NL1024160C2

NL1024160C2 - Bereiding van een voor consumptie geschikte drank.

Info

Publication number: NL1024160C2
Application number: NL1024160A
Authority: NL
Inventors: Vincent Jan Steenhof; Joseph Theodoor Knitel
Original assignee: Sara Lee De Nv
Priority date: 2003-08-25
Filing date: 2003-08-25
Publication date: 2005-02-28
Also published as: DK1662952T3; DK1662952T4; PT1662952E; ES2339455T5; US8039036B2; CN101518415A; BRPI0413936A; CN100482138C; NO20061032L; WO2005018394A1; JP2007503247A; CA2536814A1; JP5037130B2; CN1870923A; CA2536814C; US20070071869A1; EP1662952A1; AU2004266549A1; PL1662952T3; DE602004025256D1

Description

Titel: Bereiding van een voor consumptie geschikte drank

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals cappuccino. Voorts heeft de uitvinding betrekking op een samenstel voor gebruik in een apparaat voor het bereiden van de drank. Daarnaast heeft de uitvinding betrekking op een 5 verzamelhouder en een additiefhouder van het samenstel. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het bereiden van de drank.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit EP 075 68 44. Bij de bekende werkwijzen worden een extractiepad in de vorm van een koffiepad gevuld met gemalen koffie en een additiefhouder in de vorm van een 10 creamerpad gevuld met een creamer in een houder van een conventionele espressomachine opgenomen waarbij de koffiepad boven op de creamerpad rust. Vervolgens wordt op gebruikelijke wijze de bereidingscydus uitgevoerd waarbij de koffiepad en de creamerpad met heet water en/of stoom in contact worden gebracht. Bij de bekende werkwijze is het van belang dat de 15 houder vrij volume heeft ter verkrijging van schuim bij de cappuccino.

Een nadeel van de bekende werkwijze ie dat de' hoeveelheid creamer die oplost alsmede de hoeveelheid schuim en de aard van het schuim (grote en/of kleine bellen) dat wordt gevormd relatief slecht reproduceerbaar is. De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen 20 waarbij aan het genoemde nadeel tegemoet kan worden gekomen.

Volgens de uitvinding geldt dat bij de werkwijze voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals bijvoorbeeld cappuccino gebruik waarbij gebruik wordt gemaakt van ten' minste een extractiepad ten minste gevuld met een te extraheren product zoals gemalen koffie, en ten 25 minste een additiefhouder ten minste gevuld met een oplosbare stof, zoals een smaak- en/of geur- en/of kleurstof, meer in het bijzonder zoals een instant en/of liquid creamer, en waarbij de werkwijze voorts de volgende werkwijzestappen omvat: 1024160 I 2 I - de extractiepad en de additiefhouder worden dusdanig ten op zichte van elkaar gepositioneerd dat deze vrij van elkaar liggen; I - heet water wordt onder druk door de extractiepad geperst en in I contact gebracht met de oplosbare stof ter verkrijging van een extract met I 5 de daarin opgeloste oplosbare stof; · het extract met de daarin opgeloste oplosbare stof wordt onder I druk aan ten minste een nozzle toegevoerd ter verkrijging van een I extractstraal; en I · de extractstraal wordt gericht op een botsingsoppervlakte ter 10 verkrijging van de voor consumptie geschikte drank met een schuimlaag, I zoals een cappuccino.

I Volgens de werkwijze volgens de uitvinding rust de extractiepad I niet op de additiefhouder omdat deze met een onderlinge tussenruimte van elkaar zijn gescheiden. Hierdoor is tijdens de bereidingscyclus de positie en I 15 de vorm van de extractiepad in de verzamelhouder onafhankelijk van de vorm van de additiefhouder. Dit brengt mét zich dat de doorstroming van de extractiepad althans nagenoeg onafhankelijk is van de vulgraad van de additiefhouder, ook wanneer deze niet vormvast bijvoorbeeld van filtreerpapier vervaardigd als een additiefpad is uitgevoerd. Tijdens een 20 bereidingscyclus zal de oplosbare stof immers geleidelijk oplossen zodat de vulgraad afneemt en daarmee de vorm van de niet-vormvaste additiefhouder verandert. Dit laatste heeft dan geen invloed op de positie en de vorm van de extractiepad. Ook kan de extractiepad niet door direct contact tussen extractiepad en de additiefhouder de vorm en de positie van 25 de additiefhouder beïnvloeden wanneer de additiefhouder niet vormvast is uitgevoerd. De hoeveelheid oplosbare stof die in een bereidingscyclus oplost kan dan niet worden beïnvloed door een onvoorspelbaar contact tussen extractiepad en de additiefhouder. De werkwijze kan dan herhaald met telkens na elkaar een nagenoeg zelfde resultaat voor wat betreft de drank 30 worden uitgevoerd.

I IftPilfin 3

Doordat voorts gebruik wordt gemaakt van een nozzle waaraan het extract wordt toegevoerd waarin de oplosbare stof is opgelost wordt een fijnbellige schuimlaag verkregen. Deze heeft, ingeval het te extraheren product is voorzien van gemalen koffie en de oplosbare stof een creamer is, 5 het karakter van een echte cappuccino.

In het bijzonder geldt dat de uitvinding een werkwijze omvat, waarbij: - heet water onder druk door de extractiepad wordt geperst ter verkrijging van een extract; en 10 - het extract in de additiefhouder in contact wordt gebracht met de oplosbare stof ter verkrijging van een extract met de daarin opgeloste oplosbare stof.

In het bijzonder geldt voorts dat de extractiepad en de additiefhouder door een van ten minste een doorvoeropening voorzien 15 scheidingslichaam van elkaar worden gescheiden waarbij het extract van de extractiepad via de ten minste ene doorvoeropening aan de additiefhouder wordt toegevoerd. Door gebruik te maken van het scheidingslichaam met de tenminste ene doorvoeropening kan het extract op vooraf bepaalde wijze aan de additiefhouder worden toegevoerd.

20 In het bijzonder geldt voorts dat het scheidingslichaam is voorzien van een scheidingsplaat die een veelvoud van doorvoeropeningen omvat zodat het extract via de doorvoeropeningen op verschillende posities van de additiefhouder aan de additiefhouder wordt toegevoerd. Dit heeft als voordeel dat de hoeveelheid oplosbare stof die oplost in de additiefhouder 25 tijdens een bereidingscyclus kan worden gemaximaliseerd.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm geldt dat de extractiepad en de additiefhouder tezamen in een verzamelhouder worden opgenomen waarbij de additiefhouder stroomafwaarts van de extractiepad wordt geplaatst waarbij de extractiepad en de additiefhouder dusdanig met behulp 1024160 I 4 I van positioneringsmiddelen ten opzichte van elkaar worden gepositioneerd I dat de extractiepad en de additiefhouder vrij van elkaar liggen.

