NL1019258C2

NL1019258C2 - Bevestigingsconstructie, in het bijzonder voor een buitenspiegel van een motorvoertuig.

Info

Publication number: NL1019258C2
Application number: NL1019258A
Authority: NL
Inventors: Paulus Gerardus Maria Stiphout
Original assignee: Iku Holding Montfoort Bv
Priority date: 2001-10-30
Filing date: 2001-10-30
Publication date: 2003-05-02
Also published as: EP1439980B1; CN1575239A; KR20040044553A; WO2003037680A1; CN1284689C; JP4061269B2; EP1439980A1; JP2005507343A; US20050103971A1; KR100817492B1; DE60203730T2; DE60203730D1; US7546997B2

Description

Titel: Bevestigingsconstructie, in het bijzonder voor een buitenspiegel van een motorvoertuig.

De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingsconstructie, in het bijzonder voor een buitenspiegeleenheid van een motorvoertuig, omvattende een basisdeel dat vast met een voertuig kan worden verbonden, en een rotatiedeel dat met het basisdeel koppelbaar is en dat in gekoppelde 5 toestand een centrale as vormt voor het zwenkbaar lageren van een buitenspiegeleenheid.

Een dergelijke bevestigingsconstructie is algemeen bekend en wordt veelal toegepast voor het bevestigen van een buitenspiegeleenheid aan een motorvoertuig.

10 Het is gebruikelijk buitenspiegels van motorvoertuigen zodanig uit te voeren dat zij naar het voertuig toe kunnen zwenken, bijvoorbeeld in geval van een calamiteit, zoals een aanrijding, of om in geparkeerde toestand minder ruimte in te nemen. De buitenspiegels zijn dan uitgevoerd met een centrale as, die vast met het voertuig is verbonden en waaromheen 15 het huis voor de buitenspiegel met het spiegelglas en andere voorzieningen, na het overschrijden van een bepaald moment, kan roteren.

Omdat spiegelhuizen meestal apart worden samengesteld en als samenstelling aan de auto worden bevestigd, wordt de centrale as vaak uitgevoerd als een rotatiedeel dat aan een vast deel van de auto, het 20 basisdeel, kan worden gekoppeld.

Deze koppeling kan worden uitgevoerd door het rotatiedeel met behulp van schroeven met het basisdeel te verbinden. Het rotatiedeel is dan bijvoorbeeld voorzien van een of meer gaten die corresponderen met van schroefdraad voorziene gaten in het basisdeel. Deze oplossing heeft als 25 nadeel dat een groot aantal extra montagehandelingen vereist is, en dat bovendien per schroefgat een extra onderdeel vereist is: de schroef.

» 2

Het is gebleken dat het aanbrengen van de schroeven tot fouten kan leiden. In het bijzonder kan worden vergeten om schroeven te plaatsen en/of kunnen losse schroeven achterblijven in het spiegelhuis. Daarnaast is de aandraaikracht van schroeven moeilijk te controleren. Ook vereisen de 5 schroeven extra montageruimte, wat de vrijheid in het ontwerp van het spiegelhuis ernstig kan belemmeren.

De uitvinding beoogt een bevestigingsconstructie van de in de aanhef genoemde soort, waarbij bovengenoemde nadelen kunnen worden vermeden.

10 Daartoe is de bevestigingsconstructie volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het basisdeel en het rotatiedeel zijn voorzien van ten minste één als een bajonetsluiting samenwerkend nok en groefpaar, zodanig dat in een eerste hoekstand van het rotatiedeel ten opzichte van het basisdeel, het rotatiedeel ten behoeve van het koppelen langs een geometrische as naar 15 het basisdeel kan worden verplaatst om het nok en groefpaar in aangrijping te brengen en dat, wanneer het nok en groefpaar in aangrijping is, het rotatiedeel om de geometrische as zwenkbaar is vanuit de eerste hoekstand naar een tweede hoekstand, en waarbij na het passeren van de tussenhoekstand door samenwerking van het nok en groefpaar, het rotatiedeel ten opzichte van de 20 basis axiaal langs de geometrische as is opgesloten, en doordat het rotatiedeel en het basisdeel voorts zijn voorzien van samenwerkende blokkeermiddelen die in de tweede hoekstand het rotatiedeel borgen tegen rotatie ten opzichte van het basisdeel om de geometrische as.

