NL1019625C2 - Inrichting en melkbeker voor het melken van dieren. - Google Patents

Description

f'

INRICHTING EN MELKBEKER VOOR HET MELKEN VAN DIEREN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het melken van dieren, volgens de aanhef van conclusie 5 1.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een melkbeker voor het melken van dieren, volgens de aanhef van conclusie 13.

Een dergelijke inrichting en melkbeker zijn bekend ïo uit het Nederlandse octrooischrift 1004196. Gebruikelijk wordt na elke melkbeurt de melkbeker gereinigd en worden de melkleiding en eventueel andere onderdelen na een bepaald aantal melkbeurten gereinigd. Hoewel de bekende inrichting naar behoren functioneert, is gebleken dat de constructie kan 15 worden verbeterd met het oog op een efficiëntere reiniging respectievelijk spoeling van de melkbeker en de melkleiding.

Hiertoe bevat volgens een aspect van de uitvinding een inrichting van de boven beschreven soort de maatregelen van het kenmerk van conclusie 1. Juist doordat volgens de 20 uitvinding het voormelkreservoir in de melkbeker is geïntegreerd en niet zoals in de stand der techniek daarvan gescheiden is, wordt het op eenvoudige wijze mogelijk gemaakt zowel de melkbeker apart als de melkbeker en de melkleiding en eventueel andere onderdelen te reinigen.

25 In een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is de inlaatopening van het voormelkreservoir voorzien van een inlaatafsluitmiddel. Bij het melken van dieren is het van belang dat de voormelk wordt gescheiden van de verdere melk, aangezien de voormelk veelal enigszins geïnfec-30 teerd en/of van een andere kwaliteit is. Door het inlaataf-sluitmiddel is het mogelijk het voormelkreservoir, in het bijzonder de inlaatopening daarvan, af te sluiten wanneer het voormelkreservoir geheel gevuld is met voormelk. Bij voorkeur wordt het inlaatafsluitmiddel gevormd door een drijver.

1019625* 2

In een voorkeursuitvoering overeenkomstig de uitvinding is de drijver uitgevoerd als een balletje. Juist door de geometrische vorm van het balletje ontstaat een correcte afsluiting van de inlaatopening.

5 In een voorkeursuitvoering overeenkomstig de uit vinding is de drijver vervaardigd uit kunststof of rubber. Een drijver uit een dergelijk materiaal heeft een lange gebruiksduur zonder dat de kwaliteit van de melk door het materiaal nadelig wordt beïnvloed.

10 Volgens weer een ander uitvoeringsvoorbeeld over eenkomstig de uitvinding is de melkbeker voorzien van een melkleidingafsluitmiddel voor het afsluiten van de verbinding van de melkbeker en de melkleiding, waarbij het melkleidingafsluitmiddel een bestuurbaar afsluitmiddel is. Hierdoor is 15 het mogelijk om tijdens de reiniging van de melkbeker te voorkomen dat reinigings- of spoelvloeistof in de melkleiding terechtkomt.

In een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is het bestuurbare melkleidingafsluitmid-20 del geschikt om onder besturing van een melkniveausensor, zoals bijvoorbeeld een melkgeleidbaarheidssensor of een optische of een akoestische sensor, te werken. Hierdoor is het mogelijk de inrichting verregaand automatisch te laten werken, zowel tijdens het melken van een dier als tijdens het 25 reinigen van de melkbeker respectievelijk melkbeker en melkleiding en eventueel andere onderdelen.

Bij voorkeur is de sensor in het voormelkreservoir aangebracht, zodat er bijvoorbeeld een correcte scheiding tussen voormelk en de verder van het dier verkregen melk kan 3 o worden gemaakt.

Alternatief of aanvullend wordt er een correcte scheiding tussen voormelk en verdere melk verkregen wanneer het bestuurbare melkleidingafsluitmiddel geschikt is om onder besturing van een sensor voor het detecteren van de afslui-35 ting van de inlaatopening te werken.

101962Ö .

3

Bij voorkeur is het bestuurbare melkleidingafsluitmiddel computergestuurd. In het bijzonder in dit laatste geval is het uitermate gunstig wanneer tevens het uitlaataf-sluitmiddel computergestuurd is.

