NL1030639C2 - Ventilatiesysteem voor tunneltraject of overdekte weg. - Google Patents

Ventilatiesysteem voor tunneltraject of overdekte weg. Download PDF

Info

Publication number
NL1030639C2
NL1030639C2 NL1030639A NL1030639A NL1030639C2 NL 1030639 C2 NL1030639 C2 NL 1030639C2 NL 1030639 A NL1030639 A NL 1030639A NL 1030639 A NL1030639 A NL 1030639A NL 1030639 C2 NL1030639 C2 NL 1030639C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
air
tunnel
ventilation system
curtain device
air curtain
Prior art date
Application number
NL1030639A
Other languages
English (en)
Inventor
Antonius Theodorus Ceci Hauzer
Original Assignee
Antonius Theodorus Ceci Hauzer
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Antonius Theodorus Ceci Hauzer filed Critical Antonius Theodorus Ceci Hauzer
Priority to NL1030639A priority Critical patent/NL1030639C2/nl
Priority to EP06824311.2A priority patent/EP1957752B1/en
Priority to DK06824311.2T priority patent/DK1957752T3/da
Priority to ES06824311.2T priority patent/ES2474149T3/es
Priority to PCT/NL2006/050309 priority patent/WO2007067056A1/en
Priority to US12/096,645 priority patent/US9546549B2/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1030639C2 publication Critical patent/NL1030639C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21FSAFETY DEVICES, TRANSPORT, FILLING-UP, RESCUE, VENTILATION, OR DRAINING IN OR OF MINES OR TUNNELS
    • E21F1/00Ventilation of mines or tunnels; Distribution of ventilating currents
    • E21F1/003Ventilation of traffic tunnels

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Ventilation (AREA)

