NL1038938C2

NL1038938C2 - Opraapwagen.

Info

Publication number: NL1038938C2
Application number: NL1038938A
Authority: NL
Inventors: Thomas Dreier
Original assignee: Lely Patent Nv
Priority date: 2011-07-11
Filing date: 2011-07-11
Publication date: 2013-01-14
Also published as: EP2545763A1; DK2545763T3; DE202012013175U1; PL2545763T3; EP2545763B1

Description

Opraapwagen

De uitvinding betreft een opraapwagen, wiens laadruimte aan de 5 voorzijde begrensd is door een zwenkbare voorwand, die in het bijzonder boven een toevoerkanaal is aangebracht. Onder het begrip “opraapwagen” moeten ook zogenaamde combinatie-wagens worden begrepen, die gedurende het hakselbedrijf door een veld- of maishakselaar worden beladen.

10 Het door de opraapwagen opgenomen voer, zoals gras, ingekuild voer of hooi, wordt meestal door middel van een pick-up van een toevoerrotor toegevoerd, die het oogstgoed, eventueel na het snijden door een snijinrichting, in een daarna geplaatste laadruimte drukt. Daar wordt het voer door middel van een transportbodem stapsgewijs naar achteren getransporteerd, zodat de toevoerrotor 15 weer oogstgoed kan nadrukken.

Uit DE 200 14 129 U1 is een zwenkbare voorwand bekend, die naar achteren (tot in de laadruimte) kan zwenken om een horizontale as boven het toevoerkanaal. In tegenstelling daartot, zwenkt de op een vergelijkbare manier 20 aangebrachte voorwand van een opraapwagen volgens DE 20 2007 004 540 naar voren (in de richting van de tractor), om de laadruimte te vergroten. Een soortgelijke constructie uit het jaar 2006 (gebruikslocatie: Oberpfalz) is op het internet te vinden onder www.aqrartechnik-im-einsatz.de. In beide gevallen laat de voorwand zich over ongeveer 15° naar voren hellen, zodat de winst aan laadruimte slechts ongeveer 5% 25 bedraagt. Daarnaast laat deze vergroting zich niet altijd benutten, daarjuist bij zwaar voer, zoals door regen nat geworden gras, de maximale beladingslast overschreden kan worden en/of dat het rijgedrag van de combinatie tractor en opraapwagen negatief wordt beïnvloed.

30 Aan de uitvinding ligt daarom het doel ten grondslag, een opraapwagen te verschaffen, die een vergroot laadvolume biedt met in achtneming van de rijveiligheid.

Dit doel wordt bereikt met de kenmerken van conclusie 1.

2

Volgens de uitvinding wordt voorgesteld, dat de voorwand over meer dan 20° naar voren te zwenken is, waarbij de maximale uitzwenkhoek door middel van een steunlastsensor, in het bijzonder in of aan de dissel van de opraapwagen bestuurbaar is. Daardoor kan in het bijzonder bij licht, droog oogstgoed (zoals hooi) 5 een uitzwenkhoek van bijvoorbeeld 60° (of meer) worden bereikt, zodat een winst aan laadruimte bereikbaar is van ongeveer 15 %, zonder de rijveiligheid in gevaar te brengen. De uitzwenkhoek kan daarmee optimaal worden aangepast aan het oogstgoed en/of de belastbaarheid van het samenstel van tractor en opraapwagen. Voor het lossen wordt de voorwand bij voorkeur door middel van hydraulische 10 cilinders in de richting van de laadruimte gezwenkt, om het voer naar de transportbodem toe te verplaatsen.

Voorkeursuitvoeringsvormen zijn onderwep van de onderconclusies.

15 De uitvinding wordt in het hiernavolgende aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden in samenhang met de tekeningen verduidelijkt. Hierbij tonen:

Figuur 1 een opraapwagen in zijaanzicht;

Figuur 2 een gewijzigde uitvoeringsvorm van de opraapwagen; en 20 Figuur 3 de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 met teruggeklapte voorwand.