5 Om de in het voormelkreservoir opgevangen melk af te voeren, geeft het uitlaatafsluitmiddel de uitlaatopening vrij, bijvoorbeeld wanneer na het melken de melkbeker in open verbinding met de buitenlucht komt, of wanneer de melkbeker is opgenomen in een spoelleidingsysteem om alleen de melkbeker te 10 reinigen of wanneer de melkbeker is opgenomen in een spoelleidingsysteem en het spoelen van de melkbeker en van het daarop aangesloten melkleidingsysteem wordt beëindigd. Met andere woorden, zodra een dier is uitgemolken en een desbetreffende melkbeker wordt afgekoppeld, wordt het vacuüm in deze melkbe-15 ker en de daarop aangesloten melkleiding weggenomen en wordt de uitlaatopening van het desbetreffende voormelkreservoir vrijgegeven, zodat de in het voormelkreservoir aanwezige melk kan wegstromen. Echter, ook wanneer de melkbekers en eventueel het melkleidingsysteem moeten worden gereinigd en een spoel-20 vloeistof op de gebruikelijke wijze door middel van op een melkbeker aangesloten spoelorganen in de melkbeker en de daarop aangesloten melkleiding wordt gebracht, zal, omdat het voormelkreservoir zich dan immers vult met spoelvloeistof, deze spoelvloeistof moeten worden afgevoerd en wel zodra de 25 melkbeker wordt losgekoppeld van het spoelorgaan.

De uitvinding is in het bijzonder van toepassing wanneer de inrichting is voorzien van een melkplaats met een melkrobot voor het automatisch aanbrengen van de ten minste ene melkbeker aan een respectieve speen van een te melken 30 dier.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een melkbeker voor het melken van dieren, zoals koeien, met het kenmerk, dat de melkbeker is voorzien van een voormelkreservoir voor het bevatten van een bepaalde, in hoofdzaak bij de aanvang van 35 het melkproces verkregen, hoeveelheid voormelk, welk voormelk- 1019625 4 reservoir is voorzien van een inlaatopening en een uitlaatope-ning met een uitlaatafsluitmiddel voor de voormelk. Voordelige uitvoering zijn in de conclusies 14 tot en met 23 beschreven.

5 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening, waarbij

Figuur 1 schematisch een eerste uitvoering van een deel van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft, en ïo Figuur 2 schematisch een tweede uitvoering van een deel van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft.

Van de met behulp van een overigens niet weergegeven melkrobot automatisch aan de spenen van een te melken dier te is koppelen melkbekers, is in Figuur 1 slechts één melkbeker 1 weergegeven. Evenals de andere melkbekers kan deze melkbeker 1 via een melkleiding 6 worden aangesloten op een (niet weergegeven) melkcontainer.

In de melkbeker 1 is een voormelkreservoir 2 geïn-20 tegreerd voor het bevatten van een bepaalde, in hoofdzaak bij de aanvang van het melkproces verkregen, hoeveelheid voormelk. Volgens de uitvinding wordt onder geïntegreerd verstaan dat tijdens gebruik van de melkbeker de melkbeker en het voormelkreservoir een geheel vormen. Het is dus mogelijk dat 25 de melkbeker en het voormelkreservoir afzonderlijke delen zijn die aan elkaar koppelbaar zijn of dat ze als één onderdeel zijn vervaardigd.

Het voormelkreservoir 2 is voorzien van een inlaatopening 3 en een uitlaatopening 4 met een uitlaatafsluitmid-30 del 5 voor de voormelk. De inlaatopening 3 is in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld aangebracht in een scheidingswand die het voormelkreservoir scheidt van de melkbekerruimte.

De inlaatopening 3 van het voormelkreservoir 2 is voorzien van een inlaatafsluitmiddel 7, dat in de uitvoerings-35 vormen weergegeven in figuren 1 en 2 wordt gevormd door een 10löfi254 5 drijver die op de melk die in het voormelkreservoir komt kan drijven. Wanneer de inlaatopening 3 cirkelvormig is, heeft het de voorkeur, zoals in figuur 2 is weergegeven dat de drijver is uitgevoerd als een balletje 8. Hierdoor ontstaat een goede 5 afsluiting. Alternatief kan de drijver ook als schijfvormig element zijn uitgevoerd, zoals in figuur 1 schematisch is weergegeven. Hierbij is de drijver in het bijzonder uit kunststof of rubber vervaardigd.

Het zal duidelijk zijn dat, wanneer het voormelkre-ïo servoir 2 gevuld is met voormelk, de drijver de inlaatopening 3 afsluit, zodat verdere melk niet in het voormelkreservoir 2 terecht kan komen, maar via de melkleiding 6 naar de melkcon-tainer kan worden afgevoerd.

