NL1033015C2 - Mengselverdeelinrichting voor een verbrandingsmotor, alsmede verbrandingsmotor voorzien van een dergelijke mengselverdeelinrichting. - Google Patents

Description

Titel: Mengselverdeelinrichting voor een verbrandingsmotor, alsmede verbrandingsmotor voorzien van een dergelijke mengselverdeelinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een mengselverdeelinrichting volgens de aanhef van conclusie 1. De uitvinding heeft tevens betrekking op een verbrandingsmotor voorzien van een dergelijke mengselverdeelinrichting.

5 Een dergelijke mengselverdeelinrichting is uit de praktijk bekend, bijvoorbeeld in de vorm van een zogenoemd inlaatspruitstuk.

Bij bekende inlaatspruitstukken wordt het lucht/brandstofmengsel verdeeld over een aantal motorcilinders. In veel gevallen bestaat een lucht/brandstofmengsel uit een mengsel van fijn verdeelde 10 brandstofdruppels van verschillende om vang en verdampte brandstof in lucht. Tijdens de stroming van het mengsel in het inlaatspruitstuk zullen met name bij afbuiging van de stroming, afhankelijk van de mate van afbuiging, de stroomsnelheid en de druppelgrootte, brandstofdruppels uit de stroming treden en op de wanden van het spruitstuk neerslaan ten gevolge 15 van de relatief hoge massatraagheid van de brandstofdruppels. Typisch zijn het de grotere, dus zwaardere brandstofdruppels die als eerste op de wanden neerslaan. De rest van de brandstof zal zich in damp- danwel in druppelvorm met de luchtstroom mee verplaatsten naar de verschillende motorcilinders. De neergeslagen brandstof echter, zoekt zich een weg langs 20 de wanden van het spruitstuk naar de verschillende motorcilinders. Met name dit wandtransport van brandstof stelt hele specifieke eisen aan het ontwerp van het inlaatspruitstuk om te komen tot een evenredige brandstofverdeling over de verschillende motorcilinders, wat noodzakelijk is voor goede motorprestaties. Voornoemde specifieke eisen resulteren veelal 25 in ontwerpconcessies ten aanzien van de stromingseigenschappen van het spruitstuk, met inbegrip van gewenste optimale inlaatlengte en 1 033 0 1 5 2 inlaatvolume, ten bate van een evenredige brandstofverdeling, wat resulteert in een verminderd motorvermogen.

Deze problematiek is een van de redenen geweest dat de bekende technologie van carburator met inlaatspruitstuk bij benzinemotoren in veel 5 gevallen het veld heeft geruimd voor benzine-inspuiting, ook wel genoemd benzine -injectie.

Het is een doel van de uitvinding een verbeterde oplossing te verschaffen volgens welke een mengselverdeelinrichting stromingstechniseh gunstiger kan worden uitgevoerd zonder dat het lucht/brandstofmengsel 10 onevenredig over de verschillende motorcilinders verdeeld wordt.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding een mengselverdeelinrichting volgens conclusie 1 verschaft.

Door een deel van het aan de eerste mengselinlaat toegevoerde lucht/brandstofmengsel, hier aangeduid als tweede fractie, door middel van 15 de tweede mengselinlaat op te vangen en via de tweede aftakkingsgeleidingsstructuur evenredig aan de onderling verschillende eerste uitlaatkanalen van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur toe te voeren, wordt de tweede fractie evenredig over de verschillende motorcilinders verdeeld. Hierdoor wordt een groot gedeelte van de totale 20 aan de motor toe te voeren brandstofhoeveelheid evenredig verdeeld over de verschillende motorcilinders. Het resterende deel, hier aangeduid als eerste fractie, kan langs de tweede mengselinlaat stromen en verdeelt zich in het inwendige van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur over de verschillende eerste uitlaatkanalen van de eerste 25 aftakkingsgeleidingsstructuur. Door deze wijze van mengselverdeling, behoeft alleen de eerste fractie evenredig in het inwendige van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur verdeeld te worden, wat eenvoudiger is dan evenredige verdeling van al het mengsel in het inwendige van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur. Daarnaast heeft eventueel optredende 30 onevenredige verdeling van de eerste fractie minder invloed op de 3 motorprestaties daar dit slechts een deel ven de totale toe te voeren brandstofhoeveelheid representeert.

