoeringsvoorbeelden is aan de bovenzijde van de plaat 2 aan elke, tussen de langsrug 5 aan de gootzijde en naburige langsrug 6 verlopende dwarsmg 7, resp. 8, resp. 9 een oplegribbe 30 10 met rechte rug 18 en op één lijn met deze oplegribben 10 aan de langsrug 4 aan de nokzijde of - zoals bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 8-11 - kort daarvoor aan de dwarsrug 7, resp. 8, resp. 9 een oplegstijl 11 aangebracht, waarvan het boveneinde 19 in het verlengde van de rechte iug 18 van de oplegribbe 10 ligt. Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 8-11 liggen daarbij de bovenste ruggen 18 van alle oplegribben 10 en de boveneinden 19 van alle oplegstijlen 11 in een evenwijdig aan het vlak 35 van de plaat 2 verlopend vlak. Derhalve is bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1-4 een andere vormgeving gekozen. Aldaar is aan de bovenzijde van de plaat 2 weliswaar ook aan elke, tussen de langsrug 5 aan de gootzijde en de naburige langsrug 6 verlopende dwarsrug 7, resp. 8, resp. 9 steeds een oplegribbe 10 met rechte rug 18 en op één lijn daarmede aan de langsrug 4 aan de nokzijde of kort daarvandaan aan de dwarsrug 7, resp. 8, resp. 9 elk een oplegstijl 11 met in overeenstemmende hoogte 40 bepaalde boveneinde 19 aanwezig, doch hier strekken de ruggen 18 van alle oplegribben 10 en de boveneinden 19 van alle oplegstijlen 11 zich in een ten opzichte van het vlak van de plaat 2 in langsrichting evenwijdige, in dwarsrichting van de gootzijde naar de nokzijde iets oplopende vlakken uit; dit laatste is in figuur 4 door een gestippeld vlak 20 aangeduid. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld zijn aan de onderzijde van de plaat 2 in het bereik onder elke oplegribbe 10 bovendien twee oplegstijlen 21 aangebracht, waarbij deze 45 beide oplegstijlen 21 steeds onder het begin- en eindbereik van de betreffende oplegribbe 10 aangebracht zijn. De hoogte van de aan de onderzijde van de plaat 2 aangebrachte oplegstijlen is zodanig bemeten, dat de ondereinden 22 in een in figuur 4 gestippeld vlak 23 liggen, wat in de gemonteerde toestand van het been ontluchtingselement 1 met het oplegvlak van de foliebaan 14 overeenstemt. Ten opzichte van dit bedoelde vlak 23 verloopt het eerder bedoelde vlak 20 in de gemonteerde toestand van het be- en 50 ontluchtingselement 1 in hoofdzaak evenwijdig.
Het met betrekking tot de figuren 1-4 toegelichte be- en ontluchtingselement 1 is stapelbaar, zoals dit uit de figuren 5 en 6 blijkt. Daar zijn 10 van zulke be- en ontluchtingselementen boven elkaar gestapeld weergegeven, waarbij in figuur 6 elk afzonderlijk element een verwijzingscijfer van 1-10 is toegewezen. Ter verduidelijking is deze nummering ten dele ook in figuur 5 aangegeven. Zoals getoond, kan een willekeurig 55 aantal be- en ontluchtingselementen evenwijdig aan elkaar in elkaar gestapeld worden. Een dergelijke stapel heeft een relatief klein volume en de afzonderlijke elementen zijn onderiing verankerd, zodat een stabiele, gemakkelijk te transporteren stapel wordt verkregen.