Description

( I
Ventilatiesysteem voor tunneltraject of overdekte weg
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een ventilatiesysteem voor een tunneltraject of een overdekte weg.
Door de toenemende verkeersdrukte neemt de belasting op het milieu door 5 verontreinigende stoffen die vrijkomen door voertuigen, voortdurend toe.
Voertuigen produceren door gebruik van fossiele brandstoffen verontreinigingen als stikstofoxiden en ook roetdeeltjes. Daarnaast genereert het verkeer ook fijn stof door j vrijkomende slijtageproducten van remmen en banden van voertuigen.
Er bestaan wettelijke regels die toezien op nonnen voor de maximaal toegestane 10 blootstelling van het milieu aan de genoemde door het verkeer veroorzaakte verontreinigingen, zodat de milieubelasting enigszins beperkt kan worden.
Het vrijkomen van verontreinigende stoffen is vooral tijdens de spitsuren (piekbelastingen van het traject) maximaal, wanneer zeer veel voertuigen van de weg gebruik maken.
15 Een probleem kan zich voordoen bij de mondingen van tunnels en overdekte weggedeelten waar de verontreinigende stoffen binnen de tunnel kunnen accumuleren door de verminderde afvoer naar de omgeving en in hoge concentratie aan de monden aanwezig kunnen zijn. Er bestaan ventilatiesystemen die een constante luchtstroom creëren in de tunnel om de lucht te verversen en om in de tunnel aanwezige 20 verontreinigende stoffen bij de in- en/of uitgang of bij een uitblaaspunt naar buiten voeren.
Bij de in- en uitgangen van de tunnel of bij het uitblaaspunt kan dan een uitstroom van verontreinigde lucht ontstaan waarbij de genoemde nonnen ernstig kunnen worden overschreden, met name tijdens piekbelastingen van de tunnel.
25 Het is een doelstelling van de onderhavige uitvinding een ventilatiesysteem voor een tunnel te verschaffen dat het optreden van piekbelastingen van verontreinigende stoffen tegengaat.
Deze doelstelling wordt bereikt door een bovengenoemd ventilatiesysteem van een tunnel of overdekt weggedeelte waarbij de tunnel tenminste een eerste tunnelbuis of 30 rijbaan met een eerste ingang en een eerste uitgang voor verkeer door de eerste tunnelbuis omvat, en het ventilatiesysteem is ingericht voor: - het tijdens gebruik voortbrengen van een blindstroom of recirculatiestroom van lucht 1030639_ 2 binnen de tenminste eerste tunnelbuis en - het bestuurd laten uitstromen van lucht uit de blindstroom of recirculatiestroom bij de ingang en/of uitgang van de tenminste eerste tunnelbuis.
Op voordelige wijze bereikt het ventilatiesysteem volgens de onderhavige uitvinding 5 door middel van de blindstroom of recirculatiestroom dat de uitstroom van verontreinigende stoffen op gecontroleerde wijze plaatsvindt, zodat de blootstelling en/of belasting aan de uiteinden van de tunnelbuis (tunnelbuizen) ook tijdens piekbelasting van de tunnel beneden de norm blijft.
De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van enkele 10 tekeningen, waarin uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven. Ze zijn uitsluitend bedoeld voor illustratieve doeleinden en niet ter beperking van de uitvindingsgedachte die wordt gedefinieerd door de conclusies.
Figuur 1 toont schematisch een eerste uitvoeringvorm van een ventilatiesysteem volgens de uitvinding; 15 Figuur 2 toont schematisch een detailaanzicht van het ventilatiesysteem van figuur 1 in een verdere uitvoeringsvorm;
Figuur 3 toont schematisch een detailaanzicht van het ventilatiesysteem van figuur 1 in een nog verdere uitvoeringsvorm;
Figuur 4 toont schematisch een tweede uitvoeringvorm van een ventilatiesysteem 20 volgens de uitvinding, en
Figuur 5 toont een detailaanzicht van een deel van het ventilatiesysteem volgens de uitvinding.
Figuur 1 toont schematisch een eerste uitvoeringvorm van een ventilatiesysteem volgens de uitvinding.
25 Een ventilatiesysteem 1 volgens de uitvinding is geïnstalleerd op een tunnel of ! overdekt weggedeelte 2. De tunnel 2 omvat een eerste tunnelbuis 11 en een tweede tunnelbuis 12.
De eerste tunnelbuis 11 is voorzien van een eerste ingang 3 aan een zijde en een ! eerste uitgang 4 aan de andere zijde. De bewegingsrichting van het verkeer door de 30 eerste tunnelbuis 11 is aangegeven door de pijl Tl.
De tweede tunnelbuis 12 is voorzien van een tweede ingang 5 aan een zijde en een i tweede uitgang 6 aan de andere zijde. De bewegingsrichting van het verkeer door de tweede tunnelbuis 12 is aangegeven door de pijl T2.
1 Ω 3 o 63 9 __ ----- - - - -- i 3
Het ventilatiesysteem 1 omvat een eerste luchtbarrière LI, een tweede luchtbarrière L2, een derde luchtbarrière L3 en een vierde luchtbarrière L4.
Een luchtbarrière LI, L2, L3, L4 dient om een barrière te vormen tegen verontreinigende deeltjes die met het door de tunnel passerende verkeer uit de tunnel 5 naar buiten (willen) treden. Voorbeelden van een luchtbarrière zijn een luchtgordijn, of een watergordijn. Ook kan een aanpassing van een tunneluiteinde, door een bocht in het uiteinde of een aanpassing aan het tunneluiteinde die een luchtstroming ter plekke van de tunneluiteinde beïnvloedt worden toegepast.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden als luchtbarrière 10 luchtgordijninrichtingen toegepast. Voorts omvat het ventilatiesysteem 1 een eerste luchtpomp Cl, een tweede luchtpomp C2, een derde luchtpomp C3 en een vierde luchtpomp C4.
Aan de eerste ingang 3 van de eerste tunnelbuis 11 is de eerste luchtgordijninrichting LI geplaatst voor het tijdens gebruik creëren van een eerste 15 luchtgordijn of bestuurde luchtstroom, aangeduid met de pijl LS1.
Aan de eerste uitgang 4 van de eerste tunnelbuis 11 is de tweede luchtgordijninrichting L2 geplaatst voor het tijdens gebruik creëren van een tweede luchtgordijn of bestuurde luchtstroom, aangeduid met de pijl LS2.
