NL1025569C2 - Wandelwagen. - Google Patents

Description

- I

i > .

Wandelwagen

De uitvinding heeft betrekking op een wandelwagen voorzien van ten minste een voorwiel en ten minste een achterwiel, welke wielen 5 met behulp van een opvouwbaar vouwmechanisme met elkaar zijn verbonden, welke wandelwagen verder is voorzien van een met het vouwmechanisme verbonden, van een handvat voorziene stang, waarbij de wandelwagen van een uitgeklapte positie naar een ingeklapte positie opvouwbaar is en vice versa.

10 Bij een dergelijke, uit het Amerikaanse octrooi schrift US-A-5.863.061 bekende wandelwagen omvat het vouwmechanisme twee op afstand van elkaar gelegen scharnierende delen, waarbij aan elk deel drie stangen zijn verbonden. Een stang strekt zich uit naar een achterwiel, een stang naar het voorwiel en een stang is verbonden met het handvat.

15 Bovendien is een met het voorwiel verbonden stang van het ene scharnierende deel, met behulp van een verdere stang scharnierbaar verbonden met een met een achterwiel verbonden stang van het andere scharnierende deel en vice versa.

Deze bekende wandelwagen heeft als nadeel dat de 20 wandelwagen in de ingeklapte positie nog relatief groot is. Dit is voor het transport van de wandelwagen met behulp van bijvoorbeeld een auto of fiets ongewenst.

De uitvinding beoogt een wandelwagen te verschaffen die in ineengeklapte positie relatief compact, is waarbij de wandelwagen 25 bovendien relatief eenvoudig van de ingeklapte positie naar de uitgeklapte positie uitvouwbaar is en vice versa.

Dit doel wordt bij de wandelwagen volgens de uitvinding bereikt doordat het vouwmechanisme is voorzien van een stangenstelsel dat ten minste een centraal gedeelte omvat alsmede een aantal van het 30 centrale gedeelte uitstrekkende stangen, waarbij van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinden van de stangen zijn verbonden met het ten 1025569 2 minste ene achterwiel respectievelijk de van het handvat voorziene stang, waarbij het centrale gedeelte van en naar een met het ten minste ene voorwiel verbonden steun verplaatsbaar is over een zich tussen het centrale gedeelte en de steun uitstrekkende, denkbeeldige as.

5 Op deze wijze kan de wandelwagen door het over de denkbeeldige as als het ware ten opzichte van elkaar verschuiven van het centrale gedeelte en de met het voorwiel verbonden steun eenvoudig van de uitgeklapte positie naar de ingeklapte positie worden opgevouwen en vice versa. Bovendien wordt op deze wijze een compact ingeklapte wandelwagen 10 verkregen.

Een uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de denkbeeldige as zich uitstrekt door de steun en door een middelpunt van een door van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinden van de stangen opgespannen vlak.

15 De van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinden van de stangen vormen tezamen met de steun een denkbeeldige piramide waarvan de steun als punt kan worden beschouwd terwijl het door het van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinden van de stangen opgespannen vlak als grondvlak kan worden beschouwd. Het centrale gedeelte van het 20 stangenmechanisme ligt op een lijn die zich uitstrekt door de steun en het middelpunt van dit vlak. Door het verplaatsen van het centrale gedeelte ten opzichte van de steun over de denkbeeldige as is een eenvoudig opvouwbaar vouwmechanisme verkregen. Tijdens het opvouwen worden hierbij de uiteinden van de stangen op een gelijkmatige wijze naar 25 elkaar toe verplaatst.

Een verdere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het kruisvormig stangenstelsel ten minste vier stangen omvat waarbij twee stangen aan van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinden elk zijn voorzien van een achterwiel, 30 terwijl twee andere stangen aan van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinde elk zijn voorzien van een van een handvat voorziene stang.

1025569 3

Op deze wijze is het kruisvormig stangenstelsel relatief eenvoudig en symmetrisch van opbouw.

Een weer verdere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de wandelwagen twee op afstand van 5 elkaar gelegen voorwielen omvat, waartussen de steun is gelegen, waarbij het stangenstelsel ten minste drie stangen omvat, waarbij een stang aan een van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinde is voorzien van het ten minste ene achterwiel, terwijl twee andere stangen aan van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinden elk zijn voorzien van een van een handvat 10 voorziene stang.

Door de twee op afstand van elkaar gelegen voorwielen alsmede het achterwiel wordt een driewiel achtige constructie verkregen die met behulp van het stangenstelsel eenvoudig inklapbaar is. Zowel de voorwielen als het achterwiel kunnen enkelvoudig of tweevoudig zijn 15 uitgevoerd, afhankelijk van de wens van de fabrikant.

