NL1021979C2 - Luchtverfrisser. - Google Patents

Description

* P61488NL00 Titel: Luchtverfrisser

De uitvinding heeft betrekking op een luchtverfrisser voor het afgeven van een spray van deodorant, omvattende: een houder voor het bevatten van de deodorant, welke houder is voorzien van een beweegbaar afgeeforgaan, dat bij beweging een spray van deodorant uit de houder 5 afgeeft; en een huis voor montage op of nabij een deur; in welk huis de houder kan worden op genomen en welk huis is voorzien van geleidermiddelen voor het doorgeleiden van de deurbeweging naar het beweegbare afgeeforgaan.

Een dergelijke houder is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 10 4.579.261. In het octrooischrift zijn een aantal uitvoeringsvormen beschreven waarbij door middel van een roteerbare hendel de luchtverfrisser wordt geactiveerd. Op de deur of deuropening is een arm aangebracht die op de hendel aangrijpt, waarbij de hendel in een heengaande beweging op scherp wordt gesteld en in een teruggaande 15 beweging de houder indrukt, waardoor een deodorantspray wordt afge geven.

De uitvinding heeft tot doel genoemde luchtverfrisser te verbeteren, onder meer door een luchtverfrisser te verschaffen die niet meer uit afzonderlijke delen bestaat maar in één geheel op de deur of deuropening 20 kan worden gemonteerd. Hierdoor ontstaat een constructie die veel gemakkelijker is te installeren, hetgeen een groot voordeel is voor relatief onhandige consumenten die problemen zullen hebben om de afzonderlijke delen op elkaar af te stellen. De uitvinding heeft derhalve tot doel een compacte luchtverfrisser uit één stuk te verschaffen die uiterst eenvoudig is 25 te monteren. Overeenkomstig bovengenoemd doel omvat de luchtverfrisser volgens de uitvinding de in de aanhef genoemde kenmerken, waarbij de luchtverfrisser verder een schuifbalk omvat die met een uiteinde in contact is met de deur of deuropening, zodat een deurbeweging resulteert in een

1 Π 9 1 Q 7 Q

I beweging van de schuifbalk; welke schuifbalk een drukorgaan omvat voor H het indrukken van het afgeeforgaan, waarbij het drukorgaan en/of het I afgeeforgaan een wigvorm hebben teneinde het drukorgaan tijdens een I beweging van de schuifbalk in een richting dwars op de beweging van de 5 schuifbalk te laten bewegen.

H Omdat een dergelijke schuifbalkconstructie compact en robuust is uit te voeren en rechtstreeks kan aangrijpen op een vlak van een deurpaneel of deurlijst, is het niet nodig afzonderlijke, op elkaar ingrijpende delen op deur en deuropening te monteren, zodat de constructie wordt vereenvoudigd. De 10 schuifbalk kan relatief klein zijn met een lengt van ca. 10 cm, hierdoor kan hij zowel aan een zijde nabij het draaipunt van de deur worden gemonteerd, als ook de daar tegenovergelegen zijde.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de schuifbalk instelmiddelen voor het op een instelbare afstand koppelen van het drukorgaan ten H 15 opzichte van het uiteinde van de schuifbalk. Hierdoor kan de luchtverfrisser H op deuren worden gemonteerd met sterk variërende dimensies.

De schuifbalk kan een geleider omvatten waarlangs het drukorgaan kan worden bewogen van een eerste relatief dicht bij het afgeeforgaan gelegen positie naar een tweede relatief op afstand van het afgeeforgaan 20 gelegen positie; waarbij in bedrijf een contactvlak tussen drukorgaan en het afgeeforgaan in een eerste beweging van de schuifbalk nagenoeg evenwijdig H aan de geleider verloopt teneinde het drukorgaan dwars op de geleider in de eerste positie te fixeren, en waarbij het contactvlak in een tweede, tegengesteld aan de eerste beweging nagenoeg dwars op de geleider is 25 georiënteerd zodat het drukelement naar de op afstand gelegen positie H wordt bewogen. Door een dergelijke constructie is het drukorgaan niet vast H ten opzichte van de schuifbalk, maar kan ten opzichte daarvan bewegen.

