NL1019971C2

NL1019971C2 - Werkwijze voor het vervaardigen van bamboefineer en bamboefineer te vervaardigen door toepassing van zo een werkwijze.

Info

Publication number: NL1019971C2
Application number: NL1019971A
Authority: NL
Inventors: Ireneus Alexis Wilhelmus Zaal
Original assignee: Mvp Internat B V
Priority date: 2002-01-11
Filing date: 2002-02-14
Publication date: 2003-07-15
Also published as: WO2003057438A1; AU2003207131A1; CN1633352A

Description

\

Werkwijze voor het vervaardigen van bamboefineer en bamboefineer te verv aardigen door toepassing van zo een werkwijze

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van 5 bamboefineer. De uitvinding heeft tevens betrekking op bamboefineer te vervaardigen door toepassing van zo een werkwijze.

In het afgelopen decennium zijn diverse (vlakke) bamboeproducten op de markt gekomen, welke vanuit technisch oogpunt zijn gebaseerd op het in één of meerdere 10 lagen persen van bewerkte bamboestrip, zoals bamboeparket en bamboeplaatmateriaal. De Japanse octrooipublicatie JP 2000-084904 beschrijft een werkwijze voor het verwerken van bamboedelen. Een bamboedeel met een dikte van 80-120 mm wordt opgedeeld in 8-10 delen waarvan de vochtigheid door drogen wordt teruggebracht tot 30% of minder. Vervolgens worden de gedroogde bamboedelen door een rollenmal 15 gevoerd, waarna een bewerking volgt waarin het materiaal wordt gecarboniseerd waarbij tijdelijk de druk wordt verminderd en waterdamp wordt toegevoerd en waarbij op andere momenten de druk en de temperatuur wordt verhoogd. De carbonisatie van de bamboedelen heeft met name tot doel het permanent verkleuren van de bamboedelen.

Na de carbonisatiestap worden de bamboedelen bij voorkeur nogmaals door een 20 rollenmal geleid. De in hoofdzaak vlak geperste bamboedelen worden in een lengterichting met elkaar verbonden onder vorming van een bamboelaminaatplaat. Uit de bamboelaminaatplaat worden vervolgens, bij voorkeur in hoofdzaak loodrecht op de hoofdzakelijke uitstrekrichting van de bamboedelen, bamboelaminaat-elementen gezaagd. Elk bamboelaminaat-element wordt aan een zijde voorzien van een mes en aan 25 een overliggende zijde van het bamboelaminaat-element voorzien van een groef, waardoor de elementen bijvoorbeeld geschikt worden voor toepassing als vloerbedekking. Echter, dergelijke bamboelaminaat-elementen hebben ook meerdere nadelen. Een eerste nadeel is dat het bamboelaminaat-element een minimaal dikte moet bezitten van 2,5-3 millimeter, teneinde voldoende stevigheid te verkrijgen. Daarnaast 30 treedt bij het tot stand komen van het eindproduct, id est het bamboelaminaat-element, relatief veel bewerkingsverlies op, met name tijdens het aanbrengen van het mes en de groef in het bamboelaminaat-element.

' U ,'ύ?1 2

De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een relatief dun bamboefmeer zonder een aanzienlijk productverlies.

