NL1019538C1 - Plano voor een dubbelwandige doos en vouwinrichting voor het vouwen van een plano. - Google Patents

Plano voor een dubbelwandige doos en vouwinrichting voor het vouwen van een plano. Download PDF

Info

Publication number
NL1019538C1
NL1019538C1 NL1019538A NL1019538A NL1019538C1 NL 1019538 C1 NL1019538 C1 NL 1019538C1 NL 1019538 A NL1019538 A NL 1019538A NL 1019538 A NL1019538 A NL 1019538A NL 1019538 C1 NL1019538 C1 NL 1019538C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mold
blank
wall
cover
box
Prior art date
Application number
NL1019538A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Agatha Montens
Original Assignee
V O F Vrinten & Lohman
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by V O F Vrinten & Lohman filed Critical V O F Vrinten & Lohman
Priority to NL1019538A priority Critical patent/NL1019538C1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1019538C1 publication Critical patent/NL1019538C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D5/00Rigid or semi-rigid containers of polygonal cross-section, e.g. boxes, cartons or trays, formed by folding or erecting one or more blanks made of paper
    • B65D5/20Rigid or semi-rigid containers of polygonal cross-section, e.g. boxes, cartons or trays, formed by folding or erecting one or more blanks made of paper by folding-up portions connected to a central panel from all sides to form a container body, e.g. of tray-like form
    • B65D5/24Rigid or semi-rigid containers of polygonal cross-section, e.g. boxes, cartons or trays, formed by folding or erecting one or more blanks made of paper by folding-up portions connected to a central panel from all sides to form a container body, e.g. of tray-like form with adjacent sides interconnected by gusset folds
    • B65D5/248Rigid or semi-rigid containers of polygonal cross-section, e.g. boxes, cartons or trays, formed by folding or erecting one or more blanks made of paper by folding-up portions connected to a central panel from all sides to form a container body, e.g. of tray-like form with adjacent sides interconnected by gusset folds and at least one side being extended and doubled-over to enclose the adjacent gusset flaps
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B31MAKING ARTICLES OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER; WORKING PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
    • B31BMAKING CONTAINERS OF PAPER, CARDBOARD OR MATERIAL WORKED IN A MANNER ANALOGOUS TO PAPER
    • B31B50/00Making rigid or semi-rigid containers, e.g. boxes or cartons
    • B31B50/26Folding sheets, blanks or webs
    • B31B50/44Folding sheets, blanks or webs by plungers moving through folding dies
    • B31B50/46Folding sheets, blanks or webs by plungers moving through folding dies and interconnecting side walls
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D5/00Rigid or semi-rigid containers of polygonal cross-section, e.g. boxes, cartons or trays, formed by folding or erecting one or more blanks made of paper
    • B65D5/20Rigid or semi-rigid containers of polygonal cross-section, e.g. boxes, cartons or trays, formed by folding or erecting one or more blanks made of paper by folding-up portions connected to a central panel from all sides to form a container body, e.g. of tray-like form
    • B65D5/2004Rigid or semi-rigid containers of polygonal cross-section, e.g. boxes, cartons or trays, formed by folding or erecting one or more blanks made of paper by folding-up portions connected to a central panel from all sides to form a container body, e.g. of tray-like form the container body having hollow side-walls
    • B65D5/2009Rigid or semi-rigid containers of polygonal cross-section, e.g. boxes, cartons or trays, formed by folding or erecting one or more blanks made of paper by folding-up portions connected to a central panel from all sides to form a container body, e.g. of tray-like form the container body having hollow side-walls all formed by folding extensions of the side walls

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Cartons (AREA)