I Bij voorkeur geldt hierbij dat voor het verschaffen van de I poeitioneringsmiddelen gebruik wordt gemaakt van een extractiepadhouder I 5 voorzien van een bodem waarop de extractiepad rust waarbij in de bodem I ten minste een doorstroomopening is aangebracht voor het via de I doorstroomopening toevoeren van het extract naar de additiefhouder.

I Volgens een zeer geavanceerde uitvoeringsvorm van de werkwijze I geldt voorts dat de extractiepad en de additiefhouder door een van ten 10 minste een doorvoeropening voorzien scheidingslichaam van elkaar worden gescheiden waarbij het extract van de extractiepad via de ten minste ene I doorvoeropening aan de additiefhouder wordt toegevoerd.

I Hierbij geldt bij voorkeur dat het scheidingslichaam is voorzien van I een scheidingsplaat die een veelvoud van doorvoeropeningen omvat zodat I 15 het extract via de doorvoeropeningen op verschillende posities van de I additiefhouder aan de additiefhouder wordt toegevoerd. Ook deze bijzondere I uitvoeringsvorm van de werkwijze heeft als voordeel dat op vooraf bepaalde wijze extract aan de houder kan worden toegevoerd en wel dusdanig, zo men I dit wil, dat de oplosbare stof tijdens een bereidingscyclus zoveel mogelijk I 20 oplost.

I Het samenstel voor het gebruik in een apparaat zoals een I koffiezetapparaat voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals cappuccino, is voorzien van een verzamelhouder die ten minste een instroomopening, ten minste een uitstroomopening en een I 25 vloeietofstroomtraject omvat dat zich uitstrekt van de instroomopening naar I de uitstroomopening waarbij het samenstel verder is voorzien van ten I minste een extractiepad ten minste gevuld met een te extraheren product I zoals gemalen koffie en ten minste een additiefhouder ten minste gevuld I met een oplosbare stof zoals een oplosbare smaak· en/of geur- en/of 30 kleurstof, meer in het bijzonder zoals een instant en/of liquid creamer, I 1024160 5 waarbij de verzamelhouder verder is voorzien van een in het vloeistofstroomtraject opgenomen eerste ruimte voor het in het vloeistofstroomtraject opnemen van de extractiepad, een in het vloeistofstroomtraject opgenomen tweede ruimte voor het in het 5 vloeistofstroomtraject opnemen van de additiefhouder, en positioneringsmiddelen voor het, in gebruik, dusdanig ten opzichte van elkaar positioneren van de extractiepad en de additiefhouder dat de extractiepad en de additiefhouder vrij van elkaar liggen, waarbij de extractiepad zich in het vloeistofstroomtraject bij voorkeur stroomopwaarts 10 van de additiefhouder bevindt.

In gebruik zal het hete water allereerst door de extractiepad worden geperst waarbij het extract wordt gevormd. Vervolgens wordt het extract in contact gebracht met de oplosbare sto£ bijvoorbeeld door het extract door de additiefhouder te voeren waarbij de oplosbare stof zal 15 oplossen in het extract. Hierna zal het extract met de daarin opgeloste oplosbare stof de verzamelhouder via de uitstroomopening verlaten. Een dergelijk samenstel kan bij voorkeur worden toegepast in de werkwijze zoals hierboven omschreven.

In het bijzonder geldt dat de positioneringsmiddelen zjjn voorzien 20 van een extractiepadhouder voorzien van een bodem waarop de extractiepad rust waarbij in de bodem ten minste een doorstroomopening is aangebracht voor het via de doorstroomopening toevoeren van extract aan de additiefhouder. Dankzij de toepassing van de extractiepadhouder geldt wederom dat gedurende een bereidingscyclus de vorm van de extractiepad 25 en de eventuele niet-vormvaste additiefhouder niet zal worden beïnvloed door een contact tussen de extractiepad en de additiefhouder. Hierdoor zal de vulgraad van de additiefhouder eveneens geen invloed hebben op de vorm en de positie van de extractiepad en vice versa.

In het bijzonder geldt dat in de bodem een veelvoud van 30 dooretroomopeningen zijn aangebracht.

1024160

I 6 I

I Voorts geldt in het bijzonder dat het samenstel verder ie voorzien I

I van een scheidingslichaam dat is voorzien van ten minste een I

I doorvoeropening waarbij het scheidingslichaam tussen de extractiepad en I

I de additiefhouder is opgenomen en waarbij, in gebruik, het extract van de I

I 5 extractiepad via de ten minste ene doorvoeropening aan de additiefhouder I

I wordt toegevoerd. Door toepassing van het scheidingslichaam kan het I

extract op een vooraf bepaalde wijze aan de additiefhouder worden I

I toegevoerd. Deze wijze kan, zo men dit wenst, worden geoptimaliseerd opdat I

I de smaak- en/of geur- en/of kleurstof in de additiefhouder gedurende een I

I 10 bereidingscyclus zoveel mogelijk oplost. I

I In het bijzonder geldt hierbij dat het scheidingslichaam is voorzien I

I van een scheidingsplaat die een veelvoud van doorvoeropeningen omvat I

I zodat, in gebruik, het extract via de doorvoeropeningen op verschillende I

I posities van de additiefhouder aan de additiefhouder wordt toegevoerd. I

I 15 De verzamelhouder volgens de uitvinding voor het gebruik in een I

I apparaat zoals een koffiezetapparaat voor het bereiden van een voor I

I consumptie geschikte drank zoals cappuccino is gekenmerkt in dat de I

I verzamelhouder is ingericht voor het opnemen van ten minste een; I

I extractiepad ten minste gevuld met een te extraheren product zoals I

I 20 gemalen koffie, en ten minste een additiefhouder ten minste gevuld met een I

I oplosbare stof, zoals een oplosbare smaak- en/of geur- en/of kleurstof meer I

I in het bijzonder zoals een instant en/of liquid creamer, waarbij de : I

I verzamelhouder is voorzien van ten minste een instroomopening, ten minste I

I een uitetroomopening en een vloeistofstroomtraject dat zich uitstrekt van de I

I 25 instroomopening naar de uitetroomopening waarbij de verzamelhouder I

I verder is voorzien van een in het vloeistofstroomtraject opgenomen eerste I

I ruimte voor het in het vloeistofstroomtraject opnemen van de extractiepad, I

I een in het vloeistofstroomtraject opgenomen tweede ruimte voor het in het I

I vloeistofstroomtraject opnemen van de additiefhouder en I

I 30 poeitioneringsmiddelen voor het, in gebruik, dusdanig ten opzichte van I

I 1024160 7 elkaar positioneren van de extractiepad en de additieühouder dat de extractiepad en de additiefhouder vrij van elkaar liggen, waarbij de extractiepad zich in het vloeistofstroomtraject stroomafwaarts van de additiefhouder bevindt.

