NL1027748C2 - Douche-inrichting met beveiliging tegen legionella. - Google Patents

Description

Douche-inrichting met beveiliging tegen legionella

De uitvinding heeft betrekking op het gebied van douche-installaties.

Onderzoekingen tonen aan dat de consument steeds vaker te maken krijgt met kans op besmetting met de legio-5 nella bacterie tijdens het douchen.

Besmettingen met legionella bacteriën vormen, vooral door het toenemende aantal -minder weerstand bezittende- ouderen in de samenleving, een steeds grotere bron van zorg. In Nederland zijn er zo'n 600 besmettingsgevallen 10 per jaar, in Duitsland enkele duizenden per jaar.

Een belangrijke bron van besmetting kan gevormd worden door douche-installaties, in het bijzonder openbare douche-installaties, verzorgingstehuizen, verpleeghuizen en ziekenhuizen, maar ook in zwembaden, sportcentra, en der-15 gelijke. Laatstgenoemde centra worden steeds vaker bezocht door ouderen.

Het is een doel van de uitvinding een douche-installatie te verschaffen waarbij het gevaar op legionella-besmetting geminimaliseerd is.

20 Vanuit één aspect verschaft de uitvinding een zuiveringsrichting voor het zuiveren van leidingwater voor een douche, omvattend een filter waarvan de inlaatzijde in werkzame verbinding staat met een eerste aansluitpunt van de inrichting en waarvan de uitlaatzijde in werkzame ver- 1027748

, I

2 binding staat met een tweede aansluitpunt van de inrichting, waarbij het eerste aansluitpunt geschikt is voor aansluiting op een toevoerleiding voor leidingwater en waarbij het tweede aansluitpunt geschikt is voor aansluiting op een 5 uitgang voor gefilterd water naar een douche, waarbij de inrichting voorts voorzien is van een nabij de inlaatzijde en/of nabij de uitlaatzijde van het filter gelegen aftak-leiding voor het spoelen en/of thermisch reinigen van het membraanfilter, en een parallelleiding voor water welke 10 aangesloten is aan de uitlaatzijde van het filter, waarbij in de verbinding tussen de uitlaatzijde van het filter en het tweede aansluitpunt een eerste afsluiter voorzien is en waarbij de parallelleiding voorzien is van een tweede afsluiter en van een aansluiting op een aanvoer leiding voor 15 water.

Doordat het douchewater via het filter moet passeren is het mogelijk te douchen met water dat vrij is van de legionella bacterie. De (extra) aftakleiding kan gebruikt worden voor spoelen en/of reinigen van het filter, 20 zodat de gebruikstijd daarvan verlengd kan worden, zonder dat er een risico op legionella besmetting optreedt.

Door de eerste afsluiter te sluiten en de tweede afsluiter te openen kan water via de uitlaatzijde in het filter ingebracht worden en met losgemaakte verontreinigin-25 gen en bacteriën afgevoerd worden via de aftakleiding. Het water stroomt dus tegengesteld aan de normale stromings-richting van het filter. De parallelleiding kan eventueel via een eigen (toevoerende) aftakleiding zijn aangesloten nabij het filter.

30 Bij voorkeur is de parallelleiding aangesloten op een toevoer van verwarmd water, en/of op een toevoer van onverwarmd spoelwater.

Bij voorkeur sluit de parallelleiding direct benedenstrooms van de uitlaatzijde van het filter aan op de 35 verbinding tussen de uitlaatzijde en het tweede aansluitpunt .

I I

3

Bij voorkeur is zowel aan de inlaatzijde als aan de uitlaatzijde van het filter een aftakleiding aanwezig, zodat aan beide zijden van het filter water kan worden afgeleid danwel toegevoerd. Hierdoor wordt een tweezijdig 5 reinigen van het filter mogelijk in één procesgang.

De aftakleiding(en) kan/kunnen worden afgestemd op het beoogde gebruik indien de aftakleiding(en) voorzien is/zijn van een instelbare afsluiter.

In een eenvoudige uitvoering omvat de instelbare 10 afsluiter een kraan. Deze kan in een uitvoering met de hand instelbaar zijn, in het bijzonder door een installateur, om een constant spoeldebiet in de aftakleiding in te stellen, afgestemd op de situatie. Daarin kan er sprake zijn van een tijdens het douchen via de aftakleiding van de bovenstroom-15 se zijde van het filter, van het toegevoerde douchewater afgeleid spoelwater, waarmee tijdens gebruik een continue afvoer van verontreinigingen en bacteriën wordt verkregen. Ook aan de direct benedenstroomse zijde van het filter kan een eventuele, daar beginnende aftakleiding daarvoor ge-20 bruikt worden.

In een alternatieve uitvoering kan dit bereikt worden met een instelbare afsluiter die een klep en een de-bietregelaar omvat.