Aan de tweede ingang 5 van de tweede tunnelbuis 12 is de derde 20 luchtgordijninrichting L3 geplaatst voor het tijdens gebruik creëren van een derde luchtgordijn of bestuurde luchtstroom, aangeduid met de pijl LS3.
Aan de tweede uitgang 6 van de tweede tunnelbuis 12 is de vierde luchtgordijninrichting L4 geplaatst voor het tijdens gebruik creëren van een vierde luchtgordijn of bestuurde luchtstroom, aangeduid met de pijl LS4.
25 De richting van de pijl LS 1, LS2, LS3, LS4 van het eerste, tweede, derde respectievelijk vierde luchtgordijn geeft de stromingsrichting van de luchtstroom in het respectieve luchtgordijn weer.
Aan de eerste uitgang 4 van de eerste tunnelbuis 11 wordt het tweede luchtgordijn LS2 tijdens bedrijf in stand gehouden door de eerste luchtpomp CL De eerste 30 luchtpomp Cl neemt op een locatie binnen de eerste tunnelbuis 11 lucht in en transporteert deze naar de tweede luchtgordijninrichting L2. Eventueel is in de aanvoer van de eerste luchtpomp een eerste filter F1 opgenomen voor het filteren van de aangezogen lucht.
1030639_ 4
Een afvoer van de tweede luchtgordijninrichting L2 is verbonden met de tweede luchtpomp C2 voor het afzuigen van lucht ter plekke van de afvoer van de tweede luchtgordijninrichting L2. De tweede luchtpomp C2 is door middel van een uitgang verbonden met een toevoer van de derde luchtgordijninrichting L3 voor het toevoeren 5 van lucht aan de derde luchtgordijninrichting L3 om het derde luchtgordijn LS3 in stand te houden.
Aan de tweede uitgang 6 van de tweede tunnelbuis 12 wordt het vierde luchtgordijn LS4 tijdens bedrijf in stand gehouden door de derde luchtpomp C3. De derde luchtpomp C3 neemt op een locatie binnen de tweede tunnelbuis 12 lucht in en 10 transporteert deze naar de vierde luchtgordijninrichting L4. Eventueel is in de aanvoerleiding van de derde luchtpomp een derde filter F3 opgenomen voor het filteren van de aangezogen lucht.
Een afvoer van de vierde luchtgordijninrichting L4 is verbonden met de vierde luchtpomp C4 voor het af zuigen van lucht ter plekke van de afvoer van de vierde 15 luchtgordijninrichting L4. De vierde luchtpomp C4 is door middel van een uitgang verbonden met een toevoer van de eerste luchtgordijninrichting LI voor het toevoeren van lucht aan de eerste luchtgordijninrichting LI om het eerste luchtgordijn LSI in stand te houden.
Voorts omvat het ventilatiesysteem 1 een besturingseenheid BE en één of meer 20 sensoren S1, S2 die geplaatst zijn in één of beide van de twee tunnelbuizen 11,12.
De besturingseenheid BE is verbonden met de eerste, tweede, derde en vierde luchtpomp Cl, C2, C3, C4 voor het besturen daarvan. De besturingseenheid is verder verbonden met één of meer sensoren SI, S2 in de tunnel 2. De één of meer sensoren S kunnen geplaatst zijn bij of op één van de eerste, tweede, derde en/of vierde 25 luchtgordijninrichting LI, L2, L3, L4 of op een geschikte locatie in de eerste en/of tweede tunnelbuis 11,12. De één of meer sensoren SI, S2 zijn ingericht voor het meten van verkeersintensiteit of meer in het bijzonder van concentraties van verontreinigende stoffen.
Het ventilatiesysteem 1 beoogt dat effectief geen verontreinigende stoffen vrijkomen 30 aan de uiteinden 3,4, 5, 6 van de eerste en tweede tunnelbuizen 11,12 of dat slechts een maximale hoeveelheid verontreinigende stoffen kan vrijkomen aan de tunneluiteinden die (per tijdseenheid) de gestelde normen niet overschrijdt.
1030639 5
Om dit te bewerkstelligen, is het ventilatiesysteem volgens de uitvinding ingericht om een blindstroom of recirculatiestroom binnen de tunnelbuizen 11, 12 in stand te houden op de volgende wijze.
De eerste, tweede, derde en vierde luchtgordijninrichtingen LI, L2, L3, L4 creëren 5 tijdens gebruik het eerste, tweede, derde respectievelijk, vierde luchtgordijn die dienen als barrières voor de in de eerste en tweede tunnelbuizen 11,12 aanwezige lucht om zorg te dragen dat effectief hoofdzakelijk geen verontreinigende stof in de lucht de tunnel verlaat.
Aan de uitgangszijde van iedere tunnelbuis 11, 12 zal door de door het verkeer 10 gecreëerde meesleepstroom Tl, T2 het verontreinigende stof accumuleren.
Door het ventilatiesysteem volgens de uitvinding wordt echter een blindstroom of recirculatiestroom gecreëerd, waardoor de verontreinigde lucht (met de verontreinigende stoffen) hoofdzakelijk binnen de tunnelbuizen gehouden wordt.
Door de sterkte van de afzonderlijke luchtgordijnen in te stellen met behulp van de 15 besturingseenheid BE op het verkeersaanbod (dat bijvoorbeeld via (niet getoonde) sensoren in het wegdek van elke tunnelbuis kan worden bepaald) en de door het verkeersaanbod veroorzaakte meesleepstromen van lucht in elk van de tunnelbuizen, kan zo een opslagruimte voor verontreinigende stoffen in de tunnelbuizen worden verkregen. Tevens wordt zo een blindstroom tot stand gebracht.
20 Door de sterkte van de luchtgordijnen (dwz de luchtstroomsnelheid van LSI, LS2, LS3, LS4) in te stellen kan een effectieve barrière tegen instroom van meegesleurde buitenlucht en uitstroom van lucht uit de tunnelbuis 11,12 worden verkregen en kan een accumulatie van verontreinigende stoffen in de tunnelbuis 11,12 ontstaan.
Bovendien kan het ventilatiesysteem voorzien dat via het luchtdebiet van een of 25 meer van de luchtpompen Cl, C2, C3, C4 de luchtafvoer bij een of meer van de luchtgordijnen zo geregeld wordt dat de blindstroom wordt aangepast en een bestuurde uitstroom van (geaccumuleerde) verontreinigde lucht uit de tunnelbuis 11,12 ontstaat. Hierdoor kan het ventilatiesysteem voorzien dat de norm voor verontreinigende stoffen ter plekke van de tunneluiteinden 3,4 niet wordt overschreden. Op deze wijze is het 30 mogelijk om de tunnel te gebruiken als een buffer voor verontreinigende stoffen en deze stoffen vertraagd in de tijd (bijvoorbeeld buiten een periode met piekbelasting van de tunnel) vrij te laten komen.