5 De inrichting voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals cappuccino is voorzien van een verzamelhouder, zoals hierboven omschreven, en middelen voor het onder druk toevoeren van heet water aan de inetroomopening van de verzamelhouder.

De werkwijze zoals hierboven omschreven kan worden uitgevoerd 10 met behulp van een inrichting zoals omschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage nummer 1013270 waarbij de houder van deze inrichting wordt vervangen door de verzamelhouder volgens de onderhavige uitvinding. Ook kan de werkwijze worden uitgevoerd met behulp van de inrichting zoals omschreven in de Europese octrooiaanvrage nummer 15 904717 of nummer 878158 waarin de houder die is gevuld met de pouch met gemalen koffie wordt vervangen door het samenstel c.q. de verzamelhouder van de onderhavige uitvinding.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

20 Hierin toont:

Fig. la een zijaanzicht van een mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding voor het bereiden van cappuccino;

Fig. lb in perspectief een aanzicht van een houderopneemeenheid van de inrichting volgens Fig. la; 25 Fig. lc een bovenaanzicht van de houderopneemeenheid volgens

Fig. lb, waarbij de verzamelhouder van Fig. 2a in de houderopneemeenheid is opgenomen; 1¼. ld een dwarsdoorsnede van de houderopneemeenheid volgens de lijn ld van Fig. la; 1024160

8 I

Fig. Ie een dwarsdoorsnede van de houderopneemeenheid volgens I

de lijn le van Fig. lc; I

Fig. 2a een verzamelhouder die in gebruik in de kamer van de I

houderopneemeenheid volgens Fig. la is geplaatst; I

5 Fig. 2b een dwarsdoorsnede van de houder volgens de lijn 2b van I

Fig. 2a; I

Fig. 2c een detail van een omdrkeld gedeelte van Fig. 2b; I

Fig. 2d een dwarsdoorsnede volgens Fig. 2a waarbij de houder I

thans is gevuld met extractiepad en een additiefhouder; I

10 Fig. 3a het orgaan van de verzamelhouder volgens Fig. 2b; I

Fig. 3b een dwarsdoorsnede volgens Fig. 3a;en I

Fig. 4 is een mogelijke uitvoeringsvorm van een scheidingslichaam I

dat hier wordt toegepast in de verzamelhouder van Figuren 1 en 2. I

In Fig. la is met verwijzingscijfer 1 een inrichting voor het I

15 bereiden van een cappuccino met een fijnbellige schuimlaag van melk I

getoond. De inrichting is voorzien van een houderopneemeenheid 2 waarin I

een verwijderbare verzamelhouder 4, zoals getoond in Fig. 2a, is I

opgenomen. In Fig. lb is in perspectief de houderopneemeenheid 2 zonder I

een verzamelhouder getoond. Zoals blijkt uit Fig. lb is de I

20 houderopneemeenheid 2 voorzien van een opneemruimte 6, waarin, in I

gebruik, de verzamelhouder 4 kan worden opgenomen. In Fig. la en lc is de I

houderopneemeenheid 2 getoond met daarin opgenomen de verzamelhouder I

4. I

De inrichting is voorts voorzien van een verwijderbaar deksel 8 I

25 waarmee de verzamelhouder 4 kan worden afgesloten wanneer deze in de I

opneemruimte 6 is geplaatst. De inrichting omvat voorts een I

heetwatereenheid 10 die is ingericht om via een slang 12 heet water aan de I

door de deksel 8 afgesloten verzamelhouder 4 toe te voeren. I

De houderopneemeenheid 2 is verder voorzien van een I

30 bufferreservoir 14 dat is voorzien van een van boven gezien in hoofdzaak I

1024160 I

9 bolle bodem 16 en opstaande zijwanden 18. Nabij het midden van de bodem is de bodem echter in hoofdzaak vlak uitgevoerd. Het vlakke deel van de bodem is in Fig. lc met verwijzingscijfer 16A aangeduid, terwijl het bolle deel met verwijzingscijfer 16B is aangeduid. Onder in de 5 houderopneemeenheid 2 op een niveau beneden de bodem 16 van het bufferreservoir 14 bevinden zich in dit voorbeeld twee uitlaten 20A en 20B voor het afgeven van de cappuccino met de fijnbellige schuimlaag (zie Fig. lc). In een opstaande zijwand van het bufferreservoir zijn twee overlopen 2 IA en 21B aanwezig die respectievelijk in fluïdumverbinding staan met de 10 uitlaten 20A en 20B. Voorts zijn in de bodem 16 van het bufferreservoir 14 nog twee openingen 22A en 22B opgenomen, die ook in fluïdumverbinding staan met de uitlaten 20A en 20B. Deze openingen 22A en 22B bevinden zich op een laag niveau en in dit voorbeeld een laagste niveau van de van boven gezien bolle bodem 16. De verzamelhouder 4 en het bufferreservoir 14 15 zijn derhalve respectievelijk achtereenvolgens in een vloeistofstroomtraject opgenomen dat zich van de heetwatereenheid 10 naar de uitlaten 20A, 20B uitstrekt.

De verzamelhouder 4 is voorzien van een bodem 24 en een opstaande zijwand 26. De bodem 24 is voorzien van een uitstroomopening 27 20 waarin een nozzle 28 is opgenomen. De nozzle 28 is van een rigide materiaal vervaardigd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan hard plastic of een metaal. Onder een nozzle wordt in deze aanvrage verstaan elk orgaan of middel waarmee een straal kan worden gegenereerd. De verzamelhouder 4 is aan zijn bovenzijde voorzien van een instroomopening 30.