Bij voorkeur is/zijn de aftakleiding(en) aange-25 sloten op een afvoer, waardoor het spoel- en reinigingswa-ter kan worden afgevoerd, waarbij in de aftakleiding een terugslagklep kan zijn opgenomen om terugstroming te beletten. Ook kan het filter daarmee ontlucht worden, via de aftakleiding. Bij voorkeur is de tenminste ene opening aange-30 sloten op een afvoer, waarbij de afvoer bij voorkeur is voorzien van een debietregelaar om het spoelproces te beheersen. In het geval van de twee aftakleidingen kan de af-voer daarvoor gemeenschappelijk zijn, met één gemeenschappelijke afsluiter en/of één gemeenschappelijke debietrege-35 laar.

4

De voorziening kan gebruikt worden voor spoelen met onverwarmd water, of voor spoelen met warm water (temperatuur van tenminste 60 graden C.) om het filter thermisch te reinigen, waartoe de aanvoerleiding aangesloten 5 zal zijn op een bron van warm water (met een temperatuur van bijvoorbeeld ongeveer 60° C tot ongeveer 70° C) . Door de eventueel in het membraanfilter aanwezige bacteriën in contact te brengen met het warme water worden deze gedood. De levering van legionella-vrij douchewater wordt zo verder 10 bevorderd. Door het warme water af te tappen komt dit niet terecht in de uitgang naar de douche: gevaar dat men zich aan dat warme water zou kunnen verbranden wordt daardoor tegengegaan.

Tijdens dit thermisch reinigen zal geen water af-15 gegeven worden aan de douche.

Bij voorkeur vindt het spoelen en thermisch reinigen in die volgorde plaats. De afvoerende aftakleiding is dan bij voorkeur in ieder geval voorzien nabij de inlaat-zijde van het filter.

20 In aanvulling daarop of als alternatief kan de aftakleiding benut worden in een spoelgang met water, al dan niet verwarmd, dat via de inlaatzijde wordt aangevoerd en met verontreinigingen en bacteriën afgevoerd wordt door de afsluitbare opening. De aftakleiding is dan bij voorkeur 25 in ieder geval voorzien nabij de uitlaatzijde van het filter.

De inrichting kan voorzien zijn van een besturingseenheid voor het uitvoeren van het spoelen en/of thermisch reinigen. De besturingseenheid kan voorzien zijn van 30 timermiddelen voor het laten uitvoeren voor een bepaalde periode en op een bepaald tijdstip (bijvoorbeeld 1 x 24 uur) van het spoelen en/of thermisch reinigen, door de besturingseenheid de voomoemde afsluiters overeenkomstig te laten bedienen. De inrichting kan voorts voorzien zijn van 35 een indicator, zoals een lampje, dat een signaal afgeeft wanneer gespoeld en/of thermisch gereinigd wordt. De indi- 5 cator kan eventueel aangeven dat er niet, niet voldoende lang en/of niet op de juiste temperatuur gespoeld/gereinigd is, in afwijking van het ingestelde programma.

De inrichting kan voorts voorzien zijn van een, 5 bij voorkeur in de aftakleiding opgenomen temperatuurmeter, zoals een temperatuur sensor, voor meting van de temperatuur van het spoelwater en/of reinigingswater, welke temperatuurmeter een meetsignaal afgeeft aan de besturingseenheid. In een uitvoering is de besturingseenheid ingericht om op 10 basis van het meetsignaal van de temperatuurmeter de indicator en/of de eerste en/of tweede afsluiters te bedienen, in het bijzonder indien de gemeten temperatuur beneden een normwaarde gelegen is. Aldus kan men gewaarschuwd worden dat de thermische reiniging niet plaatsvindt op de vereiste 15 temperatuur en/of kan de besturingseenheid constateren dat een bepaalde normtemperatuur niet voor een vooraf ingestelde normtijd is behaald, en de behandeling voort laten zetten.

Bij voorkeur is de inrichting voorzien van een 20 besturingseenheid met timermiddelen voor het bepalen van de verstreken gebruiksduur van het filter en middelen voor het vergelijken van de verstreken gebruiksduur met een norm-duur, voorts van middelen voor het sluiten van de waterdoorgang tussen het eerste en het tweede aansluitpunt.

25 Wanneer het filter bijvoorbeeld langer dan 12 maanden geleden geplaatst is wordt douchen verhinderd en wordt men gedwongen het filter te vervangen. Hiermee wordt voorkomen dat men gaat douchen terwijl er eeri oud, vervuild filter in de inrichting aanwezig is.

30 De inrichting kan hierbij voorzien zijn van een indicator, zoals een lampje, dat een signaal afgeeft overeenkomend met het resultaat van de vergelijking verbruiks-duur-normduur. Een voorbeeld hiervan is een rood lampje dat aangaat bij overschrijding van de normduur en een groen 35 lampje dat brandt wanneer de normduur nog niet overschreden is.