Claims (3)

192271 4 In een aldus gestapelde vorm zal de met het leggen belaste arbeider een bepaald aantal be- en ontluchtingselementen 1 op het schuine dak meenemen. Voor het aanbrengen van één van deze be- en ontluchtingselementen 1 zijn geen hanteringsmiddelen noodzakelijk. De belaste arbeider heeft een be- en ontluchtingselement 1 slechts op een reeds op de dakzijde vastgezette onderste foliebaan 14, en daar zoals 5 uit figuur 7 blijkt, aan de bovenste buitenrand 13 door middel van de inhanglippen 12 in te hangen. Dienovereenkomstig moet hij met de volgende be- en ontluchtingselementen 1 te werk gaan. Vervolgens wordt de volgende foliebaan 17 - zie ook figuur 7 - zodanig aangebracht, dat deze de onderste foliebaan 14 met het aldaar reeds aangebrachte be- en ontluchtingselement 1 zover overlapt, dat de be- en ontluchtingselementen 1 juist afgedekt zijn. Daarbij steunt de overlappende foliebaan 17 tegen de rug 18 10 van de oplegribbe 10 alsmede de boveneinden 19 van de oplegstijlen 11 van het betreffende aan de foliebaan 14 met de oplegstijlen 21 gesteunde be- en ontluchtingselement 1. De werkzame ventilatie-doorsnede tussen de elkaar aan de randzijde overlappende foliebanen 14 en 17 wordt door de afstanden tussen de oplegribben 10 en de oplegstijlen 11 en 21 in samenhang met de doorbrekingen 3 van de plaat 2 bepaald. 15 Het be- en ontluchtingselement 1 volgens de figuren 8-10 is voor een bijzonder gunstige stapeling uitgevoerd. Daartoe hebben de aan de bovenzijde van de plaat 2 aangebrachte oplegribben 10 en Oplegstijlen 11 een relatief sterk geprononceerde kegelstompvorm. Bovendien lopen vanaf de onderzijde van de plaat 2 potgaten 24 tot in de oplegribben 10 en oplegstijlen 11 door. De vorm van deze potgaten is aan de buitencontour van de oplegribben 10 en de oplegstijlen 11 aangepast, zodat een - zoals in figuur 10 20 weergegeven - vormsluitende evenwijdige stapeling van meerdere gelijke be- en ontluchtingselementen 1 mogelijk is. Ook dit be- en ontluchtingselement 1 kan door een daarmee belaste arbeider in een geschikt gestapelde votm en voldoend aantal naar het dak meegenomen worden en aldaar aan een aanwezige onderste foliebaan 14 door een desbetreffend inhangen van de ophanglippen 12 aangebracht worden. De noodzake-25 lijke werkzaamheden zijn daarbij gelijk als bij het aanbrengen van een be- en ontluchtingselement volgens de figuren 1-4. In dit geval ligt het be- en ontluchtingselement echter direct met de onderzijde van de plaat 2 op de bovenzijde van de foliebaan 14, terwijl de overlappende foliebaan 17 op de rug 18 van de oplegribben 10 en de boveneinden 19 van de oplegstijlen 11 steunt. De ventilatiedoorsnede wordt in dit geval door de hoogte van de oplegribben 10 en oplegstijlen 11 in samenhang met de beide foliebanen 14 30 en 17 bepaald. Praktische proeven hebben getoond, dat het zonder meer inhangen van een be- en ontluchtingselement 1 volgens de uitvinding door middel van een inhanglip 12 voldoet, immers anderzijds wordt het gemonteerde be- en ontluchtingselement 1 door de werking van de zwaartekracht en anderzijds door de overlappend gespannen foliebaan 17 in zijn inbouwstand vastgehouden. 35 Onafhankelijk van de betreffende uitvoeringsvorm is het be- en ontluchtingselement 1 eenvoudig en gunstig in kosten volgens de kunststofspuitgietmethode te vervaardigen, kan dit in grote hoeveelheden ruimtebesparend worden gestapeld en kan daardoor bij het in voorraad houden en transport gunstig worden gehanteerd. 40
1. Eendelig kunststof ventilatie-element, bestemd om in gemonteerde toestand tussen twee elkaar overlappende, dwars op een dakhelling gelegde dakfolies van een hellend dak te worden aangebracht om 45 dan met een bovenste aanlegvlak onder de bovenste overlappende bovenfoliebaan en met een onderste aanlegvlak op de onderste foliebaan te liggen en tussen deze aanlegvlakken luchtdoortreedopeningen te verschaffen, waaibij het ventilatie-element een van doorgangen voorziene vlakke plaat omvat, waaraan ten minste één oplegelement is aangebracht en waarbij het ventilatie-element is voorzien van ten minste één zich onder de plaat uitstrekkend bevestigingselement voor het aan de dakconstructie bevestigen van het 50 ventilatie-element, met het kenmerk, dat - de doorgangen uit grote doorbrekingen (3) van de vlakke plaat (2) bestaan, die door langs- en dwarsruggen (4, 5, 6, 7, 8, 9) van elkaar gescheiden zijn, waardoor de plaat een roosterstructuur heeft, waarbij in gemonteerde toestand de ene buitenste langsrug (4) naar de nokzijde en de andere buitenste langsrug (5) naar de gootzijde is gericht; 55. het ten minste ene oplegelement aan de ruggen aangebrachte oplegstijlen (11) en/of oplegribben (10) omvat voor het vormen van de luchtdoortreedopeningen tussen de foliebanen (14 en 17) en - het bevestigingselement (12) zich schuin neerwaarts ten opzichte van de plaat (2) uitstrekt. 5 192271
2. Ventilatie-element volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de roosterstructuur een aan de nokzijde gelegen langsrug (4), een aan de gootzijde gelegen langsrug (5), ten minste een daartussen gelegen langsrug (6), en de langsruggen (4, 5 en 6) onderling verbindende dwarsruggen (7, 8 en 9) omvat, en dat aan de bovenzijde van de plaat (2) aan elke tussen de langsrug (5) aan de gootzijde en naburige langsrug 5 (6) verlopende dwarsrug een oplegribbe (10) is gevormd en op één lijn daarmee aan de langsrug aan de nokzijde of kort daarvandaan aan de aangrenzende dwarsruggen een oplegstijl (11) is gevormd.
3. Ventilatie-element volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat slechts aan de bovenzijde van de plaat oplegribben en/of oplegstijlen zijn vootzien, en dat zich vanaf de onderzijde van de plaat (2) potgaten (24) tot in de aan de bovenzijde van de plaat (2) aangebrachte oplegribben (10) en/of 10 oplegstijlen (11) uitstrekken, die in vorm aan de buitencontour van de oplegribben (10) en/of oplegstijlen (11) zijn aangepast voor een vormsluitende evenwijdige stapeling van meerdere gelijke ventilatie-elementen (1). Hierbij 6 bladen tekening
NL8603094A 1985-12-05 1986-12-04 Be- en ontluchtingselement voor dakbekledingsbanen. NL192271C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE3543005 1985-12-05
DE19853543005 DE3543005A1 (de) 1985-12-05 1985-12-05 Be- und entlueftungselement fuer dachspannbahnbelueftung