Description

Titel: Plano voor een dubbelwandige doos en vouwinrichting voor het vouwen van een plano
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een plano voor een dubbelwandige doos.
In het hiernavolgende hangen de definities van begrippen als onder, boven, binnen en buiten met betrekking tot onderdelen van een 5 plano samen met de stand die de onderdelen innemen in een doos die uit de plano wordt gevormd. Hierbij wordt uitgegaan van een gangbare oriëntatie van de doos, waarbij een doosbodem zich aan een onderzijde van de doos bevindt.
Dubbelwandige dozen zijn in de praktijk bekend, en omvatten een 10 rechthoekige doosbodem, vier buitenste opstaande wanden en vier binnenste opstaande wanden, waarbij elke buitenste opstaande wand aansluit op een rand van de doosbodem en waarbij elke binnenste opstaande wand zich parallel ten opzichte van een corresponderende buitenste opstaande wand uitstrekt, aan een binnenkant van de doos.
15 De binnenste opstaande wand is doorgaans op afstand van de buitenste opstaande wand geplaatst, waarbij een ruimte tussen de binnenste opstaande wand en de buitenste opstaande wand aan de bovenzijde van de doos wordt afgesloten door middel van een langwerpig tussenstuk, dat zich parallel tèn opzichte van de doosbodem uitstrekt.
20 Doordat de dubbelwandige doos vier paren van een buitenste opstaande wand en een binnenste opstaande wand omvat, is een inwendige van de doos goed geïsoleerd wanneer de bovenzijde van de doos wordt afgesloten door middel van een passend deksel. Dat maakt de dubbelwandige doos bijzonder geschikt om te worden toegepast voor 25 het verpakken van levensmiddelen zoals vis of groente.
De dubbelwandige doos wordt doorgaans gevormd uit één plano waarin vouwnaden zijn aangebracht. De doos wordt dan in elkaar gezet door de plano in de gewenste vorm te vouwen en door onderdelen van de doos onderling te verbinden, bijvoorbeeld door middel van nieten, 30 plakband of lijm.
De plano van de bekende dubbelwandige doos omvat een langwerpig middengedeelte dat is bestemd om de vier buitenste opstaande wanden ini9538 2 te vormen. Bij één korte zijde van het langwerpige middengedeelte is een sluitflap aangebracht. Bij één lange zijde van het langwerpige middengedeelte zijn de vier tussenstukken en daarop aansluitend de vier binnenste opstaande wanden aangebracht, terwijl bij een 5 tegenovergelegen lange zijde twee bodemdelen zijn aangebracht. Bij de zijde van de binnenste opstaande wanden die is gelegen tegenover de zijde die aansluit op het tussenstuk, is een bodemflap aangebracht. Alle genoemde onderdelen van de plano zijn ten opzichte van elkaar scharnierbaar door middel van vouwnaden.
10 Uit de plano zoals hierboven beschreven wordt een doos gevormd door het langwerpige middengedeelte zodanig te vouwen, dat een gesloten geheel van buitenste opstaande wanden wordt verkregen. Daarbij worden beide korte zijden van het langwerpige middengedeelte onderling verbonden door middel van de sluitflap. Vervolgens wordt 15 de doosbodem gevormd door de bodemdelen onderling te verbinden. De binnenste opstaande wanden worden naar binnen gedrukt en vervolgens door middel van de bodemflap verbonden met de doosbodem.
De hierboven beschreven vormgeving van de plano van de bekende dubbelwandige doos heeft een belangrijk nadeel. Tijdens het in 20 elkaar zetten van de doos dienen een aantal malen onderdelen van de doos met elkaar te worden verbonden door middel van bijvoorbeeld nieten, plakband of lijm. Meer in het bijzonder dienen eerst de sluitflap en een opstaande wand met elkaar te worden verbonden, vervolgens de bodemdelen en tot slot vier maal de bodemflap en de 25 uit de bodemdelen gevormde doosbodem. De verbindingshandelingen vragen relatief veel tijd. Wanneer onder toepassing van een machine een doos uit de plano wordt vervaardigd, dient deze machine niet alleen te zijn ingericht voor het vouwen van de plano, maar ook voor het onderling verbinden van een aantal onderdelen. Dat maakt een 30 dergelijke machine relatief duur.
Een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een nieuwe plano voor een dubbelwandige doos, waarbij het genoemde nadeel is geëlimineerd of althans verminderd. Dit doel wordt bereikt door het wijzigen van de vormgeving van de plano, waarbij een plano 35 wordt verkregen die de volgende onderdelen omvat: een in hoofdzaak rechthoekige doosbodem; twee op tegenovergelegen langsranden van de doosbodem aansluitende dubbelwandige zijstukken, elk omvattende: een buitenste zijwand waarvan een onderrand over een vouwlijn aansluit op de doosbodem; een binnenste zijwand; een zijtussenstuk dat 40 enerzijds over een vouwlijn aansluit op een bovenrand van de 1b ï . ,·
1*· W
3 binnenste zijwand en anderzijds over een vouwlijn aansluit op een bovenrand van de buitenste zijwand; een bevestigingsstuk dat over een vouwlijn aansluit op een onderrand van de binnenste zijwand; en twee vasthoudstukken die elk over een vouwlijn aansluiten op 5 tegenovergelegen staande randen van de binnenste zijwand; waarbij althans een gedeelte van een bovenrand van de vasthoudstukken zich in hoofdzaak in het verlengde van de bovenrand van de binnenste zijwand uitstrekt; en waarbij de binnenste zijwand aan weerszijden is voorzien van een eerste koppelorgaan; en twee op tegenovergelegen 10 kopse randen van de doosbodem aansluitende dubbelwandige omslagstukken, elk omvattende: een buitenste omslagwand waarvan een onderrand over een vouwlijn aansluit op de doosbodem; een binnenste omslagwand; en een omslagtussenstuk dat enerzijds over een vouwlijn aansluit op een bovenrand van de binnenste omslagwand en anderzijds 15 over een vouwlijn aansluit op een bovenrand van de buitenste omslagwand; waarbij de binnenste omslagwand aan weerszijden is voorzien van een tweede koppelorgaan dat is bestemd om in aangrijping te komen met een eerste koppelorgaan.
Onder toepassing van een plano volgens een .20 voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, wordt op bijzonder eenvoudige wijze een dubbelwandige doos verkregen. Uitgaande van een vlakke toestand van de plano worden de zijstukken over de vouwlijn tussen de buitenste zijwand en het zijtussenstuk zodanig gevouwen, dat een buitenvlak van de bevestigingsstukken 25 aansluit op een binnenvlak van de doosbodem. De bevestigingsstukken worden daarna verbonden met de doosbodem. Vervolgens worden de zijstukken ten opzichte van de doosbodem omhoog gezet. Hierna worden de omslagstukken om de vasthoudstukken van de zijstukken heen gevouwen, waarbij de tweede koppelorganen van de omslagstukken in 30 contact komen met de eerste koppelorganen van de zijstukken. Zodra de eerste koppelorganen en de tweede koppelorganen contact maken, komen ze in ingrijping met elkaar, en zijn zowel de zijstukken als de omslagstukken in hun juiste positie gefixeerd en is de dubbelwandige doos gereed. Hierbij is de positie van de zijstukken 35 bepaald doordat althans een gedeelte van de bovenrand van de vasthoudstukken aanligt tegen de omslagtussenstukken, terwijl de positie van de omslagstukken is bepaald doordat de eerste koppelorganen en de tweede koppelorganen met elkaar in ingrijping zijn.
4
Uit het bovenstaande blijkt, dat de vormgeving van de plano volgens de onderhavige uitvinding het mogelijk maakt, slechts met twee verbindingshandelingen uit de plano een dubbelwandige doos te vormen. Dit is een belangrijk voordeel ten opzichte van de stand van 5 de techniek, waarin wel zes verbindingshandelingen zijn vereist. Bovendien wordt bij de plano volgens de uitvinding na de verbindingshandelingen een tussenvorm verkregen die nog steeds vlak is. Vanuit deze tussenvorm kan door uitsluitend vouwen een dubbelwandige doos worden verkregen. Dit is eveneens een belangrijk 10 voordeel ten opzichte van de stand van de techniek, waarbij reeds na de eerste verbindingshandeling geen sprake meer is van een vlakke vorm.
De onderhavige uitvinding heeft voorts betrekking op een 15 dubbelwandige doos die door middel van vouwen is vervaardigd uit een plano volgens de onderhavige uitvinding, op een vouwinrichting die in het bijzonder is ingericht voor het vouwen van een plano voor een doos, en op een samenstel van een mal en een aandrukmechanisme dat is bestemd om te worden toegepast in een vouwinrichting.
20