Een andere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat stangen van het kruisvormige stangenstelsel scharnierbaar met het centrale gedeelte zijn verbonden.

Doordat de stangen scharnierbaar met het centrale gedeelte 20 zijn verbonden kan de wandelwagen in drie dimensies in elkaar worden gevouwen, waarbij de achterwielen naar elkaar toe worden verplaatst. Hierdoor wordt een relatief zeer compact ingeklapte wandelwagen verkregen.

Een weer verdere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens 25 de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het vouwmechanisme verder is voorzien van twee stangen die zich uitstrekken tussen uiteinden van twee tot het kruisvormig stangenstelsel behorende stangen en de met het voorwiel verbonden steun.

Door deze extra stangen wordt een eenvoudige doch stabiele 30 wandelwagen verkregen.

Een nog andere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens 1025569

* I

4 de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het vouwmechanisme verder is voorzien van ten minste een stang die zich uitstrekt tussen ten minste een achterwiel en de met ten minste een voorwiel verbonden steun.

Door deze stang wordt een stevige verbinding tussen de 5 voor- en achterwielen tot stand gebracht.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen waarin: fig. 1A-1C respectievelijk een zijaanzicht, perspectivisch aanzicht en achteraanzicht van een uitvoeringsvorm van een wandelwagen 10 volgens de uitvinding toont in een uitgeklapte positie, fig. 2A en 2B een zijaanzicht en perspectivisch aanzicht tonen van de in fig. IA-IC weergegeven wandelwagen in een gedeeltelijk ingeklapte positie, fig. 3A en 3B een zijaanzicht en perspectivisch aanzicht 15 tonen van de in fig. IA-IC weergegeven wandelwagen in een verdere ingeklapte positie, fig. 4A en 4B een zijaanzicht en perspectivisch aanzicht tonen van de in fig. 1A-1C weergegeven wandelwagen in een volledig ingeklapte positie,

20 fig. 5 een perspectivisch aanzicht van de in fig. 1B

weergegeven wandelwagen toont met daarin schematisch een piramide aangeven, fig. 6 een perspectivisch aanzicht met een daarin ingetekende piramide van een andere uitvoeringsvorm van een wandelwagen 25 volgens de uitvinding toont.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

Fig. 1A-4B tonen zijaanzichten, perspectivische aanzichten en een achteraanzicht van een uitvoeringsvorm van een wandelwagen 1 30 volgens de uitvinding. De wandelwagen 1 is voor de duidelijkheid van de tekening niet voorzien van een zitting voor een met behulp van de 1025569 5 wandelwagen te vervoeren kind. De wandelwagen 1 is voorzien van twee zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende duwstangen 2, 3 die aan uiteinden elk zijn voorzien van een handvat 4, 5. Tussen de handvaten 4, 5 strekken zich twee scharnierbaar en vergrendel baar met behulp van vergrendel-5 element 6 met elkaar verbonden stangen 7, 8 uit. De duwstangen 2, 3 zijn aan een van de handvaten 4, 5 afgekeerde zijde via scharnieren 9, 10 scharnierbaar verbonden met stangen 11, 12. De stangen 11, 12 zijn aan van de duwstangen 2, 3 afgekeerde zijden onderling verbonden met een steun 13, waaraan een voorwiel 14 zwenkbaar en om een zich verticaal 10 uitstrekkende as is gelagerd. De scharnieren 9, 10 zijn elk verbonden met een verbindingselement 15, 16 die verder zijn voorzien van scharnieren 17, 18 waarmee uiteinden van J-vormige stangen 19, 20 zijn verbonden. De J-vormige stangen 19, 20 zijn aan van de scharnieren 17, 18 afgekeerde zijden scharnierbaar verbonden met een centraal gedeelte 21. Aan het 15 centrale gedeelte 21 zijn verder twee wielondersteuningsstangen 22, 23 scharnierbaar verbonden. De wielondersteuningsstangen 22, 23 zijn elk aan het van het centrale gedeelte 21 afgekeerd uiteinde voorzien van een om een zich horizontaal uitstrekkende as roteerbaar achterwiel 24, 25. De wielondersteuningsstangen 22, 23 zijn verder aan van het centrale 20 gedeelte 21 afgekeerde uiteinden scharnierbaar verbonden met tussenstangen 26, 27 die aan van de achterwielen 24, 25 afgekeerde uiteinden 28, 29 scharnierbaar aan de steun 13 zijn bevestigd. De J-vormige stangen 19, 20 en de wielondersteuningsstangen 22, 23 vormen samen een kruisvormig stangenstelsel, waarvan de stangen scharnierbaar 25 zijn verbonden met het centraal gedeelte 21.