25 Op de bodem 24 rust een additiefhouder 32 die is gevuld met een op zich bekende oplosbare sto£ zoals een oplosbare smaak- en/of geur- en/of kleurstof in dit voorbeeld een instant en/of liquid creamer. In dit voorbeeld omvat de additiefhouder 32 een creamerverpakking 34 die is gevuld met de creamer 35. Dit kan zijn een dairy creamer of een non-dairy creamer. De 30 creamerverpakking 34 is in dit voorbeeld vervaardigd van filtreeipapier. De 1024160

10 I

additiefhouder ie aldus uitgevoerd als een additiefpad. De additiefpad zal I

hierna ook wel worden aangeduid als een creamerpad. In dit voorbeeld is de I

creamerverpakking 34 voorzien van een bovenyel 36A en een ondervel 36B I

die elk van filtreerpapier zijn vervaardigd en die lange hun omtreksranden I

5 38 aan elkaar zijn geseald. De aldus aan elkaar gesealde delen vormen een I

rondlopende sealnaad 40. In dit voorbeeld is de onderzijde van de I

creamerverpakking 34, dat wil zeggen het ondervel 36B, schotelvormig I

uitgevoerd terwijl de bovenzijde, dat wil zeggen het bovenvel 36A, vlak zijn I

uitgevoerd. I

10 De verzamelhouder 4 is voorts voorzien van positioneringsmiddelen I

42 die een met een te extraheren product gevulde extractiepad 44 en de I

creamerpad 32 ten opzichte van elkaar dusdanig positioneren dat de I

extractiepad 44 zich op afstand van de creamerpad 32 bevindt. De I

extractiepad en de creamerpad liggen dus vrij van elkaar. Binnen in de I

15 verzamelhouder 4 strekt zich een vloeistofstroomtraject uit van de I

instroombpening 30 naar de uitstroomopening 27. De extractiepad 44 en de I

creamerpad 32 zijn in dit vloeistofstroomtraject opgenomen. De extractiepad

bevindt zich in dit voorbeeld stroomopwaarts ten opzichte van de I

creamerpad in het vloeistofstroomtraject in een eerste ruimte 46 van de I

20 verzamelhouder. De creamerpad 32 bevindt zich in dit voorbeeld I

stroomafwaarts van de extractiepad 44 in dit vloeistofstroomtraject in een I

tweede ruimte 51 van de verzamelhouder (zie Fig. 2d). De extractiepad 44 is I

gevuld met gemalen koffie 45 en zal derhalve hierna ook wel als koffiepad I

worden aangeduid. De koffiepad 44 is voorzien van een van filtreerpapier I

25 vervaardigd ondervel 46A en een van filtreerpapier vervaardigd bovenvel I

46B die nabij een rondlopende langsranden 48 met elkaar zijn verbonden. I

De met elkaar verbonden delen vormen een rondlopende sealnaad. Hierbij is I

het ondervel 46Δ komvormig uitgevoerd en het bovenveel 46B vlak I

uitgevoerd. I

1024160 I

11

De positioneringsmiddelen 42 omvatten in dit voorbeeld de bodem 24 waarop de additiefhouder c.q. creamerpad rust.

De positioneringsmiddelen 42 zijn voorts voorzien van een plaatvormig orgaan 60 dat zich op afstand van de bodem 24 bevindt. Het 5 orgaan 60 strekt is althans nagenoeg evenwijdig uit aan de bodem 24. In het orgaan zijn een veelvoud van doorstroomopeningen 52 aangebracht. De positioneringsmiddelen 42 zijn verder voorzien van een zich rondom het orgaan 50 uitstrekkend ondersteuningsoppervlak 54 en een opstaande zijwand 55. Een buitenste rand 56 van het ondersteuningsoppervlak 54 10 strekt zich uit tot aan de opstaande zijwand 55 en een binnenste rand 58 van het ondersteuningsoppervlak 54 strekt zich uit tot aan een buitenste rand 60 van het orgaan 50. Het ondersteuningsoppervlak 54 omvat een ringvormig buitenste deel 62 dat tezamen met de op staande zijwand 55 grenst aan de opstaande zijwand 26 en een in een van de opstaande zijwand 15 26 afgekeerde richting naar beneden toe aflopend binnenste deel 64 dat grenst aan het orgaan 50. Het orgaan 50 vormt met het binnenste deel 64 een komvormige ruimte waarin de omschreven bolle onderzijde van de koffiepad past. De rondlopende sealnaad van de koffiepad ligt vlak op het buitenste deel 62. Het orgaan 50, het buitenste deel 62 en het binnenste deel 20 64, en de opstaande zijwand 55 vormen tezamen een extractiepadhouder, hierna aangeduid als koffiepadhouder 66 voor het opnemen van de koffiepad 44, waarbij de bodem van de koffiepadhouder 66 wordt gevormd door het buitenste deel 62, het binnenste deel 64 en het orgaan 50. In deze bodem is middels het orgaan 50 een veelvoud van doorstroomopeningen 52 25 aangebracht.

De positioneringsmiddelen 42 ondersteunen in dit voorbeeld middels de koffiepadhouder 66 de koffiepad dusdanig dat de koffiepad zich op afstand van de creamerpad 32 bevindt waarbij de creamerpad 32 tussen de bodem 24 en de koffiepad 44 is opgenomen. De koffiepad 44 en de 30 creamerpad 32 zijn derhalve dusdanig ten opzichte van elkaar 1024160