De onderhavige uitvinding heeft voorts betrekking op een plano voor een doos, omvattende: een in hoofdzaak rechthoekige doosbodem; twee op tegenovergelegen randen van de doosbodem aansluitende zijstukken; en twee op tegenovergelegen randen van de doosbodem 25 aansluitende dubbelwandige omslagstukken, omvattende: een buitenste omslagwand waarvan een onderrand over een vouwlijn aansluit op de doosbodem; en een binnenste omslagwand waarvan een bovenrand over een vouwlijn aansluit op een bovenrand van de buitenste omslagwand.
Een dergelijke plano is in de praktijk bekend. De zijstukken 30 van de bekende plano omvatten een buitenste zijwand waarvan een onderrand over een vouwlijn aansluit op de doosbodem, alsmede een binnenste zijwand waarvan een bovenrand over een vouwlijn aansluit op een bovenrand van de buitenste zijwand, waarbij een buitenvlak van de binnenste zijwand door middel van lijm is verbonden met een 35 binnenvlak van de buitenste zijwand. De zijstukken omvatten tevens twee vasthoudstukken die elk over een vouwlijn aansluiten op tegenovergelegen randen van de buitenste zijwand, waarbij een bovenrand van de vasthoudstukken zich in hoofdzaak in het verlengde van de bovenrand van de buitenste zijwand uitstrekt. In 40 tegenovergelegen zijden van de binnenste zijwand is een uitsparing K: 5 aangebracht, terwijl de binnenste omslagwand aan weerszijden is voorzien van een lip die is bestemd voor samenwerking met een uitsparing.
Uit de plano zoals hierboven beschreven wordt een doos gevormd 5 door de zijstukken omhoog te zetten. Vervolgens worden de omslagstukken om de vasthoudstukken van de zijstukken heen gevouwén, waarbij de lippen aan de binnenste omslagwanden in de uitsparingen in de binnenste zijwanden worden gedrukt. Zodra de lippen zich in de uitsparingen bevinden, zijn zowel de zijstukken als de omslagstukken 10 in hun juiste positie gefixeerd en is de doos gereed. Hierbij is de positie van de zijstukken bepaald doordat de bovenrand van de vasthoudstukken aanligt tegen de vouwlijn tussen de binnenste omslagwand en de buitenste omslagwand, terwijl de positie van de omslagstukken is bepaald doordat de lippen zich in de uitsparingen 15 bevinden.
Hoewel de bekende plano en de doos die daaruit kan worden gevormd op zich voldoen, is het is een doel van de onderhavige uitvinding een alternatieve plano en doos die daaruit kan worden gevormd, te verschaffen. Dit doel wordt bereikt door het wijzigen 20 van de vormgeving van de plano, waarbij een plano wordt verkregen waarvan de zijstukken de volgende onderdelen omvatten: een zijwand waarvan een onderrand over een vouwlijn aansluit op de doosbodem; en twee vasthoudstukken die elk over een vouwlijn aansluiten op tegenovergelegen randen van de zijwand; waarbij althans een gedeelte 25 van een bovenrand van de vasthoudstukken zich in hoofdzaak in het verlengde van een bovenrand van de zijwand uitstrekt. Daarbij is aan weerszijden van de doosbodem ten minste één fixeereenheid aangebracht, die eenzijdig geschikt is voor het fixeren van een onderzijde van de binnenste omslagwand ten opzichte van de 30 doosbodem.
Onder toepassing van een plano volgens de onderhavige uitvinding wordt op bijzonder eenvoudige wijze een doos verkregen. Uitgaande van een vlakke toestand van de plano worden de zijwanden omhoog gezet. Vervolgens worden de omslagstukken om de 35 vasthoudstukken van de zijwanden heen gevouwen, waarbij de onderzijden van de binnenste omslagwanden tot voorbij de fixeereenheden in de richting van de buitenste omslagwand worden bewogen. Vervolgens worden de binnenste omslagwanden losgelaten, waarbij deze van de buitenste omslagwand af bewegen. Zodra de 40 onderzijden van de binnenste omslagwanden daarbij in contact komen 1019538 6 met de fixeereenheden, worden ze door genoemde fixeereenheden gefixeerd ten opzichte van de doosbodem. De omslagstukken zijn dan in hun juiste positie gefixeerd.
De plano volgens de onderhavige uitvinding heeft als 5 belangrijke voordelen dat aan geen van de wanden een lip behoeft te worden aangebracht en dat de zijstukken kunnen worden uitgevoerd met slechts één zijwand, waardoor materiaal wordt bespaard.
De onderhavige uitvinding heeft voorts betrekking op een doos 10 die door middel van vouwen is vervaardigd uit een plano volgens de onderhavige uitvinding, alsmede op een mal die is bestemd om te worden toegepast ten behoeve van het vouwen van een plano.
De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht aan de 15 hand van de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 een bovenaanzicht is van een plano voor een dubbelwandige vouwdoos volgens de uitvinding, in vlakke toestand; 20 figuur 2 een bovenaanzicht is van een tussenvorm van de plano die is getoond in figuur 1; figuur 3 een dwarsdoorsnede toont van een gedeelte van de plano die is getoond in figuur 2, over een lijn A-A; figuur 4 wederom een dwarsdoorsnede toont van een gedeelte van de 25 plano die is getoond in figuur 2, over een lijn A-A; figuur 5 een langsdoorsnede toont van een gedeelte van de plano die is getoond in figuur 2, over een lijn B-B; figuur 6 wederom een langsdoorsnede toont van een gedeelte van de plano die is getoond in figuur 2, over een lijn B-B; 30 figuur 7 een perspectivisch aanzicht is van een dubbelwandige doos die is vervaardigd uit de plano die is getoond in figuur 1; figuur 8 een schematisch perspectivisch aanzicht is van een vouwinrichting volgens de uitvinding, waarbij een aandrukmechanisme zich in een bovenstand bevindt; 35 figuur 9 wederom een schematisch perspectivisch aanzicht is van de vouwinrichting die is getoond in figuur 8, waarbij het aandrukmechanisme zich in een benedenstand bevindt; figuur 10 een bovenaanzicht is van een plano voor een doos volgens de uitvinding, in vlakke toestand; J - ö 7 figuur 11 een perspectivisch aanzicht is van een doos die is vervaardigd uit de plano die is getoond in figuur 10; figuur 12 een langsdoorsnede toont van de doos die is getoond in figuur 11, over een lijn C-C; 5 figuur 13 een detail Z toont van de langsdoorsnede die is getoond in figuur 12; en figuur 14 een schematisch perspectivisch aanzicht is van een mal die is bestemd om te worden toegepast ten behoeve van het vouwen van de plano die is getoond in figuur 10.
10
Figuur 1 toont een plano 1 voor een dubbelwandige doos volgens de onderhavige uitvinding, in vlakke toestand. De plano 1 is bestemd om te worden gevormd tot een dubbelwandige doos 5 zoals getoond in figuur 7.
15 De plano 1 omvat een in hoofdzaak rechthoekige doosbodem 10. In het getoonde voorbeeld heeft de doosbodem 10 langsranden 11 en kopse randen 12. Binnen het kader van de uitvinding is het mogelijk dat de randen 11, 12 van de doosbodem 10 een in hoofdzaak gelijke lengte hebben.
20 Aan weerszijden van de doosbodem 10 sluit een in hoofdzaak rechthoekvormige buitenste zijwand 20 bij een onderrand 21 over een vouwlijn a aan op de langsrand 11. De buitenste zijwand 20 sluit bij een bovenrand 22 over een vouwlijn b aan op een buitenste langsrand 31 van een langwerpig zijtussenstuk 30. Een binnenste langsrand 32 25 van het zijtussenstuk 30 sluit over een vouwlijn c aan op een bovenrand 42 van een in hoofdzaak rechthoekvormige binnenste zijwand 40. De binnenste zijwand 40 sluit bij een onderrand 41 over een vouwlijn d aan op een bevestigingsstuk 50.
Aan weerszijden van de binnenste zijwand 40 bevindt zich een 30 vasthoudstuk 60 dat over een vouwlijn e aansluit op een staande rand 43 van de binnenste zijwand 40. Een deel 63 van een bovenrand 62 van het vasthoudstuk 60 strekt zich in hoofdzaak in het verlengde van de bovenrand 42 van de binnenste zijwand 40 uit. Ter hoogte van de vouwlijn e tussen het vasthoudstuk 60 en de binnenste zijwand 40 is 35 een uitsparing 45 aangebracht, die zich in het getoonde voorbeeld deels in het vasthoudstuk 60 en deels in de binnenste zijwand 40 bevindt.
Aan weerszijden van de buitenste zijwand 20 bevindt zich een verbindingsstuk 70 dat bij een binnenste rand 74 over een vouwlijn i 40 aansluit op een staande rand 23 van de buitenste zijwand 20. Bij een
' * V
8 buitenste rand 75 sluit het verbindingsstuk 70 over een vouwlijn j aan op een staande rand 83 van een buitenste omslagwand 80, die bij een onderrand 81 over een vouwlijn f aansluit op de kopse rand 12 van de doosbodem 10. Het verbindingsstuk 70 omvat een binnenste 5 verbindingsdeel 76 en een buitenste verbindingsdeel 77, die over een vouwlijn k op elkaar aansluiten. Een steundeel 90 sluit over een vouwlijn 1 aan op een bovenrand 72 van het binnenste verbindingsdeel 76.
