NL192194C - Spuitgietinrichting. - Google Patents

Description

1 192194

Spultgietlnrlchting

De uitvinding heeft betrekking op een spuitgietinrichting, voorzien van een uit een eerste deel met vormkeren en een tweede deel met vonnholten bestaande gietmatrijs, waarvan het eerste matrijsdeel op 5 een eerste draagplaat is bevestigd en het tweede matrijsdeel aan zijn van het eerste matrijsdeel afgekeerde zijde is voorzien van een aantal met de vormholten in verbinding staande gietopeningen, welke matrijs samenwerkt met een op een tweede draagplaat aangebracht mondstukblok, dat voorzien is van een aantal met de gietopeningen in het tweede matrijsdeel corresponderende persmondstukken, die via door het blok gaande gietkanalen in verbinding staan met een gemeenschappelijk voedingsmondstuk, waarbij de eerste 10 en tweede draagplaat naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn geleid voor het sluiten en openen van de matrijs en waarbij tussen het tweede matrijsdeel en de door de tweede draagplaat en het mondstukblok gevormde eenheid een loze-slagverbinding met dtukveren aanwezig is, welke het mondstukblok met zijn persmondstukken normaal - bij geopende matrijs - op een afstand van de gietopeningen in het tweede matrijsdeel houdt, doch bij het sluiten van de matrijs het tweede matrijsdeel met zijn gietopeningen - onder 15 samendrukken van de veren - tekdicht met de persmondstukken van het mondstukblok in ingrijping houdt.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Britse octrooischrift 835.440.

Deze bekende inrichting heeft het voordeel, dat bij het openen van de met hete vloeibare kunststof volgespoten matrijs een automatische en onmiddellijke verbreking van het contact tussen de gietopeningen van het tweede matrijsdeel en de persmondstukken van het mondstukblok wordt bewerkstelligd.

20 Een nadeel van deze bekende inrichting is nochtans, dat de lichamen van het tweede (de vormholten bevattende) matrijsdeel en van het mondstukblok via de met veren uitgeruste loze-slagverbinding tot een op de tweede draagplaat bevestigde eenheid zijn verenigd.

De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich van de bekende inrichting, onder vermijding van het nadeel daarvan, daardoor dat het tweede matrijsdeel is aangebracht op een derde draagplaat, die in de 25 open/sluitrichting ten opzichte van de tweede draagplaat wordt geleid, en dat de loze-slagverbinding met de drukveren tussen deze beide draagplaten is aangebracht op plaatsen, welke opzij buiten het tweede matrijsdeel en het mondstukblok zijn gelegen.

Door de maatregelen volgens de uitvinding is het mondstukblok een los van het tweede matrijsdeel staande eenheid geworden, die gemakkelijk van de tweede draagplaat kan worden verwijderd om gereinigd, 30 vervangen dan wel gereviseerd te worden. Het mondstukblok is bovendien eenvoudiger van constructie geworden, daar de voorzieningen daarin ten behoeve van de loze-slagverbinding met het tweede matrijsdeel zijn komen te vervallen.

Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaanse octrooischrift 2.871.517 een spuitgietinrichting bekend is, waarbij eveneens een los van een matrijsdeel met vormholten staand mondstukblok wordt toegepast, 35 waarvan de persmondstukken bij geopende matrijs eveneens los van de gietopeningen in het betreffende matrijsdeel liggen. Daarbij werkt het mondstukblok echter samen met buisvormige verbindingsmondstukken, die door de persmondstukken van het mondstukblok via boringen in de draagplaat van het betreffende matrijsdeel in werkzame ingrijping met de gietopeningen van dat matrijsdeel worden gedrukt. Het mondstukblok is voorts gemonteerd op een zwenkoonstructie, waarmede het blok vanuit een zijdelingse positie in zijn 40 werkzame positie wordt gezwenkt. Deze bekende spuitgietinrichting is derhalve van een gecompliceerde constructie.

De uitvinding wordt hieronder nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoerings-voorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

45 Figuur 1 is een aanzicht van het mondstukblok, waarvan een gedeelte in doorsnede is getoond; figuur 2 is een doorsnede volgens de lijn IMI in figuur 1; figuur 3 toont, gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede, het mondstukblok met de matrijs in de gesloten stand, waarin het mondstukblok tegen de matrijs wordt geklemd en figuur 4 komt overeen met figuur 3, doch toont de inrichting in de geopende stand.

50

Het mondstukblok 1 bestaat uit een in hoofdzaak cilindrisch huis 2 met een centraal ’’heet” gietkanaal 21, dat aan de einden is afgesloten met pluggen 20. Het mondstukblok 1 heeft een voetplaat 3. Aan de van de voetplaat 3 afgekeerde zijde zijn op een bepaalde steekafstand persmondstukken 23 in het huis 2 geschroefd, terwijl opzij een gemeenschappelijke spuitgietaansluiting 24 aanwezig is. De spuitgietaansluiting 55 24 bevindt zich in het midden van het huis 2 en staat met zijn as loodrecht op die van de persmondstukken 23.

