NL1019891C2 - Bevestiging van een voorwerp, zoals een pijpbeugel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Bevestiging van een voorwerp, zoals een pijpbeugel.

De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingselement volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijk bevestigingselement is bekend uit US 4 662 590. Het bekende bevestigingselement wordt in de langssleuf van 5 het profielelement gebracht waarna het bevestigingselement met een rotatiebeweging van 90° op het profielelement wordt vastgezet doordat de onderste vlakken van het bevestigingselement achter de flenzen van het profielelement grijpen. Vervolgens wordt de pijpbeugel aan de bovenzijde van 10 het bekende bevestigingselement bevestigd door middel van een schroef. Het bevestigingselement en de voet van de pijpbeugel zijn daartoe voorzien van een gat voor het opnemen van de schroef.

Nadelig van het bekende bevestigingselement is dat een 15 monteur tijdens de montage tegelijkertijd de pijpbeugel moet vasthouden en de schroef in de gaten moet steken en een schroevendraaier of dergelijke moet pakken om vervolgens de schroef aan te draaien. Aangezien pijpbeugels in de praktijk vaak hoog aan een plafond of muur worden aangebracht, waarbij 20 de monteur dus op een ladder moet staan, komt hij door de omslachtige bevestiging van de pijpbeugel op het bekende bevestigingselement vaak handen tekort.

De uitvinding heeft tot doel een verbeterd bevestigingselement te verschaffen waarmee een eenvoudige 25 montage van het voorwerp, in het bijzonder de pijpbeugel, kan plaatsvinden.

Dit doel wordt bereikt door een bevestigingselement van het type volgens de aanhef van conclusie 1, waarbij het bevestigingselement een integraal koppelorgaan heeft voor het 30 koppelen van het bevestigingselement en het voorwerp.

> i - 2 -

Wanneer het bevestigingselement volgens de uitvinding aan het profielelement is bevestigd, is het koppelorgaan automatisch goed gepositioneerd zodat de voet van het voorwerp direct op het bevestigingselement geplaatst kan worden. Er zijn 5 geen extra handelingen nodig om het voorwerp aan te brengen.

In de voorkeurstoepassing, waarbij het voorwerp een pijpbeugel is, kan de monteur de pijpbeugel en het bevestigingselement eerst koppelen en vervolgens aan het profielelement bevestigen. Zo heeft hij bijvoorbeeld de 10 mogelijkheid een aantal pijpbeugels met bevestigingselementen te koppelen en in zijn zak te steken voordat hij een ladder opklimt om ze aan het profielelement aan te brengen.

Bij voorkeur zijn het bevestigingselement en het voorwerp gereedschapsloos koppelbaar. Het is duidelijk dat het voordelig 15 is wanneer de montage geheel gereedschapsloos kan plaatsvinden.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is het koppelorgaan zodanig ingericht dat het voorwerp daarmee koppelbaar is door een relatieve rotatie van minder dan 180°, bij voorkeur 90°. Hierdoor kan het voorwerp op het koppelorgaan worden geplaatst 20 en dan door een simpele draaibeweging worden vastgezet.

Bij een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het koppelorgaan een pen met een of meer grendelnokken, welke pen in een complementair gat in een voet van het voorwerp gestoken kan worden, zodat na de relatieve rotatie het voorwerp door de 25 een of meer grendelnokken is geborgd.

Met voordeel omvat het koppelorgaan twee axiaal op afstand van elkaar aangebrachte grendelnokken of paren van grendelnokken die tijdens montage elk door een daarmee in de voet van het voorwerp aangebracht complementair gat gestoken 30 kunnen worden. Door de toepassing van twee axiaal op afstand gelegen grendelnokken wordt in axiale richting van de pen een extra stevige bevestiging van het voorwerp op het bevestigingselement verkregen.