De uitvinding verschaft daartoe een werkwijze volgens de in aanhef genoemde soort, 5 omvattende de volgende bewerkingsstappen: A) het uit bamboe vervaardigen van ten minste twee bamboestrips, B) het vormen van een bamboelaminaat door het lamineren van de twee bamboestrips, en C) het afsnijden van ten minste één bamboefïneervel van het bamboelaminaat, waarbij het afsnijden van het bamboefïneervel volgens bewerkingsstap C) zodanig geschiedt, dat hei bamboefïneervel ten minste is opgebouwd 10 uit met elkaar verbonden delen van meerdere bamboestrippen. Door toepassing van een dergelijke werkwijze wordt het bamboe geschikt gemaakt voor fineer-snijtechnieken overeenkomstig bewerkingsstap C), waardoor bamboefïneervellen kunnen worden vervaardigd met een dikte van maximaal 2,5 millimeter zonder significant verlies van (optische) kwaliteit. Bovendien treedt geen of althans nauwelijks materiaalverlies op 15 tijdens het vervaardigen van het bamboefïneervel. Een voordeel van het bamboefineervel met een dergelijke geringe dikte dat de inwendige in het bamboefïneervel aanwezige spanningen lager zijn dan de inwendige spanningen van een uit de stand van techniek bekend relatief dikker bamboelaminaat-element. De in bewerkingsstap A) gebruikte bamboestrips worden bij voorkeur verkregen uit een 20 bamboestam met een leeftijd van 3 tot 8 jaar, waarbij de bamboestam een minimale wanddikte heeft van 5 millimeter, indien een naturelproduct wordt beoogd. Ingeval het bamboefmeer zal worden gecarboniseerd, ofwel aan een (karamel)kleurbehandeling onderhevig is, tijdens de vervaardiging ervan worden bij voorkeur bamboestrips gebruikt met een leeftijd van 6 tot 12 jaar met eveneens een minimale wanddikte van 5 25 millimeter. Het lamineren van de bamboestrips overeenkomstig bewerkingsstap B) wordt beschouwd als het onder (hoge) druk laagsgewijs vervaardigen van het bamboelaminaat.

De werkwijze is bij voorkeur voorzien van bewerkingsstap D), omvattende het voor het 30 vormen van het bamboelaminaat volgens bewerkingsstap B) grof bewerken van ten minste een deel van van de bamboestrips deel uitmakende oppervlakken. Stamresten dienen verwijderd te worden en van de bamboestrips deel uitmakende oppervlakken dienen ten minste in hoofdzaak in een gewenste vorm, bij voorkeur vlak, te worden geschaafd. Na het grof bewerken van de bamboestrips vindt doorgaans een selectie 3 plaats, waarbij slechts gave hoogkwalitatieve bamboestrips dienen als grondstof voor de vervaardiging van bamboefineer.

5 In een andere voorkeursuitvoering is de werkwijze tevens voorzien van bewerkingsstap E), omvattende het opvolgend op het grof bewerken van de oppervlakken volgens bewerkingsstap D) gedurende een tijdsinterval carboniseren van de bamboestrips. Het carbonisatieproces is een stoomdrukproces. Tijdens het carbonisatieproces worden de bamboestrips verkleurd (donkerder gemaakt), waarbij de mate van verkleuring ten 10 minste afhankelijk is van de tijdens het carbonisatieproces heersende druk en temperatuur en de totale tijdsduur van het carbonisatieproces. De tijdens het carbonisatieproces heersende druk is bij voorkeur gelegen tussen 0,2 en 0,3 Mpa, in het bijzonder tussen 0,23 en 0,25 Mpa. De tijdens het carbonisatieproces heerstende temperatuur is gelegen tussen 100°C en 140°C, in het bijzonder tussen 110°C en 130°C. 15 Bij voorkeur worden de bamboestrips gecarboniseerd gedurende een tijdsinterval dat is gelegen tussen 110 minuten en 130 minuten.

De werkwijze is bij voorkeur voorzien van bewerkingsstap F), omvattende het opvolgend op het carboniseren van de bamboestrips volgens bewerkingsstap E) 20 gedurende een tijdsinterval drogen van de bamboestrips. Het droogproces kan plaatsvinden in een oven waarbij de bamboestrips worden gedroogd tot deze een vochtgehalte hebben dat is gelegen tussen 6% en 19%, bij voorkeur tussen 9% en 14%.