De buitenste omslagwand 80 sluit bij een bovenrand 82 over een 10 vouwlijn g aan op een buitenste langsrand 101 van een langwerpig omslagtussenstuk 100. Een binnenste langsrand 102 van het omslagtussenstuk 100 sluit over een vouwlijn h aan op een bovenrand 112 van een in hoofdzaak rechthoekvormige binnenste omslagwand 110. Een bodemstuk 120 sluit over een vouwlijn n aan op een onderrand 111 15 van de binnenste omslagwand 110.
Aan weerszijden van de binnenste omslagwand 110 is een lip 115 aan een staande rand 113 van de binnenste omslagwand 110 aangebracht. Twee verstevigingstukken 130 sluiten over een vouwlijn m aan op de staande randen 113 van de binnenste omslagwand 110. Met 20 voordeel zijn de verstevigingstukken 130 verbonden met de binnenste omslagwand 110, waarbij een binnenvlak van de verstevigingstukken 130 aansluit op een buitenvlak 118 van de binnenste omslagwand 110.
In het hiernavolgende wordt beschreven hoe de plano 1 tot de 25 dubbelwandige doos 5 wordt gevouwen, uitgaande van de vlakke toestand van de plano 1, zoals getoond in figuur 1.
Allereerst worden de zijstukken gevouwen over de vouwlijn b tussen de buitenste zijwand 20 en het zijtussenstuk 30, waarbij de verstevigingsstukken 50 aansluiten op de doosbodem 10. De 30 verstevigingsstukken 50 worden op een geschikte wijze verbonden met de doosbodem 10, bijvoorbeeld door middel van nieten, plakband of lijm. Na deze verbindingshandelingen is een tussenvorm van de plano 1 verkregen, waarvan een bovenaanzicht is getoond, in figuur 2. Een dwarsdoorsnede van een gedeelte van de tussenvorm is getoond in 35 figuur 3.
Het vouwproces begint met het omhoog zetten van het geheel van buitenste zijwand 20, zij tussenstuk 30 en binnenste zijwand 40, totdat de buitenste zijwand 20 en de binnenste zijwand 40 zich in hoofdzaak haaks ten opzichte van de doosbodem 10 uitstrekken. Deze 40 stand van genoemd geheel ten opzichte van de doosbodem 10 is in 10185^8 9 dwarsdoorsnede weergegeven in figuur 4. Vervólgens wordt het geheel van buitenste omslagwand 80, omslagtussenstuk 100, binnenste omslagwand 110 en bodemstuk 120 omhoog gezet, totdat dit geheel zich in hoofdzaak haaks ten opzichte van de doosbodem 10 uitstrekt. Deze 5 stand van genoemd geheel ten opzichte van de doosbodem 10 is in langsdoorsnede weergegeven in figuur 5. De vouwlijn k tussen het binnenste verbindingsdeel 76 en het buitenste verbindingsdeel 77 is zodanig voorgevouwen, dat deze hierbij een naar binnen gerichte beweging maakt, zodat het buitenste verbindingsdeel 77 tegen de 10 buitenste omslagwand 80 aan komt te liggen, terwijl het binnenste verbindingsdeel 76 tegen het buitenste verbindingsdeel 77 aan komt te liggen. De vasthoudstukken 60 aan de binnenste zijwanden 40 worden door het binnenste verbindingsdeel 76 naar binnen bewogen. Nadat de buitenste omslagwand 80 omhoog is gezet, wordt het 15 omslagtussenstuk 100 over de steundelen 90 gevouwen en wordt de binnenste omslagwand 110 tussen de binnenste zijwanden 40 door bewogen, in de richting van de doosbodem 10 en de buitenste zijwand 80. Hierbij drukken de lippen 115 de binnenste zijwanden 40 enigszins naar buiten, totdat de lippen 115 aan weerszijden van de 20 binnenste omslagwand 110 in de uitsparingen 45 vallen. Het bodemstuk 120 is dan onder invloed van contact met de doosbodem 10 naar binnen gevouwen en ligt aan tegen de doosbodem 10. De positie die het omslagstuk dan ten opzichte van de doosbodem 10 inneemt, is in langsdoorsnede weergegeven in figuur 6.
25 Op het moment dat de lippen 115 in de uitsparingen 45 zijn opgenomen, is de dubbelwandige doos 5 gereed, en heeft een vaste vorm zoals getoond in figuur 7.
Binnen het kader van de uitvinding kan de plano 1 anders zijn 30 gevormd dan getoond in het hierboven beschreven voorbeeld.
Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een aantal bevestigingsstukken 50 over de onderrand 41 van de binnenste zijwand 40 zijn verdeeld, in plaats van één zoals in het getoonde voorbeeld.
Het is bijvoorbeeld ook mogelijk dat de uitsparing 45 zich niet 35 ter hoogte van vouwlijn e tussen het vasthoudstuk 60 en de binnenste zijwand 40 bevindt, en zich daarbij deels in het vasthoudstuk 60 en deels in de binnenste zijwand 40 bevindt. In plaats daarvan kan de uitsparing 45 zich uitsluitend in de binnenste zijwand 40 bevinden, waarbij de staande rand 43 van de binnenste zijwand 40 enigszins 40 verder naar buiten is gepositioneerd. Het is in ieder geval van -Jj 10 belang dat de positie van de uitsparing 45 is afgestemd op de positie van de op te nemen lip 115 en daarmee op de gewenste positie van de binnenste omslagwand 110 ten opzichte van de buitenste omslagwand 80 en de doosbodem 10. In het getoonde voorbeeld is 5 daarom de afstand tussen de uitsparing 45 en de bovenrand 42 van de binnenste zijwand 40 in hoofdzaak gelijk aan de afstand tussen de lip 115 en de bovenrand 102 van de binnenste omslagwand 110.
Voor de vorm van het vasthoudstuk 60 is van belang, dat ten minste een gedeelte van de bovenrand 62 zich in hoofdzaak in het 10 verlengde van de bovenrand 42 van de binnenste zijwand 40 uitstrekt. Immers, de vasthoudstukken 60 dienen om het geheel van buitenste zijwand 20, zijtussenstuk 30 en binnenste zijwand 40 vast te houden, en vervullen deze functie door met genoemd gedeelte van de bovenrand 62 aan te liggen tegen het omslagtussenstuk 100.
15 De combinatie van de uitsparing 45 en de lip 115 is slechts één van de geschikte mogelijkheden om de binnenste zijwand 40 en de binnenste omslagwand 80 ten opzichte van elkaar te fixeren.
Het is ook mogelijk een aantal onderdelen achterwege te laten. 20 Meer in het bijzonder kan de plano 1 zonder steundelen 90 en/of bodemstukken 120 en/of verstevigingstukken 130 worden uitgevoerd.
Ook de verbindingsstukken 70 zijn niet essentieel, maar een dubbelwandige doos 5 die is gevormd uit een plano 1 met verbindingsstukken 70 heeft belangrijke voordelen ten opzichte van 25 een dubbelwandige doos 5 die is gevormd uit een plano 1 zonder verbindingsstukken 70. De verbindingsstukken 70 dragen namelijk in het algemeen bij aan de stevigheid van de dubbelwandige doos en voorkomen kiervorming tussen de buitenste omslagwanden 80 en de buitenste zijwanden 20.
30
Met voordeel zijn ten minste een gedeelte van een binnenvlak van de doosbodem 10, een binnenvlak van de bevestigingsstukken 50, een binnenvlak van de binnenste zijwanden 40 en een binnenvlak van de binnenste omslagwanden 110 voorzien van een vochtafstotende laag, 35 in het bijzonder wanneer de dubbelwandige doos 5 is bestemd voor het verpakken van levensmiddelen.
Figuren 8 en 9 tonen schematisch een vouwinrichting 7, die in het bijzonder is ingericht voor het vouwen van een plano met 11 tegenover elkaar gelegen omslagwanden, bijvoorbeeld een plano 1 zoals hierboven beschreven.
De vouwinrichting 7 omvat een mal 150 die is ingericht voor het opnemen van een plano. De mal 150 omvat een malbodem 151 en op de 5 malbodem 151 aansluitende opstaande wanden 152. De afmetingen van de malbodem 151 en van de opstaande wanden 152 zijn zodanig afgestemd op de afmetingen van een te vouwen plano, dat wanneer de plano in de mal 150 is opgenomen, binnenvlakken van de mal 150 aanliggen tegen althans een gedeelte van buitenvlakken van de plano.
10 Voorts omvat de vouwinrichting 7 een malhouder 160 die is ingericht voor het gedeeltelijk opnemen van de mal 150. De malhouder 160 omvat een houderbodem 161 en drie op de houderbodem 161 aansluitende opstaande wanden 162. Aan een buitenvlak van de houderbodem 161 zijn geleiders 163 aangebracht, die op een op zich 15 bekende wijze lineair beweegbaar zijn over twee geleiderstangen 170. Hierdoor is een door de malhouder 160 opgenomen mal 150 eveneens lineair beweegbaar ten opzichte van de geleiderstangen 170. Een beweging van de malhouder 160 ten opzichte van de geleiderstangen 170 kan op elke geschikte bekende wijze worden gerealiseerd, 20 bijvoorbeeld handmatig, maar bijvoorbeeld ook door middel van een combinatie van een veer en een actuator die pneumatisch wordt aangedreven.