12 I

gepositioneerd dat deze vrij van elkaar liggen. Het orgaan 60 is in dit I

voorbeeld samengesteld uit een eerste aantal evenwijdige en op afstand van I

elkaar gescheiden metalen draden 68 die in een vlak liggen en een tweede I

aantal evenwijdig en op afstand van elkaar gescheiden metalen draden 70 I

5 die in een vlak liggen. De draden 68 zijn loodrecht gericht op de draden 70 I

waarbij het eerste aantal draden 68 bijvoorbeeld door solderen met het I

tweede aantal draden 70 is verbonden. Een en ander brengt met zich dat de I

dooretroomopeningen 52 zijn omsloten door telkens twee van de draden 68 I

en twee van de draden 70. Voorts is het orgaan aan een naar de koffiepad I

10 toegekeerde zijde voorzien van groeven 72. De groeven 72 zijn gevormd door I

tussenruimtes tussen naburige draden 68. In het bijzonder is geheel analoog I

het orgaan aan een van de koffiepad afgekeerde zijde voorzien van groeven I

(niet getoond). Deze groeven worden gevormd door tussenruimten tussen de I

draden 70. In dit voorbeeld ligt de koffiepadhouder 66 losneembaar op de I

15 rest van de verzamelhouder 4. De koffiepadhouder 66 steunt op uitsteeksels I

73 van de opstaande zijwand 26. I

De werking van de tot op dit punt omschreven inrichting is als I

volgt. De koffiepadhouder 66 wordt verwijderd (opgelicht van de opstaande I

zijwand 26 en de uitsteeksels 73) van de rest van de verzamelhouder 4. I

20 Hierna wordt de creamerpad 32 in de tweede ruimte 51 op de bodem 24 van I

de houder 4 geplaatst. De koffiepadhouder 66 wordt daarna teruggeplaatst I

in de eerste ruimte 49. Boven op de koffiepadhouder 66 wordt de koffiepad I

44 geplaatst. Aldus vormen verzamelhouder 4, koffiepad 44 en creamerpad I

32 het samenstel waarvan een dwarsdoorsnede is getoond in Fig. 2d. I

25 Vervolgens wordt de verzamelhouder 4 in de houderopneemeenheid 2 I

geplaatst welke wordt afgesloten met de deksel 8. Hierbij rust de I

verzamelhouder 4 op uitsteeksels 74 van de houderopneemheid 2. De deksel I

sluit hierbij fluïdumdicht af op een bovenzode 75 van de ópstaande zijwand I

55 van de koffiepadhouder 66. Hierna wordt de heetwatereenheid 10 gestart I

30 waarna via leiding 12 heet water wordt toegevoerd aan de in dit voorbeeld I

1 024160 I

13 door de koffiepadhouder 66 gevormde instroomopening 30 van de verzamelhouder 4. Het hete water wordt onder druk door het koffiepad 44 geperst ter verkrijging van het koffie-extract. Het aldus gevormde koffie -extract stroomt door het orgaan 50 naar de creamerpad 32 ter verkrijging 5 van een koffie-extract met daarin opgeloste creamer. Het koffie-extract stroomt ten minste voor een deel via het bovenvel 36A en het ondervel 36B door de creamer waarbij de creamer oplost. Het koffie-extract met de daarin opgeloste creamer verlaat vervolgens onder druk via de uitstroomopening 27 de verzamelhouder 4. Het koffie-extract met de daarin opgeloste creamer 10 wordt hierbij onder druk aan de nozzle 28 toegevoerd ter verkrijging van een koffie-extractstraal. Deze koffie-extractstraal is gericht op een botsingsoppervlak dat wordt gevormd door de bodem 24 van het bufferreservoir 14. Bij botsing met het botsingsoppervlak wordt schuim en daarmee cappuccino gevormd. Vervolgens zal het bufferreservoir zich 15 gedeeltelijk gaan vullen met het koffie-extract waarna de met behulp van de nozzle verkregen koffie-extractstraal in het vloeistofoppervlak spuit van het koffie-extract dat reeds eerder in het bufferreservoir is opgeslagen. Ook hierbij wordt lucht in het koffie-extract geslagen waardoor schuim ontstaat. Aldus wordt het bufferreservoir gevuld met koffie-extract met een fijnbellige 20 schuimlaag. Wanneer het bufferreservoir voldoende is gevuld zal deze gaan leeglopen via de in de zijwand van het bufferreservoir aangebrachte overlopen 2 IA en 21B waarvan zich een laagste punt boven het hoogste niveau van de bodem 16 van het bufferreservoir bevindt. Het minimale niveau van het koffie-extract in het bufferreservoir waarbij het 25 bufferreservoir via de overlopen 21A en 21B begint leeg te lopen wordt dus bepaald door het niveau van het laagste punt van de genoemde overlopen 2IA en 21B. Het koffie-extract in de vorm van cappuccino dat aldus uit het bufferreservoir stroomt zal naar een positie onder in de opneemeenheid 2 stromen. Deze positie ligt beneden de bodem 16 van het bufferreservoir.

30 Onder in de houderopneemeenheid 2 zijn zoals gezegd uitlaten 20A en 20B

1024160

I 14 I

I opgenomen via welke de cappuccino met de fijnbellige schuimlaag de I

I houderopneemeenheid 2 zal verlaten om te worden opgevangen in I

I bijvoorbeeld één respectievelijk twee kopjes. Indien de gewenste hoeveelheid I

I water aan de kofELepad 44 is toegevoerd wordt de heetwatereenheid 10 I

I 5 uitgeschakeld. De resterende hoeveelheid koffie-extract dat zich dan nog in I

I het bufferreservoir 14 bevindt stroomt dan uit het bufferreservoir weg via de I

I overlopen 21A en 21B en tenslotte het restant via de openingen 22A en 22B. I

I In het bijzonder is een ruimte 76 onder het bufferreservoir door I

I middel van een opstaand tussenschot 76 gescheiden in twee gelijke delen I

I 10 76A en 76B. Hierbij staat de ruimte 76A in fiuïdumverbinding met de I

I overloop 21A, de opening 22A en de uitlaat 20A, en staat de ruimte 76B in I

I fiuïdumverbinding met de overloop 21B, de opening 22B en de uitlaat 20B. I

I Het koffie-extract dat via de overloop 21A of de opening 22A naar de ruimte I

I 76A stroomt zal de houderopneemeenheid via de uitlaat 20A verlaten. Het I

I 15 koffie-extract dat via de overloop 2IA of de opening 22B naar de ruimte 76B I

I stroomt zal de houderopneemeenheid via de uitlaat 20B verlaten. Hierbij I

I wordt dan per uitlaat 20A en 20B althans nagenoeg eenzelfde hoeveelheid I

I cappuccino afgegeven. I

I Er geldt dus dat de koffiepad 44 en de creamerpad 32 tezamen in I

I 20 de verzamelhouder 4 wordt opgenomen waarbij de creamerpad 32 I

I stroomafwaarts van de koffiepad 44 en de creamerpad 32 elk worden I

I geplaatst en waarbij de koffiepad 44 wordt ondersteund met I

I positioneringsmiddelen 42 zodat de koffiepad 44 en de creamerpad vrij van I

I elkaar liggen. Doordat koffiepad 44 en de in dit voorbeeld niet-vormvaste I

I 25 creamerpad vrij van elkaar liggen blijkt telkens een cappuccino te kunnen I

I worden gevormd van eenzelfde kwaliteit. Immers, ook wanneer de creamer I

I oplost waardoor de grootte van de creamerpad kan afnemen en zijn vorm I

I verandert heeft dat geen invloed op de positionering en daarmee de I

I extrahering van de koffiepad. Andersom heeft de koffiepad zelf geen I

I 30 voorspelbare invloed op de wijze waarop de creamerpad wordt doorstroomd I

| 1024160___I

15 en daarmee op het oplossen van de creamer. Hiermee zal tekens een cappuccino van een zelfde kwaliteit worden verkregen.

Om te bewerkstelligen dat het koffie-extract dat door de koffiepad wordt geperst gemakkelijk zijn weg kan vinden naar de creamerhouder is 5 het orgaan 50 voorzien van de genoemde groeven 72. De groeven 72 die zich aan de bovenzijde van het orgaan 50 bevinden hebben bovendien als functie dat de onderzijde van de koffiepad 44, althans het deel ervan dat zich uitstrekt over het orgaan 50, open blijft en gemakkelijk kan worden doorstroomd door het gevormde koffie-extract.