6

De inrichting kan voorzien zijn van middelen voor het instellen van de normduur, spoeltijd, spoelduur, spoelfrequentie, reinigingstijd, reinigingsduur en/of rei-nigingsfrequentie. De instelmiddelen kunnen beveiligd zijn 5 tegen onbevoegd gebruik, bijvoorbeeld door de omkasting afsluitbaar te maken, zodat de omkasting alleen toegankelijk is voor personeel.

De besturingseenheid kan voorzien zijn van middelen voor het registreren van de spoel- en/of reinigingspro-10 cessen, naar tijdstip, duur, temperatuur, alsmede van middelen voor het (mogelijk maken van het) uitlezen van die registratie.

In een eenvoudige uitvoering is het filter opgenomen in een capsule die voorzien is van een aansluiting of 15 aansluitingen voor de aftakieiding(en). Bij voorkeur is de capsule op verwijderbare wijze aangebracht in de inrichting, zoals met snelkoppelingen. Mocht het filter toch verwijderd moeten worden, dan vergemakkelijkt de capsulevorm het aanbrengen en verwijderen van het filter in/uit de in-20 richting en biedt bescherming voor het eigenlijke membraan-filter. Door de capsulevorm van het membraanfilter kan de inrichting relatief compact worden uitgevoerd waardoor vrijheid ontstaat voor wat betreft de plaatsing van de zuiveringsinrichting in een douche.

25 Opgemerkt wordt nog dat het principe om de cap sule van een filter te voorzien van tenminste één opening voor spoelen en/of thermisch reinigen van het membraanfilter universeel toepasbaar is.

In een compacte voorkeursuitvoering is de zuive-30 ringsinrichting ondergebracht in een afsluitbare, vast opgestelde, omkasting.

De besturingseenheid, althans delen daarvan, kunnen ook op afstand van de inrichting geplaatst kunnen worden, en dan met de inrichting verbonden zijn door middel 35 van geleidende draden voor het aansturen van de instelbare onderdelen van de inrichting.

7

Wanneer het door het membraanfilter geleverde debiet na enige tijd vermindert kan het membraanfilter door de omkasting te openen uit de inrichting genomen worden voor reiniging of vervanging. Vervolgens wordt het gerei-5 nigde membraanfilter teruggeplaatst of wordt het nieuwe membraanfilter geplaatst waarna de omkasting weer wordt gesloten. De inrichting is dan gereed voor hernieuwd gebruik. De omkasting biedt bescherming aan de inrichting, en gaat vandalisme tegen. De omkasting is met name van belang in 10 openbare gelegenheden zoals bijvoorbeeld zwembaden of sportcentra opdat de inrichting bijvoorbeeld door vandalisme niet beschadigd wordt, en met name het membraanf ilter niet vernield of verwijderd wordt. De levering van legio-nella-vrij douchewater blijft zo optimaal gehandhaafd.

15 In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn middelen voorzien voor het bevestigen van de omkasting tegen een wand. Het geheel van zuiveringsinrichting en omkasting kan op een dergelijke manier bevestigd worden dat het zowel toepasbaar is voor douches met een gemeenschappelijke toe-20 voerleiding voor water - vooral gebruikt in sportcentra -alsmede toepasbaar is voor enkelvoudige douches volgens het mengkraanprincipe (waarbij met een mengkraan koud en heet water worden gemengd) met doucheslang. In het geval van een gemeenschappelijke toevoerleiding kan de zuiveringsinrich-25 ting bijvoorbeeld worden bevestigd tegen een muur/wand, een paneel of een paal.

Op voordelige wijze is de inrichting modulair samengesteld. Distributie, opslag, transport en verpakking van de inrichting wordt door de modulaire bouw vergemakke-30 lijkt. Montage van de inrichting is eenvoudigweg een handeling van het bevestigen van de omkasting en van het aansluiten van het eerste aansluitpunt op een toevoerleiding en het bevestigen van de uitgang aan het tweede aansluitpunt.

35 Op voordelige wijze is een terugstroombeveiliging voorzien tussen de toevoerleiding en het filter voor het 8 verhinderen van terugstroming van water uit de inrichting in de toevoerleiding. Bij wegvallen van de druk in het waterleidingnet wordt door de terugstroombeveiliging voorkomen dat vervuilingen, welke zich eventueel in het filter 5 hebben opgehoopt, in de toevoerleiding terechtkomen. Vervuiling van het waterleidingnet wordt voorkomen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is een debietre-gelaar voorzien tussen het filter en de uitgang voor het begrenzen van het debiet door het filter. Het maximale de-10 biet door het filter kan met behulp van de debietregelaar begrensd worden om beschadiging van het filter te voorkomen. De debietregelaar kan zodanig zijn uitgevoerd dat deze een in hoofdzaak constant debiet levert (de debietregelaar is aangepast aan een bepaald debiet). Wanneer de douchekop 15 is voorzien van een ingebouwde debietregelaar kan de debietregelaar eventueel worden weggelaten uit de zuiveringsinrichting. De in de douchekop ingebouwde debietregelaar neemt dan de functie over van debietregelaar voor de zuiveringsinrichting. De in de douchekop ingebouwde debietrege-20 laar dient geschikt te zijn om het debiet door de zuiveringsinrichting op gewenste wijze te regelen.

