NL1022576C2

NL1022576C2 - Klep en werkwijze voor het geven van een fluïdumpuls.

Info

Publication number: NL1022576C2
Application number: NL1022576A
Authority: NL
Inventors: Tjerk Oomen
Original assignee: Asco Controls Bv
Priority date: 2003-02-04
Filing date: 2003-02-04
Publication date: 2004-08-05
Also published as: RU2331786C2; DE602004007356D1; DE602004007356T2; NZ541502A; PL206230B1; RU2005124188A; DK1592905T3; ATE366383T1; AU2004208759B2; ES2285422T3; EP1592905A1; AU2004208759A1; PL376598A1; EP1592905B1; WO2004070245A8; WO2004070245A1

Description

1 " "' ~ ...... · · ''':~'^<™**i«***™mmmmimMmmm;jmWmat*xmwmm}m

KLEP EN WERKWIJZE VOOR HET GEVEN VAN EEN FLUIDUMPULS

De uitvinding heeft betrekking op een klep voor een fluïdum, omvattende een behuizing met een toevoeropening en een 5 afvoeropening, en een beweegbaar kleplichaam dat op een klepzitting kan rusten om de klep te sluiten, waarbij aan de van de klepzitting afgekeerde zijde van het beweegbare kleplichaam een regelkamer is gevormd die het slagvolume van de klep omvat en die via een smoorkanaal is verbonden met de 10 toevoeropening, en waarbij middelen aanwezig zijn om fluïdum uit de regelkamer te laten ontsnappen teneinde de klep te openen doordat de druk aan het gedeelte van de andere zijde van het beweegbare kleplichaam welke in open verbinding staat met de toevoeropening het beweegbare kleplichaam van de 15 klepzitting verplaatst.

Een dergelijke klep is bekend, bijvoorbeeld uit de internationale octrooipublicatie WO 96/27095, en heeft als eigenschap dat deze zeer snel geopend en/of gesloten kan 20 worden, zodat in korte tijd een relatief groot volume aan gas kan worden doorgelaten, waardoor deze in het bijzonder geschikt is voor het geven van een korte gaspuls.

Dergelijke gaskleppen worden bijvoorbeeld toegepast voor het 25 reinigen van stoffilters die worden toegepast bij industriële afzuiginstallaties. Dergelijke stoffilters raken tijdens hun gebruik verstopt met stof, zodat de weerstand van het stoffilter wordt vergroot. Een dergelijk stoffilter kan worden gereinigd door het toepassen van een gaspuls in 30 tegengestelde richting ten opzichte van de normale gasstroom door het stoffilter. Het is daarbij van belang dat een effectieve gaspuls kan worden verkregen, waarvoor een gasklep nodig is die zeer snel kan openen en sluiten en zeer snel een *022576» grote hoeveelheid gedurende een zeer korte tijd kan doorlaten.

Bij de bekende klep omvat het beweegbare kleplichaam een 5 membraan welke de regelkamer afsluit. Het nadeel van deze klep is dat het slagvolume, dat wil zeggen de hoeveelheid gas H die uit de regelkamer moet ontsnappen om de klep te openen H relatief groot is. Dit slagvolume is ruwweg te definiëren als H de slaglengte van de klep maal het totale oppervlak van het 10 membraan. Het zeer snel laten ontsnappen van een relatief grote hoeveelheid gas uit de regelkamer brengt geluidsoverlast voor de omgeving met zich mee, en dient daarom gereduceerd te worden. Ook vereist het snel laten ontsnappen van de hoeveelheid gas uit de regelkamer een 15 stuurklep op dè regelkamer waaraan hoge eisen worden gesteld.

H Indien de hoofdklep grote afmetingen heeft, en er derhalve H een groot volume in korte tijd uit de regelkamer moet H stromen, wordt daarom in die gevallen tussen de stuurklep en de hoofdklep een tweede klep geplaatst die volgens hetzelfde 20 principe als de hoofdklep wordt uitgevoerd, wat een dure oplossing is.

De uitvinding beoogt een klep, in het bijzonder voor het geven van een gaspuls, die compacter is, efficiënter werkt, 25 sneller kan openen en/of sluiten, sneller een groot debiet kan doorlaten, en/of waarbij een kleinere hoeveelheid gas werkzaam is om de klep te openen en/of te sluiten.