Doordat de tweede mengselinlaat in een inwendig gedeelte van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur is gesitueerd en de tweede 5 mengseluitlaten in het inwendige van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur uitmonden, hoeven de hoofdvormen van de mengselverdeelinrichting en/of de plaatsing van de brandstofdoseerinrichting ten opzichte van de mengselverdeelinrichting niet op een speciale wijze ingericht te zijn. Hierdoor blijven de gebruikelijke 10 ontwerpvrijheden die gewenst zijn om vanuit andere stromingstechnische overwegingen tot een optimalisering van de mengselverdeelinrichting te komen binnen handbereik.

De uitvinding kan tevens belichaamd zijn in een verbrandingsmotor volgens conclusie 8.

15 Specifieke uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn neergelegd in de afhankelijke conclusies.

Opgemerkt wordt dat uit DE3044889A1 een inrichting voor het verwervelen van een brandstofmengsel in de verbrandingskamers van een verbrandingsmotor bekend is. Daarbij wordt het mengsel vanuit een 20 gemeenschappelijke aanvoerleiding via afgetakte inlaatkanalen naar bijbehorende verbrandingskamers geleid. Ten behoeve van het verwervelen wordt een hulpinblaasinrichting toegepast die een transportpomp omvat. Deze pomp bevindt zich buiten de gemeenschappeüjke aanvoerleiding en buiten de afgetakte inlaatkanalen. Aan een zuigzijde van de pomp is de 25 pomp aangesloten op een aanzuigleiding die een aanzuigopening heeft die gelegen is in de gemeenschappelijke aanvoerleiding. Daarbij heeft een zich in de gemeenschappelijke aanvoerleiding uitstrekkend deel van de aanzuigleiding een zodanig in de stromingsrichting afgebogen gevormd gedeelte dat de aanzuigopening stroomafwaarts van het afgebogen gedeelte 30 ligt. Door deze van de aanstroom afgewende plaatsing van de 4 aanzuigopening wordt een relatief arme fractie van het brandstofinengsel via de aanzuigleiding door de pomp aangezogen. Aan drukzijden van de pomp is de pomp aangesloten op een aantal drukleidingen die elk uitmonden in de afgetakte inlaatkanalen, en wel telkens vlak voor een 5 inlaatklep voor een verbrandingskamer. Aldaar wordt het door de pomp getransporteerde mengsel vanuit de drukleidingen in de inlaatkanalen geblazen om aldus de in DE3044889A1 beoogde verwerveling te bewerkstelligen.

In het volgende wordt de uitvinding nader toegelicht met 10 verwijzing naar de schematische figuren in de bijgevoegde tekening.

Fig. 1 toont schematisch in zijaanzicht een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van een mengselverdeelinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont schematisch een bovenaanzicht van het voorbeeld van

Fig. 1.

15 Fig. 3 toont schematisch in zijaanzicht een voorbeeld van een andere uitvoeringsvorm van een mengselverdeelinrichting volgens de uitvinding.

Verwezen wordt nu eerst naar het voorbeeld van Figuren 1 en 2. In Fig. 1 zijn een inlaatspruitstuk 1 en een carburator 2 getoond. In het kader 20 van de onderhavige uitvinding kan, meer in het algemeen, in plaats van het inlaatspruitstuk 1 ook een ander type mengselverdeelinrichting worden toegepast, terwijl in plaats van de carburator 2 een ander type brandstofdoseerinrichting kan worden toegepast.