Door het rotatiedeel via een bajonetsluiting te verbinden met het 25 basisdeel kan in een eerste montagestap het rotatiedeel ten behoeve van het koppelen langs een geometrische as naar het basisdeel worden verplaatst om de nok en groefparen in aangrijping te brengen. Vervolgens kan, wanneer nok en groefparen in aangrijping zijn, in een tweede montagestap het rotatiedeel om de geometrische as worden gezwenkt vanuit de eerste hoekstand, via een 30 tussenhoekstand, naar een tweede hoekstand. Na het passeren van de 3 tussenhoekstand wordt dan door samenwerking van de nok en groefparen, het rotatiedeel ten opzichte van het basisdeel axiaal langs de geometrische as opgesloten.

Doordat het rotatiedeel en het basisdeel voorts zijn voorzien van 5 samenwerkende blokkeermiddelen wordt bereikt dat het vanuit de tweede hoekstand niet meer zonder meer mogelijk is om het rotatiedeel naar de eerste hoekstand terug te roteren, zodat ongewenste ontkoppeling van rotatiedeel en basisdeel kan worden vermeden. Het blokkeerdeel is daarbij bij voorkeur als een losneembare borging uitgevoerd, zodat ontkoppeling 10 mogelijk blijft. Uiteraard is het ook mogelijk om de borging niet losneembaar uit te voeren, zodat een permanente koppeling tussen rotatiedeel en basisdeel wordt bereikt.

Bij voorkeur is het rotatiedeel voorzien van een lageringsdeel dat samen met een lageringskamer in het basisdeel de bajonetsluiting vormt.

15 Hierdoor wordt bereikt dat in de tweede hoekstand een stabiele, axiale en radiale fixatie tussen rotatiedeel en basisdeel mogelijk is.

Door van de samenwerkende blokkermiddelen een blokkeerdeel in een afzonderlijk onderdeel te belichamen, kunnen de montagehandelingen worden vereenvoudigd en kan de stabiliteit van de koppeling verder worden 20 verbeterd. Op elegante wijze is het blokkeerdeel daarbij transleerbaar langs geometrische as met het rotatiedeel verbonden. Het blokkeerdeel kan daarbij samenwerken met de nokgeleiding onder veerwerking, maar kan uiteraard ook op andere wijze samenwerken, bijvoorbeeld door zwaartekracht.

25 Op bijzonder voordelige wijze is het blokkeringsdeel voorts voorzien van hoekbegrenzingsmiddelen voor het begrenzen van de rotatiehoek van een zwenkbaar om het rotatiedeel gelagerd huis van een buitenspiegeleenheid. Hierdoor kan de constructie van de buitenspiegeleenheid compact worden uitgevoerd.

4

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn weergegeven in de volgconclusies.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een buitenspiegeleenheid voor een motorvoertuig en op een werkwijze voor het bevestigen van een 5 buitenspiegeleenheid aan een motorvoertuig.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat in een tekening is weergegeven. In de tekening toont:

Figuur 1 een schematisch perspectivisch zijaanzicht van een eerste 10 uitvoeringsvorm van de bevestigingsconstructie in gekoppelde toestand;

Figuur 2 een schematisch perspectivisch zijaanzicht van een bevestigingsconstructie van figuur 1 in uiteengenomen toestand;

Figuur 3 een schematisch perspectivisch detailaanzicht van het basisdeel en het rotatiedeel van figuur 2; 15 Figuur 4 een uitvergroot perspectivisch aanzicht van het basisdeel en het rotatiedeel van figuur 3;

Figuur 5 een schematisch perspectivisch zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een bevestigingsconstructie in ontkoppelde toestand; en

Figuur 6 een schematisch perspectivisch zijaanzicht van de 20 bevestigingsconstructie van figuur 5 in gekoppelde toestand voorzien van een om het rotatiedeel gelagerd huis van een buitenspiegeleenheid.

De figuren betreffen slechts schematische weergaven van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding. In de figuren zijn gelijke of corresponderende onderdelen weergegeven met dezelfde verwijzingscijfers. 25 In de figuren 1 - 4 is een eerste uitvoeringsvorm van een bevestigingsconstructie getoond voor een niet-weergegeven buitenspiegeleenheid van een motorvoertuig. De bevestigingsconstructie omvat een basisdeel 1 en een rotatiedeel 3. Het basisdeel 1 kan vast met het voertuig worden verbonden. Het rotatiedeel 3 is koppelbaar met basisdeel 1 5 en vormt in gekoppelde toestand een centrale as, zodanig dat het huis van een buitenspiegeleenheid daaromheen zwenkbaar kan worden gelagerd.