10 Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de verzamelhouder 4 is de verzamelhouder 4 verder voorzien van een scheidingslichaam 80 (zie Fig. 2b en Fig. 4) dat is voorzien van ten minste een doorvoeropening 82 en in dit voorbeeld een veelvoud van doorvoeropeningen 82 waarbij het scheidingslichaam 80 tussen de koffiepad 44 en de creamerpad 32 is 15 opgenomen. In gebruik zal aldus het koffie-extract van de koffiepad via de doorvoeropening 82 aan de creamerhouder worden toegevoerd. Overigens geldt hier dat het scheidingslichaam 80 tussen de koffiepadhouder en de creamerpad 32 is aangebracht. Doordat het scheidingslichaam in dit voorbeeld is voorzien van een veelvoud van doorvoeropeningen 82 wordt 20 bewerkstelligd dat, in gebruik, het koffie-extract via de doorvoeropeningen 82 op verschillende posities van de creamerpad aan de creamerpad wordt toegevoerd. Hiermee wordt bereikt dat de creamerpad op verschillende posities door het koffie-extract wordt doorstroomd waardoor een relatief groot deel van de creamer zal oplossen. In dit voorbeeld wordt het 25 scheidingslichaam voorzien van een scheidingsplaat 84 zoals een douchekopplaat waarin een veelvoud van de doorvoeropeningen 82 zijn aangebracht. Het aantal openingen, de positie van de openingen en de (hydraulische) diameter van de openingen kan variëren

De uitvinding is echter geenszins beperkt tot de hiervoor geschetste 30 uitvoeringsvormen. Zo kan de additiefhouder ook zijn voorzien van een 1024160

I 16 I

I vormvast cupje dat is gevuld met een oplosbare stof, zoals een oplosbare I

I smaak- en/of geur- en/of kleurstof, zoals de hiervoor genoemde creamer. Dit I

I cupje kan een vorm hebben zoals hiervoor beschreven met betrekking tot de I

I creamerpad en kan althans voor een deel zijn vervaardigd van een I

I 5 materiaal dat onder toevoer van heet water openbarst zodat scheuren I

I worden gevormd dan wel oplost. Het cupje kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd I

I zoals omschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 1006874. De I

I additiefhouder c.q. creamerpad kan voorts bestaan uit een (bijvoorbeeld I

I rigide) aan zijn bovenzijde open houder die navulbaar is uitgevoerd. Deze I

I 10 houder kan dan de vorm hebben van het ondervel 36B. I

I In dit voorbeeld ligt de creamerpad ruim vrij van het orgaan 50. I

I Het is echter denkbaar dat een zeer geringe of geen afstand aanwezig is I

I tussen het orgaan 50 en de bovenzijde 36A van de creamerpad. I

I Ook is het denkbaar dat de extractiepad en de creamerpad in de I

I 15 verzamelhouder worden verwisseld. De creamerpad rust dan op de I

I extractiepadhouder 66, hiervoor aangeduid als koffiepadhouder 66, en de I

I extractiepad 66 rust dan op de bodem 24 van de verzamelhouder 4. Deze I

I bodem 24 kan dan zijn uitgevoerd zoals omschreven in het Europees octrooi I

I 904717. In dat geval wordt het hete water allereerst in de creamerpad in I

I 20 contact gebracht met de oplosbare stof ter verkrijging van water met daarin I

I de opgeloste oplosbare stof. Hierna wordt het water met de daarin opgeloste I

I oplosbare stof onder druk door de extractiepad geperst ter verkrijging van I

I het extract met de daarin opgeloste oplosbare stof. Vervolgens wordt het I

I extract met de daarin opgeloste oplosbare stof onder druk aan de ten minste I

I 25 ene nozzle toegevoerd ter verkrijging van een extractetraal; en de I

I extractetraal wordt gericht op een botsingsoppervlak ter verkrijging van de I

I voor consumptie geschikte drank met een schuimlaag, zoals cappuccino. Ook I

I hier zijn de extractiepad en creamerpad dusdanig ten opzichte van elkaar I

I gepositioneerd dat deze vrij van elkaar liggen. In dit voorbeeld wordt deze I

1024160 I

17 positionering als zodanig uitgevoerd met de hiervoor besproken positioneringsmiddelen.

Voorts kan het bufferreservoir worden vervangen door een enkel botsingsoppervlak (zoals omschreven in de Europese octrooiaanvrage 5 1317200) dat eventueel geruwd is uitgevoerd. Bij inslag van de koffie· extractetraal met de daarin opgeloste creamer op het botsingsoppervlak wordt dan eveneens schuim gevormd. De cappuccino kan dan bijvoorbeeld langs het botsingsoppervlak wegstromen wanneer dit schuin is opgesteld naar een kopje. Ook kan het bufferreservoir worden vervangen door 10 inrichtingen zoals omschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 1020833.

In dit voorbeeld is de extractiepad gevuld met gemalen koffie. Andere producten zoals thee en combinaties daarvan zijn eveneens mogelijk. Daarnaast kunnen additionele oplosbare stoffen als smaak·, geur· of kleurstoffen zijn toegevoegd.

15 In dit voorbeeld is de additiefhouder gevuld met een creamer.

Andere oplosbare smaak-, geur· of kleurstoffen zoals suiker en combinaties daarvan zijn echter ook mogelijk. Onder een oplosbare stof wordt hier een smaak-, geur- of kleurstof ook verstaan een oplosbaar bindmiddel dat na enige tijd de viscositeit van het extract laat toenemen, bijvoorbeeld nadat 20 het extract de nozzle is gepasseerd.

