NL192046C - Oprolbare zonwering. - Google Patents

Description

1 192046

Oprolbare zonwering

De uitvinding heeft betrekking op een oprolbare zonwering, waan/an de zonweringsbekleding van een wikkelas afwikkelbaar is door middel van langgerekte flexibele trekorganen, die op een door vaste 5 geleidingsbanen geleide eindstaaf van de zonweringsbekleding aangrijpen en via aan het einde van het uittrekbereik geplaatste keerwielen naar aan de wikkelas gekoppelde wikkelelementen gevoerd worden en hierop opwikkelbaar zijn, waarbij een op de eindstaaf inwerkende spaninrichting aanwezig is, die de verschillen in de werkzame diameters van de wikkelas en de wikkelelementen compenseert en de zonweringsbekleding en de trekorganen steeds gespannen houdt.

10 Een dergelijk oprolbaar zonweringsdak is bekend uit het Belgische Uitvindingsoctrooi 898.547.

Dergelijke zonweringen onderscheiden zich in beginsel van de gebruikelijke markiezen, doordat het uittrekbereik, in ieder geval gedeeltelijk, min of meer horizontaal verloopt, waardoor bij het aftrekken van de bekleding van de wikkelas niet de aan de daalhuis van een markies aangrijpende zwaartekracht benut kan worden. Het behoeft veel meer de uitoefening van specifieke trekkrachten aan de eindstaaf van de 15 bekleding, die de bekleding van de wikkelas aftrekken, maar deze ook bij het weer oprollen van het dak gespannen houden.

In tegenstelling tot andere bekende oprolbare zonwering, waarbij specifieke oprolmechanismen voor de trekorganen aan het einde van het uittrekbereik zijn aangebracht, hebben de bekende zonwering van de eerstgenoemde soort een enkel oprolmechanisme, dat met het uittrekken van de bekleding, automatisch de 20 trekorganen afwikkelt respectievelijk opwikkelt. Daarbij moet wegens de verschillende roldiameters die bovendien tijdens het afwikkelen respectievelijk oprollen tegengesteld veranderen, voor een compensatie alsmede een constante handhaving van de benodigde spanning in de bekleding gezorgd worden.

Het Belgische Uitvindingsoctrooi 898.547 toont een oprolbare zonwering van de in de aanhef genoemde soort. Hierbij is sprake van een op lagers gelagerde, vast opgestelde wikkelbuis waaraan het scherm met 25 één eind is bevestigd voor op· en afrollen. Aan het andere eind van het scherm is een profielstaaf bevestigd, die aan zijn uiteinden met wieltjes is geleid in draagprofielen. Voor het uitoefenen van de voor het afrollen benodigde trekkracht is een kabel aanwezig, die met een eind via een veer is bevestigd aan de profielstaaf, over twee keerrollen wordt geleid en met het andere eind voor op- en afrollen is bevestigd op de wikkelbuis. De veer heeft tot functie de verschillen in diameter bij het op- of afrollen op te vangen. De 30 spanveer uit dit Belgische Uitvindingsoctrooi heeft als nadeel dat deze ofwel over de keerrollen geleid moet worden, waarbij de spanning op de bekleding afneemt, ofwel het uittrekbereik begrenst wanneer hij niet over de keerrollen wordt geleid.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een zonwering van de in de aanhef genoemde soort, waarbij de doorsnede van de wikkelas klein kan worden gehouden, waarbij een vertiou-35 ding tussen de dakbreedte en uittrekbreedte vrij gekozen kan worden en waarbij gelijktijdig ook de verschillen in spanning van de zonweringsbekleding bij verschillende uittrekstanden binnen redelijke grenzen zijn te houden.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de spaninrichting is gevormd door de eindstaaf uit te voeren als een veeras, waarop het einde van de zonweringsbekleding automatisch opwikkelbaar is 40 overeenkomstig de verschillen in werkzame diameters van de wikkelas en de wikkelelementen.