Teneinde het opnemen van een plano te vergemakkelijken, is één van de opstaande wanden 152 van de mal 150 uitgevoerd als een klep 25 153 die scharnierbaar is verbonden met de malbodem 151. Het zal duidelijk zijn, dat de mal 150 zodanig in de malhouder 160 is geplaatst, dat bewegingen van de klep 153 niet door de drie opstaande wanden 162 van de malhouder 160 kunnen worden belemmerd.
In het hiernavolgende wordt een beweging van de mal 150 in de 30 richting van de klep 153 als een voorwaartse beweging aangeduid, terwijl een beweging in tegenovergestelde richting als een achterwaartse beweging wordt aangeduid.
In het getoonde voorbeeld is de klep 153 door middel van een klepveer 154 verbonden met een vaste opstaande wand 152 van de mal 35 150. Voorts is aan een buitenvlak van de klep 153 een pen 155 aangebracht. Tussen de geleiderstangen 170 strekt zich een aanslagblok 156 uit. In een positie van de mal 150 waarbij de pen 155 en het aanslagblok 156 niet met elkaar in contact zijn, is de klep 153 gesloten onder invloed van de klepveer 154. De klep 153 kan 40 vanuit een gesloten positie worden geopend door de mal 150 naar 12 voren te bewegen. Hierbij komt op een gegeven moment de pen 155 tegen het aanslagblok 156 aan. Bij een verdere beweging naar voren blijft de pen 155 vanaf de achterkant tegen het aanslagblok 156 liggen, waardoor de klep 153 zich opent, tegen de werking van de 5 klepveer 154 in. Naarmate de mal 150 verder naar voren wordt bewogen, opent de klep 153 zich verder. Wanneer de mal 150 weer naar achteren wordt bewogen, sluit de klep 153 zich weer onder invloed van de werking van de klepveer 154.
Op basis van de hierboven beschreven samenwerking tussen de pen 10 155 en het aanslagblok 156 hangt de stand van de klep 153 op een voorafbepaalde wijze samen met de positie van de mal 150 ten opzichte van de geleiderstangen 170 in bewegingsrichting. Hierdoor is het niet noodzakelijk de klep 153 handmatig te openen. Door de werking van de klepveer 154 is het eveneens niet noodzakelijk de 15 klep 153 handmatig te sluiten.
Teneinde de omslagwanden van een in de mal geplaatste plano naar binnen toe te vouwen, is de vouwinrichting 7 voorzien van een aandrukmechanisme 8. Het aandrukmechanisme 8 omvat een scharnierbaar met een opstaande wand 152 van de mal 150 verbonden omslagdeel 180, 20 alsmede een scharnierbaar met het omslagdeel 180 verbonden inlegdeel 190. In het getoonde voorbeeld zijn het omslagdeel 180 en het inlegdeel 190 verbonden door middel van een flexibele rubber strip 185, hetgeen niet wegneemt dat de scharnierende verbinding binnen het kader van de onderhavige uitvinding ook op een andere bekende 25 wijze kan zijn gerealiseerd.
Het omslagdeel 180 is door middel van een veer 181 verbonden met een vast punt 182 van de vouwinrichting 7. De vouwinrichting 7 omvat een actuator 200, die bijvoorbeeld kan zijn uitgevoerd als een pneumatisch aangedreven zuiger/cilinder-inrichting, zoals getoond in 30 figuren 8 en 9. De actuator 200 is zodanig ten opzichte van de geleiderstangen 170 opgesteld, dat deze in uitgeschoven toestand aangrijpt op het omslagdeel 180, in ieder geval wanneer de mal 150 zich in een achterste stand bevindt, zoals getoond in figuur 9.
35 In het hiernavolgende wordt de werking van de vouwinrichting 7 beschreven, uitgaande van een toestand waarbij de mal 150 in de malhouder 160 is geplaatst en zich in een voorste stand bevindt, zoals getoond in figuur 8. In de voorste stand van de mal 150 is de klep 153 geopend onder invloed van een samenwerking van de pen 15¾ 40 en het aanslagblok 156, zoals in het bovenstaande reeds is 1019533 13 beschreven. Tevens bevindt de actuator 200 zich in een ingetrokken toestand en bevindt het aandrukmechanisme 8 zich derhalve onder invloed van de veer 181 in een bovenstand.
Allereerst wordt een plano 210 in de mal 150 geplaatst. Zoals 5 reeds eerder opgemerkt, is de vouwinrichting 7 geschikt voor het vouwen van allerlei verschillende plano's met tegenover elkaar gelegen omslagstukken, zoals bijvoorbeeld de plano 1.
Wanneer vervolgens het geheel de malhouder 160 naar achteren wordt bewogen, sluit de klep 153 zich. Op het moment dat de klep 153 10 volledig is gesloten, bevinden buitenste omslagwanden van beide omslagstukken zich in een rechtopstaande positie ten opzichte van een doosbodem van de plano 210. Hierbij bevinden binnenste omslagwanden van de omslagstukken zich eveneens in een rechtopstaande positie, met een onderzijde boven.
15 Met voordeel is op een op zich bekende wijze de toestand van de actuator 200 gerelateerd aan de positie van de malhouder 160.
Wanneer de malhouder 160 zich in een achterste stand bevindt, wordt de actuator 200 uitgeschoven, waarbij de actuator 200 op eén gegeven moment het omslagdeel 180 raakt. Onder invloed van verder 20 uitschuiven van de actuator 200 scharniert het gehele aandrukmechanisme 8 ten opzichte van de opstaande wand 152 van de mal 150 waarmee het aandrukmechanisme 8 is verbonden. Hierbij raakt het inlegdeel 190 de binnenste omslagwand van het omslagstuk dat zich aan de kant van de klep 153 bevindt en duwt de binnenste 25 omslagwand naar beneden. Een vouwnaad bij een bovenrand van de binnenste omslagwand is zodanig voorgevouwen, dat de binnenste omslagwand een naar binnen gerichte beweging maakt. Vanaf het moment dat de bovenrand en de onderrand van de binnenste omslagwand zich op een gelijk niveau ten opzichte van de doosbodem bevinden, glijdt, een 30 uiteinde 191 van het inlegdeel 190 langs de binnenste omslagwand af, en drukt deze hierdoor in de gewenste positie. Een vergelijkbare beweging van de binnenste omslagwand vindt plaats aan de tegenovergelegen zijde, waarbij de binnenste omslagwand naar binnen wordt geduwd door het omslagdeel 180 dat aanligt tegen genoemde 35 binnenste omslagwand. Het uitschuiven van de actuator 200 wordt doorgezet totdat het omslagdeel 180 een in hoofdzaak parallelle positie ten opzichte van de buitenste omslagwand heeft ingenomen en hierdoor de binnenste omslagwand in de gewenste positie heeft gebracht. Op dat moment is de plano 210 tot een doos gevouwen. In 40 het geval dat de plano 210 bijvoorbeeld onderdelen omvat die zijn 14 ingericht om aan te grijpen op de binnenste omslagwand zodra deze zich in de juiste stand bevindt, zoals dat bij plano 1 het geval is, is de gevouwen doos dan klaar voor gebruik.
5 Tijdens een beweging van het aandrukmechanisme 8 is het van belang dat de afstand tussen het omslagdeel 180 en het inlegdeel 190 variabel is. Vooral wanneer het uiteinde 191 van het inlegdeel 190 langs de binnenste omslagwand afglijdt, nemen het omslagdeel 180 en het inlegdeel 190 steeds verschillende posities ten opzichte van 10 elkaar in, waarbij niet alleen de onderlinge hoek maar ook de onderlinge afstand varieert.
In het hiernavolgende is een breedterichting gedefinieerd als een richting waarin een scharnierlijn tussen de malbodem 151 en de klep 153 zich uitstrekt. Een hoogterichting is gedefinieerd als een 15 richting waarin snijlijnen tussen aansluitende opstaande wanden 152 zich uitstrekken. Een lengterichting is gedefinieerd als een richting haaks op zowel de breedterichting als de hoogterichting.
Met voordeel komen de afmetingen in breedte- en hoogterichting van althans een gedeelte van het omslagdeel 180 in hoofdzaak overeen 20 met de afmetingen in breedte- en hoogterichting van de opstaande wand 152 waarmee het omslagdeel 180 is verbonden.
Het is eveneens van voordeel wanneer de lengte van het geheel van het omklapdeel 180, de flexibele strip 185 in ontspannen toestand en het inlegdeel 190 in hoofdzaak overeenkomt met de 25 afstand tussen een bovenrand van de opstaande wand 152 waarmee het omslagdeel 180 is verbonden en een onderrand van de tegenovergelegen opstaande wand 152.
Met voordeel komen de afmetingen in breedterichting van althans een gedeelte van het inlegdeel 190 in hoofdzaak overeen met de 30 afmetingen in breedterichting van de klep 153, althans in het geval dat de vouwinrichting 7 wordt toegepast voor het vouwen van plano's met zijstukken die een binnenste zijwand en een buitenste zijwand omvatten. In een dergelijk geval worden de binnenste zijwanden dan tijdens een neergaande beweging van het inlegdeel 190 op de gewenste 35 positie gebracht.
Voor het geval dat de vouwinrichting 7 wordt toegepast voor het vouwen van een plano 1 voor een dubbelwandige doos 5, is het van voordeel wanneer het omslagdeel 180 scharnierbaar is verbonden met een maltussenstuk dat op zijn beurt scharnierbaar is verbonden met 40 de opstaande wand 152. Een dergelijk maltussenstuk is dan bestemd om 15 tijdens.een vouwproces aan.te liggen tegen het omslagtussenstuk 100 van de plano 1. ,
