NL1029075C2

NL1029075C2 - Inrichting en werkwijze voor het losmaken en mengen van voer voor vee.

Info

Publication number: NL1029075C2
Application number: NL1029075A
Authority: NL
Inventors: Cornelis Hendricus Liet; Nicolaas Van Der Plas
Original assignee: Trioliet Mullos
Priority date: 2005-05-19
Filing date: 2005-05-19
Publication date: 2006-11-21
Also published as: EP1935239A2; EP1935237A2; DE602006017572D1; DK1935239T4; DE602006000974T2; DE602006000974D1; EP1935237A3; DK1938682T3; DK1935239T3; EP1935239B2; EP1935240A2; EP1935240A3; EP1938682A3; EP1723846A1; DK1723846T3; ATE392809T1; EP1935239B8; DE602006016312D1; EP1935239B1; EP1938682A2

Description

NL7135-dV/jdh

Inrichting en werkwijze voor het losmaken en mengen van voer voor vee

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het losmaken en mengen van voer voor vee met ten minste een eenheid voor het verwerken van voer, welke eenheid is voorzien van een transportgang voor het opnemen van een of meer balen 5 voer, welke transportgang transportmiddelen omvat voor het transporteren van de opgenomen baal(balen) voer van een in-voerzijde naar een afvoerzijde, en van een losmaakorgaan voor het losmaken van voer van een naar de afvoerzijde getransporteerde baal, welke inrichting voorts is voorzien van een meng-10 bak voor het mengen van voercomponenten tot een voermengsel en middelen voor het toevoeren van losgemaakt voer aan de meng-bak, alsmede op een werkwijze voor het losmaken en mengen van voer voor vee.

Een dergelijke inrichting en werkwijze zijn beschreven 15 in de Nederlandse octrooiaanvrage 1026841 van aanvraagster.

i

De uitvinding beoogt een verbeterde inrichting en werkwijze van deze soort te verschaffen.

Hiertoe heeft volgens de uitvinding de inrichting het kenmerk dat het losmaakorgaan is uitgevoerd als snijeenheid 20 die is ingericht voor het afnemen van een strook voer van het naar de afvoerzijde gerichte einde van de aan de afvoerzijde gelegen baal.

Bij voorkeur is de snijeenheid ingericht voor het volgen van een snijbaan zodanig dat de naar de afvoerzijde ge-25 richte eindzijde van het resterende gedeelte van de baal ten opzichte van de verticaal achterover helt. Meer in het bijzonder is de snijeenheid ingericht voor het afnemen van een strook voer volgens een snijbaan zodanig dat het resterende gedeelte van de baal aan de bovenzijde smaller is dan aan de 30 onderzijde.

Volgens de werkwijze worden een of meer balen voer geplaatst in een of meer transportgangen, waarbij de in de transportgang(en) geplaatste baal(balen) van een invoerzijde naar een afvoerzijde worden getransporteerd, en wordt voer 1029075- 2 losgemaakt van een naar de afvoerzijde getransporteerde baal, en wordt losgemaakt voer in een mengbak tot een voermengsel gemengd. Volgens de uitvinding heeft deze werkwijze het kenmerk dat een strook voer van het naar de afvoerzijde gerichte 5 einde van de aan de afvoerzijde gelegen baal wordt afgenomen, en wel bij voorkeur volgens een snijbaan zodanig dat de naar de afvoerzijde gerichte eindzijde van het resterende gedeelte van de baal ten opzichte van de verticaal achterover helt.

Hierdoor worden een inrichting en werkwijze verkregen 10 waarbij een goede dosering van het voer dat aan de mengbak wordt toegevoerd, mogelijk is, doordat het afnemen van de strook voer door de snijeenheid geleidelijk plaats kan vinden en op elk gewenst moment kan worden gestopt. In de voorkeursvariant waarbij volgens de genoemde snijbaan wordt gesneden, 15 is een bijzonder nauwkeurige dosering gewaarborgd, doordat het resterende gedeelte van de baal waarvan de strook is afgenomen stabiel blijft en geen ongewenste stukken voer uit de trans-portgang vallen en aan de mengbak worden toegevoerd.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de 20 hand van de tekening, waarin enkele uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding schematisch zijn weergegeven .

Fig. 1 is een schematisch weergegeven bovenaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 25 uitvinding.