De bovenzijde van het bevestigingselement is met voordeel 35 rechthoekig uitgevoerd en de bovenzijde heeft in ten minste een hoekgebied een blokkeernok die de rotatie van het te bevestigen voorwerp in gemonteerde toestand blokkeert. Door deze - 3 - maatregelen is een blokkering van de rotatie om de pen gewaarborgd.

Met voordeel is de pen op een cirkelvormig verhoogd gebied op de bovenzijde van het bevestigingselement aangebracht, welk 5 verhoogd gebied complementair is met een in de onderzijde van de voet van het voorwerp aangebrachte cirkelvormige verdieping. Deze verhoging is gunstig voor het positioneren van het voorwerp op het bevestigingselement.

De pen heeft verder aansluitend op het verhoogde gebied 10 bij voorkeur een in hoofdzaak cirkelvormige doorsnede, waarbij de grendelnokken op de omtrek gevormde cilindersegmenten zijn waarvan de buitenomtrek een kromtestraal heeft die kleiner is dan die van de pen. Deze genoemde vorm van de pen en de grendelnokken heeft een verder gunstig effect op de 15 positionering van het voorwerp en heeft als voordeel dat het voorwerp in gemonteerde toestand in de lengterichting van het profielelement vrijwel spelingsvrij op het bevestigingselement is bevestigd.

Bij voorkeur is het bevestigingselement eendelig uit 20 kunststof vervaardigd. Kunststof heeft als voordeel dat eenvoudig complex gevormde elementen kunnen worden vervaardigd. Verder hoeven er door het uit één stuk vervaardigen geen assemblagehandelingen te worden verricht om het bevestigingselement te verkrijgen. In het bijzonder het uit 25 kunststof spuitgieten heeft als voordeel dat bevestigingselementen met exact dezelfde vorm en afmetingen in grote hoeveelheden geproduceerd kunnen worden. Verder is bij de uit kunststof vervaardigde bevestigingselementen in de regel geen nabewerking meer nodig.

30 Bij een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het koppelorgaan een klikorgaan voor het verschaffen van een klikverbinding met het voorwerp. Deze uitvoeringsvorm heeft als voordeel dat het voorwerp met een enkele vastklikbeweging op het bevestigingselement geplaatst en 35 gefixeerd kan worden.

Bij voorkeur is het klikorgaan zodanig aangebracht, dat het voorwerp tijdens montage met een aan de bovenzijde van het - 4 - bevestigingselement evenwijdige beweging op het bevestigingselement kan worden geklikt.

Met voordeel is op de bovenzijde van het bevestigingselement een wanddeel aangebracht dat zich in 5 hoofdzaak loodrecht ten opzichte daarvan uitstrekt, welk wanddeel is voorzien van het klikorgaan dat tijdens montage door een opening dwars in een voet van het voorwerp wordt gestoken.

Bij voorkeur strekt zich aansluitend op het wanddeel zich 10 ten minste een zijwanddeel uit, welk zijwanddeel is voorzien van evenwijdig aan het bovenvlak van het bevestigingselement lopende positioneergroeven die kunnen samenwerken met positioneergroeven die zich op de zijwanden van de voet van het voorwerp bevinden. Hierdoor kunnen het bevestigingselement en 15 de voet van het voorwerp zijdelings verbonden worden waardoor een verschuiving in zijdelingse richting wordt tegengegaan.

De uitvinding heeft verder betrekking op een combinatie van een-bevestigingselement zoals hiervoor is beschreven en een pijpbevestigingsorgaan, zoals een pijpklem- of beugel, bij 20 voorkeur van kunststof, voor het bevestigen van een pijp aan het profielelement, welke pijpbevestigingsorgaan een voet omvat die is ingericht voor de bevestiging aan het bevestigingselement.

Bij voorkeur is de voet voorzien van een gat voor het 25 doorheen steken van het koppelorgaan van het bevestigingselement.