In een voorkeursuitvoering is de werkwijze bij voorkeur voorzien van voorzien van 25 bewerkingsstap G), omvattende het opvolgend op het drogen van de bamboestrips volgens bewerkingsstap F) fijn afwerken van ten minste een deel van van de bamboestrips deel uitmakende oppervlakken. Bij de fijne afwerking van de bamboestrips is het doorgaans van belang de van de bamboestrip deel uitmakende hoekpunten in hoofdzaak rechthoekig af te werken. Tevens zullen, indien nodig, de 30 dikte en breedte alsmede de ruwheid van het oppervlak worden bewerkt.

De werkwijze tevens is bij voorkeur voorzien van bewerkingsstap H), omvattende het voorafgaand aan het carboniseren van de bamboestrips volgens bewerkingsstap E) ïf /*S -i .

t u ! y u f j 4 drogen van de bamboestrips. De bamboestrips worden doorgaans gedroogd tot een vochtgehalte dat gelegen is tussen 15% tot 20%.

In weer een andere voorkeursuitvoering is de werkwijze tevens voorzien van 5 bewerkingsstap I), omvattende het voorafgaand aan het drogen van de bamboestrips volgens bewerkingsstap H) chemisch behandelen van de bamboestrips. Het chemisch behandelen van het bamboelaminaat geschiedt bij voorkeur in een (waterige) oplossing voorzien van chemicaliën, in het bijzonder een 3-5 % - H202-oplossing. In een speciale voorkeursuitvoering bestaat bewerkingsstap I) uit het gedurende een tijdsinterval koken 10 van de bamboestrips in een oplossing voorzien van chemicaliën, waarbij de bamboestrips in hoofdzaak volledig worden ondergedompeld. Een geschikt tijdsinterval blijkt te zijn gelegen tussen 2 en 4 uur.

In een andere voorkeursuitvoering is de werkwijze tevens voorzien van bewerkingsstap 15 J), omvattende het voorafgaand aan het carboniseren van de bamboestrips volgens bewerkingsstap E) chemisch behandelen van de bamboestrips. Bewerkingsstap J) wordt alsdan uitgevoerd zonder toepassing van het drogen van de bamboestrips volgens bewerkingsstap H). Bewerkingsstap J) wordt aldus uitgevoerd opvolgend op het grof bewerken van de bamboestrips volgens bewerkingsstap D). Het chemisch behandelen 20 van de bamboestrips volgens bewerkingsstap J) geschiedt in hoofdzaak overeenkomstig het chemisch behandelen van de bamboestrips overeenkomstig bewerkingsstap I).

In een voorkeursuitvoering is de werkwijze voorzien van bewerkingsstap K), omvattende het opvolgend op het ruw bewerken van de oppervlakken van de 25 bamboestrips volgens bewerkingsstap D) chemisch behandelen van de bamboestrips. Zoals reeds bovengaand beschreven bestaat het chemisch behandelen van de bamboestrips volgens bewerkingsstap K) bij voorkeur bestaat uit het gedurende een tijdsinterval koken van de bamboestrips in een oplossing voorzien van chemicaliën. In een bijzondere voorkeursuitvoering is de werkwijze tevens voorzien van 30 bewerkingsstap L), omvattende het opvolgend op het chemisch behandelen volgens bewerkingsstap K) drogen van de bamboestrips. Een dergelijke bijzondere voorkeursuitvoering is met name geschikt ingeval geen carbonisatie (volgens bewerkingsstap E)) wordt toegepast, waardoor doorgaans aldus naturelkleurig bamboefineer zal worden verkregen. De werkwijze is bij voorkeur tevens voorzien van i 5 bewerkingsstap M), omvattende het opvolgend op het drogen van de bamboestrips volgens bewerkingstap L) fijn afwerken van de oppervlakken van de bamboestrips. Details inzake bewerkingsstap M) zijn reeds bovengaand onder bewerkingsstap G) beschreven.