Via een verbinding 11 sluit de melkbeker 1, in het is bijzonder de melkbekerruimte, aan op de melkleiding 6. Teneinde te voorkomen dat ongewenst toch voormelk in de melkleiding 6 terechtkomt, is in de uitvoering zoals weergegeven in figuur 1 de melkbeker 1 voorzien van een bestuurbaar melklei-dingafsluitmiddel 9. Door correcte besturing, in het bijzon-2 0 der door een (niet weergegeven) computer, kan de verbinding 11 worden afgesloten tijdens het vullen van het voormelkreservoir 2.

De besturing van het bestuurbare melkleidingaf-sluitmiddel 9 kan tevens plaatsvinden door een melkniveau-25 sensor 10, zoals bijvoorbeeld een melkgeleidbaarheidssensor of een optische of een akoestische sensor. Deze sensor 10 is bij voorkeur in het voormelkreservoir 2 aangebracht. Wanneer deze sensor detecteert dat het niveau boven een bepaalde drempelwaarde komt, dan kan deze sensor een signaal afgeven 30 dat ervoor zorgt dat het melkleidingaf sluitmiddel 9 de verbinding 11 vrijgeeft.

Alternatief of aanvullend kan het bestuurbare melkleidingaf sluitmiddel 9 worden bestuurd door een sensor (bijvoorbeeld een contact sensor) voor het detecteren van de af-35 sluiting van de inlaatopening.

1019625 · 6

Het voormelkreservoir 2 is voorzien van een door een uitlaatafsluitmiddel 5 afsluitbare uitlaatopening 4. Dit uitlaatafsluitmiddel 5 is bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat op het moment dat in de melkbeker 1 vacuüm wordt aangebracht 5 het voormelkreservoir 2 wordt afgesloten. Hierbij zijn dus alle soorten afsluitmiddelen toepasbaar, zoals een elektromagnetisch, hydraulisch of op andere wijze pneumatisch werkend uitlaatafsluitmiddel.

De met behulp van de melkbekers na de voormelk, in ïo het bijzonder nadat de inlaatopening van het voormelkreservoir afgesloten is, gewonnen melk zal niet doorstromen naar het voormelkreservoir 2, maar via de melkleiding 6 naar de melkcontainer.

Wanneer alleen de melkbeker 1 dient te worden gels reinigd, dan wordt op gebruikelijke wijze de melkbeker 1 aangesloten op een (niet weergegeven) spoelorgaan, met behulp waarvan een spoelvloeistof in, en eventueel tevens over de rand van de melkbeker 1 wordt geleid. Door het melkleidingaf-sluitmiddel 9 de verbinding 11 te laten afsluiten, kan deze 2 0 spoelvloeistof niet in de melkleiding 6 terechtkomen. Voor het reinigen kan door bediening van het uitlaataf sluitmiddel de voormelk worden afgevoerd. Tevens kan dit afvoeren tegelijk met het reinigen plaatsvinden. Merk op dat in de uitvoering zoals weergegeven in figuur 2 er geen melkleidingaf-25 sluitmiddel is weergegeven. De afsluiting van de melkleiding kan in dit geval geschieden door een verder in de melkleiding aangebracht ventiel of dergelijke.

Wanneer de melkbeker en tevens het melkleidingsys-teem dienen te worden gereinigd, wordt wederom op gebruike-30 lijke wijze de melkbeker aangesloten op een spoelorgaan. De sturing van de af sluitmiddelen kan dan zodanig zijn dat in eerste instantie het voormelkreservoir 2 wordt gereinigd en vervolgens de melkleiding en eventueel andere onderdelen. Op deze wijze worden de melkbekers en de daarop aangesloten lei- 4niQfi^5 * 7 dingen inclusief eventuele andere onderdelen op nauwkeurige wijze en op eenvoudige wijze schoongespoeld.

1019625

Claims (23)

1. Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, voorzien van: 5 ten minste één melkbeker (1), een voormelkreservoir (2) voor het bevatten van een bepaalde, in hoofdzaak bij de aanvang van het melkproces verkregen, hoeveelheid voormelk, welk voormelkreservoir (2) is voorzien van een inlaatopening (3) en een uitlaatopening (4) ïo met een uitlaatafsluitmiddel (5) voor de voormelk, een melkcontainer voor het bevatten van gewonnen melk, en ten minste één de melkbeker (1) en de melkcontainer verbindende melkleiding (6), 15 met het kenmerk, dat het voormelkreservoir (2) is geïntegreerd in de melkbeker (1).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inlaatopening (3) van het voormelkreservoir (2) is voorzien van een inlaatafsluitmiddel (7).