In een bijzondere uitvoering omvat de pijpbeugel een voet en verder twee beugelsegmenten die elk zwenkbaar met de voet zijn verbonden, waarbij elk beugelsegment een in hoofdzaak 30 halfcirkelvormig aanlegvlak heeft voor de pijp of dergelijke, en waarbij de beugelsegmenten elk aan het van de voet afgekeerde uiteinde zijn voorzien van middelen voor het met elkaar vormen van een haakverbinding.

Het bevestigingselement volgens de uitvinding kan 35 bijvoorbeeld gebruikt worden met een profielelement met een langssleuf voor het bevestigen van voorwerpen, in het bijzonder een profielelement van het type dat twee zich in langsrichting - 5 - uitstrekkende zijkanten, een bodem, die de zijkanten verbindt, en een bovenzijde heeft, waarbij de bovenzijde is gevormd door een vanaf elke zijkant naar binnen gerichte flens, welke flenzen tussen hen in een langssleuf begrenzen.

5 In een mogelijke uitvoering hebben de flenzen een in hoofdzaak constante dikte.

In een andere uitvoering van het profielelement neemt de dikte van elk van de flenzen in ten minste een aan de langssleuf grenzend randgebied vanaf de langsleuf in de 10 richting van de bijbehorende zijkant geleidelijk toe. Doordat de dikte van een flens gezien vanaf de sleuf geleidelijk toeneemt, worden bij gebruik in een bevestigingssysteem met het hierboven beschreven bevestigingselement het bovenste en het onderste gedeelte van het bevestigingselement tijdens de 15 rotatie van elkaar weg gedrukt waardoor het bevestigingselement gemakkelijk door die rotatie op de flenzen aangebracht kan worden.

20 In een alternatieve uitvoering is de dikte van de flenzen constant en zijn de delen van het bevestigingselement die de openingen voor de flenzen begrenzen voorzien van een wigvorm, die het tijdens rotatie van het bevestigingselement geleidelijk door de flenzen uiteendrukken van het bovenste en onderste deel 25 van het bevestigingselement bewerkstelligen.

Het profielelement kan uit ieder geschikt materiaal vervaardigd zijn, bij voorkeur uit kunststof.

De bodem van het profielelement kan voorzien zijn van ten minste een langwerpige uitsparing waarmee een langwerpig 30 lichaam in lijn kan worden gebracht en door de uitsparing heen in het profielelement kan worden gebracht en dan gedraaid om zich in hoofdzaak dwars op de langwerpige uitsparing uit te strekken en achter de randen daarvan te grijpen. Bij deze uitvoeringsvorm is het mogelijk om aan zowel de sleufzijde als 35 aan de bodemzijde van het profielelement bevestigingselementen te plaatsen, wat de montagemogelijkheden tijdens het gebruik vergroot.

- 6 -

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 in perspectief een voorkeursuitvoeringsvorm van een bevestigingselement volgens de uitvinding toont, 5 figs. 2 en 3 de twee stappen bij het koppelen van het bevestigingselement van fig. 1 en een pijpbeugel tonen, figs. 4 en 5 de twee stappen bij het aanbrengen van de gekoppelde pijpbeugel en bevestigingselement in een profielelement tonen, 10 fig. 6 in perspectief een andere voorkeursuitvoeringsvorm van een bevestigingselement volgens de uitvinding toont, fig. 7 in perspectief het koppelen van het bevestigingselement van fig. 6 en een pijpbeugel toont, fig. 8 in dwarsdoorsnede het koppelen van het 15 bevestigingselement van fig. 6 en een pijpbeugel toont, fig. 9 in dwarsdoorsnede het bevestigingselement van fig.

6 en een pijpbeugel in gekoppelde toestand toont, fig. 10 in perspectief een profielelement geschikt voor toepassing met een bevestigingselement volgens de uitvinding 20 toont, fig. 11 in perspectief een bevestigingsmogelijkheid van pijpbeugels op het profielelement volgens fig. 10 toont, en fig. 12 in perspectief een andere bevestigingsmogelijkheid van pijpbeugels op het profielelement volgens fig. 10 toont.