Door de vorm van het contactvlak en de oriëntatie van de geleider is het H mogelijk om een tweeledige functie te verkrijgen waarbij in de eerste 30 beweging wel een indrukbeweging door het drukorgaan wordt uitgevoerd, 3 omdat deze gefixeerd is ten opzichte van de schuifbalk, en in de tweede beweging geen indrukbeweging wordt uitgevoerd, doordat de geleider dwars op het contactvlak is georiënteerd en het drukorgaan langs de geleider van het afgeeforgaan wordt afbewogen. Bij de tweede beweging wordt niet het 5 afgeeforgaan ingedrukt maar wordt het drukorgaan van het afgeeforgaan afbewogen. Daardoor wordt in de tweede beweging het afgeeforgaan niet door het drukorgaan geactiveerd. Hierdoor kan een verschil gemaakt worden tussen een richting waarin de schuifbalk door de deur- of deuropening wordt opgeduwd — de eerste beweging; en een richting waarin 10 de schuifbalk naar een oorspronkelijke uitgangspositie terugbeweegt - de tweede beweging. Slechts in de eerste beweging dient voldoende kracht te worden gezet om het drukorgaan in te drukken; in de tweede beweging kan een relatief licht veer de schuifbalk weer naar de uitgangspositie terugbewegen.

15 In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de geleider geleiderpennen omvatten die in een geleidersleuf zijn opgenomen, welke geleidersleuf aansluit op een uitsparing waarin ten minste één geleiderpen kan worden opgenomen, waarbij in bedrijf de geleiderpen in de eerste beweging in de uitsparing wordt gefixeerd en in de tweede beweging uit de uitsparing in de 20 geleidersleuf wordt geduwd. De aanwezigheid van een dergelijke uitsparing vergroot de betrouwbaarheid dat het drukorgaan daadwerkelijk gefixeerd blijft tijdens het indrukken van het activeerorgaan.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het afgeeforgaan een koppelstuk, welk koppelstuk een ronde bovenzijde omvat dat een 25 contactvlak vormt voor het drukorgaan. Het koppelstuk fungeert derhalve als doorgeleiding voor het doorleiden van de drukkracht uitgeoefend door het drukorgaan, via het koppelstuk op het afgeeforgaan. Het koppelstuk is bij voorkeur cilindrisch is uitgevoerd, waarbij de houder een geleidervlak omvat en een op dit geleidervlak aansluitende uitsparing, zodat het 30 op nemen van de houder in het huis het koppelstuk onder tegenspanning via 1 021979 I het geleidervlak in de uitsparing wordt gedrukt. Bij een dergelijk cilindrisch I koppelstuk kan een wigvormig drukorgaan in een eerste heengaande I beweging het koppelstuk indrukken, waarbij de het wigvormige drukorgaan I met een smalle zijde naar het koppelstuk toe is gericht. De wig schuift, de 5 eerste heengaande beweging vervolgend, over de cilinder en is daarna met I de brede zijde naar de cilinder gericht. In een tweede tegengestelde I beweging wordt de brede zijde van de wig tegen de cilinder gedrukt, I waardoor de wig langs de geleider omhoog wordt gedrukt en het drukorgaan niet wordt ingedrukt.

I 10 De uitvinding heeft verder betrekking op een houder voor het I bevatten van deodorant voor opname in een huis van een luchtverfrisser volgens een van bovengenoemde aspecten. Een dergelijke houder kan losneembaar zijn uitgevoerd van de luchtverfrisser en daarin kunnen worden aangebracht, eventueel als wegwerpelement of hervulbaar element.

I 15 In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de houder een plaatvormig deel dat in een in het huis aangebrachte sleuf kan grijpen, welk plaatvormig deel een lip omvat waarop een bediener kan aangrijpen om de houder uit het huis te verwijderen. Een dergelijke lip vergroot het bedieningsgemak van een gebruiker voor het verwisselen van de houder. Bij voorkeur heeft het I 20 plaatvormig deel een dwarsafmeting van ca. 39 mm, waarbij de lip een lengteafmeting heeft van ca. 20 mm. Het cilindrisch deel kan daarbij een diameter hebben van ca. 15 mm en een lengte van ca. 4 mm.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de 25 tekening. Hierin toont: H Figuur 1: Een algemeen schematische weergave van de H luchtverfrisser volgens de uitvinding en de montage daarvan nabij een deur;