In figuur 1 is het voorste gedeelte van een opraapwagen 1 getoond, die een frame 2 omvat, waarboven zich een laadruimte uitstrekt. De opraapwagen 1 is door middel van een dissel 4 gekoppeld met een schematisch getoonde tractor 3. 25 Aan of in de dissel 4 is een steunlastsensor 5 verschaft, die bij voorkeur door middel van een signaalkabel of ook draadloos is verbonden met een besturingsinrichting 10 in de cabine van de tractor 3. Dergelijke sensoren in de vorm van rekstroken of weegcellen zijn bijvoorbeeld beschreven in DE 10 2004 029 295 en worden ook ingezet in de meting van de oogstopbrengst. De steunlastensensor 5 kan ook aan of 30 in een knikcilinder van de dissel 4 zijn aangebracht, zoals is aangeduid in figuur 2 door middel van verwijzingcijfer 5’ en is in het bijzonder uitgevoerd als druksensor, om de gewichtsbelasting van de opraapwagen 1 door de opgenomen voederhoeveelheid te registreren. Daarbij kunnen ook aan het chassis weegsensoren of zogenoemde magnetostrictie-sensoren zijn verschaft voor het 3 meten van de aslast, zoals dit in figuur 1 en 3 door middel van verwijzingcijfer 5” is aangeduid.

De laadruimte van de opraapwagen 1 wordt zijwaarts begrensd door 5 zijwanden 6, die beginnen vanaf het frame 2, evenals (naast een niet-getoonde achterwand) van een voorwand 7. Deze is door middel van een horizontale as ongeveer ter hoogte van het einde van een toevoerkanaal 8 verzwenkbaar in verschillende posities 7a tot 7d, zoals hiernavolgend nader zal worden beschreven. Het oogstgoed wordt door een pick-up 11 opgenomen en verder doorgeleid naar een 10 toevoerrotor 8a, die het voer door het toevoerkanaal 8 in de laadruimte van de opraapwagen transporteert en daarbij eventueel op een bekende wijze nog snijdt.

In de met doorgetrokken lijnen getoonde positie van de voorwand 7 bevindt deze zich in de gebruikelijke beladingsstand, die normaalgesproken verticaal 15 of rechtopstaand is. Bij toenemende vulling van de laadruimte kan de voorwand 7 door middel van bediening van ten minste één hydraulische cilinder 9 (zie figuur 2 en 3) of een gelijksoortige bedieningsvoorrichting (actuator) in de richting van de tractor 3 te zwenken, om de positie 7a in te nemen, zodat een vergroting van de laadruimte wordt bereikt van bijvoorbeeld 2 m3. De voorwand kan ook nog verder tot in de 20 positie 7b of zelfs 7c worden neergelaten, in zoverre dat de door de steunlastsensor 5 gemeten steunlast wordt toegestaan. Door deze verzwenking van hier ongeveer 60° tot 80° ten opzichte van de verticale basispositie ontstaat een vergroting van de laadruimte van bijvoorbeeld 6 m3.

25 De voorwand 7 kan vanuit de normale positie ook iets naar achter en tot in de positie 7d worden geklapt, om tijdens het lossen het oogstgoed beter over de transportbodem, die over het frame 2 loopt, te schuiven, zodat voerresten boven het transportkanaal worden geminimaliseerd. In de naar voren gezwenkte posities 7a, 7b en 7c kan samen met de zwenkbeweging van de voorwand 7 een verlenging 6’ van 30 de zijwand 6 mee naar voren worden getrokken, zodat geen gaten ontstaan in de begrenzing van de laadruimte. De verlenging 6’ kan bijvoorbeeld als schuifhek worden uitgevoerd, of vaststaand zijn, zoals dit in figuur 2 en 3 is getoond. Als bovenste afdekking van de laadruimtevergroting zijn meestal eenvoudige, uittrekbare kunststofzeilen voldoende.

4

De verstelling van de voorwand 7 (naar de posities 7a tot 7d) door middel van de ten minste ene hydraulische cilinder 9 wordt gestuurd door middel van de besturingsinrichting 10 en bij voorkeur door elektro-hydraulische 5 schakelventielen. De hydraulische cilinder 9 is bij voorkeur afgesteund bij het koppelgedeelte van de dissel 4 en daarmee op een stabiele wijze gelagerd, om zo ook grote lasten (in de positie 7c respectievelijk 7d) te kunnen bewegen, dus het in de laadruimtevergroting liggende oogstgoed naar de transportbodem toe te kunnen transporteren.