25

In fig. 1 is een voorkeursuitvoeringsvorm van een bevestigingselement volgens de uitvinding getoond en aangeduid met verwijzingscijfer 1. Het bevestigingselement 1 is bij voorkeur uit één stuk uit kunststof vervaardigd. In figs. 2-5 30 is een pijpbeugel 10, bij voorkeur uit kunststof, getoond die is gekoppeld met het bevestigingselement 1. De pijpbeugel omvat twee beugelsegmenten 120 die elk zwenkbaar met een voet 30 zijn verbonden, waarbij elk beugelsegment 120 een in hoofdzaak halfcirkelvormig aanlegvlak 121 heeft voor de pijp of 35 dergelijke, en waarbij de beugelsegmenten 120 elk aan het van de voet 30 afgekeerde uiteinde zijn voorzien van middelen 122 voor het met elkaar vormen van een haakverbinding.

- 7 -

Het bevestigingselement 1 heeft een langwerpig gedeelte 2 aan de onderzijde met twee onderste vlakken 3 die zijn ingericht om op de binnenzijde van flenzen 21 van een profielelement 20 aan te grijpen. Verder heeft het 5 bevestigingselement 1 een gedeelte 4 aan de bovenzijde met twee bovenste vlakken 5 die zijn ingericht om op de buitenzijde van de flenzen 21 aan te grijpen. Elk paar van een bovenste vlak 5 en een onderste vlak 3 tussen hen in een opening 6a, 6b waar de flenzen 21 van het profielelement 20 in opgenomen kunnen 10 worden. Het onderdeel dat een onderste vlak 3 en/of een bovenste vlak 5 van elke opening begrenst kan veerkrachtig zijn, zodat de vlakken 5 en 3 van elke opening 6 in gemonteerde toestand klemmend aangrijpen op de flenzen 21.

Om de pijpbeugel 10, die, zoals de voorkeur heeft, van 15 tevoren is gekoppeld met het bevestigingselement 1, aan te brengen op het profielelement 20 wordt het onderste gedeelte 2 van het bevestigingselement 1 in de sleuf 22 tussen de flenzen 21 gebracht, zoals met de pijl 50 in fig. 4 is aangegeven. Vervolgens wordt het geheel van pijpbeugel 10 en 20 bevestigingselement 1 gedraaid rond een rotatieas die ongeveer loodrecht op het bovenvlak van de flenzen 21 staat, zoals met de pijl 51 in fig. 5 is aangegeven. Hierdoor grijpen de vlakken 3 achter de flenzen 21 en wordt de pijpbeugel 10 met het bevestigingselement 1 zelfklemmend op de flenzen 21 25 vastgehouden. Het is ook mogelijk het bevestigingselement 1 eerst aan het profielelement 20 te bevestigen, waarna de pijpbeugel 10 met het bevestigingselement 1 gekoppeld kan worden.

Bij een andere uitvoeringsvorm van het bevestigingselement 30 1 is het onderste gedeelte 2 ingericht om met de zijkanten van het onderste gedeelte 2 aan de binnenzijde van het profielelement 20 aan te grijpen op de zijkanten van het profielelement 20 wanneer het bevestigingselement 1 wordt geroteerd. Bij deze uitvoeringsvorm wordt het onderste gedeelte 35 2 in de gemonteerde toestand tussen de zijkanten in het profielelement 20 vastgeklemd. In een alternatief is het onderste gedeelte van het bevestigingselement zodanig ingericht - 8 - dat zowel een klemming op de flenzen 21 plaatsvindt als een klemmende aangrijping op de zijkanten van het profielelement.

In fig. 1 is te zien dat het bevestigingselement 1 aan de bovenzijde een integraal koppelorgaan 7 heeft voor het koppelen 5 van het bevestigingselement 1 met de pijpbeugel 10.