In het voorbeeld heeft de carburator 2 een inlaatkanaal 10 voor het 25 inlaten van verbrandingslucht in de richting van de pijl 9 in Fig. 1. Aan de ingelaten verbrandingslucht wordt een lucht/brandstofemulsie 11 toegevoerd, in het getoonde voorbeeld door middel van een dubbele venturi 12, 14 in het inlaatkanaal 10. Verder stroomafwaarts in het inlaatkanaal 10 is een smoorklep 15 getoond die in het voorbeeld in volledig geopende 30 toestand verkeert. Opgemerkt wordt dat in het kader van de onderhavige 5 uitvinding de carburator 2 geenszins beperkt is tot het getoonde voorbeeld, diverse typen carburatoren kunnen worden toegepast. Ook kunnen diverse soorten brandstof worden toegepast.

In het getoonde voorbeeld zijn het spruitstuk 1 en de carburator 2 5 op elkaar aangesloten met een der gebruikelijke bevestigingsmiddelen, in Fig. 1 schematisch aangeduid met verwijzingscijfer 8. Ter plaatse van de aansluiting op de carburator omvat het spruitstuk 1 een eerste mengselinlaat 3 voor het daaraan toevoeren van een uit de carburator 2 afkomstig lucht/brandstofinengsel. Verder omvat het spruitstuk 1 meerdere 10 eerste mengseluitlaten 4 voor het aan inlaten van meerdere motorcilinders toevoeren van het aan de eerste mengselinlaat 3 toegevoerde mengsel. De stroming van het mengsel ter plaatse van de eerste mengseluitlaten 4 is in Fig. 1 aangeduid met pijlen 19. Opgemerkt wordt dat het spruitstuk 1 in het getoonde voorbeeld vier eerste mengseluitlaten heeft. Andere aantallen 15 eerste mengseluitlaten zijn evenwel mogelijk.

Voorts omvat het spruitstuk 1 een eerste aftakkingsgeleidingsstructuur 6 voor het in een stroomafwaartse richting van het mengsel geleiden van het mengsel van de eerste mengselinlaat 3 naar de meerdere eerste mengseluitlaten 4, waarbij onderling verschillende 20 van de eerste mengseluitlaten 4 onderüng verschillende uitmondingen zijn van verschillende, onderling afgetakte eerste uitlaatkanalen 5 van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur 6.

Het tot hier beschreven samenstel van het inlaatspruitstuk 1 en de carburator 2 is uit de praktijk bekend.

25 Het spruitstuk 1 omvat voorts een tweede mengselverdeelinrichting 21 die in het voorbeeld door middel van schematisch aangeduide dwarsverbindingen 28 aan wanden van het spruitstuk 1 is opgehangen. De uitvinding is niet beperkt tot ophangingen in de vorm van dergelijke dwarsverbindingen, diverse andere 30 ophangmiddelen en ophangmethoden kunnen worden toegepast. De tweede 6 mengselverdeelinrichting 21 omvat een in een in de stroomafwaartse richting nog niet aldus afgetakt, inwendig gedeelte van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur 6 zodanig gesitueerde tweede mengselinlaat 23, dat het aan de eerste mengselinlaat 3 toegevoerde mengsel wordt 5 gescheiden in een eerste fractie 7 en een tweede fractie 27 die niet, respektievelijk wel via de tweede mengselinlaat 23 door de tweede mengselverdeelinrichting 21 worden opgevangen. Voornoemde scheiding is zodanig dat de eerste fractie klein genoeg is om voldoende goed verdeeld te kunnen worden over de verschillende eerste uitlaatkanalen 5 van de eerste 10 aftakkingsgeleidingsstructuur 6 en groot genoeg is om een voldoende grote bijdrage te leveren aan de totale aan de motor toe te voeren lucht/brandstofmengselhoeveelheid, wat medebepalend is voor het haalbare motorvermogen.