1030R3Q_ 6
De besturingseenheid BE is ingericht om vanuit ieder van de één of meer sensoren SI, S2 signalen te ontvangen die gerelateerd zijn aan de concentraties van verontreinigende stoffen. Op grond van de door de één of meer sensoren SI, S2 gemeten concentraties is de besturingseenheid BE in staat om het luchtdebiet van de 5 luchtpompen Cl, C2, C3, C4 in te stellen, zodat de sterkte van het respectieve bijbehorende luchtgordijn kan worden ingesteld.
Uiteraard zal verkeer dat door de tunnelbuis 11, 12 beweegt de luchtgordijnen doorkruisen, zodat de afsluiting niet volledig is, maar de sterkte van de luchtgordijnen kan zo worden ingesteld dat de uitstroom van verontreinigde lucht uit de tunnelbuis 11, 10 12 sterk verminderd is ten opzichte van de situatie waarin zich geen luchtgordijnen aan de tunneluiteinden 3,4, 5, 6 zouden bevinden.
Daarnaast kan het ventilatiesysteem 1 volgens de uitvinding voorzien dat lucht die wordt als blindstroom of recirculatiestroom door het eerste en/of tweede filter FI, F2 j wordt geleid om verontreinigende stoffen uit de lucht ter verwijderen. Hierdoor wordt 15 bereikt dat de concentraties van verontreinigende stoffen in de tunnelbuis 11,12 | eveneens kunnen worden bestuurd. ; j
Figuur 2 toont schematisch een detailaanzicht van het ventilatiesysteem van figuur 1 j in een verdere uitvoeringsvorm.
In een verdere uitvoeringsvorm kan het ventilatiesysteem in de aanzuigleiding van 20 de tweede en/of vierde luchtpomp C2, C4 een door kleppen geregelde sturing van het gebruikte filter toepassen. Figuur 2 toont de situatie rond de tweede luchtpomp C2. De j aanzuigleiding L2 omvat een eerste aanzuigtak Al waarin een eerste luchtfilter F1 is opgenomen en een tweede aanzuigtak A2. Beide aanzuigtakken Al, A2 staan in j | verbinding met het inwendige van de eerste tunnelbuis 11. De eerste en tweede 25 aanzuigtakken zijn voorzien van een eerste respectievelijk, tweede regelklep VI, V2, die onder besturing van de besturingseenheid BE het debiet via ieder van de aanzuigtakken Al, A2 kan instellen.
Aan de vakman zal duidelijk zijn dat een dergelijke inrichting ook aan de aanzuigleiding van de vierde luchtpomp C4 kan worden geconstrueerd, zodat hier van 30 een nadere toelichting voor wat betreft de vierde luchtpomp achterwege blijft. j
Figuur 3 toont schematisch een detailaanzicht van het ventilatiesysteem van figuur 1 in een nog verdere uitvoeringsvorm.
1030639 7
In een nog verdere uitvoeringsvorm kan op één of beide tunnelbuizen 11,12 een intern filtersysteem geplaatst worden om binnen de respectieve tunnelbuis 11,12 lucht af te zuigen, te filteren en terug te pompen in de tunnelbuis. Dit heeft als voordeel dat de accumulatie van verontreinigende stoffen binnen de tunnelbuis 11 kan worden 5 bestuurd. Als voorbeeld is een inwendig filtersysteem F5 getoond op de eerste tunnelbuis 11. Een vijfde luchtpomp C5 is via een aanvoer en via een afvoer verbonden aan het inwendige van de tunnelbuis 11. Via een regelklep V5 en een filter F5 zuigt tijdens gebruik, de vijfde luchtpomp C5 lucht uit de tunnelbuis 11 aan. Na passage van het filter F5 is de lucht gefilterd. De luchtpomp C5 voert de gefilterde lucht terug naar 10 het inwendige van de tunnelbuis 11.
Aan de vakman zal duidelijk zijn dat een dergelijke inrichting ook aan de tweede tunnelbuis 12 kan worden geconstrueerd, zodat hier van een nadere toelichting voor wat betreft de tweede tunnelbuis 12 achterwege blijft.
De uitvinding kan ook toepassing vinden wanneer een enkele tunnel(buis) voor 15 tweerichtingsverkeer wordt gebruikt.
Figuur 4 toont schematisch een tweede uitvoeringvorm van een ventilatiesysteem volgens de uitvinding. Dezelfde referentiecijfers als in voorgaande figuren verwijzen naar identieke elementen.
Een ventilatiesysteem 1 volgens de uitvinding is geïnstalleerd op een tunnel of 20 overdekt weggedeelte 2. De tunnel 2 omvat een eerste tunnelbuis 11 of een eerste rijbaan die is voorzien van een eerste ingang 3 aan een zijde en een eerste uitgang 4 aan de andere zijde.
Het ventilatiesysteem 1 omvat een eerste luchtpomp Cl, een tweede luchtpomp C2, een eerste luchtgordijninrichting LI, een tweede luchtgordijninrichting L2 en tenminste 25 een eerste filter F1.
Aan de eerste ingang 3 van de tunnelbuis 11 is de eerste luchtgordijninrichting LI geplaatst voor het tijdens gebruik creëren van een eerste luchtgordijn of bestuurde luchtstroom, aangeduid met de pijl LSI.
Aan de eerste uitgang 4 van de tunnelbuis 11 is de tweede luchtgordijninrichting L2 30 geplaatst voor het tijdens gebruik creëren van een tweede luchtgordijn of bestuurde luchtstroom, aangeduid met de pijl LS2.
De richting van de pijl LSI, LS2 van het eerste respectievelijk tweede luchtgordijn geeft de stromingsrichting van de luchtstroom in het respectieve luchtgordijn weer.
1 00 6 3 9__ 8
Een afvoer van de eerste luchtgordijninrichting LI is verbonden met de eerste luchtpomp Cl voor het afzuigen van lucht ter plekke van de afVoer van de eerste luchtgordijninrichting LI. In een aanvoerleiding van de eerste luchtpomp Cl is het tenminste eerste filter F1 opgenomen, voor het filteren van de aangezogen lucht.
5 Voorts is een afvoer van de tweede luchtgordijninrichting L2 is verbonden met de tweede luchtpomp C2 voor het afzuigen van lucht ter plekke van de afVoer van de tweede luchtgordijninrichting L2. De tweede luchtpomp C2 is door middel van een uitgang verbonden met een toevoer van de eerste luchtgordijninrichting LI voor het toevoeren van lucht aan de eerste luchtgordijninrichting LI om het eerste luchtgordijn 10 LS1 in stand te houden.
Voorts omvat het ventilatiesysteem 1 een besturingseenheid BE en één of meer sensoren S.
De besturingseenheid BE is verbonden met de eerste en tweede luchtpomp Cl, C2 voor het besturen van de eerste en tweede luchtpompen. De besturingseenheid is verder 15 verbonden met één of meer sensoren S in de tunnel 2. De één of meer sensoren S