I Daartoe kan het kleplichaam volgens de uitvinding het 30 beweegbare kleplichaam bewegen langs een vast in de behuizing I opgesteld kleplichaam, waartoe de kleplichamen gezamenlijk twee kokervormige glijoppervlakken met verschillende I doorsnedes en twee complementaire daarmee samenwerkende I 1022576" 3 ringvormige glijranden bezitten met overeenkomstige verschillende doorsnedes, waarbij in axiale richting gezien de klepzitting zich tussen de respectieve glijoppervlakken met de kleinere en grotere doorsnedes bevindt. De 5 glijoppervlakken en de daarme samenwerkende glijranden vormen afdichtingen die het slagvolume van de klep begrenzen. Aldus wordt een soort zuigerconstructie gevormd, waarbij de tijdens de slag in.lengte variërende ruimte tussen het grotere glijoppervlak en het kleinere glijoppervlak een ringvormig 10 slagvolume vormt, dat in vergelijking met het schijfvormige slagvolume van de bekende membraanklep bij een gelijke slaglengte van de klep veel kleiner is. Hierdoor is de volumeverplaatsing veel kleiner, waardoor de in verband daarmee genoemde bezwaren althans gedeeltelijk worden 15 opgeheven.

In een voorkeursuitvoering bevinden de beide kokervormige glijoppervlakken zich op het beweegbare kleplichaam, en bij voorkeur zijn daarbij de beide kokervormige glijoppervlakken 20 de naar binnen gerichte oppervlakken. Elke andere combinatie • is echter binnen het kader van de uitvinding eveneens mogelijk, waarbij bijvoorbeeld een van de kokervormige glijoppervlakken zich op het beweegbare kleplichaam bevindt, en het andere op het vaste kleplichaam.

25

Bij voorkeur is de kleinere doorsnede 0,4 - 0,9 maal, meer bij voorkeur 0,5 - 0,8 maal, nog meer bij voorkeur 0,6 - 0,7 maal de grotere doorsnede. Eveneens bij voorkeur bedraagt in axiale richting gezien het oppervlak tussen het glijoppervlak 30 met de kleinere doorsnede en het midden van de rand van de klepzitting 0,3 - 0,7 maal, meer bij voorkeur 0,4 - 0,6 maal het oppervlak tussen de beide glijoppervlakken. Gebleken is T022576* dat bij deze verhoudingen een optimale krachtenbalans bij minimale volumeverplaatsing mogelijk is.

Bij voorkeur zijn de kokervormige glijoppervlakken onderling 5 verbonden door middel van een fluïdumdicht verbindingsdeel. Bij voorkeur worden de kokervormige oppervlakken van het beweegbare kleplichaam gevormd door twee kokers, waarbij de koker met de kleinere doorsnede korter is en zich binnen de koker bevindt met de grotere doorsnede, welke kokers aan de H 10 zijde de klepzitting door middel van het verbindingsdeel met H elkaar verbonden zijn, waarbij het verbindingsdeel een H ringvormige aanslag omvat die op de klepzitting kan rusten.

H Op deze wijze wordt een functioneel en lichtgewicht H beweegbaar kleplichaam verkregen.

Bij voorkeur heeft het beweegbare kleplichaam, in axiale richting gezien in het gebied tussen de klepzitting en het H glijoppervlak met de grotere doorsnede, een oppervlak waartegen in de gesloten toestand van de klep, na het laten 20 ontsnappen van het fluïdum uit de regelkamer, het fluïdum in de toegangsopening een nettokracht kan uitoefenen in de H richting die is afgekeerd van de klepzitting. Op deze wijze kan eenvoudig het openen van de klep worden geïnitialiseerd, als de druk in de regelkamer lager wordt dan de druk in de 25 toevoeropening.

I Bij voorkeur heeft het beweegbare kleplichaam, in axiale I richting gezien in het gebied tussen de klepzitting en het glijoppervlak met de kleinere doorsnede, een oppervlak 30 waartegen in de gesloten toestand van de klep het fluïdum in de regelkamer een nettokracht kan uitoefenen in de richting van de klepzitting. Op deze wijze kan de klep gesloten worden gehouden, als de druk in de regelkamer door het smoorkanaal I 1022576· 5 gelijk is aan de druk in de toevoeropening, en groter is dan de druk in de afvoeropening.

Bij voorkeur wordt het beweegbare kleplichaam bij afwezigheid 5 van fluïdumdruk door middel van voorspanmiddelen tegen de klepzitting geduwd. Bij voorkeur omvatten de voorspanmiddelen een veer die enerzijds afsteunt op het vaste kleplichaam en anderzijds op het beweegbare kleplichaam. Hierdoor is de klep bij afwezigheid van een drukverschil gesloten.