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het inlaatafsluitmiddel (7) wordt gevormd door een drijver .

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de drijver is uitgevoerd als een balletje (8) .

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het ken merk, dat de drijver uit kunststof of rubber is vervaardigd.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de melkbeker (1) is voorzien van een melkleidingafsluitmiddel (9) voor het afsluiten van de ver- 30 binding (11) van de melkbeker (1) en de melkleiding (6) , waarbij het melkleidingafsluitmiddel (9) een bestuurbaar af-sluitmiddel is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het bestuurbare melkleidingafsluitmiddel (9) geschikt is 35 om onder besturing van een melkniveausensor (10), zoals bij- 10 1Q6 25 voorbeeld een melkgeleidbaarheidssensor of een optische of een akoestische sensor, te werken.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de sensor (10) in het voormelkreservoir (2) is aange- 5 bracht.

9. Inrichting volgens conclusie 6 onder verwijzing naar conclusie 2, met het kenmerk, dat het bestuurbare mel-kleidingafsluitmiddel (9) geschikt is om onder besturing van een sensor voor het detecteren van de afsluiting van de in- 10 laatopening te werken.

10. Inrichting volgens een der conclusies 6 tot en met 9, met het kenmerk, dat het bestuurbare melkleidingafsluitmiddel (9) computergestuurd is.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 15 met het kenmerk, dat het uitlaatafsluitmiddel (5) computergestuurd is.

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een melk-plaats met een melkrobot voor het automatisch aanbrengen van 20 de ten minste ene melkbeker (1) aan een respectieve speen van een te melken dier.

13. Melkbeker (1) voor het melken van dieren, zoals koeien, met het kenmerk, dat de melkbeker (1) is voorzien van een voormelkreservoir (2) voor het bevatten van een bepaalde, 25 in hoofdzaak bij de aanvang van het melkproces verkregen, hoeveelheid voormelk, welk voormelkreservoir (2) is voorzien van een inlaatopening (3) en een uitlaatopening (4) met een uitlaatafsluitmiddel (5) voor de voormelk.

14. Melkbeker (l) volgens conclusie 13, met het ken-30 merk, dat de inlaatopening (3) van het voormelkreservoir (2) is voorzien van een inlaatafsluitmiddel (7).

15. Melkbeker (1) volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het inlaataf sluitmiddel (7) wordt gevormd door een drijver. 1019625

16. Melkbeker (1) volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de drijver is uitgevoerd als een balletje (8).

17. Melkbeker (1) volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat de drijver uit kunststof of rubber is vervaar- 5 digd.

18. Melkbeker (1) volgens een der voorgaande conclusies 13 tot en met 17, met het kenmerk, dat de melkbeker (1) is voorzien een verbinding (11) voor een melkleiding, en van een melkleidingafsluitmiddel (9) voor het afsluiten van de ver- 10 binding (11) van de melkbeker (1) en de melkleiding (6) , waarbij het melkleidingafsluitmiddel (9) een bestuurbaar af-sluitmiddel is.

19. Melkbeker (1) volgens conclusie 18, met het ken merk, dat het bestuurbare melkleidingafsluitmiddel (9) gels schikt is om onder besturing van een melkniveausensor (10) , zoals bijvoorbeeld een melkgeleidbaarheidssensor of een optische of een akoestische sensor, te werken.

20. Melkbeker (1) volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de sensor (10) in het voormelkreservoir (2) is aan- 20 gebracht.

21. Melkbeker (1) volgens conclusie 18 onder verwijzing naar conclusie 14, met het kenmerk, dat het bestuurbare melkleidingaf sluitmiddel (9) geschikt is om onder besturing van een sensor voor het detecteren van de afsluiting van de in- 25 laatopening (3) te werken.

22. Melkbeker (1) volgens een der conclusies 18 tot en met 21, met het kenmerk, dat het bestuurbare melkleidingaf-sluitmiddel (9) computergestuurd is.

23. Melkbeker (1) volgens een der voorgaande conclusies 30 13 tot en met 22, met het kenmerk, dat het uitlaatafsluitmid del (5) computergestuurd is. 4 n 1 α £ ? K