NL1026708C2 - Ventilatietoestel met rondgaande uitblaas. - Google Patents

Description

»

VENTILATIETOESTEL MET RONDGAANDE UITBLAAS

5 De onderhavige uitvinding betreft een ventilatie- toestel voor het recirculeren of verversen van lucht in een ruimte, omvattende: een behuizing met luchtverplaatsings-middelen; een luchtinvoer de behuizing in voor aanvoer van lucht; en een luchtuitvoer de behuizing uit en de ruimte in 10 voor uitstoot van een gerecirculeerde of verversende luchtstroom.

Dergelijke ventilatietoestellen zijn algemeen bekend, in het bijzonder die, welke in een systeemplafond kunnen worden verwerkt. Gewoonlijk hebben de toestellen een neer-15 waarts gerichte in onderaanzicht rechthoekige vorm om te passen in een dergelijk systeemplafond. Daarbij is het gebruikelijk dat de luchtuitvoer een aantal discrete openingen of gleuven omvat, die zich parallel aan de rechthoekige om-trekvorm in onderaanzicht van het ventilatietoestel uitstrek-20 ken.

De ventilatietoestellen volgens de bekende techniek vertonen als nadeel, dat de mogelijkheden voor het tot stand brengen van een luchtstroom in bepaalde, zo niet alle gewenste richtingen beperkt zijn. De oriëntatie van de de 25 luchtuitvoer vormende openingen langs de een rechthoek opspannende randen van het ventilatietoestel staat geen gelijkmatige luchtstroom in alle géwenste richtingen toe.

Met de onderhavige uitvinding is beoogd de bovengenoemde nadelen van de bekende techniek te verhelpen of al-30 thans te verminderen, waartoe een ventilatietoestel zich volgens de onderhavige uitvinding onderscheidt doordat de luchtuitvoer een rondgaande opening omvat zonder hoeken in de vorm daarvan. Daarmee is een mogelijkheid verschaft tot het 1026708 « 2 creëren van luchtstromen in alle gewenste richtingen van een ruimte.

In geprefereerde uitvoeringsvormen kan de luchtuit-voer cirkelvormig of ellipsvormig zijn, maar het is tevens 5 mogelijk dat de luchtuitvoer een nog altijd in hoofdzaak meerhoekige vorm heeft, maar met ten minste drie, elk in aanzienlijke mate afgeronde hoeken, voorzover een uit in hoofdzaak die hoeken afkomstige luchtstroom de ruimte in nog altijd afdoende is om het gewenste effect te bereiken.

10 Bij voorkeur strekt een kanaal zich uit, als onder deel van de luchtuitvoer, tussen de luchtverplaatsingsmidde-len en de opening. Hierdoor is bijvoorbeeld een centrale positionering mogelijk van de luchtinvoer, waaromheen de rondgaande opening zich dan kan uitstrekken. De luchtinvoer 15 mondt dan uit bij de luchtverplaatsingsmiddelen, die een luchtstroom door het kanaal naar de opening genereren. Aldus kan een compacte opstelling worden verwezenlijkt.

Bij voorkeur zijn in de opening richtmiddelen aangebracht voor het richten van de luchtstroom. Zo kan het wense- j 20 lijk zijn om afhankelijk van een koelende of verwarmende j functie van het ventilatietoestel de richting van de uitgestuurde luchtstroom in te stellen. Gewoonlijk zal daarbij een koelende luchtstroom meer horizontaal langs het plafond worden uitgestuurd en anderzijds zal een verwarmende lucht-25 stroom in hogere mate verticaal omlaag gericht worden. Om het ventilatietoestel volgens de onderhavige uitvinding voor beide toepassingen geschikt te maken, kunnen dergelijke richtmiddelen dienen. Bij voorkeur zijn die richtmiddelen dus instelbaar, om één en hetzelfde ventilatietoestel volgens de 30 uitvinding geschikt te maken voor naar keuze een koelende of verwarmende functie. Bij voorkeur wordt daarbij tevens in de behuizing een verwarmingselement, een koelelement of een 1026708 3 warmtewisselaar in het algemeen geplaatst om de desbetreffende functie te kunnen verwezenlijken.

In een uitvoeringsvorm met een naar de opening voerend kanaal en richtmiddelen, vertoont een ventilatie-5 toestel volgens de uitvinding bij voorkeur de eigenschap, dat de richtmiddelen een constrictie in het kanaal omvatten. Een dergelijke constrictie vormt een vernauwing in het kanaal, waarlangs de luchtstroom naar de opening toe moet bewegen, en als de positionering van de constrictie geschikt is gekozen, 10 leidt de instelling van de luchtstroom door het kanaal heen tot een gewenste uitstroomrichting, d.w.z. in meer of mindere mate horizontaal en/of verticaal georiënteerd.