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8603094A NL8603094A (nl) 1987-07-01
NL192271B NL192271B (nl) 1996-12-02
NL192271C true NL192271C (nl) 1997-04-03

Family

ID=6287701

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8603094A NL192271C (nl) 1985-12-05 1986-12-04 Be- en ontluchtingselement voor dakbekledingsbanen.

Country Status (7)

Country Link
AT (1) AT395996B (nl)
DE (1) DE3543005A1 (nl)
DK (1) DK159885C (nl)
FR (1) FR2591255B1 (nl)
GB (1) GB2185099B (nl)
IT (1) IT1205538B (nl)
NL (1) NL192271C (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2193515B (en) * 1986-08-09 1990-04-11 Kenneth Douglas James Roof space ventilator
DE3630982A1 (de) * 1986-09-11 1988-03-24 Braas & Co Gmbh Luefterelement
EP0392064B1 (de) * 1989-04-14 1993-06-30 Tonwarenfabrik Laufen AG Anordnung zur Dachbedeckung
GB9406374D0 (en) * 1994-03-30 1994-05-25 Rhodes Michael J Ventilation device
GB9701216D0 (en) * 1997-01-21 1997-03-12 Martin David F Roof underlay lap ventilator
GB2374092A (en) * 2001-02-28 2002-10-09 Easyvent Ltd Roof ventilation