Fig. 2 is een schematisch weergegeven bovenaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 3 is een gedeeltelijk weergegeven dwarsdoorsnede 30 van een transportgang van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 4 is een schematisch weergegeven zijaanzicht van de afvoerzijde van de transportgangen van de inrichting volgens Fig. 1.

Fig. 5 toont een gedeelte van het zijaanzicht volgens 35 Fig. 4 op grotere schaal.

Fig. 6 is een schematisch weergegeven bovenaanzicht van de afvoerzijde van de inrichting uit Fig. 1.

1029075- 3

Fig. 7 is een met Fig. 4 overeenkomend zijaanzicht van de afvoerzijde van een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

In Fig. 1 is schematisch een bovenaanzicht weergegeven 5 van een inrichting voor het losmaken en mengen van voer voor vee, welke inrichting is voorzien van zes naast elkaar geplaatste eenheden 1 voor het verwerken van voer. In andere uitvoeringen kunnen meer of minder eenheden tot slechts één eenheid worden toegepast. Elke eenheid 1 omvat een transport-10 gang 2 voor het opnemen van één of meer balen voer 3, waarbij tussen de balen eventueel los gewas kan worden opgenomen in de transportgang. In de verschillende transportgangen 2 kunnen als voer bijvoorbeeld balen maïs en gras van verschillende kwaliteiten, balen stro en balen luzerne worden geplaatst.

15 In Fig. 3 is een dwarsdoorsnede van een transportgang 2 gedeeltelijk weergegeven, waaruit blijkt dat de transportgangen 2 aan weerzijden zijn begrensd door zijschotten 4.

Voorts is in Fig. 3 te zien dat elke transportgang 2 transportmiddelen omvat, die bij het weergegeven uitvoeringsvoor-20 beeld zijn uitgevoerd als twee eindloze transportkettingen 5 die zich uitstrekken tussen keertandwielen 6 en 7 welke in Fig. 3 en 4 zichtbaar zijn. Het zal duidelijk zijn dat de transportmiddelen ook op andere manieren dan als transportkettingen kunnen zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als blokkenschuif, 25 met hydraulische transportmiddelen of dergelijke.

Het bovenpart van de transportkettingen 5 is geleid in goten 8 die in de langsrichting verlopen van een bodem 9 van de bijbehorende transportgang 2. Op de transportkettingen 5 zijn meenemers 10 aangebracht, die zich dwars op de transport-30 richting uitstrekken. De meenemers 10 worden op de bodem 9 ondersteund en kunnen de aan een invoerzijde 11 in de transportgang 2 geplaatste balen verplaatsen naar een afvoerzijde 12 bij aandrijven van de transportkettingen 5. De aandrijving van de transportkettingen 5 is schematisch met 13 in Fig. 4 aange-35 duid.

Op deze wijze ligt het bovenpart van de transportkettingen 5 beschermt in de goot 8 van de bodem 9, zodat de kettingen 5 niet beschadigd kunnen worden door de tanden van de 102907,5- 4 vork die de balen 3 aan de invoerzijde 11 in de transportgan-gen 2 plaatst.

In Fig. 1 is met pijlen 14 de invoerrichting van de balen 3 voor de transportgangen 2 aangeduid. Zoals hieruit 5 blijkt, staat deze invoerrichting dwars op de transportrich-ting van de balen in de transportgangen 2. Ter plaatse van de invoerzijde 11 zijn de zijschotten 4 verzwaard uitgevoerd en fungeren zij als stootbord, zodat de balen bijvoorbeeld met behulp van een trekker tegen dit stootbord kunnen worden ge-10 drukt teneinde te waarborgen dat de balen op de juiste wijze met de lengterichting in de transportrichting van de trans-portgang op de bodem 9 worden geplaatst. De balen 3 kunnen dan I

niet tussen de zijschotten 4 vastlopen. ;

Hoewel in Fig. 1 de balen met hun lengteas in lijn met 15 de transportrichting van de transportgangen 2 op de bodem 9 worden geplaatst, is het desgewenst ook mogelijk de balen 3 met hun langsrichting dwars op de transportrichting van de transportgangen 2 op de bodem 9 te plaatsen.