Als de richtmiddelen instelbaar moeten zijn en een constrictie omvatten, dan is bij voorkeur de afstand tussen 15 de opening en de constrictie en het kanaal instelbaar voor het richten van de luchtstroom. Dit kan op diverse wijzen worden verwezenlijkt, afhankelijk van de vorm in onderaanzicht in gebruikstoestand van het ventilatietoestel volgens de uitvinding. Bijvoorbeeld, wanneer de opening, het kanaal 20 en de constrictie ringvormig zijn, hetgeen een uitermate gunstige en eenvoudige uitvoeringsvorm is, kan de constrictie een ring zijn in het kanaal, die bijvoorbeeld is opgehangen aan een schroefdraad met een mogelijkheid om de ring te verdraaien over de schroefdraad om zodanig de genoemde afstand 25 tussen de opening en de constrictie in te kunnen stellen.

Voor de constrictie zijn diverse uitvoeringsvormen binnen het kader van de uitvinding denkbaar, maar in het bijzonder wanneer de luchtinvoer centraal is gepositioneerd en de luchtuitvoer zich daaromheen uitstrekt, zal de uit de 30 luchtuitvoer stromende luchtstroom bij voorkeur weg zijn georiënteerd van de luchtinvoer, zodat een de luchtinvoer in stromende luchtstroom en de door het ventilatietoestel volgens de uitvinding gegenereerde uitgaande luchtstroom elkaar 1026708 4 zo min mogelijk verstoren. Dit kan bijvoorbeeld met de maatregelen van conclusie 11, of wellicht ook van conclusie 12 worden verwezenlijkt.

Dit laatste is bijvoorbeeld het geval in een uitvoe-5 ringsvorm, waarbij de opening de luchtinvoer omringt. Zoals hierboven reeds is vermeld leidt dit tot een zeer compacte en derhalve efficiënte configuratie. Daarbij kan bij de opening ten minste één schermelement zijn aangebracht voor het plaatselijk over een gedeelte van de lengte van de opening blokke-10 ren van de uit de opening stromende luchtstroom. Gebleken is, dat daarmee de kans op verstoring tussen de ingaande en uitstromende luchtstromen wordt verminderd omdat langs het schermelement een aanvoer van lucht naar de luchtinvoer is verschaft, zonder wezenlijke onderbreking van de uitgaande 15 luchtstroom en in hoofdzaak zonder effect op de mogelijkheden van het richten van die uitgaande luchtstroom. Bij voorkeur kan daarbij gebruik worden gemaakt van een aantal scherm-elementen, die daarbij gelijkmatig om de luchtinvoer verspreid zijn aangebracht. Aldus wordt een optimale weg naar de 20 luchtinvoer verschaft, in hoofdzaak zonder verstoring van de uitgaande luchtstroom.

Tevens betreft de onderhavige uitvinding een ventila-tietoestel op zich, waarbij de luchtuitvoer ten minste één opening omvat met richtmiddelen voor het richten van de 25 luchtstroom volgens conclusie 16, en als luchtinvoer voor een ventilatietoestel volgens de uitvinding dienend ventilatie-rooster.

Hieronder zal in meer detail een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding worden beschreven ten behoeve van 30 een verbeterd begrip daarvan, en in samenhang met de bijgevoegde tekeningen, waarin dezelfde of gelijksoortige onderdelen en componenten worden aangeduid met dezelfde referen-tienummers, en waarin: 1026708 5 fig. 1 een perspectivisch onderaanzicht toont van een ventilatietoestel volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 een onderaanzicht toont van het ventilatietoestel uit fig. 1/ 5 fig. 3 een onderaanzicht toont van een alternatieve uitvoeringsvorm van een ventilatietoestel volgens de onderhavige uitvinding; fig. 4 een zijaanzicht in dwarsdoorsnede langs de lijn IV-IV in fig. 3 toont; 10 fig. 5 het met V aangeduide detail in fig. 4 toont.