5 Tijdens het lamineren van de bamboestrips volgens bewerkingsstap B) wordt bij voorkeur een hechtmiddel aangebracht tussen de op elkaar geperste bamboestrips. In een bijzondere uitvoeringsvorm is het hechtmiddel vloeistofbestendig, althans ten minste waterbestendig. Geschikt lijmsoorten hiervoor zijn een watervaste lijm op basis van een formaldehyde en/of melamine. Doorgaans wordt een hoeveelheid lijm toegepast 10 die is gelegen tussen 200 g/m2 en 400 g/m2, in het bijzonder 300 g/m2. Het door persen lamineren van de bamboestrips geschiedt bij voorkeur bij een verhoogde temperatuur.

De tijdens het lamineren door een persinrichting op de bamboestrips uitgeoefende drukken zijn doorgaans gelegen tussen 15 en 18 Mpa. Tijdens het warm persen van de bamboestrips wordt veelal gebruik gemaakt van een watervaste lijm op basis van ureum 15 formaldehyde en/of melamine.

Tijdens het lamineren van de bamboestrips volgens bewerkingsstap B) worden de bamboestrips bij voorkeur lateraal ten opzichte van elkaar gelamineerd (“side pressed”). Een voordeel van het “side pressed” laminaat is dat het bamboelaminaat een hoge mate 20 van stevigheid verkrijgt tijdens het productieproces van bamboefineer. Een ander voordeel van het “side pressed” laminaat is dat doorgaans geen of nauwelijks product-of bewerkingsverlies optreedt tijdens het vervaardigen van meerdere bamboefmeervellen uit een enkel laminaat. In een andere voorkeursuitvoering worden de bamboestrips, tijdens het lamineren van de bamboestrips volgens bewerkingsstap B), 25 mediaal ten opzichte van elkaar worden gelamineerd (“plain pressed”). Het van het “plain pressed” laminaat afkomstige bamboefineervel bezit een vanuit esthetisch oogpunt andere oppervlaktestructuur ten opzichte van de oppervlaktestructuur van een bamboefineervel dat tijdens bewerkingsstap C) door afsnijding van een “side pressed” bamboelaminaat wordt verkregen. Een nadeel van “plain pressed” laminaat is dat dit 30 laminaat doorgaans kromtrekt tijdens het productieproces als gevolg van een gelaagde samenstelling van de bamboestrip(s) in combinatie met een verandering van het vochtgehalte in het bamboelaminaat, waardoor veelal productieverlies optreedt tijdens het afsnijden van het bamboefineer.

6

De werkwijze is bij voorkeur voorzien van een bewerkingsstap N), omvattende het voor het afsnijden van het bamboefineervel volgens bewerkingsstap C) ten minste gedeeltelijk bevochtigen van het bamboelaminaat. Uit onderzoeksresultaten is gebleken dat het bamboelaminaat na ten minste in hoofdzaak volledige onderdompeling in water 5 totdat het bamboelaminaat in hoofdzaak volledig is verzadigd met water gunstig is voor het fineer-snijden van het (weke) bamboelaminaat. Het gedurende een tijdsinterval -gelegen tussen 80 en 130 uur, in het bijzonder tussen 96 en 120 uur - positioneren van het bamboelaminaat in een waterbad met een temperatuur gelegen tussen 45°C en 70°C, in het bijzonder tussen 50°C en 65°C, leidt doorgaans tot een aanzienlijke afname van 10 de hardheid van het bamboelaminaat, waardoor het afsnijden van het bamboefineer relatief eenvoudig kan geschieden. In een bijzondere voorkeursuitvoering is de werkwijze voorzien van een bewerkingsstap O), omvattende het opvolgend op het afsnijden van het bamboefineervel volgens bewerkingsstap C) drogen van het bevochtigde bamboefineervel. Het drogen kan bijvoorbeeld plaatsvinden door 15 toepassing van drukverwarming.