Fig. IA-IC tonen de wandelwagen 1 in de volledig uitgeklapte positie. Fig. 4A en 4B tonen de wandelwagen 1 in de volledig ingeklapte positie. Deze ingeklapte positie wordt bereikt door vanuit de in fig. 1A-1C weergegeven uitgeklapte positie, het element 6 te 30 ontkoppelen waardoor de aan weerszijden van het element 6 gelegen stangen 7, 8 ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren. Vervolgens worden door 1025569 6 een gebruiker de duwstangen 2, 3 in de door pijl PI aangegeven richting gezwenkt, waarbij de duwstangen 2, 3 evenwijdig aan de stangen 11, 12 komen te liggen (fig. 3A, 3B).

Daarna wordt het centrale gedeelte 21 in de door pijl P2 5 aangegeven richting langs een zich tussen het centrale gedeelte 21 en de steun 13 uitstrekkende denkbeeldige as 30 naar de met het voorwiel 14 verbonden steun 13 geschoven. De denkbeeldige as 30 is met stippellijnen aangegeven. Hierbij scharnieren de J-vormige stangen 19, 20 om de scharnieren 17, 18 in de door pijl P3 aangegeven richting alsmede ten 10 opzichte van het centrale gedeelte in de door pijl P4 aangegeven richting. Tegelijkertijd scharnieren de wielondersteuningsstangen 22, 23 ten opzichte van het centrale gedeelte 21 in de door pijl P5 aangegeven richting. De tussenstangen 25, 26 scharnieren hierbij om de scharnieren 28, 29 in de door pijl P6 aangegeven richting. Het centrale gedeelte 21 15 wordt zover in de door pijl P2 aangegeven richting langs de denkbeeldige as 30 naar de steun 13 verplaatst, totdat de wandelwagen 1 de in fig. 4A en 4B weergegeven ingeklapte positie heeft bereikt. De afmeting LI van de ingeklapte wandelwagen 1 is nagenoeg even groot als de afmeting L2 van de wandelwagen 1 in uitgeklapte positie, waarbij de afmeting L2 de afstand 20 is tussen de voorste zijde van het voorwiel 14 en de achterzijde van het achterwiel 24. Hierbij is L2 bijvoorbeeld 58 cm terwijl LI 65 cm is. De hoogte Hl (bijvoorbeeld 25 cm) van de ingeklapte wandelwagen 1 is iets groter dan de diameter (bijvoorbeeld 15 cm) van het voorwiel 14 terwijl de breedte BI (bijvoorbeeld 22 cm) van de ingeklapte wandelwagen 1 25 ongeveer drie keer de breedte bl (bijvoorbeeld 6 cm) van de achterwielen 24 bedraagt.

Van de wandelwagen 1 is in de figuren 1A-4B enkel een frame getoond. In het frame kan met op zich bekende middelen een zitting voor een kind worden bevestigd. De zitting kan een niet-opvouwbare kuipvormige 30 zitting zijn, in welk geval de zitting voorafgaand aan het inklappen van de wandelwagen 1 van het frame dient te worden verwijderd. De zitting kan 1025569 • % 7 echter ook een bijvoorbeeld uit doek vervaardigde zitting zijn, die aan de stangen 2, 3, 11, 12 is bevestigd en die bij het inklappen van de wandelwagen 1 aan het frame bevestigd kan blijven.

Fig. 5 toont een perspectivisch aanzicht van de in tig. 1B 5 weergegeven wandelwagen.. Zoals reeds hierboven toegelicht omvat het stangenstelsel van de wandelwagen 1 het centrale gedeelte 21 en de stangen 19, 20, 22, 23. De uiteinden 17, 18, 31, 32 van respectievelijk de stangen 19, 20, 22, 23 zijn scharnierbaar met respectievelijk de van het handvat voorziene stangen alsmede de achterwielen 24, 25 verbonden. 10 Een door de uiteinden 17, 18, 31, 32 opgespannen denkbeeldig vlak 33 wordt begrensd door de in fig. 5 aangegeven dikke lijnen 34, 35, 36, 37. In fig. 5 zijn verder lijnen 38, 39, 40, 41 aangegeven die zich uitstrekken van respectievelijk de uiteinden 17, 18, 31, 32 naar punt 42 die in de steun 13 is gelegen. De lijnen vormen als het ware een piramide 15 waarvan het vlak 33 het grondvlak is en de punt 42 de punt van de piramide vormt. De denkbeeldige as 30 strekt zich uit door de punt 42 en het middelpunt M van het vlak 33. Zoals reeds hierboven aangegeven is het centrale gedeelte 21 op deze lijn gelegen.