In fig. 1 is een ventilatietoestel 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond. Deze omvat een behuizing 2 met daarin (niet getoonde) luchtverplaatsingsmiddelen. Aan de zijkant van de behuizing 2 is een luchtinvoer 3 aangebracht, 15 die in open verbinding staat met de (niet getoonde) luchtverplaatsingsmiddelen. Als alternatief is het tevens mogelijk als luchtinvoer gebruik te maken van een rooster 4 aan de in gebruik onderzijde van het ventilatietoestel 1.

Eveneens aan de onderzijde van het ventilatietoestel 20 1 is, rondom het rooster 4 een opening aangebracht, die dienst doet als luchtuitvoer of uitblaasopening.

De opening 5 is cirkelvormig en rondgaand, d.w.z. dat de opening 5 geen hoeken vertoont of scherpe richtingsveran-deringen, waar het uitblazen van lucht bij dergelijke hoeken 25 of richtingsveranderingen slechts moeizaam en vaak niet te bewerkstelligen zou zijn.

Verder zijn in de opening 5 beugels 6 aangebracht, die dienst doen als schermelement. Voor de beugels 6 langs is een luchtstroom naar het in de beoogde toepassing als lucht-30 invoer dienende rooster 4 mogelijk, terwijl langs de beugels 6 en opening 5 uit een uitgeblazen luchtstroom hierdoor niet wordt gehinderd.

1026708 6

Ter verduidelijking van het voorgaande m.b.t. fig. 1 is in fig. 2 een onderaanzicht getoond van het in fig. 1 getoonde ventilatietoestel 1. Uit het onderaanzicht van fig.

2 blijkt nog duidelijker de cirkelvorm van de opening 5, die 5 dienst doet als luchtuitvoer. Hierbij wordt opgemerkt, dat de opening 5 nog diverse andere uitvoeringsvormen kan hebben, bijv. ellipsvormig, of zelfs in hoofdzaak meerhoekig met ten minste drie, bij voorkeur sterk afgeronde hoeken, die in die mate zijn afgerond, dat het beoogde effect van het genereren 10 van een luchtstroom in in hoofdzaak alle richtingen wordt bereikt. De luchtstroom uit het ventilatietoestel 1 is in fig. 2 aangeduid met pijlen A.

In de uitvoeringsvorm van fig. 2 zijn zes beugels 6 verschaft, die alle een breedte hebben voor het bereiken van 15 het bovenbeschreven effect van een schermelement. Er zijn zes beugels aangebracht, die gelijkmatig zijn verdeeld om de omtrek van de opening 5.

In fig. 3 is een onderaanzicht getoond van een alternatief voor de uitvoeringsvorm van fig. 2. In de plaats van 20 het uit lamellen bestaande rooster 4 van fig. 1 of 2, wordt hier gebruik gemaakt van een zichtplaat 7 met daarin een aantal gaten om als luchtinvoer te dienen voor aanvoer van lucht naar de luchtverplaatsingsmiddelen. Waar in de uitvoeringsvorm van fig. 1 of 2 derhalve in hoofdzaak gebruik kan 25 worden gemaakt van de op een toevoer aan te sluiten luchtinvoer 3, is de luchtinvoer 3 in de uitvoeringsvorm van fig. 3 niet verschaft, en wordt specifiek en alleen gebruik gemaakt van een luchtinvoer aan de in gebruik onderzijde van het ventilatietoestel volgens de onderhavige uitvinding. Ook in 30 de hier getoonde uitvoeringsvorm van fig. 3 wordt gebruik gemaakt van beugels 6, die in deze uitvoeringsvorm echter breder zijn gekozen en vormgegeven dan in de uitvoeringsvorm van fig. 1 of 2. Dit is verwezenlijkt om de toevoer van lucht 1026708 t 7 naar de als luchtinvoer dienende zichtplaat 7 nog verder te optimaliseren, hetgeen nog meer nodig kan zijn, aangezien in de hier in fig. 3 getoonde uitvoeringsvorm hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van de zichtplaat 7 als luchtinvoer en 5 verder mogelijk niet wordt vertrouwd op de luchtinvoeren 3 ook niet voor bijv. aanvullende aanvoer voor verversende lucht, zoals die in fig. 1 of fig. 2 zijn getoond. Zo zal de uitvoeringsvorm van fig. 1 of fig. 2 vaak in hogere mate zijn bedoeld voor luchtverversing, terwijl de uitvoeringsvorm van 10 fig. 3 meer zal zijn toegespitst op gebruik voor luchtrecirculatie.