Bij voorkeur is het tweede aansluitpunt geschikt voor directe aansluiting op een douchekop of de slang van een douchekop. In het geval dat de douchekop direct wordt 25 aangesloten op het tweede aansluitpunt van de inrichting wordt de afstand die het gefilterde water af moet leggen voordat het de douchekop verlaat geminimaliseerd. De kans dat het gefilterde water alsnog verontreinigd wordt door contact met (leiding)oppervlakken wordt zo sterk vermin-30 derd. Doordat de zuiveringsinrichting binnenin de omkasting is ondergebracht kunnen bestaande douchekoppen zonder modificatie gebruikt worden voor aansluiting op de zuiveringsinrichting. In de douchekop zelf zijn geen onderdelen van de zuiveringsinrichting opgenomen. In het geval dat de dou-35 chekop middels een doucheslang wordt aangesloten op het tweede aansluitpunt kan de douchekop gemakkelijk vastgehou- 9 den en gehanteerd worden tijdens het douchen. In de douchekop zelf zijn immers geen onderdelen van de zuiveringsinrichting opgenomen.

Bij voorkeur is het filter een membraanfilter, 5 dat bij voorkeur een maximale poriegrootte van 0,2 of 0,22 μτη absoluut heeft. Met deze poriegrootte kan gezorgd worden voor een grote reductie van bacteriën zoals bijvoorbeeld E-coli, cryptosporidium, giardia, faecale streptococcen, sporen sulfiet reducerende clostridia, pseudomonas aeruginosa, 10 salmonella. Opgemerkt wordt dat door het toepassen van een kleinere poriegrootte dan 0,2 of 0,22 μτη absoluut deeltjes met een grootte kleiner dan 0,2 of 0,22 μτη absoluut, kunnen worden gereduceerd.

Op voordelige wijze omvatten de middelen om het 15 filter uit de inrichting te kunnen nemen voor vervanging snelkoppelingen. Het losnemen en aanbrengen van een filter gebeurt door het "los- en vastklikken" van het filter met behulp van de snelkoppelingen, hetgeen gemakkelijk door personeel gedaan kan worden. Behalve snelkoppelingen kunnen 20 ook andere typen verbindingen worden toegepast.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de afstand tussen de uitlaatzijde van het filter tot het tweede aan-sluitpunt geminimaliseerd. Hierdoor wordt de kans dat het gefilterde water alsnog verontreinigd wordt door contact 25 met het oppervlak van de leiding of slang tussen het filter en het tweede aansluitpuht sterk verminderd.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding kan een drukregelaar voorzien zijn voor het begrenzen van de waterdruk in het filter, waarbij de drukregelaar bij voorkeur is 30 geplaatst stroomopwaarts van het eerste aansluitpunt, zodat de installateur een op de betreffende situatie afgestemde drukregelaar plaatsen. Beschadiging van het filter ten gevolge van te hoge drukken wordt door de drukregelaar voorkomen.

35 De uitvinding voorziet voorts in een douche-in stallatie omvattend een toevoerleiding voor leidingwater 10 met daarop aangesloten een zuiveringsinrichting zoals hiervoor beschreven.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn meerdere zuiveringsinrichtingen op de toevoerleiding aangesloten. De 5 douche-installatie kan zo toepassing vinden in gemeenschappelijke voorzieningen met meerdere douches zoals sportcentra, zwembaden etc.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zal hierna bij wijze van voorbeeld aan de hand van figuren be-10 schreven worden. Getoond wordt in:

Figuur 1 een schema van een douche-installatie welke voorzien is van een zuiveringsinrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een voorbeeld in vooraanzicht van de in 15 figuur 1 weergegeven zuiveringsinrichting, in een eerste uitvoering, met geopende omkasting; en figuur 3 een voorbeeld in vooraanzicht van de in figuur 1 weergegeven zuiveringsinrichting, in een tweede uitvoering, met geopende omkasting.

20 De in figuur 1 getoonde douche-installatie 1 voor een gemeenschappelijke voorziening omvat een aantal (bijvoorbeeld 20) identieke douche-eenheden 21 waarvan er één in figuur 1 getoond is. Elke douche-eenheid 21 heeft een corresponderende, modulair uitgevoerde zuiveringsinrichting 25 2. Eén zuiveringsinrichting 2 is in detail weergegeven. De douche-eenheden zijn middels corresponderende aftakkingen 35 aangesloten op een (gemeenschappelijke) toevoerleiding 3.