Figuur 2: Een schematisch weergegeven zijaanzicht van het schuifbalkmechanisme van de luchtverfrisser volgens de uitvinding voordat 30 deze is ingesteld; 5

Figuur 3: Een schematische weergegeven zijaanzicht van het schuifbalkmechanisme in een toestand waarbij het afgeeforgaan wordt geactiveerd;

Figuur 4a-c: Een schematische weergegeven zijaanzicht van het 5 schuifbalkmechanisme waarbij het drukorgaan in een terugbeweging in opvolgende weergaven over het afgeeforgaan wordt bewogen zonder dit te activeren;

Figuur 5: Een weergave van uiteengenomen delen van het drukorgaan volgens de voorkeurs uitvoeringsvorm; 10 Figuur 6: Een weergave in uiteengenomen delen van een kap van de houder en het koppelstuk voor het doorgeleiden van de indrukbeweging van het indrukorgaan naar de kap; en

Figuur 7 Een schematische weergave van een houder voor een luchtverfrisser volgens de uitvinding.

15

Figuur 1 illustreert het algemene werkingsprincipe van de luchtverfrisser 1 volgens de uitvinding. Zoals is weergegeven bestaat de luchtverfrisser uit een huis 2, dat naast of op een deur 3, eventueel met behulp van een (niet weergegeven) montageplaat kan worden gemonteerd, 20 zodat een deurbeweging aangrijpt op een schuifbalk 4 die bij beweging de luchtverfrisser 1 activeert. Het huis 2 bevat een door een afschermplaat 5 aan het oog onttrokken houder 6 die bij activering een spray afgeeft door de in de luchtverfrisser 1 aangebrachte opening 7. De houder 6 kan los in het een huis zijn opgenomen en hervulbaar zijn of een wegwerphouder. Bij 25 voorkeur wordt gebruik gemaakt van drijfgashouders. De schuifbalk 4 is met een uiteinde 8 in contact is met de deur 3. In bedrijf beweegt de deur de schuifbalk 4 van een uitgeschoven naar een ingeschoven positie, waarbij gedurende de beweging van de uitgeschoven naar de ingeschoven positie een spray wordt afgegeven door de luchtverfrisser 1.

1 0?1Q 70 I In figuur 2 is nader weergegeven hoe de schuifbalk 4 in het (gedeeltelijk weergegeven) huis 2 is opgenomen. De schuifbalk 4 is ingericht om door het huis 2 te bewegen. In de schuifbeweging wordt door de balk 4 een drukorgaan 9 meegenomen dat is ingericht om een koppelstuk 10 in te I 5 drukken zoals nader wordt geïllustreerd onder verwijzing naar figuur 3. Het I koppelstuk 10 kan de indrukbeweging aan de houder 6 doorgeven zoals I nader weergegeven onder verwijzing naar figuur 6 is toegelicht.

I In eerste instantie wordt bij installatie het drukorgaan 9 ten opzichte I van het uiteinde 8 van de schuifbalk 4 ingesteld, dit wordt bereikt met 10 behulp van een getande strip 11, waarlangs het drukorgaan 9 kan worden verschoven. Deze verschuiving vindt paats onder tegendruk van een I verende lip 12, die over de getande strip 11 kan ratelen, terwijl het drukorgaan, eventueel ondersteund door middel van een blokkeerorgaan 13 in vaste positie ten opzichte van het huis 2 wordt gehouden.

I 15 Het blokkeerorgaan 13 kan bestaan uit een lip 14 die in een sleuf 15 I aangrijpt van het drukorgaan. De schuifbalk 4 wordt doorgeduwd tot het I uiteinde 8 de deur raakt, terwijl het drukorgaan 9 door het blokkeerorgaan 13 in positie wordt gehouden. Hierdoor kan de luchtverfrisser 1 op de I specifieke afmetingen van de deur en deuropening worden ingesteld. Door I 20 de lip 14 middels de knop 16 uit de sleuf te duwen wordt de blokkering I opgeheven en kan het drukorgaan door de schuifbalk worden meegenomen.