In fig. 4 is een zijaanzicht in doorsnede getoond langs de lijn IV-IV in fig. 3. Een instromende luchtstroom is aangeduid met pijl B. Deze komt in de behuizing in een in 15 opwaartse richting convergerende geleider, die de luchtstroom B voert naar (niet getoonde) luchtverplaatsingsmiddelen. Desgewenst kan boven het opwaarts convergerende element 8 ook een koeler, een verwarming of een andere vorm van warmtewisselaar (niet getoond) zijn aangebracht. Onder inwerking 20 van de (niet getoonde) luchtverplaatsingsmiddelen en eventueel een koeler, verwarming of andere warmtewisselaar, komt een uit te blazen luchtstroom pijl A in een kanaal 9, dat voert naar de opening 5.

De binnenwaarts georiënteerde wand 10 van het kanaal 25 9 vertoont een kromming of welving om bij 11 te divergeren ten opzichte van de buitenwaarts georiënteerde wand 12 van het kanaal 9, en bij 13 vertoont de binnenwaarts georiënteerde wand 10 een neerwaarts en buitenwaarts georiënteerde kromming 13. Dit is in meer detail getoond in fig. 5.

30 In fig. 5 is ook duidelijk een kegelvormige construc tie 14 getoond, die zich in het kanaal 9 uitstrekt. Aldus wordt een vernauwing van het kanaal 9 gevormd, waaromheen de luchtstroom beweegt. In de in fig. 5 getoonde stand van de 1026708 ♦ 8 constrictie 14 is het kanaal 9 in het bijzonder geschikt gemaakt voor het uitblazen van koelere lucht in de richting van pijl A'. Daarbij wordt koelere lucht meer in horizontale richting onder het (niet getoonde) plafond van een ruimte 5 langs om een goede verspreiding van koudere lucht, die de neiging heeft te dalen, te verzekeren.

In het kanaal 9 aan de buitenwaarts georiënteerde wand 12 daarvan is een aantal nokken 15 aangebracht. De in dwarsdoorsnede driehoekige constrictie 14 rust met het boven-10 ste been 16 daarvan op de nokken 15. De constrictie 14 is ringvormig, net als de opening 5, zodat de bovenkant 16 van de constrictie 14 ook daadwerkelijk op de nokken 15 blijft hangen. Als de constrictie 14 wordt verdraaid of gedraaid in het kanaal 9, komt de constrictie 14 te rusten op een been 17 15 aan de bovenkant 16 van de constrictie 14. Het been 17 heeft een in omtrekrichting toenemende lengte, zodat verdraaiing van de constrictie 14 in het kanaal 9 leidt tot een opwaartse verplaatsing van de constrictie 14, zoals met streeplijnen in fig. 5 is aangeduid. In de hogere stand van de constrictie 14 20 is het kanaal 9 meer geschikt gemaakt voor het uitblazen van warme of verwarmde lucht in de richting van pijl A, hetgeen meer in verticaal neerwaartse richting is georiënteerd, dan de uitblaasrichting van pijl A'. De reden, dat dit beter past bij het uitblazen van warme of verwarmde lucht is, dat die de 25 neiging heeft om te stijgen en aldus met een meer verticaal neerwaarts georiënteerde uitblaasrichting een betere verspreiding van de warme of verwarmde lucht te bewerkstelligen is.

Het zal duidelijk zijn, dat na kennisneming van de 30 voorgaande beschrijving van enkele uitvoeringsvoorbeelden van de ventilatietoestellen volgens de onderhavige uitvinding, zich diverse alternatieve en aanvullende uitvoeringsvorm aan de vakman zullen opdringen. Deze dienen alle, voor zover niet 1026708 t % 9 op hoofdzaken afwijkend van de bijgevoegde conclusies, in het bijzonder de onafhankelijke conclusies, te worden beschouwd als gelegen binnen de door die conclusies gedefinieerde beschermingsomvang. Zo is het mogelijk om één of ander soort 5 klep te gebruiken om te schakelen tussen aanvoer van lucht via de luchtinvoeren 3 of via een rooster 7 of 4. Een dergelijk aspect is in het voorgaande niet aan de orde geweest. Het gebruik van een verwarming of koeling of ander warmte-wisselelement is al wel genoemd. De luchtverplaat-10 singsmiddelen kunnen op een willekeurig geschikte manier zijn vormgegeven. De breedte van de beugels kan instelbaar zijn, afhankelijk van invoer van lucht naar de luchtverplaatsings-middelen via de luchtinvoeren 3 of via een rooster 4 of 7. Aldus kunnen de beugels 6 breder of smaller worden gemaakt.