1024160

Claims

1. Werkwijze voor het bereiden van een voor consumptie geschikte I drank zoals bijvoorbeeld cappuccino waarbij gebruik wordt gemaakt van ten I minste een extractiepad ten minste gevuld met een te extraheren product I zoals gemalen koffie, en ten minste een additiefhouder ten minste gevuld I 5 met een oplosbare stof, zoals een smaak- en/of geur- en/of kleurstof meer in I het bijzonder zoals een instant en/of liquid creamer en waarbij de werkwijze I voorts de volgende werkwijzestappen omvat: I - de extractiepad en de additiefhouder worden dusdanig ten op I zichte van elkaar gepositioneerd dat deze vrij van elkaar liggen; I 10. heet water wordt onder druk door de extractiepad geperst en in I contact gebracht met de oplosbare stof ter verkrijging van een extract met I de daarin opgeloste oplosbare stof; I - het extract met de daarin opgeloste oplosbare stof wordt onder I druk aan ten minste een nozzle toegevoerd ter verkrijging van een I 15 extractetraal; en I - de extractstraal wordt gericht op een botsingsoppervlakte ter I verkrijging van de voor consumptie geschikte drank met een schuimlaag, I zoals een cappuccino. I

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat: I 20. heet water onder druk door de extractiepad wordt geperst ter I verkrijging van een extract; en I - het extract in de additiefhouder in contact wordt gebracht met de I oplosbare stof ter verkrijging van een extract met de daarin opgeloste I oplosbare stof. I

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de I extractiepad en de additiefhouder door een van ten minste een I doorvoeropening voorzien scheidingslichaam van elkaar worden gescheiden I 1024160 I waarbij het extract van de extractiepad via de ten minste ene doorvoeropening aan de additiefhouder wordt toegevoerd.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het scheidingslichaam is voorzien van een scheidingsplaat die een veelvoud van 5 doorvoeropeningen omvat zodat het extract via de doorvoeropeningen op verschillende posities van de additiefhouder aan de additiefhouder wordt toegevoerd, waarbij de additiefhouder op verschillende posities van de additiefhouder toegankelijk is voor het extract.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 10 extractiepad en de additiefhouder tezamen in een verzamelhouder worden opgenomen waarbij de additiefhouder bij voorkeur stroomafwaarts van de extractiepad wordt geplaatst waarbij de extractiepad en de additiefhouder dusdanig met bèhulp van positioneringsmiddelen ten opzichte van elkaar worden gepositioneerd dat de extractiepad en de additiefhouder vrij van 15 elkaar liggen.

6. Werkwijze volgens conclusies 2 en 4, met het kenmerk, dat de verzamelhouder is voorzien van ten minste een instroomopening en ten minste een uitstroomopening waarbij de extractiepad en de additiefhouder in een vloeistofstroomtraj eet, dat zich in de verzamelhouder uitstrekt van de 20 instroomopening naar de uitstroomopening worden opgenomen waarbij het hete water onder druk aan de instroomopening wordt toegevoerd en waarbij het extract met de daarin opgeloste oplosbare stof via de uitstroomopening vanuit de verzamelhouder wordt afgevoerd.

7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat voor het 25 verschaffen van de positioneringsmiddelen gebruik wordt gemaakt van een extractiepadhouder voorzien van een bodem waarop de extractiepad rust waarbij in de bodem ten minste een doorstroomopening is aangebracht voor het via de doorstroomopening toevoeren van het extract naar de additiefhouder. 1034160

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de ten minste I ene uitstroomopening in flmdumverbinding staat met de ten minste ene I nozzle. I

9. Werkwijze volgens een der conclusies 5-8, met het kenmerk, dat de I 5 extractiepad en de additiefhouder door een van ten minste een I doorvoeropening voorzien scheidingslichaam van elkaar worden gescheiden I waarbij het extract van de extractiepad via de ten minste ene I doorvoeropening aan de additiefhouder wordt toegevoerd. I

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het I 10 scheidingslichaam is voorzien van een scheidingsplaat die een veelvoud van I doorvoeropeningen omvat zodat het extract via de doorvoeropeningen op I verschillende posities van de additiefhouder aan de additiefhouder wordt I toegevoerd. I

11. Werkwijze volgens conclusies 7 en 10, met het kenmerk, dat de I 15 scheidingsplaat tussen de extractdepadhouder en de additiefhouder wordt I opgenomen. I

12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het I kenmerk, dat de additiefhouder is voorzien van een additiefpad gevuld met I de oplosbare stof. I

13. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de I additiefpad is voorzien van een omhulling die althans voor een deel is I vervaardigd van filtreerpapier. I

14. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1-11, met het I kenmerk, dat de additiefhouder is voorzien van een cupje gevuld met de I 25 oplosbare stof I

15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het cupje is I vervaardigd van een materiaal dat onder toevoer van het extract althans I voor een deel openbarst. I 1024160 I

16. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de extractiepad is voorzien van een omhulling die althans voor een deel is vervaardigd van filtreerpapier.

17. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat het botsingsoppervlak deel uitmaakt van een bodem van een bufferreservoir waarbij het bufferreservoir wordt gevuld door de extractstraal met de daarin opgeloste oplosbare stof, welke extractstraal inslaat op een vloeistofoppervlak dat reeds eerder in het bufferreservoir is gevormd vanuit de extractstraal.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de drank vanuit het bufferreservoir wordt afgevoerd voor consumptie.

18 I CONCLUSIES I

19. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het botsingsoppervlak geruwd is uitgevoerd.

20. Samenstel voor het gebruik in een apparaat zoals een 15 koffiezetapparaat voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals cappuccino, voorzien van een verzamelhouder die ten minste een instroomopening, ten minste een uitstroomopening en een vloeistofstroomtraject omvat dat zich uitstrekt van de instroomopening naar de uitstroomopening waarbij het samenstel verder is voorzien van ten 20 minste een extractiepad ten minste gevuld met een te extraheren product zoals gemalen koffie en ten minste een additiefhouder ten minste gevuld met een oplosbare stof, zoals een oplosbare smaak· en/of geur· en/of kleurstof meer in het bijzonder zoals een instant en/of liquid creamer, waarbij de verzamelhouder verder is voorzien van een in het 25 vloeistofstroomtraject opgenomen eerste ruimte voor het in het vloeistofstroomtraject opnemen van de extractiepad, een in het vloeistofstroomtraject opgenomen tweede ruimte voor het in het vloeistofstroomtraject opnemen van de additiefhouder, en positioneringsmiddelen voor het, in gebruik, dusdanig ten opzichte van 30 elkaar positioneren van de extractiepad en de additiefhouder dat de 1°24160

20 I

21. Samenstel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de I 5 additiefhouder zich in het vloeisto&troomtraject stroomafwaarts van de I extractiepad bevindt. I

22. Samenstel volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat de I verzamelhouder is voorzien van een bodem en een zijwand waarbij de ten I minste ene uitstroomopening in de bodem is opgenomen. I

22 I extractiepad en de additiefhouder vrij van elkaar liggen, waarbij de I extractiepad zich in het vloeistofetroomtraject bij voorkeur stroomopwaarts I van de additiefhouder bevindt. I

23. Samenstel volgens conclusie 20,21 of 22, met het kenmerk, dat de I positioneringsmiddelen een extractiepadhouder omvatten voorzien van een I bodem waarop de extractiepad rust waarbij in de bodem ten minste een I doorstroomopening is aangebracht voor het via de doorstroomopening I toevoeren van het extract aan de additiefhouder. I