De zuiveringsinrichting 2 is opgenomen in een om-30 kasting 17, van bijvoorbeeld kunststof of metaal, welke voorzien is van een afsluitbare deur. De inrichting 2 omvat een in een capsule opgenomen filter 6, een afsluiter 31, en, aan het aansluitpunt 12, een debietregelaar 8. De terugstroombeveiliging 9 sluit automatisch wanneer de lei-35 dingwaterdruk wegvalt. Door eventueel een drukregelaar te voorzien in iedere zuiveringsinrichting 2 stroomopwaarts 11 van het filter 6, bij voorkeur vóór de aansluiting 11, is elk filter 6 op zich beschermd tegen beschadiging ten gevolge van te hoge drukken in het leidingstelsel.

Een aansluiting 30a van de zuiveringsinrichting 2 5 is middels bevestigingsmiddelen 11 aangesloten op de corresponderende aftakking 35 van de toevoerleiding 3. De zuiveringsinrichting 2 is tevens voorzien van een (optionele) aansluiting 30b welke in plaats van aansluiting 30a gebruikt kan worden voor aansluiting op een toevoerleiding in 10 het geval de zuiveringsinrichting 2 wordt aangesloten op een mengkraan voor het mengen van koud en heet water (aansluiting 30a bevindt zich op een andere plaats op de behuizing 17 dan aansluiting 30b). Een douchekop of doucheslang met douchekop 5 is middels bevestigingsmiddelen 12 aange- i 15 sloten op de zuiveringsinrichting 2.

Verder kan in de gemeenschappelijke toevoerleiding 3 optioneel nog een (met streeplijn getoonde) terug-stroombeveiliging 23 voorzien zijn. De terugstroombeveili-gingen 9, 23 worden bij voorkeur gekozen in overeenstemming 20 met NEN 1717. Bevestigingsmiddelen 10 zijn voorzien om het filter 6 in de zuiveringsinrichting 2 te bevestigen en daaruit los te nemen voor reiniging of vervanging daarvan.

De hoofdcomponenten van de zuiveringsinrichting 2 zijn met elkaar verbonden middels slangen of pijpjes 15,16. De leng-25 te van slang/pijp 16 is geminimaliseerd zodat het door het filter 6 gefilterde water direct wordt afgegeven aan douchekop of doucheslang met douchekop 5. De kans dat het gefilterde water alsnog verontreinigd wordt door contact met het oppervlak van slang/pijp 16 wordt daardoor geminimali-30 seerd. In de leiding 16 is opgenomen een afsluiter 31, benedenstrooms van de debietregelaar 8.

Parallel aan de leiding 15 strekt zich een spoel-leiding 18 uit, vanaf aansluiting 19, via een afsluiter 14, tot in de leiding 16, direct benedenstrooms van de uitlaat-35 zijde van het filter 6. j i ί ! 12

Het filter 6 is voorzien van aftakopeningen 40 en 41, respectievelijk aan het bovenstroomse en het beneden-stroomse eind van het filter 6 die toegang bieden tot af-takleidingen 42a, 42b. De openingen 40 en 41 zijn respec- 5 tievelijk afsluitbaar/te openen met met de hand instelbare afsluiters 44,45 in aftakleidingen 42a,b. Indien de afsluiters open/dicht afsluiters zijn kunnen aanvullend debietre-gelaars 43a,b zijn opgenomen in de aftakleidingen 42a,42b (figuur 1). Temperatuursensors 13a,13b zijn opgenomen in de 10 aftakleidingen 42a,42b, bovenstrooms of benedenstrooms de afsluiters 44,45. In de aftakleidingen zijn verder terugslagkleppen 46,47 opgenomen. De aftakleidingen 42a,42b komen samen in een afvoerleiding 51, met uit de omkasting 17 stekende uitmonding 51a, die kan worden aangesloten op een 15 verdere afvoer, indien gewenst. In een eenvoudige uitvoering, gestreept weergegeven in figuur 1, zijn de leidingen 42a,b, de debietregelaars 43a,b, de afsluiters 44,45, de temperatuursensors 13a,b en de terugslagkleppen 46,47 enkel uitgevoerd.

20 De leiding 18 kan aangesloten zijn op een toevoer van verwarmd (heet) water (meer dan 60 graden C.), verder niet weergegeven, en/of op een toevoer van onverwarmd spoelwater. Door de afsluiter 14 te openen en de afsluiter 31 te sluiten kan water voor reiniging van het filter 6 25 vanaf de uitlaatzijde, dus tegengesteld aan de normale stromingsrichting, door het filter 6 worden gedwongen. Door afsluiter 44 te openen kan het water met verontreinigingen en bacteriën worden afgevoerd via aftakopening 40, aftak-leiding 42b, afvoerleiding 51 en uitgang 51a.

30 Aldus kan het filter 6 thermisch gereinigd worden of gewoon gespoeld worden.

Alternatief kan ook worden gespoeld via leiding 15, waarbij de afsluiters 31 en 14 worden gesloten en de afsluiter 45 wordt geopend, zodat het filter 6 doorspoeld 35 wordt en spoelwater afgevoerd kan worden via aftakleiding 42b, afvoerleiding 51 en uitgang 51a.