Het verwisselen van mallen 150 is bij de vouwinrichting 7 5 volgens de onderhavige uitvinding bijzonder eenvoudig. Hierbij biedt de malhouder 160, die op zich niet essentieel is voor de werking van de vouwinrichting 7, belangrijke voordelen. Zo is het bij toepassing van de malhouder 160 niet noodzakelijk om de mallen 150 zelf op een geleiding te monteren en weer los te maken. Het vastzetten van de 10 mallen 150 aan de malhouder 160 is relatief eenvoudig.
Het is niet noodzakelijk dat het aandrukmechanisme 8 met de mal 150 is verbonden, maar dit aspect van het getoonde voorbeeld biedt wel belangrijke voordelen. Het is immers van belang dat de afmetingen en de positie van het aandrukmechanisme 8 zijn af gestemd 15 op een toegepaste mal 150. Een met een bepaalde mal 150 verbonden aandrukmechanisme 8 is optimaal aangepast aan de desbetreffende mal 150.
Zoals reeds is opgemerkt, vergemakkelijkt de klep 153 het opnemen van een plano 210 in de mal 150. De mal 150 kan echter ook 20 zonder klep 153 zijn uitgevoerd. In een dergelijk geval kan de malhouder 160 eventueel zijn voorzien van een vierde opstaande wand 162, zodat de malhouder 160 de mal 150 volledig kan omsluiten.
In het getoonde voorbeeld is de malhouder 160 voorzien van geleiders 163 die beweegbaar zijn over geleiderstangen 170. Dat 25 neemt niet weg dat de malhouder 160 ook op andere geschikte wijzen zodanig kan worden geleid, dat de malhouder 160 in staat is een voorafbepaalde lineaire beweging te maken.
Figuur 10 toont een plano 2 volgens de uitvinding, in vlakke 30 toestand. De plano 2 is bestemd om te worden gevormd tot een doos 6 zoals die is getoond in figuur 11.
De plano 2 omvat een in hoofdzaak rechthoekige doosbodem 250.
In het getoonde voorbeeld heeft de doosbodem 250 langsranden 251 en kopse randen 252. Binnen het kader van de uitvinding is het mogelijk . 35 dat de randen 251, 252 van de doosbodem 250 een in hoofdzaak gelijke lengte hebben.
Aan weerszijden van de doosbodem 250 sluit een in hoofdzaak rechthoekvormige zijwand 260 bij een onderrand 261 over een vouwlijn q aan op de langsrand 251.
101Qh^Q
16
Aan weerszijden van de zijwand 260 bevindt zich een vasthoudstuk 270 dat bij een binnenste rand 274 over een vouwlijn r aansluit op een staande rand 263 van de zijwand 260. Een deel 273 van het vasthoudstuk 270 strekt zich in hoofdzaak in het verlengde 5 van een bovenrand 262 van de zijwand 260 uit. Bij een buitenste rand 275 sluit het vasthoudstuk 270 over een vouwlijn w aan op een staande rand 283 van een buitenste omslagwand 280, die bij een onderrand 281 over een vouwlijn s aansluit op de kopse rand 252 van de doosbodem 250. Het vasthoudstuk 270 omvat een binnenste deel 276 10 en een buitenste deel 277, die over een vouwlijn x op elkaar aansluiten.
De buitenste omslagwand 280 sluit bij een bovenrand 282 over een vouwlijn t aan op een bovenrand 292 van een in hoofdzaak rechthoekvormige binnenste omslagwand 290. Een onderrand 291 van de 15 binnenste omslagwand 290 is voorzien van een bodemstuk 300, dat over een vouwlijn u op de binnenste omslagwand 290 aansluit.
In de doosbodem 250 zijn twee gedeeltelijke uitsnijdingen 253 aangebracht, waarbij elke uitsnijding 253 is gepositioneerd in de nabijheid van de kopse rand 252 van de doosbodem 250. De 20 gedeeltelijke uitsnijding 253 is zodanig vormgegeven, dat deze een lip vormt, die over een vouwlijn v scharnierbaar is ten opzichte van de doosbodem 250. Hierbij zijn snijlijnen van de uitsnijding 253 dichterbij de kopse rand 252 van de doosbodem 250 gelegen dan de vouwlijn v.
25
In het hiernavolgende wordt beschreven hoe de plano 2 tot de doos 6 wordt gevouwen, uitgaande van de vlakke toestand van de plano 2, zoals getoond in figuur 10.
Het vouwproces begint met het omhoog zetten van de zijwanden 30 260, totdat deze zich in hoofdzaak haaks ten opzichte van de doosbodem 250 uitstrekken. Vervolgens worden de buitenste omslagwanden 280 omhoog gezet, totdat deze zich eveneens in hoofdzaak haaks ten opzichte van de doosbodem 250 uitstrekken. De vouwlijn x tussen het binnenste deel 276 en het buitenste deel 277 35 is zodanig voorgevouwen, dat deze hierbij een naar binnen gerichte beweging maakt, zodat het buitenste deel 277 tegen de buitenste omslagwand 280 aan komt te liggen, terwijl het binnenste deel 276 tegen het buitenste deel 277 aan komt te liggen. Nadat de buitenste omslagwanden 280 omhoog zijn gezet, worden de binnenste omslagwanden 40 290 tussen de zijwanden 260 gebracht, en steeds verder in de 17 richting van de doosbodem 250 en de buitenste omslagwand 280 bewogen. Op een gegeven moment beweegt het bodemstuk 300 voorbij de lip 253. Wanneer het bodemstuk 300 in zijn geheel voorbij de lip 253 is bewogen, wordt de binnenste omslagwand 290 losgelaten, waarbij 5 deze weer van de buitenste omslagwand 280 af beweegt. Hierbij wordt het bodemstuk 300 gedeeltelijk door de uitsnijding 253 opgenomen.
Op het moment dat de bodemstukken 300 gedeeltelijk door de uitsnijdingen 253 zijn opgenomen, is de doos 6 gereed, en heeft een vaste vorm zoals getoond in figuur 11. De binnenste omslagwanden 290 10 en de buitenste omslagwanden 280 worden daarbij in hun juiste positie gehouden doordat de bodemstukken 300 door de uitsnijdingen 253 op de doosbodem 250 worden vastgehouden. Figuren 12 en 13 tonen de doos 6 in langsdoorsnede, waarbij duidelijk te zien is hoe het bodemstuk 300 is opgesloten tussen de doosbodem 250 en de 15 uitsnijding 253.
Binnen het kader van de uitvinding kan de plano 2 anders zijn gevormd dan getoond in het hierboven beschreven voorbeeld.
Het is bijvoorbeeld mogelijk dat in de nabijheid van elke kopse 20 rand 252 van de doosbodem 250 meer dan één gedeeltelijke uitsnijdingen 253 zijn aangebracht.
Het is bijvoorbeeld ook mogelijk dat in plaats van de gedeeltelijke uitsnijdingen 253 andere geschikte middelen zijn verschaft om de bodemstukken 300 tegen de doosbodem 250 vast te 25 houden. Het is overigens niet noodzakelijk dat de onderrand 291 van de binnenste omslagwand 290 een bodemstuk 300 omvat. Een binnenste omslagwand zonder bodemstuk kan op de juiste positie worden gefixeerd door een uitsnijding of andere geschikte middelen die dichter bij de kopse rand 252 van de doosbodem 250 is 30 gepositioneerd.
In het beschreven voorbeeld sluiten de vasthoudstukken 270 aan op de buitenste omslagwand 280. Dit is echter niet noodzakelijk. Wel van belang is, dat de vasthoudstukken 270 aansluiten op de zijwanden 260, waarbij ten minste een gedeelte zich in hoofdzaak in het 35 verlengde van de bovenrand 262 van de zijwand 260 uitstrekt. De buitenste delen 277 zouden hierbij achterwege kunnen worden gelaten.
Figuur 14 toont schematisch een mal 350 die is bestemd om te worden toegepast ten behoeve van het vouwen van een plano, in het 18 bijzonder een plano 2 waarbij in de doosbodem 250 gedeeltelijke uitsnijdingen 253 zijn aangebracht.
De mal 350 omvat een malbodem 351 en op de malbodem 351 aansluitende opstaande wanden 352. De afmetingen van de malbodem 251 5 en van de opstaande wanden 352 zijn zodanig afgestemd op de
afmetingen van een te vouwen plano 2, dat wanneer de plano 2 in de mal 350 is opgenomen, binnenvlakken van de mal 350 aanliggen tegen althans een gedeelte van buitenvlakken van de plano 2. I
Teneinde het opnemen van een plano 2 te vergemakkelijken, is 10 één van de opstaande wanden 352 van de mal 350 uitgevoerd als een klep 353 die scharnierbaar is verbonden met de malbodem 351. De klep 353 is door middel van een klepveer 354 verbonden met een vaste opstaande wand 352 van de mal 350. De klep 253 is niet essentieel voor de werking van de mal 350, en kan eventueel achterwege worden 15 gelaten.
Op de malbodem 351 zijn verhogingen 355 aangebracht, op posities die corresponderen met de posities van de gedeeltelijke uitsnijdingen 253 in de doosbodem 250 van de plano 2. De verhogingen 355 hebben als belangrijke functie het omhoog drukken van de 20 gedeeltelijke uitsnijdingen 253, zodat deze in staat zijn om de bodemstukken 300 op te nemen. De verhogingen 355 kunnen op allerlei verschillende manieren zijn uitgevoerd, en kunnen bijvoorbeeld een schroefkop omvatten.
25 Het zal voor de deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