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1243372B (de) * 1960-08-26 1967-06-29 Carl Lohmann Vorrichtung zum Be- und Entlueften eines mit einem Pfannendach abgedeckten Dachraumes
DE1296610B (de) * 1966-10-28 1969-06-04 Metallgesellschaft Ag Klappenlochblech vor oder nach einem diffusorartigen Einlassstutzen am Eingang elektrostatischer Staubabscheider
EP0042539B1 (de) * 1980-06-20 1983-11-09 Aeroform Lüftungstechnik GmbH Firstentlüftung an Dächern
DE3125868A1 (de) * 1981-07-01 1983-01-20 Ewald Dörken AG, 5804 Herdecke Zu- und abluftelement fuer geneigte daecher zum nachtraeglichen einbau
DE3202509A1 (de) * 1982-01-27 1983-08-04 Herbert 4933 Blomberg Betke Vorrichtung zur unterdrueckung von schwitzwasserbildung an dachfolien
DE3500484A1 (de) * 1984-01-12 1985-07-25 Glidevale Building Products Ltd., Pinxton, Nottinghamshire Belueftungseinrichtung fuer dachkonstruktionen
GB2169324B (en) * 1985-01-04 1988-08-17 Anchor Building Products Ltd Roof space ventilation

Also Published As

Publication number Publication date
DE3543005C2 (nl) 1988-12-08
NL192271B (nl) 1996-12-02
NL8603094A (nl) 1987-07-01
GB2185099A (en) 1987-07-08
ATA322186A (de) 1992-09-15
AT395996B (de) 1993-04-26
FR2591255B1 (fr) 1989-05-19
DK159885B (da) 1990-12-24
GB8629011D0 (en) 1987-01-14
FR2591255A1 (fr) 1987-06-12
GB2185099B (en) 1989-10-25
DE3543005A1 (de) 1987-06-11
DK582586A (da) 1987-06-06
IT1205538B (it) 1989-03-23
DK159885C (da) 1991-06-24
IT8683450A0 (it) 1986-12-05
DK582586D0 (da) 1986-12-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4907499A (en) Roof ridge ventilators and methods for installing such ventilators
US6243995B1 (en) Method and apparatus for closing openings under tiles along eave line
US6415559B1 (en) Eave closure and method of manufacture
US4769965A (en) Method and apparatus of positioning a new ceiling over an existing ceiling
EP0284350A1 (en) Roof tile
US6421967B1 (en) Space enclosure
NL192271C (nl) Be- en ontluchtingselement voor dakbekledingsbanen.
HU222257B1 (hu) Alsó fedőelem lapos lemez alakú építőelemhez
US4920719A (en) Method and apparatus of positioning a new ceiling over an existing ceiling
US20100175597A1 (en) Pallet with a soft covering material
FI87826B (fi) Staellningsunderlag
GB2169324A (en) Roof space ventilation
NL8501560A (nl) Beschermingsorgaan voor de kopse kant van een dakbeschot.
US4239414A (en) Bracket for attaching rails to steel fence posts
JPH07305463A (ja) 軒先構造
NL8200274A (nl) Orgaan ter bescherming van de onderrand van een door schubvormige lichamen, zoals dakpannen bedekt schuin dak.
US4833844A (en) Roof construction
US5975471A (en) Roof brackets for mounting an auxiliary roof
NL192746C (nl) Ventilatie-element.
NL1015616C1 (nl) Dakvoetventilatie-inrichting.
EP0939178B1 (en) Method for fixing tiles or the like to one another for covering a roof and gripping elements used to carry out this method
JP3708631B2 (ja) 水勾配構造
JP2571930B2 (ja) 金属板製瓦桟
JPS6236893Y2 (nl)
JPH0810113Y2 (ja) 瓦の固定構造

Legal Events

Date Code Title Description
DNT Communications of changes of names of applicants whose applications have been laid open to public inspection

Free format text: BRAAS GMBH

BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
SNR Assignments of patents or rights arising from examined patent applications

Owner name: LAFARGE BRAAS ROOFING ACCESSORIES GMBH & CO. KG.

TNT Modifications of names of proprietors of patents or applicants of examined patent applications

Owner name: LAFARGE BRAAS GMBH

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20010701