In figuur 3 is weergegeven hoe de schuifbalk 4 tijdens een I schuifbeweging in een eerste richting, weergegeven met de pijl P, het I drukorgaan 9 meeneemt, dat nu de blokkering is opgeheven op een vaste I 25 positie ten opzichte van het uiteinde van de schuifbalk 4 is gefixeerd. Het I drukorgaan 9 bestaat uit een geleider 17 en een ten opzichte van de geleider I 17 beweegbare wig 18. De geleider 17 is in dit voorbeeld gevormd door een I samenstel van in de geleider 17 opgenomen geleiderpennen 19 en een in de wig gevormde geleidingssleuf 20, die langs de geleiderpennen 19 kan I 30 bewegen.

7

Het drukorgaan 9 beweegt door de deurbeweging langs en over een cilindrisch koppelstuk 10, zodat de wig 18 het koppelstuk 10 tijdens de heengaande schuifbeweging P indrukt in een richting Q, die in hoofdzaak dwars is georiënteerd op de eerste richting P.

5 De schuifbalk 4 beweegt onder veerspanning van een veer 21 naar een uiterste positie, weergegeven door figuur 4a en kan vanuit deze positie door de veer worden terugbewogen.

De geleider 17 is via de getande strip 11 op de schuifbalk 4 gefixeerd. Door de geleider 17 ligt derhalve de relatieve positie van het drukorgaan 9 10 ten opzichte van het uiteinde 8 in hoofdzaak vast, maar kan de wig 18 nog wel een dwarsbeweging ten opzichte van de schuifbalk 4 maken. Hierdoor kan de wig 18 in de heengaande beweging P in een van de schuifbalk 4 afgelegen, relatief dicht bij koppelstuk 10 gelegen, positie worden gehouden, en, zoals nader zal worden toegelicht onder verwijzing naar de figuren 4a-c, 15 in de terugbeweging langs de geleidingspennen 19 naar de schuifbalk 4 toe bewegen zodat het drukorgaan 9 relatief op afstand van het koppelstuk 10 wordt gebracht en het koppelstuk 10 niet wordt ingedrukt.

Door de oriëntatie van de geleider 17 ten opzichte van de schuifbalk 4 en het koppelstuk 10 kan het de wig 18 op en neer bewegen. In bedrijf 20 verloopt een contactvlak 22 tussen drukorgaan 9 en het koppelstuk 10 nagenoeg evenwijdig aan de geleidersleuf 20. Onder "nagenoeg evenwijdig" wordt in dit verband ten minste verstaan: een richting evenwijdig aan de langsas van de geleider of onder een gering ten opzichte daarvan verlopende hoek, bijvoorbeeld, een hoek tot ca. 25°, d.w.z. zo gering dat een 25 normaalkracht, uitgeoefend door het contactvlak 22, geen beweging in de richting van de geleider tot stand brengt. De hoek kan toenemen indien in de geleider een geleidersleuf 20 is opgenomen met een onder verwijzing naar figuur 5 nader toegelichte uitsparing 23, eventueel ook indien de wrijving tussen de geleiderpen en de sleuf relatief groot is.

1021979 I δ I Door de ronde vorm van het koppelstuk 10 is het contactvlak 24 in de I terugbeweging, die tegengesteld aan de beweging weergegeven door pijl P, I nagenoeg dwars op de geleidersleuf 20 georiënteerd zodat het drukelement I naar de op afstand gelegen positie wordt bewogen. In dit verband wordt 5 onder "nagenoeg dwars" ten minste verstaan een richting die zodanig dwars I ten opzichte van de langsas van de geleidersleuf 20 verloopt, bijvoorbeeld, I onder een hoek van ca. 60° of meer, d.w.z. zo dwars dat een normaalkracht, I uitgeoefend door het contactvlak 24, een beweging van de wig 18 langs de langsas van de geleidersleuf 20 tot stand brengt. De hoek kan geringer zijn I 10 indien de wrijving tussen de geleiderpen 19 en de sleuf 20 relatief gering is.

Verder wordt in dit verband met "contactvlak" ten minste bedoeld een vlak dat een raakvlak definieert tussen de wig 18 en het koppelstuk 10 ter I plaatse van een punt waar het koppelstuk 10 en de wig 18 met elkaar in contact zijn. Dit contactvlak strekt zich derhalve in hoofdzaak evenwijdig I 15 aan het rakend oppervlak van de wig 18 en/of het koppelstuk 10 en wordt in de heengaande beweging algemeen met verwijzingscijfer 22 aangeduid en in de teruggaande beweging algemeen met verwijzingscijfer 24.