In Fig. 2 is schematisch een bovenaanzicht van een 20 dergelijke uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij eveneens de invoerrichting in lijn met de transportrichting van de trans- ! portkettingen 5 verloopt, zoals met een pijl 15 is aangeduid. j

In Fig. 4 is schematisch een zijaanzicht van een I

transportgang 2 van de inrichting uit Fig. 1 of 2 schematisch 25 weergegeven, waarbij een frame 16 is afgebeeld, dat zich aan j de afvoerzijde 12 van de transportgang 2 bevindt. Dit frame 16 strekt zich over de afvoerzijde 12 van alle naast elkaar gelegen transportgangen 2 uit en draagt een snijeenheid 17 die bij deze uitvoeringsvorm deel uitmaakt van een afvoereenheid 18.

30 De afvoereenheid 18 is op een dwarsgeleiding 19 aan de bovenzijde van het frame 16 en een dwarsgeleiding 20 aan de onder zijde van het frame 16 geleid. Op deze wijze is de snijeenheid 17 dwars op de transportgangen 2 verplaatsbaar en kan door een niet nader weergegeven aandrijving naar werkstanden worden 35 verplaatst, waarin de snijeenheid 17 en de afvoereenheid 18 in lijn liggen met een transportgang 2, zoals in Fig. 6 in bovenaanzicht is aangeduid.

De snijeenheid 17 omvat een frame 20 waarlangs de snijeenheid 17 op-en-neer beweegbaar is door middel van een 1029Ó75- 5 schematisch aangeduide aandrijving 21. Het frame 20 staat onder een hoek met de verticaal, zodat de snijeenheid 17 bij het omlaag bewegen een schuine snijbaan volgt en een snijmes 22 dat in Fig. 5 meer in detail zichtbaar is, een schuin snijvlak 5 23 volgt. Opgemerkt wordt dat de snijbaan geen rechte lijn hoeft te zijn maar ook een gekromde lijn kan volgen, zodat het snijvlak niet plat is maar gekromd. Voorts kan de snijeenheid 17 ook met ander snijmiddelen dan het snijmes 22 zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld met een freesorgaan. In de beschrijving en 10 conclusies dient onder snijeenheid elke eenheid te worden verstaan waarmee een strook voer van het naar de afvoerzij de gericht einde van de baal kan worden afgenomen.

De snijeenheid 17 snijdt een strook voer van het naar de afvoerzijde gerichte einde van de aan de afvoerzijde 12 ge-15 legen baal 3 volgens het schuine al dan niet gekromde snijvlak 23, zodat de eindzijde van het resterende gedeelte van de baal 3 ten opzichte van de verticaal achterover helt. Bovendien is in dit geval dit resterende gedeelte van de baal 3 aan de bovenzijde korter dan aan de onderzijde. Hierdoor wordt bereikt | 20 dat geen stukken van het resterende baalgedeelte afbrokkelen en in de afvoereenheid 18 vallen en blijft het resterende ge- i deelte van de baal 3 ook in het geval het grootste gedeelte reeds is afgesneden, stabiel op de bodem 9 van de transport-gang 2 staan. Dit betekent dat door de snijeenheid 17 nauwkeu-25 rig een gewenste hoeveelheid voer van de aan de afvoerzijde 12 gelegen baal 3 kan worden afgesneden, welke hoeveelheid door niet nader weergegeven weegmiddelen kan worden gemeten. Zodra de gewenste hoeveelheid voer van de baal 3 is afgesneden, wordt het snijproces gestopt.

30 Bij de uitvoeringsvorm volgens de Fig. 1-6 omvat de afvoereenheid 18 een afvoertransportband 24 die aandrijfbaar is door een schematisch aangeduide aandrijving 25. De afvoertransportband 24 voert het van de baal 3 afgesneden voer af naar een mengbak 26 die bij deze uitvoering is opgehangen aan 35 een rail 27. De mengbak 26 heeft aan weerszijden schematisch aangeduide kleppen 28, via welke het voermengsel uit de mengbak 26 kan worden afgegeven aan het vee. In de mengbak 26 bevindt zich een mengorgaan 29, dat bijvoorbeeld als verticale mengvijzel kan zijn uitgevoerd. Het is ook mogelijk de mengbak 1029075-

6 I

met meer dan één verticale mengvijzel uit te voeren. Ook kun- j nen in de mengbak 26 als onderdeel van het mengorgaan 29 verschillende geleidingsorganen zijn aangebracht die een goed homogeen mengen van het voer bevorderen. Het mengorgaan 29 zorgt 5 voor een goede homogene samenstelling van het voermengsel dat uit delen van verschillende balen 3 uit de verschillende transportgangen 2 en eventueel nog andere voercomponenten kan bestaan. Wanneer de gewenste hoeveelheid voer van balen uit de verschillende transportgangen 2 zich in de mengbak 26 bevindt, 10 kan het voer tot een voermengsel worden gemengd. De mengbak 26 wordt via de rail 27 naar de stal waar het vee zich bevindt verplaatst. In de stal wordt het voermengsel via de kleppen 28 gedoseerd aan het vee afgeleverd.