Het rotatiedeel 3 is voorzien van een hoofdasdeel 9 dat zich langs een geometrische as 2 uitstrekt. Het rotatiedeel 3 is voorts voorzien van een 5 lageringsdeel 25 dat zich in hoofdzaak radiaal ten opzichte van de geometrische as 2 uitstrekt. Het lageringsdeel 25 is uitgevoerd als een lagerplaat 8 die is voorzien van buitenwaarts reikende nokken 19 en die in een lageringskamer 22 in het basisdeel 1 past. Deze kamer 22 is voorzien van een met de lagerplaat 8 corresponderende opening 23 die aansluit op een zich 10 om de geometrische as 2 uitstrekkende, ringvormige ondersnijding 24 die een aantal boogvormige groeven 20 voor de nokken definieert. De nokken 19 en de groeven 20 vormen samen een bajonetsluiting. De hoogte van de lageringskamer 22 correspondeert met de dikte van de lageringsplaat.

In een eerste hoekstand 5a van het rotatiedeel 3 ten opzichte van het 15 basisdeel 1, kan het rotatiedeel 3 langs een geometrische as 2 in de richting van de pijl Pl naar het basisdeel 1 worden verplaatst, zodanig dat groef 20 en nok 19 in aangrijping komen. Tijdens het zwenken vanuit de eerste hoekstand 5a via een tussenhoekstand 13 naar een tweede hoekstand 5b in de richting van de pijl P2, is het rotatiedeel 3 na het passeren van een 20 tussenhoekstand 13 ten opzichte van de basis 1 axiaal langs de rotatie-as 2 gefixeerd door samenwerking van de groeven 20 en nokken 19.

Het rotatiedeel 3 en het basisdeel 1 zijn voorzien van samenwerkende blokkeermiddelen 4, 6 die in de tweede hoekstand 5b het rotatiedeel 3 voor wat betreft rotatie ten opzichte van de basis 1 om de geometrische as 2 25 fixeren. De samenwerkende blokkeermiddelen 4, 6 omvatten een blokkeerdeel 4 dat samenwerkt met een aanslag 6. Het blokkeerdeel 4 en het rotatiedeel 3 zijn voor wat betreft rotatie ten opzichte van de geometrische as 2 star gekoppeld. De aanslag 6 en het basisdeel 1 zijn eveneens voor wat betreft rotatie ten opzichte van de geometrische as 2 star 30 gekoppeld.

6

De aanslag 6 is uitgevoerd als een op een met de tweede hoekstand 5b corresponderende plaats in een geleidingsbaan 11 op genomen uitsparing. Het blokkeerdeel 4 omvat een geleidingsnok 7 die met de geleidingsbaan 11 samenwerkt.

5 In het bijzonder draagt het rotatiedeel 3 een ringvormig blokkeerdeel 4 dat om het hoofdasdeel 9 van het rotatiedeel 3 is gelegen. Het blokkeerdeel 4 kan axiaal langs de geometrische as 2 ten opzichte van het rotatiedeel 3 schuiven, maar kan niet om genoemde as 2 ten opzichte van rotatiedeel 3 roteren, bijvoorbeeld door vormsluiting van het blokkeerdeel 4 10 om het hoofdasdeel 9. Het blokkeerdeel 4 is voorzien van een geleidingsnok 7. Het basisdeel 1 omvat een geleidingsbaan 11 met een uitsparing 6, zodanig dat samenwerking van basisdeel 1 en blokkeerdeel 4 het rotatiedeel 3 in de tweede hoekstand 5b borgt tegen rotatie ten opzichte van de basis 1 om de geometrische as 2.

15 Een voorgespannen spiraalveer 10 die het hoofdasdeel 9 omgeeft, drukt het blokkeerdeel 4 en daarmee de geleidingsnok 7 op de geleidingsbaan 11 en, in de tweede hoekstand 5b, in de uitsparing 6.

In deze eerste voorkeursuitvoering is de geleidingsbaan 11 met uitsparingen 6 aangebracht nabij het bovenvlak van het basisdeel 1. Het 20 blokkeerdeel 4 strekt zich in losgenomen toestand uit over de lagerplaat 8 van het rotatiedeel 3, waarbij de nok 7 zich ten minste gedeeltelijk bevindt op het deel van de onderzijde van het blokkeerdeel 4 dat vrij ligt van de lagerplaat 8.