Opgemerkt wordt dat in het voorbeeld de tweede mengselinlaat 23 15 centraal in de aanstroom van het mengsel is gesitueerd. Dit draagt bij aan een evenredige verdeling van de tweede fractie 27 over de verschillende tweede mengseluitlaten 24. Bij andere configuraties van spruitstukken en carburatoren kunnen anders dan centraal in de mengselaanstroom gesitueerde tweede mengselinlaten geschikter zijn, daar 20 lucht/brandstofinengsels uit brandstofdoseerinrichtingen niet per definitie homogeen in samenstelling zijn en/of niet concentrisch voor wat betreft het stromingsbeeld. De vorm en positie van de tweede mengselinlaat kan hierop worden uitgelegd, wat een geschikte positie van de tweede mengselinlaat in diverse configuraties steeds mogelijk maakt.

25 De tweede mengselverdeelinrichting 21 omvat verder meerdere tweede mengseluitlaten 24. Deze tweede mengseluitlaten 24 monden uit in het inwendige van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur 6 voor het aan de onderling verschillende eerste uitlaatkanalen 5 van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur 6 toevoeren van de opgevangen tweede 30 fractie 27.

7

De tweede mengselverdeelinrichting 21 omvat voorts een tweede aftakkingsgeleidingsstructuur 26 voor het geleiden van de op gevangen tweede fractie 27 van de tweede mengselinlaat 23 naar de meerdere tweede mengseluitlaten 24, waarbij onderling verschillende van de tweede 5 mengseluitlaten 24 onderling verschillende tweede uitmondingen zijn van verschillende onderling afgetakte tweede uitlaatkanalen 25 van de tweède aftakkingsgeleidingsstructuur 26.

Opgemerkt wordt dat in het getoonde voorbeeld de respektieve tweede mengseluitlaten 24 gesitueerd zijn in de respektieve eerste 10 uitlaatkanalen 5 van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur 6. In plaats daarvan kunnen de respektieve tweede mengseluitlaten 24 echter ook op andere plaatsen binnen de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur 6 gesitueerd zijn, bijvoorbeeld op plaatsen enigszins stroomopwaarts van de respektieve eerste uitlaatkanalen 5. Verder wordt opgemerkt dat in het 15 getoonde voorbeeld, naast de tweede mengselinlaat 23 en de tweede mengseluitlaten 24, ook de overige delen van de tweede aftakkingsgeleidingsstructuur 26, zoals de tweede uitlaatkanalen 25, in het inwendige van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur 6 gesitueerd zijn. In plaats daarvan is het echter ook mogelijk dat dergelijke overige delen van de 20 tweede aftakkingsgeleidingsstructuur 26 zich (deels) uitwendig van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur 6 uitstrekken. Het laatstgenoemde vergroot de ontwerpvrijheden van het spruitstuk 1 nog verder en levert bovendien het voordeel dat de stroming van de eerste fractie 7 in het inwendige van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur 6 minder belemmerd 25 wordt door de aanwezigheid van de tweede aftakkingsgeleidingsstructuur 26.

In het bovenbeschreven voorbeeld is de mengselverdeelinrichting een inlaatspruitstuk. De mengselverdeelinrichting kan echter ook een samenstel van een inlaatspruitstuk en een cilinderkop zijn, waarbij de 30 mengselverdeelinrichting zodanig is ingericht dat in samengestelde conditie 8 van het samenstel ten minste één van de tweede uitlaatkanalen van de tweede aftakkingsgeleidingsstructuur met zijn tweede mengseluitlaat uitmondt in een inwendig deel van de cilinderkop. Bijvoorbeeld kan de cilinderkop van het samenstel een inlaatkmaal hebben dat aansluit op een 5 uitlaat van het inlaatspruitstuk van het samenstel, welk inlaatkanaal zich stroomafwaarts in de cilinderkop vertakt in vertakkingskanalen die bestemd zijn om op afzonderlijke motorcilinders aangesloten te worden. Een of meer van de tweede uitlaatkanalen van de tweede aftakkingsgeleidingsstructuur kan/kunnen dan met zijn/hun tweede 10 mengseluitlaat/-uitlaten uitmonden in het cilinderkopinlaatkanaal of in een of meer van de vertakkingskanalen in de cilinderkop. Op deze wijze kan ook in het geval van een dergelijk samenstel voorkomen worden dat het mengsel onevenredig verdeeld zou worden over verschillende motorcilinders.