De mengbak 26 is voorzien van een aandrijfmotor voor 15 het verplaatsen van de mengbak langs de rail 27, waarbij de voeding van de aandrijfmotor via de rail 27 kan plaatsvinden i of door een accu. Voorts is het mogelijk dat de mengbak 26 de i afvoereenheid 18 verplaatst naar de transportgangen 2 waaruit j voer afgenomen moet worden. Hiertoe kan de mengbak 26 ter 20 plaatse van de transportgangen 2 met de afvoereenheid 18 worden gekoppeld.

Zoals hierboven werd opgemerkt, kan de hoeveelheid voer door middel van niet weergegeven weegmiddelen worden bepaald. Deze weegmiddelen kunnen bijvoorbeeld het voer wegen, 25 dat in de afvoereenheid 18 valt. Dit heeft het voordeel dat de afvoereenheid 18 voercomponenten in een gewenste samenstelling kan opnemen, voordat de mengbak 26 aanwezig is. Als alternatief kunnen de weegmiddelen de hoeveelheid voer in de mengbak 26 bepalen. Doordat de snijeenheid 17 volgens het beschreven 30 snijvlak 23 voer van een baal 3 afsnijdt, wordt bereikt dat het snijproces nauwkeurig bij het bereiken van een gewenste hoeveelheid afgesneden voer kan worden gestopt. Het resterende deel van de baal 3 blijft stabiel, zodat geen ongewenste stukken voer in de afvoereenheid 18 vallen.

35 Wanneer van een baal voer in een bepaalde transport- gang 2 voldoende voer is afgesneden, gaat de snijeenheid 17 naar boven naar de in fig. 4 getekende ruststand. Vervolgens worden de transportkettingen 5 over een afstand in de richting van de afvoerzijde 12 naar de invoerzijde 11 verplaatst, zodat 1029075- 7 de transportgang 2 aan de afvoerzijde geheel schoon is. De snijeenheid 17 en de afvoereenheid 18 kunnen vervolgens naar een volgende transportgang 2 voor een andere voersoort worden verplaatst.

5 De beschreven inrichting kan een geschikte besturings eenheid omvatten, waarmee het voerproces volledig automatisch kan worden bestuurd.

Zoals uit de Fig. 4 en 5 blijkt, omvat de afvoertrans-portband 24 een gedeelte 30, dat zich onder de afvoerzijde 12 10 van de transportgangen 2 uitstrekt. Voorts omvat de afvoereenheid 18 zijschotten 31. De afstand tussen de zijschotten 31 en de breedte van de afvoertransportband 24 zijn ten minste gelijk aan de afstand tussen de schotten 4 die de breedste transportgang 2 begrenzen. Door deze in dwarsrichting gesloten 15 constructie van de afvoereenheid 18 en het gedeelte 30 van de afvoertransportband 24 dat zich onder de afvoerzijde 12 van de transportgangen 2 bevindt, wordt bereikt dat al het voer uit elke transportgang 2 met zekerheid wordt opgevangen in de afvoereenheid 18 en aan de mengbak 26 wordt afgegeven.

20 In Fig. 5 is te zien, dat ter plaatse van het keerwiel 7 een dwarssleuf 32 in de bodem 9 is aangebracht, waarin het snijmes 22 van de snijeenheid 17 kan uitsteken, zodat de strook voer die de snijeenheid 17 van de aan de afvoerzijde 12 gelegen baal 3 afsnijdt met zekerheid wordt losgesneden.

25 Van de schotten 4 die elke transportgang 2 bij de af voerzijde 12 begrenzen kan één schot dwars op de transport-richting beweegbaar, bijvoorbeeld om een verticale as zwenk-baar zijn uitgevoerd, waarbij een aandrijforgaan, bijvoorbeeld een cilinder-zuigersamenstel, het beweegbare schot 4 tegen de 30 aan de afvoerzijde 12 gelegen baal kan drukken. Hierdoor wordt de baal vastgeklemd tussen de beide schotten 4, zodat de baal 3 tijdens het snijden door de snijeenheid 17 wordt vastgehouden. Dit bevordert een goed snijproces en voorkomt dat de baal uit elkaar wordt getrokken en stukken voer ongewild in de af-35 voereenheid 18 vallen.