24 I opnemen van ten minste een extractiepad ten minste gevuld met een te I extraheren product zoals gemalen koffie, en ten minste een additiefhouder I ten minste gevuld met een oplosbare stof, zoals een oplosbare smaak- en/of I geur- en/of kleurstof, meer in het bijzonder zoals een instant en/of liquid I 5 creamer, waarbij de verzamelhouder is voorzien van ten minste een I instroomopening, ten minste een uitstroomopening en een I vloeistofetroomtraject dat zich uitstrekt van de instroomopening naar de I uitstroomopening waarbij de verzamelhouder verder is voorzien van een in I het vloeistofetroomtraject opgenomen eerste ruimte voor het in het I 10 vloeistofstroomtraject opnemen van de extractiepad, een in het I vloeisto&troomtraject opgenomen tweede ruimte voor het in het I vloeisto&troomtraject opnemen van de additiefhouder en I positioneringsmiddelen voor het, in gebruik, dusdanig ten opzichte van I elkaar positioneren van de extractiepad en de additiefhouder dat de I 15 extractiepad en de additiefhouder vrij van elkaar liggen, waarbij de I extractiepad zich in het vloeistofstroomtraject stroomafwaarts van de I additiefhouder bevindt. I

24. Samenstel volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat in de bodem I een veelvoud van doorstroomopeningen zijn aangebracht. I

25. Samenstel volgens een der conclusies 23-24, met het kenmerk, dat I althans een deel van de extractiepadhouder kan worden verplaatst ten I opzichte van de rest van de verzamelhouder voor het plaatsen van de I 20 additiefhouder in de verzamelhouder. I

26. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies 22-24, met het I kenmerk, dat de positioneringsmiddelen voorts zijn voorzien van een bodem I van de verzamelhouder waarop de additiefhouder rust waarbij de I extractiepadhouder zich op afstand boven de bodem van de verzamelhouder I 25 in de verzamelhouder bevindt. I

27. Samenstel volgens een der conclusies 19-26, met het kenmerk, dat I het samenstel verder is voorzien van een scheidingslichaam dat is voorzien I van ten minste een doorvoeropening waarbij het scheidingslichaam tussen I de extractiepad en de additiefhouder is opgenomen en waarbij, in gebruik, I 1024160 I het extract van de extractiepad via de ten minste ene doorvoeropening aan de additiefhouder wordt toegevoerd.

28. Samenetel volgens conclusies 22 en 27, met het kenmerk, dat het scheidingslichaam tussen de extractiepadhouder en de additiefhouder is 5 aangebracht.

29. Samenstel volgens conclusie 27 of 28, met het kenmerk, dat het scheidingslichaam is voorzien van een scheidingsplaat voorzien van een veelvoud van doorvoeropeningen zodat, in gebruik, het extract via de doorvoeropeningen op verschillende posities van de additiefhouder aan de 10 additiefhouder wordt toegevoerd.

30. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies 19-29, met het kenmerk, dat de additiefhouder is voorzien van een additiefpad gevuld met de oplosbare stof.

31. Samenstel volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat de 15 additiefpad is voorzien van een omhulling die althans voor een deel is vervaardigd van filtreerpapier.

32. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies 19-30, met het kenmerk, dat de additiefhouder is voorzien van een cupje gevuld met de oplosbare stof.

33. Samenstel volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat het cupje is vervaardigd van een materiaal dat onder toevoer van het extract althans voor een deel openbarst.

34. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies 19-33, met het kenmerk, dat de extractiepad is voorzien van een omhulling die althans voor 25 een deel is vervaardigd van filtreerpapier.

35. Verzamelhouder van het samenstel volgens een der voorgaande conclusies 19-34.

36. Verzamelhouder voor het gebruik in een apparaat zoals een koffiezetapparaat voor het bereiden van een voor consumptie geschikte 30 drank zoals cappuccino waarbij de verzamelhouder is in gericht voor het 1024160

37. Verzamelhouder volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat de I positioneringsmiddelen een extractiepadhouder omvatten voorzien van een I 20 bodem waarop, in gebruik, de extractiepad rust waarbij in de bodem ten I minste een doorstroomopening is aangebracht voor het via de I dooretroomopening toevoeren van extract aan de additiefhouder. I

38. Verzamelhouder volgens conclusie 37, met het kenmerk, dat in de I bodem een veelvoud van doorstroomopeningen zijn aangebracht. I

39. Verzamelhouder volgens een der conclusies 36-38, met het I kenmerk, dat althans een deel van de extractiepadhouder kan worden I verplaatst ten opzichte van de rest van de verzamelhouder voor het I verschaffen van toegang tot de tweede ruimte voor het plaatsen van de I additiefhouder in de verzamelhouder. I 1024160 ’ I

40. VerzameUiouder volgens een der conclusies 36-38, met het kenmerk, dat de positioneringsmiddelen voorts zijn voorzien van een bodem van de verzamelhouder waarop de additiefhouder, in gebruik, rust waarbij de extractpadhouder zich op afstand boven de bodem van de 5 verzamelhouder in de verzamelhouder bevindt.

41. Verzamelhouder volgens een der conclusie 36-40, met het kenmerk, dat de verzamelhouder verder ie voorzien van een scheidingslichaam dat is voorzien van ten minste een in het vloeistofstroomtraject opgenomen doorvoeropening waarbij het scheidingslichaam tussen de 10 extractiepadhouder en de tweede ruimte voor het opnemen van de additiefhouder is opgenomen en waarbij, in gebruik, het extract van de extractiepadhouder via de ten minste ene doorvoeropening naar de tweede ruimte voor de additiefhouder wordt toegevoerd.

42. Verzamelhouder volgens conclusie 41, met het kenmerk, dat het 15 scheidingslichaam is voorzien van een scheidingsplaat voorzien van een veelvoud van doorvoeropeningen zodat, in gebruik, het extract via de doorvoeropeningen op verschillende posities van de tweede ruimte voor de additiefhouder aan de tweede ruimte wordt toegevoerd.

43. Additiefhouder van het samenstel volgens een der voorgaande 20 conclusies 20-34.

44. Inrichting voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals cappuccino, voorzien van een verzamelhouder volgens een der conclusies 36-42 en middelen voor het onder druk toevoeren van heet water aan de instroomopening van de verzamelhouder.

45. Inrichting volgens conclusie 44, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van ten minste een nozzle die in fluïdumverbinding staat met de uitstroomopening van de verzamelhouder, en een boteingsóppervlak dat dusdanig is opgesteld dat, in gebruik, het extract vanuit de nozzle op het botsingsoppervlak spuit. 30 1024160