In weer een andere voorkeursuitvoering is de werkwijze voorzien van een bewerkingsstap P), omvattende het voor het afsnijden van het bamboefineervel volgens bewerkingsstap C) onderling lamineren van meerdere bamboelaminaten. Het onderling 20 lamineren van meerdere bamboelaminaten kan op meerdere wijzen geschieden. Een mogelijke optie is om de laminaten zodanig met elkaar te verbinden dat de dimensionering van de tijdens bewerkingsstap C) af te snijden bamboefineervellen ten minste in hoofdzaak onveranderd blijft, doch dat uit een enkel bamboelaminaat een relatief hoog aantal bamboefineervellen kan worden vervaardigd. Een andere mogelijke 25 optie ten aanzien van het onderling lamineren van meerdere bamboelaminaten is het zodanig met elkaar verbinden van bamboelaminaten dat de capaciteit voor het leveren van bamboefineervellen uit een enkel gevormd bamboelaminaatsamenstel ten minste in hoofdzaak onveranderd blijft, doch dat een oppervlak van het tijdens bewerkingsstap C) af te snijden bamboefineervel groter is dan het oppervlak van het bamboefineervel dat 30 wordt verkregen uit een enkel bamboelaminaat. Door meerdere bamboelaminaten met elkaar te lamineren is het aldus doorgaans mogelijk een (blokvormig) bamboelaminaatsamenstel te verkrijgen waarvan relatief veel bamboefineervellen kunnen worden afgesneden en/of waarvan een bamboefineervel kan worden afgesneden met een relatief groot oppervlak. Tevens kunnen tijdens het afsnijden van het 'f · r ; ' ·' .1 7 bamboefmeervel volgens bewerkingsstap C) meerdere snijtechnieken worden toegepast, waaronder het ten minste gedeeltelijk rondom het laminaat afsnijden van het bamboefmeervel. Derhalve wordt meer ontwerpvrijheid verkrijgen bij het ontwerpen van de dimensies van de te vervaardigen bamboeüneervellen. Tussen de separate 5 bamboelaminaten kan een hechtmiddel, zoals bijvoorbeeld een polyurethaan-lijm zijn aangebracht, die bij voorkeur geschikt is om bevochtigde bamboelaminaten met elkaar te verbinden. Polyurethaan-lijm heeft als voordeel dat dit (zelfs) bevochtigde bamboelaminaten met elkaar kan verbinden. Alvorens het onderling lamineren van meerdere bamboelaminaten volgens bewerkingsstap P) plaatsvindt worden de separate 10 bamboelaminaten doorgaans geïmpregneerd met warme vloeistof, bij voorkeur water. Bij een vloeistoftemperatuur van bij voorkeur ten minste 40°C zijn de bamboelaminaten gedurende een tijdsinterval van circa 32 uur onderhevig aan de vloeistofïmpregnatie, teneinde afdoende materiaalverzachting van het bamboelaminaat te verkrijgen, waardoor afsnijden van het bamboefineer relatief makkelijk kan geschieden. Nadat de 15 impregnatie op voldoende wijze is uitgevoerd worden de bamboelaminaten al dan niet onder tussenkomst van bovengenoemd hechtmiddel op elkaar geperst bij een temperatuur die in hoofdzaak identiek is aan de omgevingstemperatuur. Het persen bij een relatief koude temperatuur voorkomt of gaat althans tegen dat de in het bamboelaminaat geïmpregneerde vloeistof (relatief snel) verdampt. Desgewenst kan het 20 bamboelaminaat opvolgend op het afsnijden van een bamboefmeervel volgens bewerkingsstap C) hernieuwd worden bevochtigd teneinde voldoende zachtheid van het bamboelaminaat bij het afsnijden van een volgend bamboefmeervel te waarborgen.

De werkwijze is bij voorkeur voorzien van een bewerkingsstap Q), omvattende het na 25 het afsnijden van het bamboefmeervel volgens bewerkingsstap C) aanbrengen van het bamboefmeervel op een drager. De drager is reeds bekend uit de stand van techniek. De drager kan worden aangebracht door drukverwarming. De drager gaat breuk van het bamboefineer tegen, en vergemakkelijkt derhalve transport en verdere bewerking en/of verwerking van het bamboefineer. Een voorbeeld van een mogelijke drager is een folie 30 of een vlies met een geringe dikte van ordegrootte 0,2 millimeter.