Verwezen wordt nu naar het voorbeeld van Fig. 3, waarin een 15 inlaatspruitstuk 101 getoond is, dat, soortgelijk aan het voorbeeld van Fign. 1 en 2, een eerste aftakkingsgeleidingsstructuur 106 en meerdere eerste mengseluitlaten 104 omvat, waarbij de eerste mengseluitlaten 104 uitmondingen zijn van eerste uitlaatkanalen 105 van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur 106.

20 Een verschil met het voorbeeld van Fign. 1 en 2 is, dat het spruitstuk 101 niet één maar meerdere eerste mengselinlaten voor het daaraan toevoeren van een uit een brandstofdoseerinrichting afkomstig lucht/brandstofmengsel omvat. In het getoonde voorbeeld zijn dat twee eerste mengselinlaten 103A en 103B. Bijvoorbeeld kunnen de twee eerste 5 mengselinlaten 103A en 103B aangesloten worden op twee enkele carburatoren of op één dubbele carburator (carburator die twee inlaatkanalen heeft).

Een verder verschil met het voorbeeld van Fign. 1 en 2 is, dat het spruitstuk 101 niet één, maar meerdere tweede mengseïverdeelinrichtingen 0 omvat. In het getoonde voorbeeld zijn dat twee tweede 9 mengselverdeelinrichtingen 121A en 121B, te weten een tweede mengselverdeelinrichting 12 IA voor de eerste mengselinlaat 103A, alsmede een tweede mengselverdeelinrichting 121B voor de eerste mengselinlaat 103B.

5 De tweede mengselverdeelinrichting 12 IA omvat een tweede mengselinlaat 123A, twee tweede mengseluitlaten 124A en een tweede aftakkingsgeleidingsstructuur 126A, terwijl de tweede mengselverdeelinrichting 121B een tweede mengselinlaat 123B, twee tweede mengseluitlaten 124B en een tweede aftakkingsgeleidingsstructuur 10 126B omvat, een en ander soortgelijk aan het voorbeeld van de Fign. 1 en 2.

In bedrijf zorgt de tweede mengselinlaat 123A voor de scheiding, in een eerste fractie 7 en een tweede fractie 27, van het aan de eerste mengselinlaat 103A toegevoerde mengsel, en zorgt de tweede mengselinlaat 123B voor een dergelijke scheiding van het aan de eerste mengselinlaat 15 103B toegevoerde mengsel. Daarbij worden de opgevangen tweede fracties 27 via de tweede mengseluitlaten 124A en 124B aan de onderling verschillende eerste uitlaatkanalen 105 toegevoerd.

Het voorbeeld van Fig. 3 laat zien dat, ook in het geval een mengselverdeelinrichting meerdere mengselinlaten omvat, op effectieve 20 wijze bereikt kan worden dat het lucht/brandstofmengsel gelijkmatig over de verschillende motorcilinders verdeeld kan worden. Bijvoorbeeld is een mengselverdeelinrichting mogelijk voor een V8 motor, waarbij de mengselverdeelinrichting vier eerste mengselinlaten kan hebben met voor elke eerste mengselinlaat een der gelijke tweede mengselverdeeHnrichting 25 voorzien van twee tweede mengseluitlaten. Op die wijze is voor elk van de acht cilinders van de V8 motor voorzien in een tweede mengseluitlaat.

Een andere, meer typische uitvoeringsvorm voor een V8 motor is dat gebruik gemaakt wordt van één zogenoemde viertrapscarburator die als één geheel op het inlaatspruitstuk geplaatst wordt. In deze uitvoeringsvorm 30 heeft het spruitstuk één eerste mengselinlaat waar vier 10 lucht/brandstofmengselstromen in uitstromen die de acht cilinders van lucht/brandstofmengsel voorzien. In dit geval is een uitvoeringsvorm mogelijk waarbij voor elke lucht/brandstofmengselstroom die uit de carburator stroomt een tweede mengselverdeelinrichting voorzien is.