10

Bij voorkeur zijn de ringvormige glijranden aangebracht op twee flenzen, welke zich vanaf de regelkamer in de behuizing uitstrekken. Doordat de ringvormige glijranden zich op de flenzen bevinden, en bijvoorbeeld niet op massieve cilinders, 15 wordt materiaal bespaard, waardoor de klep lichter in gewicht wordt. Eveneens bij voorkeur worden de ringvormige glijranden gevormd door flexibele afdichtringen, zodat geen fluïdum daarlangs uit de regelkamer kan ontsnappen.

20 De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het geven van een fluïdumpuls door het snel openen en/of sluiten van een klep, waarbij een beweegbaar kleplichaam door de fluïdumtoevoerdruk van een klepzitting af wordt bewogen doordat de fluïdumdruk aan de andere zijde van het beweegbare 25 kleplichaam wordt verlaagd, waarna het fluïdum tussen het beweegbare kleplichaam en de klepzitting kan doorstromen, waarbij het beweegbare kleplichaam wordt bewogen langs een vast opgesteld kleplichaam, waartoe de kleplichamen gezamenlijk twee kokervormige glijoppervlakken met 30 verschillende doorsnedes omvatten welke samenwerken met twee complementaire ringvormige glijranden met overeenkomstige verschillende doorsnedes, en waarbij in axiale richting gezien de klepzitting zich tussen de respectieve 1022576· glijoppervlakken met de kleinere en grotere doorsnedes bevindt.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van 5 in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, waarin:

Figuur 1 een doorsnede van een gasklep in gesloten toestand H weergeeft; H 10 Figuur 2 een doorsnede van de gasklep van Figuur 1 in geopende toestand weergeeft;

Figuur 3 een doorsnede van een alternatieve uitvoeringsvorm van een gasklep in gesloten toestand weergeeft;

Figuur 4 een detail van de doorsnede van Figuur 1 weergeeft; en

Figuur 5 een doorsnede van nog een alternatieve 20 uitvoeringsvorm van een gasklep in gesloten toestand weergeeft.

De figuren zijn slechts schematische weergaven van de I uitvoeringsvoorbeelden, waarbij overeenkomstige onderdelen in I 25 de verschillende figuren met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven.

Figuur 1 en Figuur 2 tonen de verschillende onderdelen van de gasklep in doorsnede. De gasklep heeft een behuizing die 30 bestaat uit een klephuis 1 en een deksel 2. Klephuis 1 is daarbij voorzien van een gastoevoeropening 3 en een gasafvoeropening 4. Beide openingen zijn voorzien van aansluitmiddelen zodat gasleidingen kunnen worden T0S2576· 7 aangesloten. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bestaan deze middelen uit inwendige schroefdraad in de openingen 3, 4, zodat in deze openingen een uiteinde van een leiding, waarop uitwendige schroefdraad is aangebracht, kan worden 5 geschroefd. Door de juiste schroefdraadvorm te kiezen of door tussenvoeging van een afdichtmiddel kan daarbij een gasdichte afdichting worden verkregen.

In de in Figuur 1 weergegeven stand van de gasklep is deze 10 gasklep gesloten, waarbij een kleplichaam 5 op de klepzitting 6 rust. Het beweegbare kleplichaam 5 omvat twee cilindervormige delen, namelijk een binnenste cilinder met cilindervormig een binnenoppervlak 51 en een buitenste cilinder met een cilindervormig binnenoppervlak 52, welke aan 15 de onderzijde aan elkaar zijn verbonden middels een ringvormige aanslag 53. De bovenzijde van het binnenste binnenoppervlak 51 reikt ongeveer half zo hoog dan de bovenzijde van het buitenste binnenoppervlak 52.

20 Het kleplichaam 5 is beweegbaar bevestigd op een vast kleplichaam of klephouder 21 die integraal is gevormd met deksel 2. In een alternatieve (niet getoonde) uitvoeringsvorm is de klephouder 21 een apart kunststof onderdeel dat middels een flens tussen het deksel 2 en klephuis 1 wordt geklemd. De 25 klephouder 21 omvat een onderste flens met een kunststof afdichtring met een buitenrand 22 en een bovenste flens met een kunststof afdichtring met een buitenrand 23. De onderste buitenrand 22 heeft een doorsnede die overeenkomt met het binnenste binnenoppervlak 51, en de bovenste buitenrand 23 30 heeft een doorsnede die overeenkomt met het buitenste binnenoppervlak 52. Op deze wijze kunnen de cilindrische binnenoppervlakken 51, 52 van het beweegbare kleplichaam gasdicht in verticale richting over de respectieve 102257611 ringvormige buitenranden 22, 23 glijden. Daarbij wordt de H bovenste stand van het kleplichaam 5 begrensd doordat de H bovenzijde van de binnenste cilinder of de buitenste cilinder tegen respectievelijk de bovenste flens of het deksel 2 rust.