In een voorkeursuitvoering is de werkwijze voorzien van een bewerkingsstap R), omvattende het na het afsnijden van het bamboefmeervel volgens bewerkingsstap C) ten minste eenzijdig aanbrengen van een beschermlaag op de bamboefmeervel. Indien het 8 bamboefineer bijvoorbeeld als vloerbedekking wordt toegepast, is het, mede gezien de geringe dikte van het bamboefineer, doorgaans nuttig een van de ondergrond afgekeerde zijde van het bamboefineer te voorzien van een beschermlaag, teneinde beschadigingen aan het bamboefineer te voorkomen, of althans tegen te gaan. Bovendien zal de 5 levensduur van het bamboefineer door de aanwezigheid van een beschermlaag doorgaans aanzienlijk worden verlengd. Een dergelijke beschermlaag wordt doorgaans op een zijde van het bamboefineervel aangebracht indien aan een overliggende zijde van het bamboefineervel een drager van voldoende dikte is/wordt aangebracht. Voorbeelden van dergelijke relatief dikke dragers zijn triplex en ‘mdf. Een dergelijk samenstel van 10 drager, bamboelaminaat en beschermlaag kan dan veelal direct als eindproduct, zoals bijvoorbeeld als een parketvloer, worden toegepast.

De uitvinding heeft tevens betrekking op bamboefineer te vervaardigen door toepassing van zo een werkwijze. Bij voorkeur is de dikte van het bamboefineer maximaal 2,5 15 millimeter. Doorgaans zal de dikte van het bamboefineer variëren tussen 0,2 en 2,5 millimeter, hetgeen aanzienlijk minder is dan de dikte van het bamboelaminaat zoals bekend uit de stand van techniek, welke ten minste 2,5 millimeter bedraagt.

De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van in navolgende figuren 20 weergegeven niet-limitatieve uitvoeringvoorbeelden. Hierin toont: figuur 1 een perspectivisch aanzicht op een deel van een bamboestam, figuur 2a een in onderdelen uiteen genomen perspectivisch aanzicht op een “side pressed” bamboelaminaat, figuur 2b een in onderdelen uiteen genomen perspectivisch aanzicht op een “plain 25 pressed” bamboelaminaat, figuur 3 een perspectivisch aanzicht op een samenstel van “side pressed” bamboelaminaten en een gedeeltelijk van het samenstel afgesneden bamboefineervel, en figuur 4 een perspectivisch aanzicht op een samenstel van “plain pressed” bamboelaminaten en een ten dele van het samenstel afgesneden bamboefineervel.

30

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht op een deel van een bamboestam 1. De bamboestam 1 heeft bij voorkeur een leeftijd van tussen 3 en 8 jaar. De bamboestam 1 heeft bij voorkeur een wanddikte van tenminste 5 millimeter. Uit de bamboestam 1 wordt voorkeur een strip 2 gezaagd, welke strip 2 in figuur 1 gearceerd is weergegeven.

•'O

F f_ ' ·' ./ V' 9

In een voorkeursuitvoering heeft de strip een lengte die is gelegen tussen 500 en 4000 millimeter, een breedte die is gelegen tussen 10 en 30 millimeter en een dikte die is gelegen tussen 5 en 15 millimeter. De uitgezaagde strip 2 wordt bij voorkeur achtereenvolgens ruw afgewerkt, chemisch behandeld en gedroogd in een oven. Na het 5 drogen kan een eventuele carbonisatie van de strip 2 plaatsvinden en vindt doorgaans een fijne afwerking plaats.