Het koppelorgaan 7 in deze uitvoeringsvorm omvat een pen 8 met een in hoofdzaak cirkelvormige doorsnede. De pen 8 heeft een onderste gedeelte 8b, dat in dit voorbeeld is verlengd met een bovenste gedeelte 8a, dat een geringere diameter heeft.

10 Het onderste gedeelte 8b van de pen 8 is op een cirkelvormig verhoogd gebied 15 op de bovenzijde 4a van het bevestigingselement 1 aangebracht.

Het koppelorgaan 7 heeft bij het onderste gedeelte 8b een eerste paar grendelnokken 11. De grendelnokken 11 zijn op de 15 omtrek van het onderste gedeelte 8b van de pen 8 gevormde cilindersegmenten. De buitenomtrek van de cilindersegmenten heeft een kromtestraal die kleiner is dan die van het onderste gedeelte 8b van de pen 8. Met deze grendelnokken 11 wordt een stevige koppeling van de pijpbeugel 10 aan het 20 bevestigingselement 1 verkregen.

Voor het verkrijgen van een extra stevige koppeling is de verlening met het bovenste deel 8a van de pen 8 voorzien en is op de kop van de pen 8 een grendelorgaan 9 aangebracht dat een tweede paar grendelnokken 9a omvat.

25 De grendelnokken 9a en 11 liggen in de axiale richting van de pen 8 op afstand van elkaar.

Het bovenste gedeelte 4 van het bevestigingselement 1 is in dit uitvoeringsvoorbeeld als een rechthoekige plaat 4a uitgevoerd. In de hoekgebieden van de plaat 4a is telkens een 30 blokkeernok 12 aangebracht. Elke blokkeernok 12 is gevormd als een opstaand randgedeelte dat zich aan de lange rand 13 van de plaat 4a vanaf de hoek in de richting van het midden van de rand 13 uitstrekt. In het naar het midden van de rand 13 gekeerde einde heeft de blokkeernok 12 een naar de plaat 4a 35 aflopend schuin gedeelte 14.

Het koppelen van het bevestigingselement 1 van fig. 1 en de pijpbeugel 10 is weergegeven in fig. 2 en fig. 3. In fig. 2 - 9 - is getoond dat het koppelorgaan 7 in de voet 30 van de pijpbeugel 10 wordt gestoken. De voet is daartoe in een bovenste deel voorzien van een met het grendelorgaan 9 complementair gat 31 (zie ook fig. 8). Het onderste gedeelte 8b 5 van de pen 8 en de grendelnokken 11 steken door een daarmee complementair gat 32 in het onderste deel van de voet (zie ook fig. 8). Het verhoogde gebied 15 is complementair met een in de bodem 34 van de voet aangebrachte verdieping 33 (zie ook fig.

8) en past daarin. Vervolgens worden het bevestigingselement 1 10 en de pijpbeugel 10 ten opzicht van elkaar 90° geroteerd zoals in fig. 3 met de pijl 35 is aangeduid. De grendelnokken 9a resp. 11 grijpen daardoor achter de randen van de complementaire gaten 31 resp. 32, waardoor de pijpbeugel 10 door de grendelnokken 9a en 11 is geborgd. Tijdens deze 15 relatieve rotatie schuiven twee van de blokkeernokken 12 met hun schuine gedeelte 14 over de korte randen van de bodem 34 van de pijpbeugel 10. Wanneer de pijpbeugel 10 en het bevestigingselement 1 zich in de gemonteerde toestand bevinden, d.w.z. 90° relatief zijn geroteerd, dan liggen de 20 blokkeernokken 12 tegen de lange zijden van de bodem 34 van de pijpbeugel 10 aan en blokkeren in hoofdzaak een verdere rotatie. Bij deze specifieke uitvoeringsvorm is het mogelijk om twee diagonaal tegenover elkaar liggende hoekgebieden van de plaat 4a naar beneden te drukken waardoor de randen van de 25 bodem 34 in die hoekgebieden door een relatieve rotatie voorbij de blokkeernokken 12 kunnen worden gebracht waarna de pijpbeugel 10 en het bevestigingselement 1 gedemonteerd kunnen worden.