Claims (28)

1. Plano (1) voor een dubbelwandige doos (5), omvattende: - een in hoofdzaak rechthoekige doosbodem (10); - twee op tegenovergelegen langsranden (11) van de doosbodem (10) aansluitende dubbelwandige zijstukken, elk omvattende: 5. een buitenste zijwand (20) waarvan een onderrand (21) over een vouwlijn (a) aansluit op de doosbodem (10); - een binnenste zijwand (40); - een zij tussenstuk (30) dat enerzijds over een vouwlijn (c) aansluit op een bovenrand (42) van de binnenste zijwand (40) en 10 anderzijds over een vouwlijn (b) aansluit op een bovenrand (22) van de buitenste zijwand (20); - een bevestigingsstuk (50) dat over een vouwlijn (d) aansluit op een onderrand (41) van de binnenste zijwand (40); en - twee vasthoudstukken (60) die elk over een vouwlijn (e) 15 aansluiten op tegenovergelegen staande randen (43) van de binnenste zijwand (40) ; waarbij althans een gedeelte van een bovenrand (62) van de vasthoudstukken (60) zich in hoofdzaak in het verlengde van de bovenrand (42) van de binnenste zijwand (40) uitstrekt; en waarbij 20 de binnenste zijwand (40) aan weerszijden is voorzien van een eerste koppelorgaan (45); en - twee op tegenovergelegen kopse randen (12) van de doosbodem (10) aansluitende dubbelwandige omslagstukken, elk omvattende: - een buitenste omslagwand (80) waarvan een onderrand (81) over 25 een vouwlijn (f) aansluit op de doosbodem (10); - een binnenste omslagwand (110); en - een omslagtussenstuk (100) dat enerzijds over een vouwlijn (h) aansluit op een bovenrand (112) van de binnenste omslagwand (110) en anderzijds over een vouwlijn (g) aansluit op een bovenrand (82) van 30 de buitenste omslagwand (80); waarbij de binnenste omslagwand (110) aan weerszijden is voorzien van een tweede koppelorgaan (115) dat is bestemd om in aangrijping te komen met een eerste koppelorgaan (45) .
2. Plano volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste koppelorgaan een uitsparing (45) in de binnenste zijwand (40) omvat, 10195^8 en dat het tweede koppelorgaan een lip (115) aan de binnenste omslagwand (110) omvat.
3. Plano volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de uitsparing 5 (45) is aangebracht ter hoogte van de vouwlijn (e) tussen de binnenste zijwand (40) en het vasthoudstuk (60) .
4. Plano volgens een willekeurige der conclusies 1-3, gekenmerkt door een verbindingsstuk (70) dat twee ten opzichte van elkaar 10 scharnierbare verbindingsdelen (76, 77) omvat, waarbij een rand (74) van een binnenste verbindingsdeel (76) over een vouwlijn (i) aansluit op de buitenste zijwand (20), en waarbij een rand (75) van een buitenste verbindingsdeel (77) over een vouwlijn (j) aansluit op de buitenste omslagwand (80). 15
5. Plano volgens conclusie 4, gekenmerkt door een steunstuk (90) dat over een vouwlijn (1) aansluit op een bovenrand (72) van het binnenste verbindingsdeel (76).
6. Plano volgens een willekeurige der conclusies 1-5, gekenmerkt door ten minste één verstevigingstuk (130) dat over een vouwlijn (m) aansluit op een staande rand (113) van de binnenste omslagwand (110), waarbij een binnenvlak van het verstevigingstuk (130) is verbonden met een buitenvlak (118) van de binnenste omslagwand 25 (110).
7. Plano volgens een willekeurige der conclusies 1-6, gekenmerkt door een bodemstuk (120) dat over een vouwlijn (n) aansluit op een onderrand (111) van de binnenste omslagwand (110). 30
8. Plano volgens een willekeurige der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat ten minste een gedeelte van een binnenvlak van de doosbodem (10), een binnenvlak van de bevestigingsstukken (50), een binhenvlak van de binnenste zijwanden (40) en een binnenvlak van de 35 binnenste omslagwanden (110) zijn voorzien van een vochtafstotende laag.
9. Plano volgens een willekeurige der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de bevestigingsstukken (50) zijn verbonden met de 40 doosbodem (10). | fΊ 1 i"' ' · l· v t t
10. Dubbelwandige doos (5), uitsluitend door middel van vouwen vervaardigd uit een plano (1) volgens conclusie 9.
11. Vouwinrichting (7), in het bijzonder ingericht voor het vouwen van een plano voor een doos omvattende: - een doosbodem; en - twee op tegenovergelegen kopse randen van de doosbodem aansluitende omslagstukken, elk omvattende een buitenste omslagwand 10 en een binnenste omslagwand; waarbij de vouwinrichting (7) meer in het bijzonder is ingericht voor het vouwen van een plano (1) volgens conclusie 9, omvattende de volgende onderdelen: - een mal (150) voor het opnemen van de plano, omvattende een 15 malbodem (151) en op de malbodem (151) aansluitende opstaande wanden (152) voor het omsluiten van althans een gedeelte van buitenvlakken van de plano; - een aandrukmechanisme (8) voor het bewegen van de binnenste omslagwanden in de richting van de buitenste omslagwanden, 20 waarbij het aandrukmechanisme (8) scharnierbaar is verbonden met uitsluitend één van de opstaande wanden (152) van de mal (150).
12. Vouwinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het aandrukmechanisme (8) een omslagdeel (180) en een inlegdeel (190) 25 omvat, waarbij het omslagdeel (180) en het inlegdeel (190) scharnierbaar met elkaar zijn verbonden, en waarbij een zijde van het omslagdeel (180) scharnierbaar is verbonden met één van de opstaande wanden (152) van de mal (150).
13. Vouwinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat een afstand tussen het omslagdeel (180) en het inlegdeel (190) variabel is.
14. Vouwinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het 35 omslagdeel (180) en het inlegdeel (190) onderling zijn verbonden door middel van een flexibele strip (185), welke strip (185) bij voorkeur uit rubber is vervaardigd.
15. Vouwinrichting volgens een willekeurige der conclusies 12-14, 40 met het kehmerk, dat de afmetingen in breedte- en hoogterichting van „I v'. althans een gedeelte van het omslagdeel (180) in hoofdzaak overeenkomen met de afmetingen in breedte- en hoogterichting van de opstaande wand (152) van de mal (150) waarmee het omslagdeel (180) is verbonden. 5
16. Vouwinrichting volgens een willekeurige der conclusies 12-15, met het kenmerk, dat de afmetingen in breedterichting van althans een gedeelte van het inlegdeel (190) in hoofdzaak overeenkomen met de afmetingen in breedterichting van de opstaande wand (153) van de 10 mal (150) die is gelegen tegenover de opstaande wand (152) van de mal (150) waarmee het omslagdeel is verbonden.
17. Vouwinrichting volgens een willekeurige der conclusies 12-14, gekenmerkt door een maltussenstuk waarvan één rand scharnierbaar is 15 verbonden met het omslagdeel (180) van het aandrukmechanisme en een andere rand scharnierbaar is verbonden met een opstaande wand (152) van de mal (150).
18. Vouwinrichting volgens een willekeurige der conclusies 11-17, 20 met het kenmerk, dat ten minste één (153) van de opstaande wanden (152) van de mal (150) scharnierbaar is verbonden met de malbodem (151) .
19. Vouwinrichting volgens een willekeurige der conclusies 11-18, 25 met het kenmerk, dat het aandrukmechanisme (8) pneumatisch wordt aangedreven.
20. Vouwinrichting volgens een willekeurige der conclusies 11-19, met het kenmerk, dat de mal (150) lineair beweegbaar is opgesteld, 30 in het vlak van de malbodem (151), in een richting in hoofdzaak haaks op een scharnierlijn tussen de mal (150) en het aandrukmechanisme (8).
21. Vouwinrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de 35 mal (150) pneumatisch wordt aangedreven.
22. Samenstel van een mal (150) en een aandrukmechanisme (8), welk samenstel is bestemd om te worden toegepast in een vouwinrichting voor het vouwen van een plano voor een doos, in het bijzonder een 40 vouwinrichting (7) volgens een willekeurige der conclusies 11-21, ^ 0 1 9 5 o 8 waarbij de mal (150) een malbodem (151) en op de malbodem (151) aansluitende opstaande wanden (152) omvat, en waarbij het aandrukmechanisme (8) een omslagdeel (180) en een inlegdeel (190) omvat, waarbij het omslagdeel (180) en het inlegdeel (190) 5 scharnierbaar met elkaar zijn verbonden, en waarbij een zijde van het omslagdeel (180) scharnierbaar is verbonden met één van de opstaande wanden (152) van de mal (150).
23. Plano (2) voor een doos (6), omvattende: 10. een in hoofdzaak rechthoekige doosbodem (250); - twee op tegenovergelegen langsranden (251) van de doosbodem aansluitende zijstukken, elk omvattende: - een zijwand (260) waarvan een onderrand (261) over een vouwlijn (q) aansluit op de doosbodem (250); en 15. twee vasthoudstukken (270) die elk over een vouwlijn (r) aansluiten op tegenovergelegen staande randen (263) van de zijwand; waarbij althans een deel (273) van de vasthoudstukken (270.) zich in hoofdzaak in het verlengde van een bovenrand (262) van de zijwand (260) uitstrekt; en 20. twee op tegenovergelegen kopse randen (252) van de doosbodem aansluitende omslagstukken, elk omvattende: - een buitenste omslagwand (280) waarvan een onderrand (281) over een vouwlijn (s) aansluit op de doosbodem (250); en - een binnenste omslagwand (290) waarvan een bovenrand (292) over 25 een vouwlijn (t) aansluit op een bovenrand (282) van de buitenste omslagwand (280); waarbij aan weerszijden van de doosbodem (250) ten minste één fixeereenheid (253) is aangebracht, die eenzijdig geschikt is voor het fixeren van een onderrand (291) van de binnenste omslagwand 30 (290) ten opzichte van de doosbodem (250).
24. Plano volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de fixeereenheid een gedeeltelijke uitsnijding (253) in de doosbodem (250) omvat, waarbij de gedeeltelijke uitsnijding (253) over een 35 vouwlijn (v) is verbonden met de doosbodem (250).
25. Plano volgens conclusie 23 of 24, gekenmerkt door een bodemstuk (300) dat over een vouwlijn (u) aansluit op de onderrand (291) van de binnenste omslagwand (290). J ~ i ^ :J
26. Doos (6J, door middel van vouwen vervaardigd uit een plano (2) volgens een willekeurige der conclusies 23-25.
27. Mal (350) die is bestemd om te worden toegepast ten behoeve van 5 het vouwen van een plano (2) volgens conclusie 24, omvattende een malbodem (351) en op de malbodem (351) aansluitende opstaande wanden (352) voor het omsluiten van een buitenvlak van de doosbodem (250) en althans een gedeelte van een buitenvlak van de zijwanden (260) en van de buitenste omslagwanden (280), waarbij op de malbodem (351) 10 verhogingen (355) zijn aangebracht op posities die corresponderen met de posities van de gedeeltelijke uitsnijdingen (253) in de doosbodem (250) .
28. Mal volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat ten minste één 15 (353) van de opstaande wanden (352) van de mal (350) scharnierbaar is verbonden met de malbodem (351).
NL1019538A 2001-12-11 2001-12-11 Plano voor een dubbelwandige doos en vouwinrichting voor het vouwen van een plano. NL1019538C1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1019538A NL1019538C1 (nl) 2001-12-11 2001-12-11 Plano voor een dubbelwandige doos en vouwinrichting voor het vouwen van een plano.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1019538A NL1019538C1 (nl) 2001-12-11 2001-12-11 Plano voor een dubbelwandige doos en vouwinrichting voor het vouwen van een plano.
NL1019538 2001-12-11