Fig. 6 toont een perspectivisch aanzicht van een andere 20 uitvoeringsvorm van een wandelwagen 50 volgens de uitvinding die is voorzien van twee voorwielen 51, 52 alsmede een set achterwielen 53. De twee voorwielen 51, 52 zijn onderling verbonden door een langgestrekte stang 54 die nabij het midden is voorzien van een steun 55. Vanaf de steun 55 strekken zich twee stangen 56, 57 uit die op een met de 25 wandelwagen 1 overeenkomende wijze zijn voorzien van duwstangen 2, 3. De wandelwagen 50 omvat verder een zich tussen de steun 55 en de set achterwielen 53 uitstrekkende stang 58 alsmede een vouwmechanisme 59. Het vouwmechanisme 59 omvat drie zich vanaf een centraal gedeelte 60 uitstrekkende stang 61, 62, 63 waarvan uiteinden 64, 65, 66 scharnierbaar 30 zijn verbonden met respectievelijk de van het handvat voorziene stangen 2, 3 en de stang 58. De uiteinden 64, 65, 66 vormen hoekpunten van een 1025569 8 • , driehoekig grondvlak 67 van een virtuele, met dikke lijnen aangegeven piramide 68 waarvan de punt 69 in de steun 55 is gelegen. Door de punt 69 en het middelpunt M van het vlak 67 strekt zich een denkbeeldige as 30 uit waarover het centrale gedeelte 60 naar de steun 55 toe verplaatsbaar 5 is voor het opvouwen van de wandelwagen 50. Door de piramidevormige opbouw is een gelijkmatige verplaatsing van de stangen bij het openvouwen en opvouwen van de wandelwagen gewaarborgd.

Het is mogelijk dat de wielen enkelvoudig of tweevoudig (zie voorwiel 14, achterwiel 53) zijn uitgevoerd.

10 Het is ook mogelijk om het voorwiel in rijrichting gezien aan de achterzijde en de achterwielen aan de voorzijde te positioneren.

Zowel in de ingeklapte positie als in de uitgeklapte positie kan bij voorkeur met op zich bekende vergrendelmiddelen het ongewenst respectievelijk uitklappen of inklappen worden verhinderd.

15 In de door de stangen 11, 12 en de stangen 26, 27 begrensde lege ruimte kan desgewenst ook nog een opvouwbaar boodschappenmandje worden bevestigd.

Het is ook mogelijk om de wandelwagen met een ander mechanisme dan het element 6 te vergrendelen/ontkoppelen.

L10 2 6 5 ë 9

Claims (7)

1. Wandelwagen voorzien van ten minste een voorwiel en ten minste een achterwiel, welke wielen met behulp van een opvouwbaar 5 vouwmechanisme met elkaar zijn verbonden, welke wandelwagen verder is voorzien van een met het vouwmechanisme verbonden, van een handvat voorziene stang, waarbij de wandelwagen van een uitgeklapte positie naar een ingeklapte positie opvouwbaar is en vice versa, met het kenmerk, dat het vouwmechanisme is voorzien van een stangenstelsel dat ten minste een 10 centraal gedeelte omvat alsmede een aantal van het centrale gedeelte uitstrekkende stangen, waarbij van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinden van de stangen zijn verbonden met het ten minste ene achterwiel respectievelijk de van het handvat voorziene stang, waarbij het centrale gedeelte van en naar een met het ten minste ene voorwiel verbonden steun 15 verplaatsbaar is over een zich tussen het centrale gedeelte en de steun uitstrekkende, denkbeeldige as,

2. Wandelwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de denkbeeldige as zich uitstrekt door de steun en door een middelpunt van een door van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinden van de stangen 20 opgespannen vlak.

3. Wandelwagen volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het stangenstelsel ten minste vier stangen omvat waarbij twee stangen aan van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinden elk zijn voorzien van een achterwiel, terwijl twee andere stangen aan van het centrale gedeelte 25 afgekeerde uiteinde elk zijn voorzien van een van een handvat voorziene stang.

4. Wandelwagen volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de wandelwagen twee op afstand van elkaar gelegen voorwielen omvat, waartussen de steun is gelegen, waarbij het stangenstelsel ten minste 30 drie stangen omvat, waarbij een stang aan een van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinde is voorzien van het ten minste ene achterwiel, 1025569 < % terwijl twee andere stangen aan van het centrale gedeelte afgekeerde uiteinden elk zijn voorzien van een van een handvat voorziene stang.

5. Wandelwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat stangen van het kruisvormige stangenstelsel scharnierbaar 5 met het centrale gedeelte zijn verbonden.

6. Wandelwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vouwmechanisme verder is voorzien van twee stangen die zich uitstrekken tussen uiteinden van twee tot het kruisvormig stangenstelsel behorende stangen en de met het voorwiel verbonden steun.

7. Wandelwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vouwmechanisme verder is voorzien van ten minste een stang die zich uitstrekt tussen ten minste een achterwiel en de met ten minste een voorwiel verbonden steun. 1025569