De figuren 4a-c illustreren vervolgens hoe de wig 18 in de teruggaande beweging, weergegeven door pijl R, over het koppelstuk 10 20 wordt bewogen. In figuur 4a bevindt de wig 18 zich nog ter rechter zijde van I het koppelstuk 10 en is reeds licht naar boven geduwd, getuige de positionering van geleiderpennen 19 die reeds zich reeds half uit de uitsparing 23 bevinden. Zoals in de figuur is te zien is het koppelstuk 10 cilindrisch uitgevoerd en kan dit een afgeeforgaan 25 bedienen, dat bij 25 indrukken een spray afgeeft. Het afgeeforgaan 25 omvat een nader onder verwijzing naar figuur 6 toegelichte kap 26, die dermate veerkrachtig is dat H de kap in de teruggaande beweging niet beweegt, en derhalve het koppelstuk 10 eveneens niet, zodat de wig 18 onder tegendruk van het contactvlak 24 omhoog wordt gedrukt langs de geleiderpennnen 19 in de 30 richting van de schuifbalk 4.

9

Figuur 4b illustreert in een doorgaande beweging volgens pijl R, vanuit de positie weergegeven in figuur 4a, hoe de wig 18 zich op het hoogste punt bevindt, d.w.z. in een positie maximaal verwijderd ten opzichte van het koppelstuk 10 en minimaal ten opzichte van de schuifbalk. De 5 geleiderpennen 19 bevinden zich daarbij op een uiterste onderste positie 27 in de geleidersleuf 20, d.w.z. de wig is maximaal langs de geleiderpennen 19 omhoog bewogen.

Figuur 4c tenslotte illustreert de uitgangspositie van de wig, waarbij de wig over het hoogste punt van het koppelstuk is gebracht en weer naar 10 beneden is geschoven, getuige de positie van de geleiderpennen 19, die zich nu in de uiterste bovenste positie 28 bevinden. Door de werking van de zwaartekracht, eventueel ondersteund door een (niet weergegeven) voorspanelement is de wig 18 naar beneden geduwd, zodat de wig met het contactvlak 22 rust op het koppelstuk 10. Bij omkering van de beweging, 15 d.w.z. bij verandering van de bewegingsrichting volgens pijl R in pijl P, zal de onderste geleiderpen wederom in uitsparing 23 worden gedrukt, zodat een cyclus zich herhaalt en de wig 18 in gefixeerde positie over het koppelstuk 10 kan worden bewogen.

Figuur 5 toont een weergave in uiteengenomen delen van het 20 drukorgaan 9. Het drukorgaan bestaat uit een in twee, relatief antisymmetrisch uitgevoerde, een geleider 17 vormende delen en een wig 18. De wig 18 bezit een ten opzichte van een in bedrijf gemonteerde toestand nagenoeg horizontaal contactvlak 29 dat in contact is met het koppelstuk wanneer de wig in de uitgangspositie wordt gebracht, d.w.z., de positie van 25 waaruit de wig de indrukkende beweging van het koppelstuk tot stand brengt. Verder omvat de wig een reeds besproken contactvlak 22 dat in hoogte toeneemt gezien vanuit de richting van de schuifbalk 4 en een tweede relatief klein contactvlak 24, dat in hoofdzaak dwars op het eerste contactvlak is georiënteerd en ten minste een aangrijppunt vormt om de wig 30 langs de geleiderpennen 19 omhoog te duwen. De geleider 17 omvat naast 1021979 ' I 10 I de pennen 19 nog een samenstel van geleiderdelen 30 die zijn bestemd om I langs een in de schuifbalk aangebrachte (niet weergegeven) sleuf te I bewegen, en een reeds onder verwijzing naar figuur 2 besproken verende lip I 12, voor het instellen van de geleider ten opzichte van het uiteinde 8 van de I 5 schuifbalk 4.

In de wig 18 is een geleidersleuf 20 aangebracht waarlangs de I geleiderpennen 19 kunnen bewegen; in de geleidersleuf is een uitsparing 23 I aangebracht die de geleiderpen 19 in de sleuf 20 kan fixeren in de I heengaande beweging, wanneer de wig 18 het koppelstuk 10 indrukt..