Bij het koppelen van het rotatiedeel 3 met het basisdeel 1 wordt in 25 een eerste montagestap het rotatiedeel langs de geometrische as 2 naar het basisdeel 1 verplaatst om het nok en groefparen 19, 20 in aangrijping te brengen. De nok 7 komt daardoor in aangrijping met de geleidingsbaan. Vervolgens wordt, wanneer nok en groefparen 19, 20 in aangrijping zijn, in een tweede montagestap het rotatiedeel 3 om de geometrische as 2 30 verzwenkt vanuit de eerste hoekstand 5a naar de tweede hoekstand 5b. Na ( 7 het passeren van de tussenhoekstand 13 wordt dan door samenwerking van de nok en groefparen 19, 20, het rotatiedeel 3 ten opzichte van het basisdeel 1 axiaal langs de geometrische as 2 opgesloten. Tegelijkertijd werkt de nok 7 van het blokkeerdeel samen met een oploopvlak 26 van de geleidingsbaan 5 11. Bij rotatie van het rotatiedeel 3 van hoekstand 5a naar hoekstand 5b wordt de spiraalveer 10 in toenemende mate ingedrukt, totdat in de tweede hoekstand de nok 7 in de uitsparing 6 schuift en daarmee rotatie van het rotatiedeel 3 ten opzichte van het basisdeel 1 blokkeert.

In een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding, weergegeven in 10 figuur 5 en 6, is de geleidingsbaan 11 aangebracht op het blokkeringsdeel 4, de geleidingsnok 7 is aangebracht op het basisdeel 1.

De geleidingsbaan 11 is voorzien van een verdere uitsparing 12, waarbij de eerste uitsparing 6 en verdere (tweede) uitsparing 12 op gelijke positie langs de geometrische as 2 zijn gelegen, dat wil zeggen in de figuren 15 op gelijke hoogte. De nok 7 op het blokkeerdeel 4 grijpt in de eerste hoekstand 5a in deze tweede uitsparing 12 in, zodat de eerste koppelstap gemakkelijk kan worden geautomatiseerd. De tweede uitsparing 12 heeft een open zijde die grenst aan een deel van de geleidingsbaan 11 dat zich uitstrekt tussen de eerste en tweede uitsparing 6, 12, en dat een 20 tussengeleidingsbaan 14 vormt die het oploopvlak 26 omvat.

In deze uitvoeringsvorm is de bajonetsluiting uitgevoerd met een veelvoud aan nokken 19 en groeven 20. Om de axiale fixatie tussen het rotatiedeel 3 en het basisdeel 1 in gekoppelde toestand te versterken, zijn de nokken 19 en/of de groeven 20 in deze uitvoeringsvorm voorzien van 25 klemvlakken 27 die in of nabij de tweede hoekstand 5b samenwerken.

Het blokkeringsdeel 4 is voorts voorzien van hoekbegrenzingsmiddelen 30 voor het begrenzen van de rotatiehoek van een zwenkbaar om het rotatiedeel 3 gelagerd huis 31 van een buitenspiegeleenheid.

8

Het huis 31 is zwenkbaar om de geometrische as 2 tussen een bedrijfsstand, waarin het huis 31 in hoofdzaak zijwaarts ten opzichte van de carrosserie van de auto naar buiten reikt en een uiterste invouwstand, waarin het huis 31 zich in hoofdzaak achterwaarts langs de carrosserie van 5 de auto uitstrekt. Hierdoor kan het huis 31, bijvoorbeeld tijdens het parkeren, vanuit de bedrijfsstand worden ingevouwen, zodat het vrije uiteinde van het huis 31 dichter bij de carrosserie van de auto komt te liggen en de kans op beschadiging kan worden verkleind.

Om de tussen de invouwstand en de werkstand begrensde rotatie 10 mogelijk te maken, zijn het huis 31 en het blokkeerlichaam 4 als scharnierdelen van een scharnierconstructie uitgevoerd en zijn tussen het blokkeringsdeel 4 en het huis 1 hoekbegrenzingsmiddelen 30 opgenomen.

De hoekbegrenzingsmiddelen 30 zijn hier uitgevoerd als twee geleidingsbanen waartussen als kogels uitgevoerde geleidingselementen 32 15 verplaatsbaar zijn opgenomen. Op het blokkeerdeel 4 is de geleidingsbaan uitgevoerd als een verdere geleidingsbaan 27 en een daarop aansluitende hulp geleidingsbaan 28, terwijl aan het huis 1 is voorzien van corresponderende geleidingsbaan 27' en hulpgeleidingsbaan 28'.

Bij het uitvouwen naar de bedrijfsstand verzwenken de 20 scharnierdelen 4, 31 ten opzichte van elkaar en worden de geleidingselementen 30 door de geleidingen 27, 27' geleid tot zij elk aanliggen tegen een baaneinde van de geleiding, waardoor de rotatiehoek wordt begrensd. Bij het vanuit de werkstand invouwen worden de geleidingselementen 30 in tegenovergestelde richting over de 25 geleidingsbanen geleid 27, 27’ tot een met de uiterste invouwstand corresponderende aanslag is bereikt.