In Fig. 7 is een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven, waarbij de snijeenheid 17 zonder afvoereenheid 18 is uitgevoerd. Bij deze uitvoeringsvorm omvat de mengbak 26 een schematisch aangeduide 1029075- 8 laadbak 33. Deze laadbak 33 is bij 34 draaibaar met de mengbak 26 verbonden en omvat drie draaibaar met elkaar verbonden delen 35, 36 en 37, waarbij voor het laden van de mengbak 26 de delen van de met een onderbroken lijn in Fig. 7 aangeduide 5 stand naar de met een getekende lijn aangeduide laadstand beweegbaar zijn. In de getekende laadstand bevindt het laadbak-deel 37 zich onder de afvoerzijde 12 van de transportgang 2 waartegenover de mengbak 26 zich bevindt. De laadbakdelen 34-36 zijn voorzien van zijwanden die over elkaar kunnen schui-10 ven.

Opgemerkt wordt dat de snijeenheid 17 is voorzien van afvoermiddelen voor het afvoeren van de afgesneden strook voer uit de snijeenheid. In Fig. 4 en 7 is als voorbeeld voor deze afvoermiddelen een rol 38 getekend, die draaibaar in de snij-15 eenheid 17 is opgehangen en desgewenst aandrijfbaar is. Voor een nadere toelichting op de mogelijke uitvoeringen van dergelijke afvoermiddelen wordt gewezen op de Nederlandse octrooiaanvrage 1028732 van aanvraagster.

Volgens de uitvinding is het ook mogelijk de trans-20 portgangen 2, althans het aan de afvoerzijde gelegen gedeelte daarvan, hellend op te stellen, zodat de afvoerzijde 12 hoger ligt dan de invoerzijde 11. De snijeenheid 17 kan in dit geval bijvoorbeeld een ongeveer loodrecht op de bodem van de transportgang gerichte snijbaan volgen, zodat de naar de afvoerzij-25 de 12 gerichte eindzijde van het resterende gedeelte van de baal 3 ten opzichte van de verticaal achterover helt. Op deze wijze wordt eveneens voorkomen dat materiaal van de baal ongewild in de afvoereenheid 18 of mengbak 26 valt en blijft het resterende baalgedeelte stabiel op de bodem van de transport-30 gang 2 staan. Uiteraard kan de snijbaan ook in dit geval een gekromd verloop hebben en kan de snijbaan ook schuin op de bodem van de transportgang zijn gericht.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen die binnen het kader der conclu-35 sies op verschillende manieren kunnen worden gevarieerd.

1029075-

Claims

1. Inrichting voor het losmaken en mengen van voer voor vee met ten minste een eenheid voor het verwerken van voer, welke eenheid is voorzien van een transportgang voor het opnemen van een of meer balen voer, welke transportgang trans-5 portmiddelen omvat voor het transporteren van de opgenomen baal(balen) voer van een invoerzijde naar een afvoerzijde, en van een losmaakorgaan voor het losmaken van voer van een naar de afvoerzijde getransporteerde baal, welke inrichting voorts is voorzien van een mengbak voor het mengen van voer tot een 10 voermengsel en middelen voor het toevoeren van losgemaakt voer aan de mengbak, met het kenmerk, dat het losmaakorgaan is uitgevoerd als snijeenheid die is ingericht voor het afnemen van een strook voer van het naar de afvoerzijde gerichte einde van de aan de afvoerzijde gelegen baal.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de snij- eenheid is ingericht voor het volgen van een snijbaan zodanig dat de naar de afvoerzijde gerichte eindzijde van het resterende gedeelte van de baal ten opzichte van de verticaal achterover helt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de snij eenheid is ingericht voor het afnemen van een strook voer volgens een snijbaan zodanig dat het resterende gedeelte van de baal aan de bovenzijde smaller is dan aan de onderzijde,