15 Zo blijkt, dat nog veel varianten mogelijk zijn, die niet expliciet in het voorgaande aan de orde zijn geweest.

1026708

Claims (22)

1. Ventilatietoestel voor het recirculeren of verver-5 sen van lucht in een ruimte, omvattende: - een behuizing met luchtverplaatsingsmiddelen; - een luchtinvoer de behuizing in voor de aanvoer van lucht; en - een luchtuitvoer de behuizing uit en de ruimte in voor 10 uitstoot van een gerecirculeerde of verversende luchtstroom, waarbij de luchtuitvoer een rondgaande opening omvat zonder hoeken in de vorm daarvan.

2. Ventilatietoestel volgens conclusie 1, waarbij de opening van de luchtuitvoer cirkelvormig is.

3. Ventilatietoestel volgens conclusie 1, waarbij de opening van de luchtuitvoer ellipsvormig is.

4. Ventilatietoestel volgens conclusie 1, waarbij de opening van de luchtuitvoer meerhoekig is met ten minste drie afgeronde hoeken.

5. Ventilatietoestel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de luchtuitvoer in de behuizing een langgerekt kanaal omvat, dat een doorgang voor lucht vormt tussen de luchtverplaatsingsmiddelen en de opening, waarbij het kanaal bij de opening in de ruimte uitmondt.

6. Ventilatietoestel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarin bij de opening richtmiddelen zijn aangebracht voor het richten van de luchtstroom.

7. Ventilatietoestel volgens conclusies 6, waarbij de richtmiddelen instelbaar zijn.

8. Ventilatietoestel volgens conclusies 5 en 6, waar bij de richtmiddelen een constrictie in het kanaal omvatten. 1026708 I ,

9. Ventilatietoestel volgens conclusies 7 en 8, waarbij de afstand tussen de opening en de constrictie in het kanaal instelbaar is voor het richten van de luchtstroom.

10. Ventilatietoestel volgens conclusie 8 of 9, waar-5 bij de opening, het kanaal en de constrictie ringvormig zijn.

11. Ventilatietoestel volgens conclusie 8, 9 of 10, waarbij de constrictie zich vanaf een met de buitenzijde van de behuizing overeenkomende wand van het kanaal binnenwaarts het kanaal in uitstrekt.

12. Ventilatietoestel volgens conclusie 11, waarbij een tegenovergelegen de constrictie gelegen wand van het kanaal in de richting van de opening buitenwaarts divergeert.

13. Ventilatietoestel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de opening de luchtinvoer 15 omringt.

14. Ventilatietoestel volgens conclusie 13, waarin bij de opening ten minste één schermelement is aangebracht voor het plaatselijk over een gedeelte van de lengte van de opening blokkeren van de uit de opening stromende lucht- 20 stroom.

15. Ventilatietoestel volgens conclusie 14, waarbij een aantal gelijkmatig om de luchtinvoer verspreide scherm-elementen zijn aangebracht.

16. Ventilatietoestel voor het recirculeren of ver- 25 versen van lucht in een ruimte, omvattende: - een behuizing met luchtverplaatsingsmiddelen; - een luchtinvoer de behuizing in voor de aanvoer van lucht; en - een luchtuitvoer de behuizing uit en de ruimte in voor 30 uitstoot van een gerecirculeerde of verversende luchtstroom, waarbij de luchtuitvoer ten minste één opening omvat met richtmiddelen voor het richten van de luchtstroom. 1026708 % $

17. Ventilatietoestel volgens conclusie 16, waarbij de richtmiddelen in de behuizing achter de opening in de stroomrichting van de lucht zijn aangebracht.

18. Ventilatietoestel volgens conclusies 16 of 17, 5 waarbij de richtmiddelen instelbaar zijn.

19. Ventilatietoestel volgens conclusies 16, 17 of 18, waarbij in de behuizing een van de luchtverplaatsings-middelen naar de opening voerend kanaal is gevormd en de richtmiddelen een constrictie in het kanaal omvatten.

20. Ventilatietoestel volgens conclusies 18 en 19, waarbij de afstand tussen de opening en de constrictie in het kanaal instelbaar is voor het richten van de luchtstroom.

21. Ventilatietoestel volgens conclusie 19 of 20, waarbij de opening, het kanaal en de constrictie ringvormig 15 zijn.

22. Ventilatierooster (4, 7), omvattende een lucht-uitvoer volgens ten minste één van de voorgaande conclusies en montagemiddelen voor het assembleren van het rooster en het ventilatietoestel. 1026708