NL1026707C2

NL1026707C2 - Ventilatietoestel.

Info

Publication number: NL1026707C2
Application number: NL1026707A
Authority: NL
Inventors: Patrick Johannes Hendr Janssen
Original assignee: Biddle B V
Priority date: 2004-07-23
Filing date: 2004-07-23
Publication date: 2006-01-24
Also published as: EP1619448B1; DE602005011075D1; ATE414878T1; EP1619448A1; ES2315786T3

Description

> t

VENTILATIETOESTEL

De onderhavige uitvinding betreft een ventilatie-5 toestel voor het recirculeren of verversen van lucht in een ruimte, omvattende: een behuizing met luchtverplaatsings-middelen; een luchtinvoer de behuizing in voor de aanvoer van lucht; en een in hoofdzaak onder- en zijdelings georiënteerde luchtuitvoer de behuizing uit en de ruimte in voor uitstoot 10 van een gerecirculeerde of verversende luchtstroom.

Dergelijke ventilatietoestellen worden, in de bekende techniek, veelal gebruikt als inbouwelement in systeemplafonds. Daarbij geldt, dat bij voorkeur de ventilatietoestellen zo veel als mogelijk aan de onderzijde daarvan in 15 lijn moeten liggen met overige delen van dat systeemplafond. Boven een dergelijk systeemplafond is slechts een beperkte inbouwhoogte beschikbaar voor de bekende ventilatietoestellen. Deze inbouwhoogte levert veelal problemen op, in het bijzonder met betrekking tot de aanvoer van lucht naar het 20 ventilatietoestel, die moet worden gebruikt voor het verversen van de lucht in de ruimte, waar het ventilatietoestel dan is opgehangen. Bij voorkeur wordt namelijk de aangevoerde lucht in alle richtingen door de ruimte verspreid, hetgeen bij voorkeur gepaard gaat met een luchtinvoer aan de boven-25 zijde van de behuizing, maar dit is vanwege de beperkte inbouwhoogte veelal niet mogelijk en levert bovendien problemen op bij het aanleggen van luchtgeleiders, en het aansluiten daarvan op de bekende ventilatietoestellen, omdat die aansluiting aan de bovenzijde van de behuizing van die venti-30 latietoestellen moet plaatsvinden.

Met de uitvinding is beoogd om de bovengenoemde nadelen van de bekende techniek te verhelpen of althans te verminderen en ook om andere voordelen te verschaffen, waartoe 1026707 / /- 2 een ventilatietoestel volgens de onderhavige uitvinding zich onderscheidt doordat de luchtinvoer zijdelings is georiënteerd ten opzichte van de behuizing en via een over de luchtverplaatsingsmiddelen aangebracht kanaal in verbinding 5 staat met de luchtverplaatsingsmiddelen in de behuizing.

Aldus is met een aanvulling op het ventilatietoestel in de vorm van het genoemde kanaal een aanzienlijke verbetering verschaft, waarbij aanvoer van lucht boven langs de behuizing in is verwezenlijkt en aldus uitstoot van luchtstromen in 10 alle richtingen onder uit de ventilatietoestellen mogelijk is gemaakt, terwijl zijdelingse aansluiting op luchttoevoerge-leiders eveneens is mogelijk gemaakt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de luchtuitvoer in hoofdzaak rondom het ventilatietoestel georiënteerd. Dat wil 15 zeggen, dat uitstoot van luchtstromen ook daadwerkelijk in alle richtingen is verwezenlijkt.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm zijn richt-middelen aangebracht in de luchtuitvoer voor het richten van de luchtstromen het ventilatietoestel uit. In een uitvoe-20 ringsvorm, waarbij gebruik wordt gemaakt van een koeler, een verwarming, een warmtewisselaar of een ander dergelijk lucht-behandelsysteem, kan gebruik worden gemaakt van dergelijke richtmiddelen om de uit te stoten luchtstromen een oriëntatie te geven ten opzichte van de horizontaal, die optimaal is om 25 te koelen, te verwarmen, etc. Als gebruik wordt gemaakt van een dergelijk element, is dat bij voorkeur tussen de luchtverplaatsingsmiddelen en de luchtuitvoer opgesteld. Aldus legt de lucht een zo kort mogelijke weg af om een zo hoog mogelijk effect te hebben op de ruimte.

30 Als aanvulling kan gebruik worden gemaakt van een extra luchtinvoer voor recirculatie van lucht uit de ruimte, welke luchtinvoer neerwaarts kan zijn georiënteerd. Het betreft derhalve niet alleen een ventilatietoestel voor lucht- 1028707 t 3 verversing, maar tevens voor luchtrecirculatie, hoewel verversing toch een hoofdzaak en recirculatie als optie worden beschouwd.