10 Figuur 6 geeft vervolgens een voorkeursuitvoeringsvorm weer van het koppelstuk 10 en hoe dit aangrijpt op het afgeeforgaan 25. Het koppelstuk I 10 is bij voorkeur cilindrisch uitgevoerd en heeft derhalve ten minste aan boven en onderzijde en ronde zijde. Het koppelstuk 10 is in het huis 2 gemonteerd en kan door de wig 18 worden ingedrukt. Het afgeeforgaan 25 is 15 gekoppeld met de houder 6 en omvat een flexibele kap 26 met daaraan I bevestigd een plaatvormig deel 31. Dit deel 31 kan in een (niet weergegeven) sleuf grijpen, die in het huis is aangebracht, en daarmee op gefixeerde I afstand van het koppelstuk 10 worden gehouden. Dit koppelstuk 10 glijdt I dan via een op de kap 26 gevormd geleidervlak 32 in een op dit geleidervlak 20 aansluitende uitsparing 33, waardoor de houder 6 onder tegenspanning in de uitsparing 33 kan worden vastgedrukt. Voor het uitnemen van de houder 6 uit de sleuf is een lip 34 aangebracht op het plaatvormig deel 31, waarop een bediener kan aangrijpen om de houder uit het huis te verwijderen. In de voorkeursuitvoeringsvorm heeft het plaatvormig deel een dwarsafmeting I 25 van ca. 39 mm, waarbij de lip een lengteafmeting heeft van ca. 20 mm. Het cilindrisch deel kan daarbij een diameter hebben van ca. 15 mm en een lengte van ca. 4 mm.

Figuur 7 toont een voorkeursuitvoeringsvorm van een houder 6 voor een luchtverfrisser volgens de uitvinding. De houder omvat een kap 26 die 30 onlosmakelijk met de houder 6 is verbonden. De kap is van een kunststof die 11 met een speciale verbinding is gefixeerd op de drijfgashouder 35, die is gevuld met een vloeibare deodorant die door middel van drijfgas wordt uitgesprayd. Op de kap is aan de bovenzijde een oplopend geleidervlak 32 gevormd die uitmondt in een daarop aansluitende uitsparing 33. Het in 5 figuur 6 weergegeven cilindrische koppelstuk 10, wordt bij het opnemen van de houder in het huis via het geleidervlak 32 onder tegenspanning in de uitsparing 33 gedrukt. In de voorkeursuitvoeringsvorm heeft genoemde uitsparing 33 een breedte van ca. 4 mm, en is het koppelstuk 10 uitgevoerd als een cilindrisch deel zoals in figuur 6 weergegeven, d.w.z. gevormd als 10 een cilinder met een lengte van ca. 4 mm en een diameter van ca. 15 mm. Verder omvat de houder van figuur 7 een plaatvormig deel 31 dat in een in een luchtverfrisserhuis 2 (niet weergegeven) aangebrachte sleuf kan grijpen. Aan het plaatvormig deel 31 is een lip 34 gevormd waarop een bediener kan aangrijpen om de houder uit het huis te verwijderen. In de 15 voorkeursuitvoeringsvorm bezit het plaatvormig deel 31 een dwarsafmeting van ca. 39 mm, en heeft de lip een lengteafmeting van ca. 20 mm. .

Hoewel de uitvinding is toegelicht aan de hand van de voorkeursuitvoeringsvorm is de uitvinding hiertoe niet beperkt, maar kan ook andere variaties of modificaties omvatten zonder af te wijken van de 20 geest van de uitvinding. Dergelijke variaties worden geacht te liggen binnen het bereik van de navolgende conclusies.

1021979

Claims (14)

1. Luchtverfrisser voor het afgeven van een spray van deodorant, I omvattende: I - een houder voor het bevatten van de deodorant, welke houder is I voorzien van een beweegbaar afgeeforgaan, dat bij beweging een spray van I 5 deodorant uit de houder afgeeft; en I - een huis voor montage op of nabij een deur; in welk huis de houder I kan worden opgenomen en welk huis is voorzien van geleidermiddelen voor I het doorgeleiden van de deurbeweging naar het beweegbare afgeeforgaan, I waarbij de geleidermiddelen omvatten: 10. een schuifbalk die met een uiteinde in contact is met de deur of I deuropening, zodat een deurbeweging resulteert in een beweging van de I schuifbalk; welke schuifbalk een drukorgaan omvat voor het indrukken van het afgeeforgaan, waarbij het drukorgaan en/of het afgeeforgaan een I wigvorm hebben teneinde het drukorgaan tijdens een beweging van de 15 schuifbalk in een richting dwars op de beweging van de schuifbalk te laten bewegen.