H 5 In de onderhavige uitvoeringsvorm zijn de dimensies zo H gekozen dat beide cilinders althans nagenoeg tegen hun respectieve begrenzing rusten, zoals in Figuur 2 wordt H getoond.

10 Figuur 2 toont tevens dat de onderzijde 24 van de klephouder 21 zodanig is gevormd dat deze in de open stand van de klep aansluit op de aanslagring 53 en samen daarmee een geleiding voor de gasstroom (weergegeven middels pijlen), komend vanaf H de toevoeropening 3 in de richting van de afvoeropening 4, 15 vormt.

De buitenzijde en de onderzijde van het kleplichaam 5 voorzover die zich buiten de klepzitting 6 bevindt is rechtstreeks in contact met de gastoevoeropening 3, zodat de 20 gasdruk van de gastoevoer aan deze zijde van het kleplichaam aanwezig is. Aan de andere zijde van het kleplichaam, in de I klephouder 21 (het vaste kleplichaam), is een regelkamer 25 H voorzien, die tevens het ringvormige slagvolume van de klep omvat dat zich tussen het vaste en het beweegbare kleplichaam 25 bevindt. In het ringvormige slagvolume bevindt zich voorts I een veer 7 die aan een zijde steunt tegen het vaste I kleplichaam 21 en die het beweegbare kleplichaam 5 tegen de I klepzitting 6 kan duwen. Regelkamer 25 is door middel van een I smoorkanaal 10 verbonden met de gastoevoeropening. Aan de I 30 bovenzijde is de regelkamer 25 voorzien van een aansluitopening 26 waarmee de regelkamer 25 kan worden I verbonden met een niet weergegeven bedieningsorgaan, I bijvoorbeeld een stuurklep. Dit niet weergegeven I f022576· 9 bedieningsorgaan kan aansluitopening 26 afsluiten zodat daardoor geen gas kan worden verplaatst en kan, teneinde de gasklep te openen, via de aansluitopening 26 gas uit de regelkamer 25 laten ontsnappen.

5

De werking van de in de Figuren 1 en 2 weergegeven gasklep zal hierna worden uitgelegd, met verwijzing naar Figuur 4. Zolang de gasdoorvoer via een aansluitopening 26 is geblokkeerd, zal de gasklep gesloten zijn doordat het 10 beweegbare kleplichaam 5 op de klepzitting 6 rust. Daarbij is de gastoevoerdruk in gastoevoeropening 3 hoger dan de gasdruk in gasafvoeropening 4. De gastoevoerdruk heerst niet alleen in gastoevoeropening 3, maar ook in de regelkamer 25, welke door middel van smoorkanaal 10 is verbonden met de 15 gastoevoeropening. Zolang aansluitopening 26 is gesloten zal de resultante van de op het beweegbare kleplichaam 5 uitgeoefende krachten naar beneden gericht zijn (zijnde de toevoergasdruk minus de afvoergasdruk tegen de bovenzijde van de klep op het oppervlak C) en daardoor zal de gasklep 20 gesloten zijn. De gasklep kan worden geopend door via de aansluitopening 26 gas uit de regelkamer 25 te laten ontsnappen, zodat de gasdruk in regelkamer 25 wegvalt. De resultante van de op het beweegbare kleplichaam 5 uitgeoefende kracht (zijnde de toevoergasdruk tegen de 25 onderzijde van de klep op het oppervlak A) zal daarbij bovenwaarts gericht zijn, en zal de klep tegen de veerdruk van veer 7 in openen. Via het smoorkanaal 10 kan daarbij onvoldoende gas worden toegevoerd om in regelkamer 25 voldoende druk op te bouwen, zodat de aan de onderzijde van 30 het beweegbare kleplichaam 5 heersende gastoevoerdruk (op het gehele oppervlak B) de gasklep geopend houdt totdat de gasafvoer via aansluitopening 26 wordt gestopt, zodat gastoevoer via smoorkanaal 10 naar regelkamer 25 weer een 1022576* druk zal opbouwen in regelkamer 25. In die situatie is de gasdruk aan beide zijden van het beweegbare kleplichaam 5 gelijk, waardoor deze onder invloed van de veerdruk van veer 7 gesloten zal worden.