kunnen geplaatst zijn bij of op de eerste luchtgordijninrichting LI en/of tweede luchtgordijninrichting L2, of op een geschikte locatie in de tunnelbuis 11. De één of meer sensoren S zijn ingericht voor het meten van verkeersintensiteit of meer in het bijzonder van concentraties van verontreinigende stoffen.
20 Het ventilatiesysteem 1 beoogt dat effectief geen verontreinigende stoffen vrijkomen aan de tunneluiteinden 3,4, of dat slechts een maximale hoeveelheid verontreinigende stoffen kan vrijkomen aan de tunneluiteinden 3,4 die (per tijdseenheid) de gestelde normen niet overschrijdt.
Om dit te bewerkstelligen, is het ventilatiesysteem volgens de uitvinding ingericht 25 om een blindstroom of recirculatie binnen de tunnelbuis 11 in stand te houden op de volgende wijze.
De eerste luchtgordijninrichting LI en tweede luchtgordijninrichting L2 creëren tijdens gebruik het eerste en tweede luchtgordijn die dienen als barrières voor de in de tunnelbuis 11 aanwezige lucht. Door bij elk van de twee luchtgordijninrichtingen LI, 30 L2 de stromende lucht LSI, LS2 van het luchtgordijn bij de respectieve afvoer af te zuigen en bij het andere van de twee luchtgordijninrichtingen LI, L2 weer te gebruiken om de luchtstroom van dat luchtgordijn te voeden, kan de blindstroom in stand worden gehouden. Door de sterkte van de luchtgordijnen (dwz de luchtstroomsnelheid van LSI, 1030639_ 9 LS2) in te stellen kan een effectieve barrière tegen uitstroom van lucht uit de tunnelbuis 11 worden verkregen en kan een accumulatie van verontreinigende stoffen in de tunnelbuis 11 ontstaan.
Bovendien kan het ventilatiesysteem voorzien dat via het luchtdebiet van een of 5 beide luchtpompen Cl, C2 de luchtafvoer bij een of beide luchtgordijnen zo geregeld wordt dat de blindstroom wordt aangepast en een bestuurde uitstroom van (geaccumuleerde) verontreinigde lucht uit de tunnelbuis 11 ontstaat. Voor de regeling van het luchtdebiet door een luchtpomp kan ook gebruik worden gemaakt van regelkleppen die aangestuurd worden door de besturingseenheid. Hierdoor kan het 10 ventilatiesysteem voorzien dat de norm voor verontreinigende stoffen ter plekke van de tunneluiteinden 3,4 niet wordt overschreden. Op deze wijze is het mogelijk om de tunnel te gebruiken als een buffer voor verontreinigende stoffen en deze stoffen vertraagd in de tijd (bijvoorbeeld buiten een periode met piekbelasting van de tunnel) vrij te laten komen.
15 De besturingseenheid BE is ingericht om vanuit ieder van de één of meer sensoren S signalen te ontvangen die gerelateerd zijn aan de concentraties van verontreinigende stoffen. Op grond van de door de één of meer sensoren S gemeten concentraties is de besturingseenheid BE in staat om het luchtdebiet van de eerste en/of tweede luchtpomp Cl, C2 in te stellen, zodat de sterkte van het eerste, respectievelijk, tweede luchtgordijn 20 kan worden ingesteld. Hierbij kan rekening worden gehouden met de netto meesleepstFoom van de lucht in de tunnel als gevolg van het verkeersaanbod en de overwegende bewegingsrichting van het verkeer in de tunnel.
Figuur 5 toont een detailaanzicht van een deel van het ventilatiesysteem volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding.
25 Het blijkt voordelig de luchtstroom van de luchtgordijnen aan tenminste de uitgang van een tunnelbuis schuin binnenwaarts in de tunnelbuis te richten. Hierdoor wordt een stromingscomponent van de luchtstroom gecreëerd die gericht is tegengesteld aan de bewegingsrichting van het verkeer en de meesleepstroom in de tunnel. Op deze wijze wordt het barrière-effect van de luchtstroom aan de tunnelopening verbeterd.
30 Figuur 5 toont schematisch de tweede luchtgordijninrichting L2 aan de eerste uitgang 4 van de eerste tunnelbuis 11. De luchtstroom LS2 is onder een schuine hoek ten opzichte van de tunnelwanden geplaatst zodat een dwarse stroomcomponent LS2y en een parallelle stroomcomponent LS2x wordt gevormd. De parallelle 1030639___ 10 stroomcomponent LS2x van de door de luchtpomp Cl ingeblazen luchtstroom LS2 heeft een richting die hoofdzakelijk tegengesteld is aan de rijrichting van verkeer Tl en meesleepstroom in de tunnelbuis 11.
Aan de vakman zal duidelijk zijn dat een dergelijke inrichting ook aan de tweede 5 uitgang 6 van de tweede tunnelbuis 12 kan worden geconstrueerd zodat ter plekke van deze uitgang 6 een parallelle stroomcomponent LS4x van de door de luchtpomp C3 ingeblazen luchtstroom LS4 heeft een richting die hoofdzakelijk tegengesteld is aan de rijrichting van verkeer T2 en de meesleepstroom in de tunnelbuis 12.
Ook aan de aan de eerste of tweede ingang 3, 5 van de eerste respectievelijk, tweede 10 tunnelbuis 11,12 kan een parallelle stroomcomponent van LSI, respectievelijk, LS3 worden gevormd die gelijkgericht is aan de bewegingsrichting van het verkeer Tl, T2, maar in het licht van het voorafgaande zal dat aan de vakman nu duidelijk zijn, zodat hier van een nadere toelichting voor wat betreft de parallelle stroomcomponent aan de ingang(en) van de tunnelbuis (tunnelbuizen) wordt afgezien.
15 Er wordt opgemerkt dat naast of in plaats van sensoren die concentraties van verontreinigende stoffen (of een daaraan gekoppelde meetgrootheid) meten ook sensoren S, SI, S2 kunnen worden toegepast die bijvoorbeeld de verkeersintensiteit bepalen, waarbij de verkeersintensiteit of een afgeleide daarvan wordt gebruikt als criterium voor de besturing van accumulatie van stoffen in de tunnel.
20 Andere alternatieven en equivalente uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn denkbaar binnen de uitvindingsgedachte, zoals aan de deskundige op het vakgebied duidelijk zal zijn. De uitvindingsgedachte wordt slechts beperkt door de bijgevoegde conclusies.
1030639