5 Meer in het algemeen kan de mengselverdeelinrichting volgens de uitvinding voorzien zijn van een samenstel van ten minste twee soortgelijke dergelijke tweede mengselverdeelinrichtingen, elk behorende bij de eerste mengselinlaat. Indien daarbij, bijvoorbeeld zoals in het voorbeeld van Fig. 3, de mengselverdeelinrichting meerdere soortgeüjke van dergelijke eerste 10 mengselinlaten omvat, alsmede voor elk van ten minste twee van die eerste mengselinlaten een soortgelijke dergelijke tweede mengselverdeelinrichting, kan de mengselverdeelinrichting voor elk van ten minste twee van de meerdere soortgelijke dergelijke eerste mengselinlaten voorzien zijn van een dergelijk samenstel.

15 Opgemerkt wordt dat de bovengenoemde voorbeelden van uitvoeringsvormen de uitvinding niet beperken en dat binnen de reikwijdte van de bijgaande conclusies diverse alternatieven mogelijk zijn. Zo zijn diverse soorten eerste en tweede aftakkingsgeleidingsstructuren mogelijk, bijvoorbeeld ook die waarbij leidingen afgetakt zijn van reeds afgetakte 20 leidingen. De mengselverdeelinrichting en de tweede mengselverdeelinrichting kunnen op diverse wijzen vervaardigd worden, bijvoorbeeld door middel van gieten, plaatwerk, frezen, of dergelijke. Ook kunnen ze uit diverse materialen vervaardigd zijn, bijvoorbeeld uit aluminium of staal.

25 Verder zijn diverse afmetingen van diverse onderdelen van de mengselverdeelinrichting moge lijk. Als niet beperkend voorbeeld kan in de getoonde voorbeelden bijvoorbeeld de volgende combinatie van afmetingen worden toegepast: de eerste mengselinlaat/-inlaten, de tweede mengselinlaat/-inlaten en de eerste mengseluitlaten kunnen bijvoorbeeld elk 30 een inwendige diameter van circa 40 mm hebben, waarbij de tweede 11 mengseluitlaten bijvoorbeeld elk een inwendige diameter van circa 12 mm kunnen hebben, en waarbij rondom de tweede mengselinlaat/-inlaten de kortste afstand van het uitwendige van de tweede mengselinlaat/-inlaten tot de inwendige wanden van het spruitstuk bijvoorbeeld circa 10 mm bedraagt 5 voor het langs de tweede mengselinlaat/-inlaten laten stromen van de eerste fractie. Echter, zoals genoemd, kunnen diverse andere afmetingen en combinaties daarvan worden toegepast.

Voorts kan onder de tweede mengselinlaat en de tweede aftakkingsgeleidingsstructuur ook verstaan worden een situatie waarin de 10 tweede mengselinlaat gevormd wordt door een samenstel van meerdere min of meer separate tweede mengselinlaten, waarbij de onderling afgetakte tweede uitlaatkanalen van de tweede aftakkingsgeleidingsstructuur als gevolg van het separate karakter van de samengestelde tweede mengselinlaten ten opzichte van elkaar afgetakt zijn.

15 Dergelijke en soortgelijke alternatieven worden geacht binnen het kader te vallen van de uitvinding zoals gedefinieerd in de bijgevoegde conclusies.