H Figuur 3 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van de H gasklep, waarbij een opening 27 aanwezig is in het vaste H kleplichaam 21, tussen de regelkamer 25 en de H gasafvoeropening 4. Deze opening 27 heeft dezelfde functie H 10 als de aansluitopening 26, namelijk het laten wegvallen van H de gasdruk in de regelkamer 25 door het openen van de opening, maar in deze uitvoeringsvorm stroomt het gas naar de gasafvoeropening 4. Hierdoor is geen aparte afvoer aan de bovenzijde van de klep vereist, en wordt bovendien het geluid 15 dat daardoor wordt veroorzaakt gereduceerd. De opening 27 H wordt afgesloten door een bedieningsorgaan 28, die bediend wordt door elektromagneet 29 welke in deksel 2 is bevestigd door middel van een schroefdeel 30.

20 Volgens Figuur 5 omvat een alternatieve uitvoeringsklep van een gasklep met een beweegbaar kleplichaam 105 dat twee cilindervorm!ge delen vertoont waarbij de onderste cilinder een cilindervormig binnenoppervlak 151 en de bovenste I cilinder een cilindervormig buitenoppervlak 152 heeft, welke I 25 in het midden aan elkaar zijn verbonden middels een ringvormig verbindingsdeel 153. De onderzijde van het I onderste cilindervormige deel is voorzien van een ringvormige I aanslag 154 die op de klepzitting 6 kan rusten.

I 30 In deze uitvoeringsvorm is tussen het deksel 2 en de I behuizing 1 een flexibele afdichtring 23 geklemd, welke bij I voorkeur is vervaardigd van een teflon bevattende kunststof.

I De afdichtring 23 heeft een ringvormige binnenrand waarover I 1022576« 11 het cilindervormige buitenoppervlak 152 kan glijden en die daarmee een gasdichte afdichting vormt. De afdichtring is voorzien van een gaatje (niet getoond) dat als smoorkanaal functioneert, overeenkomstig het smoorkanaal 10 in de 5 voorgaande uitvoeringsvormen. Aan de onderzijde van de klephouder 121 is aan de buitenzijde een kunststofafdichtring met een buitenrand 122 voorzien, waarover het cilindrische binnenoppervlak 151 kan glijden en die daarmee eveneens een gasdichte afsluiting vormt. De veer 7 steunt aan zijn 10 bovenzijde af op het deksel 2 en aan de onderzijde op het verbindingsdeel 153. De werking van de gasklep volgens deze uitvoeringsvorm is verder overeenkomstig de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, en behoeft derhalve geen nadere toelichting.

15

De hier beschreven uitvoeringsvoorbeelden moet als zodanig worden beschouwd en het zal voor de vakman, na kennisneming van de uitvinding, duidelijk zijn dat vele variaties bij de toepassing van de uitvinding mogelijk zijn.