Claims (19)

1. Ventilatiesysteem (1) van een tunnel of overdekt weggedeelte (2) waarbij de tunnel (2) tenminste een eerste tunnelbuis of rijbaan (11; 11,12) met een eerste ingang (3; 3, 5) en een eerste uitgang (4; 4,6) voor verkeer (Tl; Tl, T2) door de 5 tenminste eerste tunnelbuis (11; 11, 12) omvat, en het ventilatiesysteem (1) is ingericht voor: - het tijdens gebruik voortbrengen van een blindstroom of recirculatiestroom van lucht binnen de tenminste eerste tunnelbuis en - het bestuurd laten uitstromen van lucht uit de blindstroom of recirculatiestroom 10 bij de ingang en/of uitgang van de tenminste eerste tunnelbuis.
2. Ventilatiesysteem (1) van een tunnel of overdekt weggedeelte (2) volgens conclusie 1, waarbij het ventilatiesysteem (1) aan ieder uiteinde (3,4; 3,4, 5,6) van de tenminste ene tunnelbuis (11; 11,12) een luchtbarrière (LI, L2; LI, L2, L3, L4) omvat, waarbij ieder van de luchtbarrières in staat is om tijdens gebruik 15 een barrière te vormen tegen verontreinigende deeltjes die uit de tunnel naar buiten treden.
3. Ventilatiesysteem (1) van een tunnel of overdekt weggedeelte (2) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de tunnel (2) een eerste tunnelbuis (11) met een eerste ingang (3) en een eerste uitgang (4) en een tweede tunnelbuis (12) met een 20 tweede ingang (3) en een tweede uitgang (4) omvat; waarbij het ventilatiesysteem (1) een eerste luchtpomp (Cl), een tweede luchtpomp (C2), een derde luchtpomp (C3) en een vierde luchtpomp (C4), een eerste luchtgordijninrichting (LI), een tweede luchtgordijninrichting (L2), een derde luchtgordijninrichting (L3) en een vierde luchtgordijninrichting (L4) 25 omvat, waarbij aan de eerste ingang (3) van de eerste tunnelbuis (11) de eerste luchtgordijninrichting (LI) is geplaatst voor het tijdens gebruik creëren van een eerste luchtgordijn of bestuurde luchtstroom (LSI) en aan de eerste uitgang (4) van de eerste tunnelbuis (11) de tweede luchtgordijninrichting (L2) is geplaatst 30 voor het tijdens gebruik creëren van een tweede luchtgordijn of bestuurde luchtstroom (LS2); 1 030639 aan de tweede ingang (3) van de tweede tunnelbuis (12) de derde luchtgordijninrichting (L3) is geplaatst voor het tijdens gebruik creëren van een derde luchtgordijn of bestuurde luchtstroom (LS3) en aan de tweede uitgang (4) van de tweede tunnelbuis (12) de vierde luchtgordijninrichting (L4) is geplaatst 5 voor het tijdens gebruik creëren van een vierde luchtgordijn of bestuurde luchtstroom (LS4); de eerste luchtpomp (Cl) verbonden is met een toevoer van de tweede luchtgordijninrichting (L2) voor het toevoeren van lucht aan de tweede luchtgordijninrichting (L2) voor het instandhouden van het tweede luchtgordijn 10 (LS2); de tweede luchtpomp (C2) verbonden is met een afvoer van de tweede luchtgordijninrichting (L2) voor het afzuigen van lucht ter plekke van de afvoer van de tweede luchtgordijninrichting (L2) en via een eerste verdere verbinding verbonden is met een toevoer van de derde luchtgordijninrichting (L3) voor het 15 toevoeren van lucht aan de derde luchtgordijninrichting (L3) voor het instandhouden van het derde luchtgordijn (LS3); de derde luchtpomp (C3) verbonden is met een toevoer van de vierde luchtgordijninrichting (L4) voor het toevoeren van lucht aan de vierde luchtgordijninrichting (L4) voor het instandhouden van het vierde luchtgordijn 20 (LS4); de vierde luchtpomp (C4) verbonden is met een afvoer van de vierde luchtgordijninrichting (L4) voor het afzuigen van lucht ter plekke van de afvoer van de vierde luchtgordijninrichting (L4) en via een tweede verdere verbinding verbonden is met een toevoer van de eerste luchtgordijninrichting (LI) voor het 25 toevoeren van lucht aan de eerste luchtgordijninrichting (LI) voor het instandhouden van het eerste luchtgordijn (LSI), en het ventilatiesysteem is ingericht voor het voortbrengen van de blindstroom of recirculatiestroom in de eerste en tweede tunnelbuizen (11,12) van de tunnel (2) door een instelbaar luchtdebiet van de luchtstroom (LSI ;LS2; LS3; LS4) van de 30 eerste, tweede, derde, respectievelijk vierde luchtpomp (Cl; C2; C3; C4).
4. Ventilatiesysteem (1) van een tunnel of overdekt weggedeelte (2) volgens conclusie 1 of 2, waarbij het ventilatiesysteem (1) voorts een eerste luchtpomp (Cl) en een tweede luchtpomp (C2) omvat; 1030839_ de eerste luchtbarrière een eerste luchtgordijninrichting (LI) omvat en de tweede luchtbarrière een tweede luchtgordijninrichting L2 (L2) omvat; de eerste luchtgordijninrichting (LI) ingericht is voor het tijdens gebruik creëren van een eerste luchtgordijn of bestuurde luchtstroom (LSI) en de tweede 5 luchtgordijninrichting (L2) ingericht is voor het tijdens gebruik creëren van een tweede luchtgordijn of bestuurde luchtstroom (LS2); de eerste luchtpomp (Cl) verbonden is met een afvoer van de eerste luchtgordijninrichting (LI) voor het afzuigen van lucht ter plekke van de afVoer van de eerste luchtgordijninrichting (LI) en via een eerste verdere verbinding 10 verbonden is met een toevoer van de tweede luchtgordijninrichting (L2) voor het toevoeren van lucht aan de tweede luchtgordijninrichting (L2); de tweede luchtpomp (C2) verbonden is met een afvoer van de tweede luchtgordijninrichting (L2)voor het afzuigen van lucht ter plekke van de afvoer van de tweede luchtgordijninrichting (L2) en via een tweede verdere verbinding 15 verbonden is met een toevoer van de eerste luchtgordijninrichting (LI) voor het toevoeren van lucht aan de eerste luchtgordijninrichting (LI), en het ventilatiesysteem is ingericht voor het voortbrengen van de blindstroom of recirculatiestroom in de tunnelbuis (11) door een instelbaar luchtdebiet van de luchtstroom (LSI; LS2) van de eerste respectievelijk, tweede luchtpomp (Cl;
20 C2).
5. Ventilatiesysteem (1) volgens conclusie 3 of 4, waarbij het ventilatiesysteem (1) een besturingseenheid (BE; BEI) en één of meer sensoren (S) omvat, waarbij de besturingseenheid verbonden is met ieder van de luchtpompen (Cl, C2; Cl, C2, C3, C4) voor het besturen van die luchtpompen en met één of meer sensoren in 25 de tunnel, waarbij de één of meer sensoren zijn ingericht voor het meten van een aan verkeersintensiteit gerelateerde meetgrootheid en waarbij de besturingseenheid is ingericht voor het ontvangen van signalen van de een of meer sensoren, en voor het in relatie tot deze signalen vaststellen welk luchtdebiet van de 30 luchtstroom (LSI, LS2; LSI, LS2, LS3, LS4) van de respectieve luchtpomp (Cl, C2; C1, C2, C3, C4) wordt ingesteld. 1 0 3 0 6 ^ ,9
6. Ventilatiesysteem (1) volgens conclusie 5, waarbij de sensoren (S; SI, S2) zijn ingericht voor het meten van aan concentraties van verontreinigende stoffen gerelateerde signalen.
7. Ventilatiesysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies 2-6, waarbij de 5 sensoren (S; S1, S2) tenminste zijn geplaatst ofwel bij tenminste een luchtbarrière (LI, L2; LI, L2, L3, L4), ofwel binnen de tenminste ene tunnelbuis (11; 11,12).
8. Ventilatiesysteem (1) volgens conclusie 3 of 4, waarbij het ventilatiesysteem (1) i tenminste een eerste filter (Fl) omvat, dat opgenomen is in een aanzuigleiding van de eerste luchtpomp (Cl) voor het tijdens gebruik filteren van de aangezogen 10 lucht.
9. Ventilatiesysteem (1) volgens conclusie 8, waarbij het ventilatiesysteem (1) een tweede filter (F2) omvat, dat opgenomen is in een aanzuigleiding van de tweede luchtpomp (C2) voor het tijdens gebruik filteren van de aangezogen lucht.
10. Ventilatiesysteem (1) volgens conclusie 8, waarbij het ventilatiesysteem (1) een 15 derde filter (F3) omvat, dat opgenomen is in een aanzuigleiding van de derde luchtpomp (C3) voor het tijdens gebruik filteren van de aangezogen lucht.
11. Ventilatiesysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het ventilatiesysteem (1) een vijfde luchtpomp (C5) omvat welke via een aanvoerleiding en via een afvoerleiding verbonden aan het inwendige van de 20 tenminste ene tunnelbuis (11; 11,12), waarbij in de aanvoerleiding van de vijfde luchtpomp (C5) een filter (F5) is opgenomen.
12. Ventilatiesysteem (1) volgens conclusie 11, waarbij een regelklep (V5) is opgenomen in de aanvoerleiding voor het besturen van een luchtdebiet door de vijfde luchtpomp (C5).
13. Ventilatiesysteem (1) volgens één van de conclusies 8 tot en met 10, waarbij het filter (Fl; F2; F3; F5) is ingericht voor het filteren van fijn stof en/of stikstofoxide en/of koolmonoxide en/of koolwaterstoffen uit de aangezogen lucht.
14. Ventilatiesysteem (1) volgens een van de voorgaande conclusies 4-15, waarbij de besturingseenheid (BE; BEI) is ingericht voor het aanpassen van de 1 03 063 9_ recirculatiestroom in de tunnel (2) om de uitstroom van lucht uit de tunnel (2) te besturen als functie als door de sensoren (S; SI, S2) vastgestelde concentratie van verontreinigende stoffen en/of door de sensoren vastgestelde verkeersintensiteit.
17. Ventilatiesysteem (1) volgens conclusie 16, waarbij de besturingseenheid (BE;
5 BEI) is ingericht voor een besturing onder een tijdsvertraging, zodat lucht uit de recirculatiestroom vertraagd in de tijd uit de tunnel uitstroomt.
18. Ventilatiesysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de luchtbarrière (L2; L2, L4) aan de uitgangszijde (4; 4,6) is ingericht om tijdens gebruik de bijbehorende luchtstroom (LS2; LS2, LS4) te creëren met een 10 stromingscomponent (LS2x; LS2x, LS4x)van de luchtstroom die een richting heeft die hoofdzakelijk parallel en tegengesteld is aan een rijrichting van verkeer (Tl; Tl; T2) in de tunnelbuis (11; 11,12).
19. Ventilatiesysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de luchtbarrière (LI; LI, L3) aan de ingangszijde (3; 3, 5) is ingericht om tijdens 15 gebruik de bijbehorende luchtstroom (LS2; LS2, LS4) te creëren met een stromingscomponent van de luchtstroom die een richting heeft die hoofdzakelijk parallel en gelijkgericht is aan een rijrichting van verkeer (Tl; Tl; T2) in de tunnelbuis (11; 11, 12). 20 1 0 3 Π fi .9 9 _
NL1030639A 2005-12-09 2005-12-09 Ventilatiesysteem voor tunneltraject of overdekte weg. NL1030639C2 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1030639A NL1030639C2 (nl) 2005-12-09 2005-12-09 Ventilatiesysteem voor tunneltraject of overdekte weg.
EP06824311.2A EP1957752B1 (en) 2005-12-09 2006-12-08 Ventilation system for tunnel section or covered road
DK06824311.2T DK1957752T3 (da) 2005-12-09 2006-12-08 Ventilationssystem til tunnelafsnit eller overdækket vej
ES06824311.2T ES2474149T3 (es) 2005-12-09 2006-12-08 Sistema de ventilación para sección de túnel o carretera cubierta
PCT/NL2006/050309 WO2007067056A1 (en) 2005-12-09 2006-12-08 Ventilation system for tunnel section or covered road
US12/096,645 US9546549B2 (en) 2005-12-09 2006-12-08 Ventilation system for tunnel section or covered road