In fig. 6 is een andere voorkeursuitvoeringsvorm van een 30 bevestigingselement getoond en aangeduid met verwijzingscijfer 100. Het bevestigingselement 100 heeft een langwerpig onderste gedeelte 2 dat is ingericht om op de binnenzijde van een profielelement 20 aan te grijpen net als bij de eerder getoonde uitvoeringsvorm. Verder heeft het bevestigingselement een 35 bovenste gedeelte 4' dat is ingericht om aan een buitenzijde van het profielelement 20 aan te grijpen.

- 10 -

Het bovenste gedeelte 4' omvat een rechthoekige plaat 105. Op de plaat 105 is aan een rand een wanddeel 106 aangebracht dat zich in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de plaat 105 uitstrekt. Het wanddeel 106 is ongeveer in het midden voorzien 5 van een klikorgaan 107 met een grendelnok 107a, welk klikorgaan 107 zich ongeveer evenwijdig aan de plaat 105 uitstrekt. Vanaf het wanddeel 106 strekt zich evenwijdig aan het klikorgaan een geleidingsprofiel 108 met een in hoofdzaak U-vormige doorsnede uit.

10 Aansluitend op het wanddeel 106 strekt zich een zijwanddeel 109 uit, welk zijwanddeel 109 is voorzien van evenwijdig aan de plaat 105 lopende positioneergroeven 110. In de getoonde uitvoeringsvorm is slechts een enkel zijwanddeel 109 aangebracht, maar er is ook een uitvoeringsvorm denkbaar 15 waarbij twee van dergelijke zijwanddelen 109 op tegenover elkaar gelegen zijden van de plaat 105 zijn aangebracht.

Zoals in fig. 7 en 8 is getoond worden het bevestigingselement 100 en de pijpbeugel 10 tijdens de montage met een aan de plaat 105 van het bevestigingselement 100 20 evenwijdige relatieve beweging met elkaar gekoppeld. De bewegingsrichting is aangeduid met een pijl 111. Tijdens de montage wordt het klikorgaan 107 in een opening 112 dwars in de voet 30 van de pijpbeugel 10 gestoken. De positioneergroeven 110 werken tijdens de beweging samen met positioneergroeven 40 25 die zich op zijwanden van de voet 30 van de pijpbeugel 10 bevinden. In gemonteerde toestand houden de met elkaar samenwerkende groeven 110 en 40 de pijpbeugel 10 en het bevestigingselement 100 in de dwarsrichting gekoppeld waardoor een verschuiving in zijdelingse richting tegen wordt gegaan.

30 Tijdens de beweging wordt het klikorgaan 107 onder invloed van de bovenwand van de voet 30 verbogen in de richting van het geleidingsprofiel. Zodra het klikelement met zijn grendelnok 107a ter hoogte van het gat 31 komt wordt het klikorgaan 107 door de veerkracht van het materiaal omhoog gedrukt en grijpt 35 de grendelnok 107a achter de rand van het gat 31 en is een klikverbinding tussen de pijpbeugel en het bevestigingselement tot stand gebracht. Het geleidingsprofiel 108 zorgt voor een - 11 - goede geleiding van de beweging in het gat 112 en ligt met de onderzijde tegen de onderzijde van het gat 112 aan en zorgt er zodoende voor dat een spelingsvrije koppeling tussen het bevestigingselement 100 en de pijpbeugel 10 gewaarborgd is.