2. Luchtverfrisser volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de I schuifbalk instelmiddelen omvat voor het op een instelbare afstand I koppelen van het drukorgaan ten opzichte van het uiteinde van de I 20 schuifbalk.

3. Luchtverfrisser volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, I met het kenmerk, dat de schuifbalk een geleider omvat waarlangs het drukorgaan kan worden bewogen van een eerste relatief dicht bij het afgeeforgaan gelegen positie naar een tweede relatief op afstand van het I 25 afgeeforgaan gelegen positie; waarbij in bedrijf een contactvlak tussen drukorgaan en het afgeeforgaan in een eerste beweging van de schuifbalk nagenoeg evenwijdig aan de geleider verloopt teneinde het drukorgaan dwars op de geleider in de eerste positie te fixeren, en waarbij het contactvlak in een tweede, tegengesteld aan de eerste beweging nagenoeg 5 dwars op de geleider is georiënteerd zodat het drukelement naar de op afstand gelegen positie wordt bewogen.

4. Luchtverfrisser volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de geleider geleiderpennen omvat die in een geleidersleuf zijn opgenomen, welke geleidersleuf aansluit op een uitsparing waarin ten minste één geleiderpen 10 kan worden opgenomen, waarbij in bedrijf de geleiderpen in de eerste beweging in de uitsparing wordt gefixeerd en in de tweede beweging uit de uitsparing in de geleidersleuf wordt geduwd.

5. Luchtverfrisser volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afgeeforgaan een koppelstuk omvat, welk 15 koppelstuk een ronde bovenzijde omvat dat een contactvlak vormt voor het drukorgaan.

6. Luchtverfrisser volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het koppelstuk cilindrisch is uitgevoerd en de houder een geleidervlak omvat en een op dit geleidervlak aansluitende uitsparing, zodat het opnemen van de 20 houder in het huis het koppelstuk onder tegenspanning via het geleidervlak in de uitsparing wordt gedrukt.

7. Luchtverfrisser volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de houder een plaatvormig deel omvat dat in een in het huis aangebrachte sleuf kan grijpen, welk plaatvormig deel een lip omvat waarop een bediener kan 25 aangrijpen om de houder uit het huis te verwijderen. 1021979 I 14

8. Luchtverfrisser volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het I plaatvormig deel een dwarsafmeting heeft van ca. 39 mm, en dat de lip een I lengteafmeting heeft van ca. 20 mm.

9. Luchtverfrisser volgens ten minste één van de conclusies 5-8, met het I 5 kenmerk, dat het cilindrisch deel een diameter heeft van ca. 15 mm en een I lengte heeft van ca. 4 mm.

10. Houder voor het bevatten van deodorant voor opname in een huis van een luchtverfrisser volgens ten minste een van de conclusies 1-9.

11. Houder volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de houder een 10 geleidervlak omvat en een op dit geleidervlak aansluitende uitsparing, zodat bij het opnemen van de houder in het huis een koppelstuk onder I tegenspanning via het geleidervlak in de uitsparing kan worden gedrukt.

12. Houder volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de uitsparing een I breedte heeft van ca. 4 mm, om een cilindrisch deel te ontvangen met een I 15 lengte van ca. 4 mm en een diameter van ca. 15 mm.

13. Houder volgens conclusie 10-12, met het kenmerk, dat de houder een plaatvormig deel omvat dat in een in een luchtverfrisserhuis aangebrachte I sleuf kan grijpen, welk plaatvormig deel een lip omvat waarop een bediener I kan aangrijpen om de houder uit het huis te verwijderen. I 20

14. Houder volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het plaatvormig I deel een dwarsafmeting heeft van ca. 39 mm, en dat de lip een I lengteafmeting heeft van ca. 20 mm.