20 1022578·

Claims

2. Klep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beide kokervormige glijoppervlakken (51, 151; 52, I 1022576· 152. zich op het beweegbare kleplichaam (5, 105) bevinden.
3. Klep volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat 5 de beide kokervormige glijoppervlakken (51; 52) naar binnen gerichte oppervlakken zijn.
4. Klep volgens een van de voorgaande conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het glijoppervlak (51, 151) met 10 de kleinere doorsnede zich meer nabij de klepzitting (6) bevindt dan het glijoppervlak (52, 152) met de grotere doorsnede.
5. Klep volgens een van de voorgaande conclusies 1-4, 15 met het kenmerk, dat de kleinere doorsnede 0,4-0,9 maal, bij voorkeur 0,5 - 0,8 maal, meer bij voorkeur 0,6 - 0,7 maal de grotere doorsnede is.
6. Klep volgens een van de voorgaande conclusies 1-5, 20 met het kenmerk, dat in axiale richting gezien het oppervlak tussen het glijoppervlak (51, 151) met de kleinere doorsnede en het midden van de rand van de klepzitting (6) 0,3 - 0,7 maal, bij voorkeur 0,4 -0,6 maal het oppervlak tussen de beide 25 glijoppervlakken (51, 151; 52, 152) bedraagt.
7. Klep volgens een van de voorgaande conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de kokervormige glijoppervlakken (51, 151; 52, 152) onderling zijn verbonden door 30 middel van een fluïdumdicht verbindingsdeel (53, 153) . 1022578· Η 8. Klep volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de kokervormige glijoppervlakken {51, 52) zich bevinden op het beweegbare kleplichaam (5) en worden gevormd door twee kokers, waarbij de koker met de kleinere 5 doorsnede korter is en zich binnen de koker bevindt I met de grotere doorsnede, welke kokers aan de zijde de klepzitting door middel van het verbindingsdeel (53) met elkaar verbonden zijn, waarbij het verbindingsdeel (53) een ringvormige aanslag omvat 10 die op de klepzitting (6) kan rusten.
9. Klep volgens een van de voorgaande conclusies 1-8, I met het kenmerk, dat het beweegbare kleplichaam (5, 105), in axiale richting gezien in het gebied (A) H 15 tussen de klepzitting (6) en het glijoppervlak (52, 152. met de grotere doorsnede, een oppervlak heeft waartegen in de gesloten toestand van de klep, na het I laten ontsnappen van het fluïdum uit de regelkamer I (2 5) , het fluïdum in de toegangsopening (3) een 20 nettokracht kan uitoefenen in de richting die is I afgekeerd van de klepzitting (6).
10. Klep volgens een van de voorgaande conclusies 1-9, met het kenmerk, dat het beweegbare kleplichaam (5, I 25 105), in axiale richting gezien in het gebied (C) I tussen de klepzitting (6) en het glijoppervlak (51) I met de kleinere doorsnede, een oppervlak heeft waartegen in de gesloten toestand van de klep het I fluïdum in de regelkamer (25) een nettokracht kan I 30 uitoefenen in de richting van de klepzitting (6).
11. Klep volgens een van de voorgaande conclusies 1 - 10, I met het kenmerk, dat het beweegbare kleplichaam (5, I 1022576« innwianwi—giBtB·—g'tejw.i - its»- ' _ - : ^.:>ί·Γ·^>£»-Ύ . · · ·· ’ ·.<? 105. bij afwezigheid of evenwicht van de fluïdumdruk door middel van voorspanmiddelen (7) tegen de klepzitting (6) wordt geduwd.
12. Klep volgens een van de voorgaande conclusies 1 - 11, met het kenmerk, dat de voorspanmiddelen (7) een veer omvatten die enerzijds afsteunt op het vaste kleplichaam (21) of de behuizing (1, 2) en anderzijds op het beweegbare kleplichaam (5, 105). 10
13. Klep volgens een van de voorgaande conclusies 1 - 12, met het kenmerk, dat de ringvormige glijranden (22; 23) zijn aangebracht op twee flenzen.
14. Klep volgens een van de voorgaande conclusies 1 - 13, met het kenmerk, dat de ringvormige glijranden (22, 122; 23, 123) worden gevormd door kunststof afdichtringen. 20
15. Klep volgens een van de voorgaande conclusies 1 - 14, met het kenmerk, dat de middelen voor het laten ontsnappen van fluïdum uit de regelkamer (25) teneinde de klep te openen een stuurklep (28) 25 omvatten die het fluïdum vanuit de regelkamer (25) naar de uitlaatopening (4) kan laten ontsnappen.
16. Werkwijze voor het geven van een fluïdumpuls door het snel openen en/of sluiten van een klep, waarbij een 30 beweegbaar kleplichaam (5, 105) door de fluïdumtoevoerdruk van een klepzitting (6) af wordt bewogen doordat de fluïdumdruk aan de andere zijde van het beweegbare kleplichaam (5, 105) wordt 1082576e verlaagd, waarna het fluïdum tussen het beweegbare kleplichaam (5, 105) en de klepzitting (6) kan doorstromen, met het kenmerk, dat het beweegbare kleplichaam (5, 105) wordt bewogen langs een vast 5 opgesteld kleplichaam (21, 121), waartoe de I kleplichamen (5, 105; 21, 121) gezamenlijk twee I kokervormige glijoppervlakken (51, 151; 52, 152) met verschillende doorsnedes omvatten welke samenwerken I met twee complementaire ringvormige glijranden (22, I 10 122; 23, 123) met overeenkomstige verschillende I doorsnedes, waarbij in axiale richting gezien de I klepzitting (6) zich tussen de respectieve I glijoppervlakken (51, 151; 52, 152) met de kleinere en grotere doorsnedes bevindt. I 1022576·