5 In fig. 10 is een mogelijke uitvoeringsvorm getoond van een profielelement dat geschikt is om met een bevestigingselement volgens de uitvinding te gebruiken. Het profielelement heeft een langssleuf 22 voor het bevestigen van voorwerpen zoals de hiervoor beschreven pijpbeugel 10 met een 10 bevestigingselement 1 resp. 100, zoals ook in fig. 12 is getoond. Het profielelement 20 is van het type omvattende twee zich in langsrichting uitstrekkende zijkanten 23, een bodem 24, die de zijkanten 23 verbindt, en een bovenzijde 25. Het profielelement 20 kan van kunststof of metaal vervaardigd zijn, 15 bij voorkeur kunststof.

De bovenzijde 25 is gevormd door een vanaf elke zijkant 23 naar binnen gerichte flens 21. De flenzen 21 begrenzen tussen hen in de langssleuf 22. De flenzen 21 hebben elk een buitenvlak 21a en een binnenvlak 21b, waarbij de buitenvlakken 20 21a in een plat vlak gelegen zijn en de binnenvlakken 21b zich schuin ten opzichte van de buitenvlakken 21a uitstrekken. De dikte van de flenzen 21 neemt dus in ten minste een aan de sleuf 22 grenzend randgebied 26 vanaf de langsleuf 22 in de richting van de zijkanten 23 toe. Deze wigvorm zorgt ervoor dat 25 geleidelijk het bovenste en het onderste vlak 5 resp. 3 van elke opening 6 tijdens rotatie van het bevestigingselement 1 of 100 van elkaar weg worden gedrukt waardoor hun klemwerking geleidelijk op de flenzen 21 wordt aangebracht.

De bodem 24 is voorzien van ten minste een langwerpige 30 uitsparing 27 waarmee een langwerpig lichaam, zoals bijvoorbeeld het langwerpige onderste gedeelte 2 van het bevestigingselement 1 of 100, in lijn kan worden gebracht en door de uitsparing 27 heen in het profielelement kan worden gebracht en dan gedraaid om zich in hoofdzaak dwars op de 35 langwerpige uitsparing 27 uit te strekken en achter de randen daarvan te grijpen. In fig. 11 is als voorbeeld getoond hoe drie pijpbeugels 10 op deze wijze aan het profielelement 20 - 12 - zijn bevestigd. Bij deze uitvoeringsvorm is het mogelijk om aan zowel de sleufzijde zoals getoond in fig. 12 als aan de bodemzijde van het profielelement 20 zoals getoond in fig. 11 bevestigingselementen 1, 100 met pijpbeugels 10 te plaatsen, 5 wat de montagemogelijkheden van het bevestigingselement 1, 100 volgens de uitvinding met dit specifieke profielelement 20 tijdens het gebruik vergroot.

Claims (18)

1. Bevestigingselement voor het zelfklemmend bevestigen van een op de bovenzijde van het bevestigingselement aan te brengen 5 voorwerp, in het bijzonder een pijpbeugel, aan een profielelement met op afstand van elkaar gelegen flenzen die tussen hen in een langssleuf begrenzen, welk bevestigingselement een onderste gedeelte heeft dat is ingericht om aan een binnenzijde van het profielelement aan te 10 grijpen en een bovenste gedeelte dat is ingericht om aan de buitenzijde van het profielelement aan te grijpen, waarbij ten minste het onderste gedeelte of het bovenste gedeelte veerkrachtig is en waarbij ten minste het onderste gedeelte in gemonteerde toestand klemmend aangrijpt op het profielelement, 15 met het kenmerk, dat het bevestigingselement een integraal koppelorgaan heeft voor het koppelen van het bevestigingselement en het voorwerp.

2. Bevestigingselement volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat het bevestigingselement en het voorwerp gereedschapsloos koppelbaar zijn.

3. Bevestigingselement volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het koppelorgaan zodanig is ingericht dat het 25 voorwerp daarmee koppelbaar is door een relatieve rotatie van minder dan 180°, bij voorkeur 90°.