Het compensatiemechanisme voor de diameterverschillen is hierbij aangebracht in de eindstaaf. Door de eindstaaf als een veeras uit te voeren, is het mogelijk de doorsnede van de wikkelas klein te houden, de verhouding van dakbreedte en uittrekbreedte vrij te kiezen, en de spanning van de bekleding binnen redelijke grenzen te houden. Daar ook bij een geringe dakbreedte en daarmee een geringe lengte van de 45 eindstaaf een grote veerweg aan de omtrek daarvan ter beschikking staat, wordt over het totale uittrekbereik een voldoende hoge spanning van de bekleding gewaarborgd, zonder dat er op bepaalde standen extreem hoge spankrachten optreden.

Opgemerkt wordt dat uit het Belgische Uitvindingsoctrooi 901.483 een in verticale richting uittrekbaar rolluik bekend is, waarbij de wikkelas is voorzien van een voorspanbare spiraalveer. Deze veer vormt een 50 oprolmechanisme dat het oprollen vergemakkelijkt door compensatie van de op het uitgerolde, zich verticaal uitstrekkende rolluik werkende zwaartekracht. De diameter van de wikkelas is ten gevolge van deze spiraalveer relatief groot.

Verder wordt opgemerkt dat uit het Duitse ’’Offenlegungsschrift” 3.147.827 een zonwering bekend is met een in draairichting geveerde lagering van de wikkelas op een aandrijfas, die wikkelelementen voor 55 bandachtige trekorganen draagt. De opstelling van een schroefveer en aandrijfas binnen in de wikkelas heeft een relatief grote diameter van de wikkelas tot gevolg.

Verder wordt opgemerkt, dat uit het Duitse ’’Offenlegungsschrift” 2.842.381 een rolluik voor een 192046 2 dakvenster bekend is, waarbij het rolluik is voorzien van een door een schroefveer ten opzichte van een wikkeltrommel voorgespannen as, die in de wikkeltrommel steekt en aan de buitenkant wikkelelement draagt. Op de wikkelelementen zijn trekkabels wikkelbaar, die ten behoeve van het uittrekken van het rolluik zijn bevestigd aan een trekstaaf aan het uiteinde van het rolluik. Doordat in de wikkeltrommel een as en een 5 schroefveer zijn opgenomen, is de diameter hiervan relatief groot.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm is de werkzame diameter van de wikkelelementen over het totale uittrekbereik van het zonweringsdak groter dan de werkzame diameter van de wikkelas. Hiermee wordt bereikt dat tijdens het uittrekken van de bekleding de spanning binnen redelijke grenzen toeneemt en ook de volledig uitgetrokken bekleding bestand is tegen windbelastingen, zonder te gaan klapperen.

10

De uitvinding wordt hieronder, aan de hand van de tekening nader uiteengezet. In de tekening stellen vöor: figuur 1 een schematische perspectivische voorstelling van een zonwering volgens de uitvinding; figuur 2 een detail uit figuur 1, op een grotere schaal en gedeeltelijk opengewerkt; en figuur 3 is een verticale doorsnede van figuur 2.

15

In figuur 1 is met 10 de bekleding van een zonwering dat bijvoorbeeld uit doek bestaat weergegeven.

De bekleding 10 is met een einde aan een, op een vaste plaats gelagerd wikkelas bevestigd, die in de tekening niet zichtbaar is, en kan hier met een handzwengel 12 via een aandrijving 14 op- dan wel afgewikkeld worden.

20 Het andere einde van de bekleding 10 is aan een op zich bekende veeras 16 bevestigd. Zoals uit de figuren 2 en 3 blijkt, bestaat de veeras 16 uit een binnenas 18 en een buitenkoker 20, waartussen een schroefveer 22 onder voorspanning is aangebracht. De binnenas 18 steekt met beide uiteinden uit de buitenkoker 20 uit en is niet-draaibaar in loopgestellen 24 bevestigd, waarvan er in figuur 1 maar een getoond is.

25 De loopgestellen 24 worden met rollen 26 langs vaste geleidingsrails 28 geleid, die zich over het gehele uittrekbereik van het zonweringsdak uitstrekken. De geleidingsrails kunnen zich hellend of horizontaal uitstrekken; ook kunnen ze gedeeltelijk naar beneden gebogen zijn.