Bij voorkeur vertoont het kanaal in een gebruikstoe-5 stand van het ventilatietoestel een grotere breedte dan de hoogte daarvan. Aldus kan, rekening houdend met de capaciteit van de luchtverplaatsingsmiddelen, een afdoende luchtdoor-voercapaciteit worden gekozen door het kanaal heen, zonder de inbouwhoogte van het ventilatietoestel onaanvaardbaar te 10 verhogen.

Bij voorkeur vertoont de luchtinvoer een koppel-element en is daarmee aan te sluiten op een toevoer voor invoer van op afstand behandelde of afkomstige lucht. Aldus kan het ventilatietoestel worden opgehangen en gemonteerd en 15 vervolgens met de bedoelde koppelelementen worden aangesloten op de betreffende toevoer, hetgeen een aanzienlijke vereenvoudiging oplevert ten opzichte van een aansluiting of koppelelement aan de bovenzijde van de behuizing, waar de toegang moeilijk is en derhalve tevens het aansluiten van het 20 koppelelement moeilijk te bewerkstelligen is.

De onderhavige uitvinding zal nader worden beschreven aan de hand van een expliciet uitvoeringsvoorbeeld van een ventilatietoestel volgens de onderhavige uitvinding, zoals dat in de bijgevoegde tekeningen is getoond, waarin: 25 fig. 1 een perspectivisch onderaanzicht toont van een ventilatietoestel volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 een perspectivisch bovenaanzicht toont van hetzelfde ventilatietoestel als fig. 1; en fig. 3 schematisch een schets toont van het werkings-30 principe van het ventilatietoestel in fig. 1 en fig. 2.

In fig. 1 is een ventilatietoestel 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond. Het ventilatietoestel 1 is in de hier getoonde uitvoeringsvorm geschikt voor het recircule- _1026707_ f 4 ren en/of verversen van lucht in een ruimte. Het ventilatie-toestel 1 omvat een behuizing 2 met daarin een de luchtver-plaatsingsmiddelen vormende ventilator 3, die bijvoorbeeld kan zijn gebaseerd op een elektromotor.

5 Het ventilatietoestel 1 omvat verder een frontplaat 4 met een uitstootopening 5, waarlangs luchtstromen in de richting van pijlen A uit het ventilatietoestel 1 worden gestuurd onder inwerking van de ventilator 3. De uitstootopening 5 is cirkelvormig, maar kan tevens ellipsvormig of rechthoekig of 10 meerhoekig zijn of uit discrete spleten bestaan, waarvan elke zich langs een rand van de frontplaat 4 zou kunnen uitstrekken. Opening 5 kan ook driehoekvormig verlopen. Aldus is in de hier getoonde uitvoeringsvorm van het ventilatietoestel 1 uitstoot van luchtstromen in alle richtingen in principe 15 mogelijk.

Boven op de behuizing 2 is een kast 6 geplaatst, die zich langs een zijwand 7 van de behuizing 2 en over het bovenoppervlak 8 daarvan uitstrekt. De kast 6 definieert een kanaal van de met de zijwand 7 overeenkomende zijde van het 20 ventilatietoestel 1 naar de bovenzijde daarvan. Met bovenzijde wordt vanzelfsprekend gerefereerd aan de gebruikstoestand, waarin het ventilatietoestel 1 is gemonteerd in een systeemplafond.

Aan de zijde van de kast 6, die overeenkomt met de 25 zijwand 7, zijn koppelelementen 9 aangebracht om aangesloten te worden op luchtslangen of soortgelijke componenten, die dienen voor aanvoer van lucht naar het ventilatietoestel, die bijv. op afstand kan zijn gekoeld of verkregen, bijvoorbeeld uit de omgeving van het gebouw met daarin de ruimte met het 30 ventilatietoestel 1. De koppelelementen 9 zijn aldus zijdelings georiënteerd, hetgeen een gemakkelijke aansluiting van de koppelelementen 9 op bijvoorbeeld de genoemde luchtslangen optimaliseert.

1026707 * 5

De behuizing 2 omvat aan de bovenzijde daarvan een ingang 10, waar overheen de kast 6 zich uitstrekt. Aldus strekt het door de kast 6 gevormde kanaal zich uit van de koppelelementen 9 tot aan de opening 10 in de bovenzijde 8 5 van de behuizing 2. Direct onder de opening 10 bevindt zich de ventilator 3, die een uitvoeringsvorm is van luchtver-plaatsingsmiddelen. Aldus worden de in fig. 3 getoonde ver-plaatsingsbanen van luchtstromen verwezenlijkt onder inwerking van de ventilator 3.

10 Naast dé ventilator 3, en bij voorkeur rondom de ventila tor 3, is nog een element 11 aangebracht. Dit element kan een koeler zijn of een verwarming, of meer in het algemeen kan het element 11 een warmtewisselaar zijn. In het deel van het verplaatsingspad van luchtstromen, zoals in fig. 3 twee van 15 dergelijke paden zijn getoond, is het element zodanig opgesteld, dat de luchtstroom aan een behandeling wordt onderworpen, voordat deze door de uitstootopening 5 naar buiten wordt gedreven, te weten de ruimte in, waar het ventilatietoestel 1 is opgesteld of opgehangen.