4. Bevestigingselement volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het koppelorgaan een pen met een of meer grendelnokken 30 omvat, welke pen in een complementair gat in een voet van het voorwerp gestoken kan worden, zodat na de relatieve rotatie het voorwerp door de een of meer grendelnokken is geborgd.

5. Bevestigingselement volgens conclusie 4, met het kenmerk, 35 dat het koppelorgaan twee axiaal op afstand van elkaar aangebrachte grendelnokken omvat die tijdens montage elk door - 14 - een daarmee in de voet van het voorwerp aangebracht complementair gat gestoken kunnen worden.

6. Bevestigingselement volgens conclusie 3, met het kenmerk, 5 dat de bovenzijde van het bevestigingselement rechthoekig is uitgevoerd en dat de bovenzijde in ten minste een hoekgebied een blokkeernok heeft dat de rotatie van het te bevestigen voorwerp in gemonteerde toestand in hoofdzaak blokkeert.

7. Bevestigingselement volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de pen op een cirkelvormig verhoogd gebied op de bovenzijde van het bevestigingselement is aangebracht, welk verhoogd gebied complementair is met een in de onderzijde van het voorwerp aangebrachte verdieping. 15

8. Bevestigingselement volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de pen aansluitend op het verhoogde gebied een in hoofdzaak cirkelvormige doorsnede heeft, waarbij de grendelnokken op de omtrek gevormde cilindersegmenten zijn waarvan de buitenomtrek 20 een kromtestraal heeft die kleiner is dan die van de pen.

9. Bevestigingselement volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingselement eendelig uit kunststof is vervaardigd. 25

10. Bevestigingselement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het koppelorgaan een klikorgaan omvat voor het verschaffen van een klikverbinding met het voorwerp.

11. Bevestigingselement volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het klikorgaan zodanig is aangebracht, dat het voorwerp tijdens montage met een aan de bovenzijde van het bevestigingselement evenwijdige beweging op het bevestigingselement kan worden geklikt.

12. Bevestigingselement volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat op de bovenzijde van het bevestigingselement een wanddeel 35 - 15 - is aangebracht dat zich in hoofdzaak loodrecht ten opzichte daarvan uitstrekt, welk wanddeel is voorzien van het klikorgaan dat tijdens montage in een opening dwars in een voet van het voorwerp wordt gestoken. 5

13. Bevestigingselement volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het wanddeel aan een rand van het bovenvlak is aangebracht.

14. Bevestigingselement volgens conclusie 12 of 13, met het 10 kenmerk, dat aansluitend op het wanddeel zich ten minste een zijwanddeel uitstrekt, welk zijwanddeel is voorzien van evenwijdig aan het bovenvlak verlopende positioneergroeven die kunnen samenwerken met positioneergroeven die zich op zijwanden van de voet van het voorwerp bevinden.

15. Combinatie van een bevestigingselement volgens een van de voorgaande conclusies en eén pijpbeugel, bij voorkeur van kunststof, voor het bevestigen van een pijp aan het profielelement, welke pijpbeugel een voet omvat dat is 20 ingericht voor het bevestigen van de pijpbeugel aan het bevestigingselement.

16. Combinatie volgens conclusie 15, waarbij de voet is voorzien van een uitsparing voor het doorheen steken van het 25 koppelorgaan van het bevestigingselement.

17. Combinatie volgens conclusie 15 of 16, waarbij de pijpbeugel verder twee beugelsegmenten omvat die elk zwenkbaar met de voet zijn verbonden, waarbij elk beugelsegment een in 30 hoofdzaak halfcirkelvormig aanlegvlak heeft voor de pijp of dergelijke, en waarbij de beugelsegmenten elk aan het van de voet afgekeerde uiteinde zijn voorzien van middelen voor het met elkaar vormen van een haakverbinding.

18. Bevestigingssysteem omvattende een bevestigingselement volgens een van de conclusies 1-14, alsmede een profielelement - 16 - met op afstand van elkaar gelegen flenzen die tussen hen in een langssleuf begrenzen.