13

In een verder alternatief kunnen bij voomoemd thermisch reinigen en spoelen beide openingen 40 en 41 geopend worden, zodat een verwijdering van bacteriën aan beide zijden van het filter 6 plaatsvindt.

5 Het is ook mogelijk om tijdens het douchen een of beide afsluitbare openingen 40,41 open te houden, zodat althans enige van de verontreinigingen kunnen worden afge-voerd, zonder dat daarvoor een toegevoegd, op het douchen volgend proces behoeft te worden doorlopen. Hiertoe kunnen 10 de afsluiters (kranen) 44 en 45 al door een installateur vooraf zijn ingesteld op een bepaald debiet, bijvoorbeeld van 1/4 liter/minuut. Door de omkasting kan de gebruiker de instelling, die kan zijn afgestemd op de situatie ter plaatse (eventuele meerdere parallelle douche-installa-15 ties), niet zelfstandig wijzigen, zodat de spoelwerking optimaal kan blijven.

De temperatuursensors 13a,b kunnen daarbij tijdens het douchen steeds meten of het douchewater niet te warm is/wordt. De besturingseenheid kan dan ingericht zijn 20 om de afsluiter 31 te sluiten, zodat bij verbrandings-gevaar, in het bijzonder gevaarlijk in inrichtingen en in zorginstellingen, het douchen onderbroken kan worden. Door de aftakleidingen passeert er tijdens het douchen altijd water langs een temperatuursensor.

25 Door de af takopeningen 40,41 zal het filter 6 ook, eventueel permanent, ontlucht kunnen worden.

De reiniging van het filter 6 geschiedt bij voorkeur door middel van conventionele thermische reiniging met warm water, bij voorkeur tussen 60 en 70 graden Celsius. De 30 afsluiter 31 waarborgt dat de kans op verbranding bij douchen wordt geminimaliseerd: het warme (spoel)water kan niet naar de douchekop 5 stromen.

Het filter 6 dient bij normaal gebruik vervangen of gereinigd te worden wanneer de kwaliteit van het lei-35 dingwater of het debiet van het uitgaande douchewater daartoe aanleiding geeft. Voorts dient het filter 6 minimaal 14 één keer per jaar vervangen te worden, ook bij minimaal gebruik.

Normaal gebruik heeft betrekking op de hieronder vermelde waarden voor respectievelijk de hoeveelheid te 5 filteren medium en het debiet van het te filteren medium.

Het reinigingsprogramma en/of spoelprogramma wordt aangestuurd door besturingseenheid 100, aangebracht in de omkasting 17, of daarbuiten. De besturingseenheid 100 omvat een instelpaneel 101, een timer 102 en een geheu-10 gen/comparator 103. De besturingseenheid ontvangt een meet-signaal van de t empera tuur sensor (s) 13, en kan een of meerdere van de voornoemde afsluiters (indien de afsluiters 44 en 45 handbediende kranen zijn deze niet) aansturen, alsmede de eventuele (indien de afsluiters 44 en 45 daarvan 15 zijn voorzien, als aparte regelaars) debietregelaars. Het programma kan via instelpaneel 101 worden ingesteld op spoel/reinigingsduur, -frequentie en -temperatuur. Indien het programma niet naar behoren wordt uitgevoerd kan de besturingseenheid de afsluiter 31 gesloten houden en kan via 20 rode lamp 60 een waarschuwingssignaal worden af gegeven. Indien de toestand van de inrichting in orde is, op juiste wijze gespoeld/gereinigd is, kan de besturingseenheid via groene lamp 61 een veilig signaal afgeven. De lampen 60,61 kunnen eventueel in een enkele, tweekleurige lamp worden 25 gecombineerd.

De besturingseenheid 100 kan met behulp van de timer 102 en comparator 103 bepalen of een filter op tijd (bijvoorbeeld na 12 maanden) vervangen is. Indien die termijn is overschreden, kan dat worden aangegeven met de rode 30 lamp 60. De afsluiter 31 kan dan door de besturingseenheid gesloten worden gehouden.

Het filter 6 is bij voorkeur een membraanfilter, volgens de HIMA methode getest, voor 0,2 μτη membranen 107 reductie Brevundimonas diminuta (ATCC 19146 bacterie/cm2) 35 (ASTM designation: F838-83 (reapproved 1988) Standard test method for determining bacterial retention of membrane fil- 15 ters utilized for liquid filtration). Normaal gebruik heeft betrekking op het dagelijks gebruik van het filter 6, na lange stilstand dient het filter 6 vervangen en/of gereinigd te worden voor gebruik. Tevens kan het filter 6 getest 5 zijn in overeenstemming met Food and Drug Administration (PDA) voorschriften. De maximaal te filteren hoeveelheid inkomend leidingwater wordt bepaald door a) de grootte van het filter 6 en het filteroppervlak, b) door een maximaal debiet zoals afgesteld met behulp van de debietregelaar 8, 10 c) door de douchekop of doucheslang met douchekop 5 met een eventueel ingebouwde debietregelaar. De (eventueel) in de douchekop 5 ingebouwde debietregelaar dient geschikt te zijn om het debiet door de zuiveringsinrichting 2 op gewenste wijze te regelen.