Elke geleidingsrail 28 bestaat uit een geëxtrudeerd kokerprofiel met meerdere kamers, waarvan het loopgestel 24 met de rollen 26 opnemende kamer 30 voor de doorgang van de binnenas 18 aan de zijkant 30 open is.

Aan de van de wikkelas afgewende zijde van elk loopgestel 24 is een trekorgaan in de vorm van een band 32 bevestigd, dat binnenin de kamer 30 van de geleidingsrail 28 tot de van de wikkelas afgewende zijde loopt en daar door middel van een keerwiel 34 naar een op de wikkelas bevestigde bandschijf 36 teruggevoerd wordt. De band 32 wordt op de bandschijf 36 gewikkeld, als de bekleding 10 van de wikkelas 35 afgewikkeld respectievelijk opgewikkeld wordt. Hierbij loopt het naar de bandschijf 36 teruggeleide deel 38 van de band 32 door een onderste kamer 40 van de geleidingsrail 28 en blijft hierdoor van buiten onzichtbaar. De doorsnede van de bandschijf 36 is, zoals hieronder verder verklaarde uiteengezet wezenlijk groter dan de diameter van de wikkelas.

De hierboven beschreven zonwering wordt zodanig gemonteerd, dat in opgerolde toestand van de 40 bekleding 10 op de wikkelas meerdere windingen van de bekleding 10 aan het uittrekeinde daarvan op de veeras 16 gewikkeld zijn, waarvan de veer 22 licht voorgespannen is. De grootte van deze voorspanning kan door een spaninrichting 42 die op de keerwielen 34 aangrijpt veranderd worden. Ook kan de voorspanning aan beide zijden van de bekleding ingesteld worden, om scheeftrekken te voorkomen. Wordt nu bij een opgerold zonwering de handzwengel 12, in de door een pijl in fig. 1 aangegeven richting gedraaid, 45 dan beginnen de bandschijven 36 en band 32 op te wikkelen en de loopgestellen 24 in de geleidingsrail 28 van de wikkelas af te bewegen.

Gelijktijdig wordt de bekleding 10 van de wikkelas afgewikkeld, waarbij echter de omvang van de afwikkeling van de bekleding 10 van de wikkelas vanwege de bovenbedoelde wezenlijk grotere doorsnede van de bandschijven 36 iets geringer is dan de omvang, waarmee de banden 32 op de bandschijven 36 50 gewikkeld worden. Het verschil wordt door een aanvullend afwikkelen van de bekleding 10 van de veeras 16 gelijkgetrokken, waarvan de veer 22 hierbij progressief toenemend gespannen wordt. Met de toenemende spanning van de schroefveer 22 tijdens het afrollen van het zonweringsdak wordt de op de bekleding werkende trekspanning progressief verhoogd, waardoor eventuele windkrachten die op de bekleding werken, kunnen worden opgevangen.

Claims (2)

3 192046

1. Oprolbare zonwering waarvan de zonweringsbekleding van een wikkelas afwikkelbaar is door middel van langgerekte flexibele trekorganen, die op een door vaste geleidingsbanen geleide eindstaaf van de 5 zonweringsbekleding aangrijpen en via aan het einde van het uittrekbereik geplaatste keerwielen naar aan de wikkelas gekoppelde wikkelelementen gevoerd worden en hierop opwikkelbaar zijn, waarbij een op de eindstaaf inwetkende spaninrichting aanwezig is, die de verschillen in de werkzame diameters van de wikkelas en de wikkelelementen compenseert en de zonweringsbekleding en de trekorganen steeds gespannen houdt, met het kenmerk, dat de spaninrichting is gevormd door de eindstaaf uit te voeren als 10 een veeras (16), waarop het einde van de zonweringsbekleding automatisch opwikkelbaar is overeenkomstig de verschillen in werkzame diameters van de wikkelas en de wikkelelementen (36).

2. Zonwering volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de werkzame diameter van de wikkelelementen (36) over het totale uittrekbereik van het zonweringsdak groter is dan de werkzame diameter van de wikkelas. Hierbij 3 bladen tekening