De voetplaat 3 is een rechthoekige stalen plaat en heeft aan één zijde een aantal oplegsteunen 31, 31,

Claims (3)

192194 2 met openingen 32, 32 voor het opnemen van het huis 2. De middelste oplegsteun 31 draagt aan de van de voetplaat 3 afgekeerde zijde een centreerpen 33. Het uit het huis 2, de voetplaat 3 en de oplegsteunen 31 bestaande mondstukblok 1 is bevestigd op een beweegbare draagplaat 5, waarvan de persmondstukken 23 kunnen worden aangedrukt tegen de hieronder 5 nader te beschrijven, met vormholten van een spuitgietmatrijs in verbinding staande gietopeningen. De spuitgietmatrijs bestaat uit een eerste van vormkemen voorzien deel en een tweede, van vormholten voorzien deel 10 (figuren 3 en 4). Het matrijsdeel met de vormkemen zit vast op een bovenste vaststaande draagplaat (niet weergegeven), die de door een zuigercilindereenheid 11 geleverde sluitdruk kan opnemen. Met 7 zijn een aantal trek-10 stangen aangegeven, die zich tussen de bovenste vaste draagplaat en een onderste vaste basis (evenmin weergegeven) uitstrekken. De trekstangen 7 geleiden de beweegbare, van geleideopeningen voorziene tweede draagplaat 5, waarop via de voetplaat 3 het mondstukblok 1 is bevestigd. De beweegbare tweede draagplaat 5 zit vast op het vrije einde van de zuigerstang 12 van de zuiger-cilindereenheid 11.

15 De trekstangen 7 geleiden voorts een beweegbare derde draagplaat 4, waarop het tweede matrijsdeel 10 met de vormholten is bevestigd. Het middelste gebied van de draagplaat 4 is voorzien van openingen voor het opnemen en doorlaten van de persmondstukken 23 van het mondstukblok 1. De boven elkaar gelegen draagplaten 4 en 5 zijn met hun opzij buiten het matrijsdeel 10 en buiten het mondstukblok 1 gelegen randdelen met elkaar verbonden door met speelruimte door de draagplaat 4 20 heenstekende bouten 9. In de tussenruimte tussen de draagplaten 4 en 5 zijn veren 8 om de bouten 9 aangebracht. In figuur 3 is het mondstukblok/matrijssamenstel in de gesloten stand weergegeven. De zuigerstang 12 bevindt zich hierbij in zijn uitgeschoven stand, terwijl de persmondstukken 23 door de bij het sluiten samengedrukte veren 8 tegen de corresponderende gietopeningen van het matrijsdeel 10 aangedrukt liggen 25 en er een zekere speling 9a is tussen de bovenzijde van het randgedeelte van de draagplaat 4 en de onderzijde van de koppen van de bouten 9. Bij het openen van de matrijs, door het intrekken van de zuigerstang 12, zal de draagplaat 4 zich onder invloed van de kracht van de samengedrukte veren 8 ten opzichte van de draagplaat 5 naar boven verplaatsen over een afstand die gelijk is aan de speling 9a. Hierdoor wordt het contact tussen de 30 persmondstukken 23 en het matrijsdeel 10 verbroken. Het mondstukblok 1 wordt met zijn voetplaat 3 op het bovenvlak van de draagplaat 5 gemonteerd, voordat de plaat 4 en de plaat 5 met elkaar worden verbonden door de bouten 9. Daarbij wordt de centreerpen 33 gestoken in een corresponderende opening 14 in een stelplaat 13, die op de draagplaat 4 zit en worden de draagplaten 4 en 5 samengedrukt gehouden om de gewenste speeliuimte 9a met de 35 bouten in te stellen.

40 Spuitgietinrichting, voorzien van een uit een eerste deel met vormkemen en een tweede deel met vormholten bestaande gietmatrijs, waarvan het eerste matrijsdeel op een eerste draagplaat is bevestigd en het tweede matrijsdeel aan zijn van het eerste matrijsdeel afgekeerde zijde is voorzien van een aantal met de vormholten in verbinding staande gietopeningen, welke matrijs samenwerkt met een op een tweede draagplaat aangebracht mondstukblok, dat voorzien is van een aantal met de gietopeningen in het tweede 45 matrijsdeel corresponderende persmondstukken, die via door het blok gaande gietkanalen in verbinding staan met een gemeenschappelijk voedingsmondstuk, waarbij de eerste en tweede draagplaat naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn geleid voor het sluiten en openen van de matrijs en waarbij tussen het tweede matrijsdeel en de door de tweede draagplaat en het mondstukblok gevormde eenheid een loze-slagverbinding met drukveren aanwezig is, welke het mondstukblok met zijn persmondstukken normaal 50 - bij geopende matrijs - op een afstand van de gietopeningen in het tweede matrijsdeel houdt, doch bij het sluiten van de matrijs het tweede matrijsdeel met zijn gietopeningen - onder samendrukken van de veren -lekdicht met de persmondstukken van het mondstukblok in ingrijping houdt, met het kenmerk, dat het tweede matrijsdeel (10) is aangebracht op een derde draagplaat (4), die in de open/sluitrichting ten opzichte 3 192194 van de tweede draagplaat (5) wordt geleid, en dat de loze-slagverbinding met de drukveren (8) tussen deze beide draagplaten (4; 5) is aangebracht op plaatsen, welke opzij buiten het tweede matrijsdeel (10) en het mondstukblok (1) zijn gelegen. Hierbij 3 bladen tekening