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1030639 2005-12-09
NL1030639A NL1030639C2 (nl) 2005-12-09 2005-12-09 Ventilatiesysteem voor tunneltraject of overdekte weg.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1030639C2 true NL1030639C2 (nl) 2007-06-12

Family

ID=36592979

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1030639A NL1030639C2 (nl) 2005-12-09 2005-12-09 Ventilatiesysteem voor tunneltraject of overdekte weg.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US9546549B2 (nl)
EP (1) EP1957752B1 (nl)
DK (1) DK1957752T3 (nl)
ES (1) ES2474149T3 (nl)
NL (1) NL1030639C2 (nl)
WO (1) WO2007067056A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN113236335A (zh) * 2021-05-20 2021-08-10 中国矿业大学 一种矿用百叶式连续调节风窗及分支风量的pid调控方法

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP5599511B2 (ja) * 2010-07-27 2014-10-01 ヨシプ・パヴェティッチ 通常状態及び火災状態におけるトンネル換気方法及びシステム
CN104420878B (zh) * 2013-08-27 2018-01-09 上海市政工程设计研究总院(集团)有限公司 一种隧道自然通风降温装置及其降温方法
US10145241B1 (en) 2018-02-15 2018-12-04 Electricwaze LLC Roadway conduit systems and methods
US10913178B2 (en) 2018-02-15 2021-02-09 Electricwaze LLC Conduit segment casting mold and method of forming a conduit segment
CN109828457B (zh) * 2019-02-19 2021-11-26 重庆交通大学 隧道通风***的时滞补偿控制方法

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1279055B (de) * 1965-11-27 1968-10-03 Bahco Fa Ab Vorrichtung zum Erzeugen einer Luftvorhangtuer in Bergtunneln od. dgl.
US4037526A (en) * 1976-03-10 1977-07-26 Southern Pacific Transportation Company Train tunnel ventilation method and apparatus
SE467791B (sv) * 1991-04-18 1992-09-14 Soederhamn Architect Ab Bromsanordning foer luften i en trafikerbar tunnel med luftbehandlingsdon
SE467790B (sv) * 1991-04-18 1992-09-14 Soederhamn Architect Ab Ventilationsanlaeggning foer en trafikerbar tunnel
WO1998044237A1 (en) * 1997-03-28 1998-10-08 Vanco Dimitrov System for absorption of the exhaust gases in a tunnel for road traffic
US6186888B1 (en) * 1998-10-08 2001-02-13 Kabushiki Kaisha Toshiba System and method for controlling ventilation in a tunnel
US20030091394A1 (en) * 2001-10-31 2003-05-15 Yasuo Ide Covered highway structure with means for easy and quick access to tunnel interior