Figuur 2a toont een in onderdelen uiteen genomen perspectivisch aanzicht op een “side pressed” bamboelaminaat 3, waarbij twee strips 2 volgens figuur 1 lateraal ten opzichte 10 van elkaar met elkaar worden/zijn verbonden. Een voordeel van een “side” configuratie van de strips 2 zoals getoond resulteert doorgaans in een bamboelaminaat 3 dat relatief stevig is vanwege een relatief groot contactoppervlak tussen de twee strips 2. Figuur 2b toont daarnaast een in onderdelen uiteen genomen perspectivisch aanzicht op een “plain pressed” bamboelaminaat 4. Een voordeel van het “plain pressed” bamboelaminaat 4 is 15 dat dit een relatief grote oppervlakte/volume-verhouding bezit ten opzichte van het in figuur 2 a getoond “side pressed”bamboelaminaat 3, waardoor bamboefineer kan worden verkregen met een relatief groot oppervlak.

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht op een samenstel 5 van “side pressed” 20 bamboelaminaten 6 en een gedeeltelijk van het samenstel afgesneden bamboefineervel 7. Elk bamboelaminaat 6 ten minste is opgebouwd uit meerdere lateraal ten opzichte van elkaar gepositioneerde met elkaar verbonden bamboestrips 8. Het samenstel 5 van bamboelaminaten 6 bezit een in hoofdzaak blokachtige vorm, waarbij ten minste één zijde van de blokachtige vorm wordt gebruikt voor afsnijding van het bamboefineervel 25 7. Door middel van bekende fineermachines en fmeermethodes wordt het bamboefineervel 7 van het samenstel 5 afgesneden. De dikte van het bamboefineervel 7 is bij voorkeur gelegen tussen 0,2 en 2,5 millimeter. Middels de op het bamboefineer 7 aangegeven onderbroken lijnstukken worden de structuurbepalende overgangen tussen de bamboestrips 8 van een bamboelaminaat 6 getoond.

30

Figuur 4 toont een perspectivisch aanzicht op een samenstel 9 van “plain pressed” bamboelaminaten 10 en een ten dele van het samenstel 9 afgesneden bamboefineervel 11. Elk bamboelaminaat 10 is opgebouwd uit meerdere bamboestrips 12, waarbij tussen bamboestrips 12 aanwezig contactoppervlaken in het bamboefineervel 11 zijn 10 aangegeven door onderbroken lijnenstukken. Het bamboefineervel 11 heeft bij voorkeur een lengte, breedte en dikte van respectievelijk circa 4000 millimeter, ten minste 125 millimeter en maximaal 2,5 millimeter.

Claims

1. Werkwijze voor het vervaardigen van bamboefmeer, omvattende de volgende bewerkingsstappen:

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens is voorzien van bewerkingsstap D), omvattende het voor het vormen van het 15 bamboelaminaat volgens bewerkingsstap B) grof bewerken van ten minste een deel van van de bamboestrips deel uitmakende oppervlakken.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens is voorzien van bewerkingsstap E), omvattende het opvolgend op het grof bewerken van 20 de oppervlakken volgens bewerkingsstap D) gedurende een tijdsinterval carboniseren van de bamboestrips.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens is voorzien van bewerkingsstap F), omvattende het opvolgend op het carboniseren van de 25 bamboestrips volgens bewerkingsstap E) gedurende een tijdsinterval drogen van de bamboestrips.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens is voorzien van bewerkingsstap G), omvattende het opvolgend op het drogen van de 30 bamboestrips volgens bewerkingsstap F) fijn afwerken van ten minste een deel van van de bamboestrips deel uitmakende oppervlakken.

5 A) het uit bamboe vervaardigen van ten minste twee bamboestrips, B) het vormen van een bamboelaminaat door het lamineren van de twee bamboestrips, en C) het afsnijden van ten minste één bamboefineervel van het bamboelaminaat, waarbij het afsnijden van het bamboefineervel volgens bewerkingsstap C) zodanig 10 geschiedt, dat het bamboefineervel ten minste is opgebouwd uit met elkaar verbonden delen van meerdere bamboestrippen.