20 Opgemerkt wordt nog, dat in fig. 2 de achterzijde van het ventilatietoestel 1 is weergegeven. Met achterzijde wordt aangeduid die zijde van de behuizing 2, die is gelegen tegenover de koppelelementen 9.

In die achterzijde van de behuizing 2 zijn aanslui-25 tingen 12 aangebracht voor in- en uitvoer van een koelmedium of een verwarmingsvloeistof of andere medium, dat nodig is voor het op de gewenste wijze laten werken van het element 11, dat in fig. 3 is getoond. Tevens is aan de achterzijde in fig. 2 van het ventilatietoestel 1 een elektronicacomparti-30 ment 13 aangebracht, waar de nodige elektrische en elektronische installaties kunnen zijn aangebracht, die nodig zijn voor het aansturen en laten functioneren van het ventilatietoestel 1, bijv. in het bijzonder de ventilator 3 daarvan.

1026707 o- f· 6

Tevens kunnen in het elektronicacompartiment stoppen en zekeringen zijn aangebracht, etc.

Opgemerkt wordt, dat in fig. 1 de uitstootopening 5 cirkelvormig is, maar verder als alternatief een willekeurige 5 vorm kan hebben. In de aldaar getoonde uitvoeringsvorm omringt de uitstootopening 5 een rooster 14, dat kan worden gebruikt voor aanvoer naar de ventilator 3 toe van lucht uit de ruimte, waarin het ventilatietoestel 1 is opgesteld. Aldus kan het ventilatietoestel 1 ook een rol vervullen bij lucht-10 recirculatie en desgewenst kunnen klepmiddelen van enig soort worden gebruikt om te schakelen tussen een aanvoer van lucht via de koppelelementen 9 of een aanvoer van lucht via het rooster 14. Zo blijkt dat er diverse alternatieve en aanvullende uitvoeringsvormen mogelijk zijn binnen het kader van de 15 onderhavige uitvinding, zoals dat is gedefinieerd in de bijgevoegde conclusies, waarbij slechts die potentiële uitvoeringsvormen daadwerkelijk niet binnen de beschermingsomvang voor de onderhavige uitvinding vallen, wanneer deze daar in aanzienlijke mate van afwijken, in het bijzonder van het 20 wezen en de geest daarvan. Zo is het mogelijk om ook in een andere uitvoeringsvorm gebruik te maken van koppelelementen, die meer zijn aangepast aan in dwarsdoorsnede rechthoekige vormen van luchtgeleidingskanalen. Een element voor luchtbehandeling kan achterwege worden gelaten, wanneer bijvoorbeeld 25 de koppelelementen 9 zijn aangesloten op luchtgeleiders, die leiden naar een centrale luchtbehandelinrichting, bijvoorbeeld voor het koelen of verwarmen van uit te stoten lucht.

1026707

Claims

1. Ventilatietoestel voor het recirculeren of verver-5 sen van lucht in een ruimte, omvattende: - een behuizing met luchtverplaatsingsmiddelen; - een luchtinvoer de behuizing in voor de aanvoer van lucht; en - een in hoofdzaak onder- en zijdelings georiënteerde lucht-10 uitvoer de behuizing uit en de ruimte in voor uitstoot van een gerecirculeerdé of verversende luchtstroom, met het kenmerk, dat de luchtinvoer zijdelings is georiënteerd ten opzichte van de behuizing en via een over de luchtverplaatsingsmiddelen aangebracht kanaal in open verbin-15 ding staat met de luchtverplaatsingsmiddelen in de behuizing.

2. Ventilatietoestel volgens conclusie 1, waarbij de luchtuitvoer in hoofdzaak rondom het ventilatietoestel is georiënteerd.

3. Ventilatietoestel volgens conclusie 1 of 2, waarin 20 bij de luchtuitvoer richtmiddelen zijn aangebracht voor het richten van de luchtstroom.

4. Ventilatietoestel volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij in de behuizing ten minste één element is aangebracht uit de groep, die omvat: een koeler; een verwarming; een 25 warmtewisselaar, etc.

5. Ventilatietoestel volgens conclusie 4, waarbij het element is aangebracht tussen de luchtverplaatsingsmiddelen en de luchtuitvoer.

6. Ventilatietoestel volgens ten minste één van de 30 voorgaande conclusies, waarbij een aanvullende luchtinvoer is aangebracht voor recirculatie van lucht uit de ruimte, welke luchtinvoer neerwaarts is georiënteerd. 1026707 4· Λ ί r

7. Ventilatietoestel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij het kanaal in een gebruikstoe-stand van het ventilatietoestel een grotere breedte heeft dan de hoogte daarvan.

8. Ventilatietoestel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de luchtinvoer een koppelele-ment omvat en daarmee aan te sluiten is op een toevoer voor invoer van op afstand behandelde of afkomstige lucht. 1026707