10

In figuur 2 en 3 is de voorwand 7 gootvormig uitgevoerd en bevindt deze zich in figuur 2 in de maximale positie (die overeenkomt met 7c in figuur 1). Hierbij bevindt de hydraulische cilinder 9 zich in zijn kortste positie, waarbij in figuur 3 de zuigerstang maximaal is uitgeschoven, om de lospositie (die overeenkomt met 7d 15 in figuur 1) in te nemen. In figuur 3 is ook de verlening 6’van de zijwand 6 te zien, waarbij voor gelijke bouwdelen dezelfde verwijzingscijfers worden gebruikt zoals in figuur 1. Bij deze gootvormige uitvoering van de voorwand 7 steekt het middelste gedeelte van de voorwand 7 uit over de voorste randen van de zijwanden 6, om daarmee extra laadruimte te winnen.

20

Van belang is hierbij de besturing of controle van de zwenkpositie van de voorwand 7 met inachtname van de belasting. Wordt licht, droog oogstgoed opgenomen, dan kan de maximale laadruimtevergroting (positie 7c) worden gerealiseerd. Hierbij heeft de bestuurder van de tractor 3 echter nog mogelijkheden 25 om dat te beïnvloeden, daar hij bij de besturingsinrichting 10 een kleinere waarde kan instellen, wanneer de rit bijvoorbeeld voert over slechte wegen. Anderzijds kan hij de ingestelde waarden bij de besturingsinrichting 10 vergroten, wanneer bijvoorbeeld een balansgewicht aan de voorste hydraulica wordt aangebouwd, wat echter een uitwerking heeft op de maximaal toelaatbare belasting respectievelijk het 30 rijgedrag, en/of wanneer de rit voert over goed uitgevoerde wegen.

Dienovereenkomstig stuurt het besturingsapparaat 10 de hydraulische cilinder(s) 9, zodanig dat bij vochtig, zwaar voer dan bijvoorbeeld een positie tussen 7a en 7b maximaal toelaatbaar is, dat wil zeggen dat de (verdere) verkorting van de 5 hydraulische cilinder 9 besturingstechnisch wordt beperkt , op basis van de meetsignalen van de belastingssensor 5. De positie 7b of 7c van de voorwand 7 is ook geschikt voor het beladen door middel van een veldhakselaar, zodat daar van bovenaf het voer kan worden ingeblazen.

Claims

1. Opraapwagen, waarvan de laadruimte aan de voorzijde is begrensd door een zwenkbare voorwand (7), welke in het bijzonder boven een toevoerkanaal 5 (8) is aangebracht, met het kenmerk, dat de voorwand (7) ten opzichte van de verticaal over meer dan 20 graden naar voren zwenkbaar is tot ten minste in een positie (7a) of verder (7b,7c), waarbij de uitzwenkhoek bestuurbaar is door middel van een steunlastsensor (5).

2. Opraapwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steunlastsensor (5) is aangebracht aan of in een dissel (4), in het bijzonder als druksensor in een knikcilinder (5’) en/of als chassis (5”) is uitgevoerd.

3. Opraapwagen volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 15 steunlastsensor (5) is gekoppeld met een besturingsinrichting (10) in een cabine van een tractor (3).

4. Opraapwagen volgens 1 van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de voorwand (7) gootvormig is uitgevoerd, waarbij het middengedeelte verder 20 naar voren steekt als de zijwanden (6).

5. Opraapwagen volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting (10) met ten minste één hydraulische cilinder (9) gekoppeld is.

6. Opraapwagen volgens een van de conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de zijwanden (6) van de laadruimte verlengingen (6’) omvatten.

7. Opraapwagen volgens één van de conclusies 3 tot 6, met het kenmerk, dat de grenswaarde van de uitzwenkhoek van de voorwand (7) bij de 30 besturingsinrichting (10) handmatig veranderbaar is.

8. Opraapwagen volgenséén van de conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, dat de voorwand (7) ten opzichte van de verticaal voor het ontladen ook naar achteren zwenkbaar is.

9. Opraapwagen volgens één van de conclusies 1 tot 8, met het kenmerk, dat de voorwand (7) zwenkbaar is over een hoek (7->7b) van ongeveer 30 tot 60 graden, in het bijzonder over een maximale hoek (7d->7c) van ongeveer 90 5 graden.

10. Opraapwagen volgens één van de conclusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat de voorwand (7) zwenkbaar is om een horizontale as die is gelegen boven de toevoerrotor (8a). 10