6. Werkwijze volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens is voorzien van bewerkingsstap H), omvattende het voorafgaand aan het ' * .- · - 'ij 'v * J carboniseren van de bamboestrips volgens bewerkingsstap E) drogen van de bamboestrips.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens is 5 voorzien van bewerkingsstap I), omvattende het voorafgaand aan het drogen van de bamboestrips volgens bewerkingsstap H) chemisch behandelen van de bamboestrips.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat bewerkingsstap I) bestaat uit het gedurende een tijdsinterval koken van de bamboestrips in een oplossing voorzien 10 van chemicaliën.

9. Werkwijze volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens is voorzien van bewerkingsstap J), omvattende het voorafgaand aan het carboniseren van de bamboestrips volgens bewerkingsstap E) chemisch behandelen van 15 de bamboestrips.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat bewerkingsstap J) bestaat uit het gedurende een tijdsinterval koken van de bamboestrips in een oplossing voorzien van chemicaliën. 20

11. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens is voorzien van bewerkingsstap K), omvattende het opvolgend op het ruw bewerken van de oppervlakken van de bamboestrips volgens bewerkingsstap D) chemisch behandelen van de bamboestrips. 25

12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat bewerkingsstap K) bestaat uit het gedurende een tijdsinterval koken van de bamboestrips in een oplossing voorzien van chemicaliën.

13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens is voorzien van bewerkingsstap L), omvattende het opvolgend op het chemisch behandelen volgens bewerkingsstap K) drogen van de bamboestrips. *

14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens is voorzien van bewerkingsstap M), omvattende het opvolgend op het drogen van de bamboestrips volgens bewerkingstap L) fijn afwerken van de oppervlakken van de bamboestrips. 5

15. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tijdens het lamineren van de bamboestrips volgens bewerkingsstap B) een hechtmiddel wordt aangebracht tussen de op elkaar geperste bamboestrips.

16. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tijdens het lamineren van de bamboestrips volgens bewerkingsstap B) de bamboestrips lateraal ten opzichte van elkaar worden gelamineerd (“side pressed”).

17. Werkwijze volgens een der conclusies 1-16, met het kenmerk, dat tijdens het 15 lamineren van de bamboestrips volgens bewerkingsstap B) de bamboestrips mediaal ten opzichte van elkaar worden gelamineerd (“plain pressed”).

18. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de werkwijze is voorzien van een bewerkingsstap N), omvattende het voor het afsnijden 20 van het bamboefmeervel volgens bewerkingsstap C) ten minste gedeeltelijk bevochtigen van het bamboelaminaat.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de werkwijze is voorzien van een bewerkingsstap O), omvattende het opvolgend op het afsnijden van het 25 bamboefmeervel volgens bewerkingsstap C) drogen van het bevochtigde bamboefmeervel.

20. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de werkwijze is voorzien van een bewerkingsstap P), omvattende het voor het afsnijden 30 van het bamboefmeervel volgens bewerkingsstap C) onderling lamineren van meerdere bamboelaminaten.

21. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de werkwijze is voorzien van een bewerkingsstap Q), omvattende het na het afsnijden van 4 het bamboefineervel volgens bewerkingsstap C) aanbrengen van het bamboefineervel op een drager.

22. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 5 werkwijze is voorzien van een bewerkingsstap R), omvattende het na het afsnijden van het bamboefineervel volgens bewerkingsstap C) ten minste eenzijdig aanbrengen van een beschermlaag op de bamboefineervel.

23. Bamboefmeer te vervaardigen door toepassing van de werkwijze volgens een 10 der conclusies 1 -22.

24. Bamboefmeer volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de dikte van het bamboefmeer maximaal 2,5 millimeter bedraagt. * /*} < -~N · ”'f \ ·. U I ^ / «