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1019538C1 true NL1019538C1 (nl) 2002-03-12

Family

ID=19774383

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1019538A NL1019538C1 (nl) 2001-12-11 2001-12-11 Plano voor een dubbelwandige doos en vouwinrichting voor het vouwen van een plano.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1019538C1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2004045971A2 (en) * 2002-11-20 2004-06-03 Ds Smith (Uk) Limited Container

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2004045971A2 (en) * 2002-11-20 2004-06-03 Ds Smith (Uk) Limited Container
WO2004045971A3 (en) * 2002-11-20 2004-08-12 Ds Smith Uk Ltd Container

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL194438C (nl) Samenstel van een behuizing en ten minste een schijfvormig vastlegmedium, plano, alsmede behuizing.
NL8302131A (nl) Platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat.
EA031564B1 (ru) Заготовка и изготовленная из нее упаковка
NL1019538C1 (nl) Plano voor een dubbelwandige doos en vouwinrichting voor het vouwen van een plano.
NL1019539C2 (nl) Plano voor een dubbelwandige doos en vouwinrichting voor het vouwen van een plano.
CA2889529C (fr) Dispositif de conditionnement et de cuisson de pop-corn et procede de fermeture d'un tel dispositif automatise
US20170320608A1 (en) Method and machine for forming a box by placement on a v-shaped support
JPH09314700A (ja) 紙製折箱製函機
NL9300727A (nl) Werkwijze en inrichting voor het in een drager verpakken van houders in twee rijen van elk ten minste twee stuks alsmede een daarbij te gebruiken plano.
NL1018082C1 (nl) Sigarettenverpakking die is ingericht om te worden geopend met een hand.
NL9101497A (nl) Stapelbare houder.
BE1015045A3 (nl) Accessoire voor een schrijfplaat, map of dergelijke die met zulk accessoire is uitgerust.
NL8400856A (nl) Inrichting voor het tot een doos of een bak vouwen van een plano.
NL1032086C2 (nl) Vouwinrichting en werkwijze voor het uit een plano opzetten van een verpakking met langgerekte hoekverstevigingen.
NL1013920C1 (nl) Sigarettenverpakking.
BE1010646A3 (nl) Plooikist.
RU2729895C2 (ru) Тара, содержащая футляр и выдвижной элемент, выдвижной элемент для такой тары и листовая заготовка для такого выдвижного элемента
NL1027317C2 (nl) Uit een plano gevouwen doos alsmede een dergelijke plano.
NL1001543C2 (nl) Informatieschuif of -schijf voorzien van een pop-up alsmede werkwijze voor het vervaardigen van een informatieschuif of -schijf voorzien van een pop-up.
US5894710A (en) Package squaring device
WO2005042270A1 (en) Binding mechanism for a file
BE1027617B1 (nl) Vouwsequentie
NL9400043A (nl) Dakpaneelsamenstel.
NL8902823A (nl) Vouwdoos vervaardigd uit een plano.
DE59100236D1 (de) Klappverpackung fuer lebensmittel, insbesondere hamburger.

Legal Events

Date Code Title Description
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20060701