1033015

Claims (8)

1. Mengselverdeelinrichting voor een verbrandingsmotor, omvattende - een eerste mengselinlaat (3; 103A, 103B) voor het daaraan toevoeren van een uit een brandstofdoseerinrichting (2) afkomstig lucht/brandstofmengsel; - meerdere eerste mengseluitlaten (4; 104) voor het aan inlaten van 5 meerdere motorcilinders toevoeren van het aan de eerste mengselinlaat toe gevoerde mengsel; en - een eerste aftakkingsgeleidingsstructuur (6; 106) voor het in een stroomafwaartse richting van het mengsel geleiden van het mengsel van de eerste mengselinlaat naar de meerdere eerste mengseluitlaten, waarbij 10 onderling verschillende van de eerste mengseluitlaten onderling verschillende uitmondingen zijn van verschillende, onderling afgetakte eerste uitlaatkanalen (5; 105) van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur; gekenmerkt door een tweede mengselverdeelinrichting (21; 121A, 121B), omvattende 15. een in een in de stroomafwaartse richting nog niet aldus afgetakt, inwendig gedeelte van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur zodanig in de aanstroom van het mengsel gesitueerde tweede mengselinlaat (23; 123A, 123B), dat het aan de eerste mengselinlaat toegevoerde mengsel wordt gescheiden in een eerste (7) en tweede fractie (27) die niet, respektievelijk 20 wel via de tweede mengselinlaat door de tweede mengselverdeelinrichting worden opgevangen; - meerdere tweede, in het inwendige van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur uitmondende mengseluitlaten (24; 124A, 124B) voor het aan de onderling verschillende eerste uitlaatkanalen 25 toevoeren van de opgevangen tweede fractie (27); en - een tweede aftakkingsgeleidingsstructuur (26; 126A, 126B) voor het geleiden van de opgevangen tweede fractie (27) van de tweede 1033015 mengselinlaat naar de meerdere tweede mengseluitlaten, waarbij onderling verschillende van de tweede mengseluitlaten onderling verschillende tweede uitmondingen zijn van verschillende onderling afgetakte tweede uitlaatkanalen (25; 125A, 125B) van de tweede 5 aftakkingsgeleidingsstructuur.

2. Mengselverdeelinrichting volgens conclusie 1, waarbij de mengselverdeelinrichting (101) meerdere soortgelijke van dergelijke eerste mengselinlaten (103A, 103B) omvat, alsmede voor elk van ten minste twee 10 van die eerste mengselinlaten (103A, 103B) een soortgelijke dergelijke tweede mengselverdeelinrichting (121A, 121B).

3. Mengselverdeelinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de mengselverdeelinrichting voorzien is van een samenstel van ten minste 15 twee soortgelijke dergelijke tweede mengselverdeelinrichtingen, elk behorende bij de eerste mengselinlaat.

4. Mengselverdeelinrichting volgens conclusie 3, voorzover afhankelijk van conclusie 2, waarbij de mengselverdeelinrichting voor elk 20 van ten minste twee van de meerdere soortgelijke dergelijke eerste mengselinlaten voorzien is van een dergelijk samenstel.

5. Mengselverdeelinrichting volgens een der voorgaande conclüsies, waarbij de mengselverdeelinrichting (1; 101) een inlaatspruitstuk is. 25

6. Mengselverdeelinrichting volgens een der conclusies 1 t/m 4, waarbij de mengselverdeelinrichting (1; 101) een samenstel van een inlaatspruitstuk en een cilinderkop is en zodanig is ingericht dat in samengestelde conditie van het samenstel ten minste één van de tweede 30 uitlaatkanalen (25; 125A, 125B) van de tweede aftakkingsgeleidingsstructuur (26; 126A, 126B) met zijn tweede mengseluitlaat (24; 124A, 124B) uitmondt in een inwendig deel νέοι de cilinderkop.

7. Mengselverdeelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tweede aftakkingsgeleidingsstructuur (26; 126A, 126B) van de tweede mengselverdeelinrichting (21; 121A, 121B) zich deels uitstrekt in het uitwendige van de eerste aftakkingsgeleidingsstructuur (6; 106) van de mengselverdeelinrichting (1; 101). 10

8. Verbrandingsmotor voorzien van een mengselverdeelinrichting (1; 101. volgens een der voorgaande conclusies. 1033015