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3 met twee of 25 meer eenheden voor het verwerken van voer, waarbij de trans-portgangen van de verschillende eenheden naast elkaar liggen en de snij eenheid dwars op de transportgangen verplaatsbaar is naar werkstanden die respectievelijk in lijn liggen met de transportgangen.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, I waarbij de snij eenheid is voorzien van afvoermiddelen voor het afvoeren van afgesneden voer uit de snij eenheid.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de snijeenheid een frame omvat, waarlangs de snijeen-35 heid volgens de schuine snijlijn op en neer beweegbaar is. 1029075-

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de snijeenheid deel uitmaakt van een afvoereenheid en aan de afvoerzijde van alle transportgangen een dwarsgeleiding is aangebracht, waaraan de afvoereenheid dwars op de trans- 5 portgangen verplaatsbaar is opgehangen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de mengbak is voorzien van een aandrijforgaan en de mengbak koppelbaar is met de afvoereenheid voor het verplaatsen van de afvoereenheid ten opzichte van de transportgangen.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de afvoereenheid is voorzien van een transportorgaan voor het transporteren van voer naar de mengbak.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij het transportorgaan een gedeelte omvat, dat zich uitstrekt onder de af- 15 voerzijde van de transportgang- waar de afvoereenheid zich in de werkstand bevindt.

11. Inrichting volgens een der conclusies 7-10, waarbij de afvoereenheid is voorzien van weegmiddelen voor het wegen van de hoeveelheid in de afvoereenheid opgenomen voer.

12. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de mengbak is voorzien van een laadklep voor het opvangen en aan de mengbak toevoeren van voer aan de mengbak.

13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de/elke transportgang is voorzien van een bodem, ten 25 minste een eindloze transportketting die in een in de bodem gevormde goot is geleid tussen keertandwielen aan de invoer-zijde resp. aan de afvoerzijde, waarbij meenemers met de transportketting(en) zijn verbonden en op de bodem worden geleid, welke meenemers zich dwars op de transportrichting uit- 30 strekken.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij in de bodem van de transportgang nabij de afvoerzijde een dwarssleuf is aangebracht waarin het mes van de snijeenheid kan worden opgenomen.

15. Inrichting volgens één der conclusies 7-14, waar bij de transportgangen aan weerszijden zijn begrensd door schotten en waarbij de afvoereenheid is voorzien van zijschotten, waarbij de afstand tussen de zijschotten ten minste ge 1029075- lijk is aan de afstand tussen de schotten van de breedste transportgang.

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij aan de afvoerzijde van een of meer transportgangen een schot is aan- 5 gebracht dat dwars op de transportrichting beweegbaar is voor het vastklemmen van een baal voer tussen de schotten die de betreffende gang begrenzen.

17. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de invoerzijde van de/elke transportgang een invoer- 10 richting heeft die dwars staat op de transportrichting.

18. Inrichting volgens één der conclusies 1-16, waarbij de invoerzijde van de/elke transportgang een invoerrich-ting heeft die overeenkomt met de transportrichting.

19. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, i 15 waarbij ten minste een deel van de/elke transportgang hellend verloopt en de afvoerzijde hoger ligt dan de invoerzijde. i

20. Werkwijze voor het losmaken en mengen van voer voor vee, waarbij een of meer balen voer worden geplaatst in een of meer transportgangen, waarbij de in de transport- 20 gang(en) geplaatste baal(balen) van een invoerzijde naar een afvoerzijde worden getransporteerd, en voer wordt losgemaakt van een naar de afvoerzijde getransporteerde baal, en losgemaakt voer in een mengbak tot een voermengsel wordt gemengd, met het kenmerk, dat een strook voer van het naar de afvoer- 25 zijde gerichte einde van de aan de afvoerzijde gelegen baal wordt afgenomen.

21. Werkwijze volgens conclusie 20, waarbij een strook voer volgens een snijbaan wordt afgenomen zodanig dat de naar de afvoerzijde gerichte eindzijde van het resterende gedeelte 30 van de baal ten opzichte van de verticaal achterover helt.

22. Werkwijze volgens conclusie 20 of 21, waarbij de strook voer volgens een snijbaan wordt afgenomen zodanig dat het resterende gedeelte van de baal aan de bovenzijde smaller is dan aan de onderzijde.

23. Werkwijze volgens conclusie 20, 21 of 22, waarbij na het afnemen van de strook voer het resterende gedeelte van de baal van de afvoerzijde in de richting van de invoerzijde wordt verplaatst. 1029075-,