Family Cites Families (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US983877A (en) * 1910-02-02 1911-02-14 Henry H Cummings Air-screen.
US3143952A (en) * 1960-08-24 1964-08-11 Dualjet Corp Method and apparatus for conditioning gas
EP0240713B1 (en) * 1986-04-07 1992-01-08 Mitsubishi Denki Kabushiki Kaisha Controller for tunnel ventilating system
FI78979C (fi) * 1988-02-18 1989-10-10 Halton Oy Foerfarande foer reglering av luftkonditionering och luftkonditioneringsanordning foer anvaendning vid foerfarandet.
US5086692A (en) * 1990-04-12 1992-02-11 Welch Henry W Air handling system and method for an operating room
US5236476A (en) * 1992-02-21 1993-08-17 Klick Ronald C Air purification system for enclosed arenas
FR2744042B1 (fr) * 1996-01-31 1998-04-10 Aerospatiale Salle a empoussierement controle
JPH1038336A (ja) * 1996-07-19 1998-02-13 Mitsubishi Heavy Ind Ltd トンネル換気制御装置
FR2757933B1 (fr) * 1996-12-27 1999-01-22 Commissariat Energie Atomique Dispositif de separation dynamique de deux zones par au moins une zone tampon et deux rideaux d'air propre
AU7957998A (en) * 1997-06-09 1999-01-25 Intertrust, Incorporated Obfuscation techniques for enhancing software security
JP4408601B2 (ja) * 2001-12-27 2010-02-03 富士通株式会社 情報再生装置およびセキュアモジュール
CA2424245A1 (en) * 2003-04-02 2004-10-02 Ralph Arthur Kinnis Greenhouse climate control system
JP4744106B2 (ja) * 2003-08-06 2011-08-10 パナソニック株式会社 セキュアデバイス、情報処理端末、通信システム及び通信方法
WO2005106681A1 (ja) * 2004-04-30 2005-11-10 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. セキュアデバイスを利用したデジタル著作権管理
WO2005114561A1 (ja) * 2004-05-24 2005-12-01 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. リーダ・ライタのセキュアモジュールへのアクセス制御方法
JP4806639B2 (ja) * 2005-01-11 2011-11-02 パナソニック株式会社 セキュアデバイス及びicカード発行システム
NL1030372C2 (nl) * 2005-11-08 2007-05-09 Oranjewoud Ingb Bv Ventilatiesysteem en werkwijze voor het ventileren van overkapte verkeerstrajecten.

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1279055B (de) * 1965-11-27 1968-10-03 Bahco Fa Ab Vorrichtung zum Erzeugen einer Luftvorhangtuer in Bergtunneln od. dgl.
US4037526A (en) * 1976-03-10 1977-07-26 Southern Pacific Transportation Company Train tunnel ventilation method and apparatus
SE467791B (sv) * 1991-04-18 1992-09-14 Soederhamn Architect Ab Bromsanordning foer luften i en trafikerbar tunnel med luftbehandlingsdon
SE467790B (sv) * 1991-04-18 1992-09-14 Soederhamn Architect Ab Ventilationsanlaeggning foer en trafikerbar tunnel
WO1998044237A1 (en) * 1997-03-28 1998-10-08 Vanco Dimitrov System for absorption of the exhaust gases in a tunnel for road traffic
US6186888B1 (en) * 1998-10-08 2001-02-13 Kabushiki Kaisha Toshiba System and method for controlling ventilation in a tunnel
US20030091394A1 (en) * 2001-10-31 2003-05-15 Yasuo Ide Covered highway structure with means for easy and quick access to tunnel interior

Non-Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
DATABASE WPI Section PQ Week 199240, Derwent World Patents Index; Class Q49, AN 1992-329185, XP002387481 *
DATABASE WPI Section PQ Week 199240, Derwent World Patents Index; Class Q49, AN 1992-329186, XP002387480 *

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN113236335A (zh) * 2021-05-20 2021-08-10 中国矿业大学 一种矿用百叶式连续调节风窗及分支风量的pid调控方法

Also Published As

Publication number Publication date
EP1957752B1 (en) 2014-04-09
EP1957752A1 (en) 2008-08-20
WO2007067056A1 (en) 2007-06-14
DK1957752T3 (da) 2014-07-07
US9546549B2 (en) 2017-01-17
US20080293350A1 (en) 2008-11-27
ES2474149T3 (es) 2014-07-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1030639C2 (nl) Ventilatiesysteem voor tunneltraject of overdekte weg.
EP3463945B1 (fr) Système de qualité d'air pour véhicule automobile
DE102016200936A1 (de) Kraftfahrzeug mit Staubsammler
US8007554B2 (en) Apparatus and method for the purification of air entering animal transport vehicles
DE102016224432A1 (de) Kraftfahrzeug mit Staubsensor und Verfahren zur Minderung von Staubaufwirbelung oder Staubemission durch ein Kraftfahrzeug
Macioszek Geometrical determinants of car equivalents for heavy vehicles crossing circular intersections
CN104594278A (zh) 一种高速公路雾、霾净化***及净化方法
PL437471A1 (pl) Przepływowy oczyszczacz powietrza
DE102009041487A1 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Betrieb einer Innenraumbelüftung eines Fahrzeuges
DE2903643A1 (de) Belueftungssystem fuer innenraum von kraftfahrzeugen
EP3463944B1 (fr) Procédé de contrôle d'un système de qualité d'air pour véhicule automobile
ITPD20090011A1 (it) Dispositivo per l'aspirazione e filtrazione di polveri sottili nell'aria
WO2020012014A1 (de) Bahnhof, insbesondere tunnelbahnhof und verwendung einer filtereinheit in einem bahnhof
NL1030372C2 (nl) Ventilatiesysteem en werkwijze voor het ventileren van overkapte verkeerstrajecten.
CN204365056U (zh) 车载空气净化装置以及汽车
EP3566778A1 (en) Vehicle comprising an environmental air filter
ES2589355B1 (es) Sistema de captación de partículas en estaciones subterráneas
CN109002573A (zh) 一种特长公路隧道循环通风***适用性判定方法
DE102005044005A1 (de) Vorrichtung zur Belüftung eines Innenraums und Verfahren zu deren Steuerung
FR3046663A1 (fr) Procede de collecte des particules fines generees lors du freinage d’un train
DE2648474A1 (de) Rohrleitung-transportvorrichtung
KR102137629B1 (ko) 전동차 비산 미세먼지 집진장치
US175569A (en) Improvement in smoke-preventives for railroad-cars
CN109421517A (zh) 具有空气引导器件和空气通道的机动车辆
US20220097491A1 (en) Air Purification and Filtration System Using UV Light

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20170101