15 Dë hoeveelheid leidingwater die met het membraan- filter 6 kan worden behandeld is verder afhankelijk van de kwaliteit van het leidingwater. Bij een normale kwaliteit van het leidingwater (uitgaande van bijvoorbeeld water wat voldoet aan de geldende gemeenschapswetgeving, document 20 398L0083; Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water) is het filter 6 geschikt voor het zuiveren van enkele (tien)duizenden liters leidingwater (bij geschikt gekozen afmeting van het membraanfilter 6). Wanneer 25 het filter 6 verzadigd is dient het filter 6 volgens de voorschriften vervangen te worden. De verwijdering van le-gionella bacteriën blijft hierdoor gewaarborgd bij een voldoend grote volumestroom van uittredend douchewater. Middels de bevestigingsmiddelen 10 kan het membraanf ilter 6 30 door een eenvoudige handeling geplaatst respectievelijk verwijderd/vervangen worden.

Doordat elke zuiveringsinrichting 2, aangesloten op de toevoerleiding 3 voor leidingwater, is voorzien van een drukregelaar 4 wordt de maximaal optredende druk ter 35 plaatse van het filter 6 begrensd. Zo wordt beschadiging van het filter 6 ten gevolge van te hoge druk voorkomen.

16

In het in figuur 2 getoonde vooraanzicht van de modulaire zuiveringsinrichting 2 zijn overeenkomstige ver-wijzingscijfers gebruikt als in figuur 1. Het filter 6 kan eenvoudig losgenomen/aangebracht worden doordat de beves-5 tigingsmiddelen 10 als snelkoppelingen zijn uitgevoerd. Behalve snelkoppelingen kunnen ook andere typen verbindingen worden toegepast. De bevestigingsmiddelen 12 zijn bijvoorbeeld uitgevoerd als een gat met schroefdraad zodat een douchekop 5 of doucheslang met douchekop 5 direct daarin 10 kan worden vastgeschroefd. Vanwege de modulaire uitvoeringsvorm van de zuiveringsinrichting 2 kan deze eenvoudig gemonteerd, opgeslagen, getransporteerd en gehanteerd worden.

1027748

Claims (32)

1. Zuiveringsrichting voor het zuiveren van leidingwater voor een douche, omvattend een filter waarvan de inlaatzijde in werkzame verbinding staat met een eerste aansluitpunt van de inrichting en waarvan de uitlaatzijde 5 in werkzame verbinding staat met een tweede aansluitpunt van de inrichting, waarbij het eerste aansluitpunt geschikt is voor aansluiting op een toevoerleiding voor leidingwater en waarbij het tweede aansluitpunt geschikt is voor aansluiting op een uitgang voor gefilterd water naar een dou-10 che, waarbij de inrichting voorts voorzien is van een nabij de inlaatzijde en/of nabij de uitlaatzijde van het filter gelegen aftakleiding voor het spoelen en/of thermisch reinigen van het membraanfilter, en een parallelleiding voor water welke aangesloten is aan de uitlaatzijde van het fil-15 ter, waarbij in de verbinding tussen de uitlaatzijde van het filter en het tweede aansluitpunt een eerste afsluiter voorzien is en waarbij de parallelleiding voorzien is van een tweede afsluiter en van een aansluiting op een aanvoer-leiding voor water.

2. Zuiveringsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de parallelleiding is aangesloten op een toevoer van verwarmd water, en/of op een toevoer van onverwarmd spoelwater.

3. Zuiveringsinrichting volgens conclusie 1 of 25 2, waarbij de parallelleiding direct benedenstrooms van de uitlaatzijde van het filter aansluit op de verbinding tussen de uitlaatzijde en het tweede aansluitpunt.

4. Zuiveringsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij zowel aan de inlaatzijde als aan 10 27 748 . de uitlaatzijde van het filter een aftakleiding aanwezig is.

5. Zuiveringsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de aftakleiding(en) voorzien 5 is/zijn van een instelbare afsluiter.

6. Zuiveringsinrichting volgens conclusie 5, waarbij de instelbare afsluiter een kraan omvat.

7. Zuiveringsinrichting volgens conclusie 6, waarbij de kraan met de hand instelbaar is.

8. Zuiveringsinrichting volgens conclusie 5, waarbij de instelbare afsluiter een klep en een debietrege-laar omvat.

9. Zuiveringsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de aftakleiding is aangesloten 15 op een afvoerleiding, waarbij in de aftakleiding een terugslagklep kan zijn opgenomen.

10. Zuiveringsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorts voorzien van een besturingseenheid voor het uitvoeren van het spoelen en/of thermisch 20 reinigen, voorts bij voorkeur voorzien van timermiddelen voor het voor een bepaalde periode en op een bepaald tijdstip laten uitvoeren van het spoelen en/of thermisch reinigen, door de besturingseenheid de voornoemde afsluiters overeenkomstig te laten bedienen.

11. Zuiveringsinrichting volgens een der voor gaande conclusies, voorts voorzien van een indicator, zoals een lampje, dat een signaal afgeeft wanneer gespoeld en/of thermisch gereinigd wordt.

12. Zuiveringsinrichting volgens conclusie 11, 30 waarbij de indicator aangestuurd wordt om aan te geven dat er niet, niet voldoende lang en/of niet op de juiste temperatuur gespoeld/gereinigd is, in afwijking van een ingesteld programma.

13. Zuiveringsinrichting volgens een der conclu- 35 sies 10-12, voorts, bij voorkeur in de aftakleiding, voorzien van een temperatuurmeter, zoals een temperatuursensor, voor meting van de temperatuur van het douchewater, spoelwater en/of reinigingswater, welke temperatuurmeter een meetsignaal afgeeft aan de besturingseenheid.

14. Zuiveringsinrichting volgens conclusie 13, 5 waarbij de besturingseenheid ingericht is om op basis van het meetsignaal van de temperatuurmeter de indicator en/of de eerste en/of tweede afsluiters te bedienen, in het bijzonder indien de gemeten temperatuur beneden een normwaarde gelegen is.

15. Zuiveringsinrichting volgens een der voor gaande conclusies, voorts voorzien van een besturingseenheid met timermiddelen voor het bepalen van de verstreken gebruiksduur van het filter en middelen voor het vergelijken van de verstreken gebruiksduur met een normduur, voorts 15 van middelen voor het sluiten van de waterdoorgang tussen het eerste en het tweede aansluitpunt.

16. Zuiveringsinrichting volgens conclusie 15, voorts voorzien van een indicator, zoals een lampje, dat een signaal afgeeft overeenkomend met het resultaat van de 20 vergelijking verbruiksduur-normduur.

17. Zuiveringsinrichting volgens een der voor gaande conclusies, voorts voorzien van middelen voor het instellen van de normduur, spoeltijd, spoelduur, spoelfre-quentie, reinigingstijd, reinigingsduur en/of reinigings- 25 frequentie.

18. Zuiveringsinrichting volgens conclusie 17, waarbij de instelmiddelen beveiligd zijn tegen onbevoegd gebruik, bijvoorbeeld door een omkasting en afsluitmiddelen daarvoor.

19. Zuiveringsinrichting volgens een der conclu sies 10-18, waarbij de besturingseenheid voorzien is van middelen voor het registreren van de spoel- en/of reinigingsprocessen, naar tijdstip, duur, temperatuur, alsmede van middelen voor het (mogelijk maken van het) uitlezen van 35 die registratie.

20. Zuiveringsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het filter is opgenomen in een capsule die voorzien is van een aansluiting of aansluitingen voor de aftakleiding(en).

21. Zuiveringsinrichting volgens conclusie 20, waarbij de capsule op verwijderbare wijze aangebracht is in de inrichting, zoals met snelkoppelingen.

22. Zuiveringsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de zuiveringsinrichting is on- 10 dergebracht in een afsluitbare, vast opgestelde, omkasting.

23. Zuiveringsinrichting volgens conclusie 22, waarbij middelen zijn voorzien voor het bevestigen van de omkasting tegen een wand.

24. Zuiveringsinrichting volgens een der voor- 15 gaande conclusies, waarbij de inrichting modulair is samengesteld.

25. Zuiveringsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een terugstroombeveiliging is voorzien tussen de toevoerleiding en het filter voor het 20 verhinderen van terugstroming van water uit de inrichting in de toevoerleiding.

26. Zuiveringsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een debietregelaar is voorzien benedenstrooms van het filter, bij voorkeur nabij of in het 25 tweede aansluitpunt, voor het begrenzen van het debiet door het membraanfilter.

27. Zuiveringsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het tweede aansluitpunt geschikt is voor directe aansluiting op een douchekop of de slang 3. van een douchekop.

28. Zuiveringsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het filter een membraanfilter is, bij voorkeur met een maximale poriegrootte van 0,2 of 0,22 μπι absoluut.

29. Zuiveringsinrichting volgens een der voor gaande conclusies, aangevuld met een drukregelaar is voor- zien voor het begrenzen van de waterdruk in het filter.

30. Zuiveringsinrichting volgens conclusie 29, waarbij de drukregelaar is geplaatst bovenstrooms van het eerste aansluitpunt.

31. Douche-installatie omvattend een toevoerlei- ding voor leidingwater met daarop aangesloten een zuiveringsinrichting volgens een der voorgaande conclusies.

32. Douche-installatie volgens conclusie 30, waarbij meerdere zuiveringsinrichtingen op de toevoerlei-10 ding zijn aangesloten. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1027748