Opgemerkt wordt, dat de geleidingselementen 30 in dit uitvoeringsvoorbeeld zijn uitgevoerd als tussen het blokkeringsdeel 4 en het huis in twee geleidingsbanen opgenomen, losse geleidingselementen.

30 Uiteraard is het ook mogelijk om de hoekbegrenzingsmiddelen 30 uit te 9 voeren met vast met een der scharnierdelen 4, 31 verbonden geleidingselementen, bijvoorbeeld als vast op het ene scharnierdeel 4, 31 gedragen nokken die samenwerken met slechts een geleidingsbaan op het andere deel 4, 31.

5 Omwille van de veiligheid is er voor gekozen om de scharnier- constructie zo uit te voeren dat het spiegelhuis voorts vanuit de werkstand om de rotatie-as verder kan worden gezwenkt, zodat het spiegelhuis vanuit de werkstand overgevouwen kan worden naar een uiterste overvouwstand waarin het spiegelhuis zich in hoofdzaak voorwaarts langs de carrosserie 10 van de auto uitstrekt.

De scharnierdelen 4, 31 staan hiertoe in axiale richting onder veerwerking van de veer 10, zodat de scharnierdelen vanuit de bedrijfsstand verder kunnen worden verzwenkt doordat de geleidingselementen 30 ter plaatse van de baaneinden uit de geleidingsbanen 27, 27' lopen en de 15 scharnierdelen tegen de veerkracht in, in axiale richting uiteen worden gedrukt. Bij het verder zwenken tot in de uiterste uitvouwstand worden de geleidingelementen over de hulpgeleidingsbanen 28, 28' geleid. Op deze wijze kan, wanneer een obstakel het spiegelhuis 31 raakt, het spiegelhuis in rijrichting om de rotatie-as meezwenken, zodat de kans op beschadiging van 20 het spiegelhuis en/of het obstakel kan worden verkleind.

De uitvinding is niet beperkt tot de hier weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

In het bijzonder kan de bevestigingsconstructie worden voorzien van een aandrijfmechanisme om het huis 31 elektrisch te verstellen en kan het 25 nok en groefpaar van de bajonetsluiting op velerlei wijzen worden uitgevoerd. Daarnaast kunnen de in de beschrijving genoemde maatregelen op diverse manieren worden gecombineerd om tot andere uitvoeringsvormen te komen.

10

Deze en andere variaties zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding zoals weergegeven in de hiernavolgende conclusies.

5

Claims

1. Bevestigingsconstructie, in het bijzonder voor een buitenspiegeleenheid van een motorvoertuig, omvattende een basisdeel dat vast met een voertuig kan worden verbonden, en een rotatiedeel dat met het basisdeel koppelbaar is en dat in gekoppelde toestand een centrale as vormt 5 voor het zwenkbaar lageren van een huis van een buitenspiegeleenheid, met het kenmerk, dat het basisdeel (1) en het rotatiedeel (3) zijn voorzien van ten minste één als een bajonetsluiting samenwerkend nok en groefpaar (19,20), zodanig dat in een eerste hoekstand (5a) van het rotatiedeel (3) ten opzichte van het basisdeel (1), het rotatiedeel (3) ten behoeve van het 10 koppelen langs een geometrische as (2) naar het basisdeel (1) kan worden verplaatst om het nok en groefpaar (19, 20) in aangrijping te brengen en dat, wanneer het nok en groefpaar (19, 20) in aangrijping is, het rotatiedeel (3) om de geometrische as (2) zwenkbaar is vanuit de eerste hoekstand (5a) naar een tweede hoekstand (5b), en waarbij na het passeren van de 15 tussenhoekstand (13) door samenwerking van het nok en groefpaar, het rotatiedeel (3) ten opzichte van de basis (1) axiaal langs de geometrische as (2) is opgesloten, en dat het rotatiedeel (3) en het basisdeel (1) voorts zijn voorzien van samenwerkende blokkeermiddelen (4, 6) die in de tweede hoekstand (5b) het rotatiedeel (3) borgen tegen rotatie ten opzichte van de 20 basis (1) om de geometrische as (2).

2. Bevestigingsconstructie volgens conclusie 1, waarbij de samenwerkende blokkeermiddelen (4, 6) een blokkeerdeel (4) omvatten dat samenwerkt met een aanslag (6).

3. Bevestigingsconstructie volgens conclusie 1 of 2, waarbij de aanslag 25 (6) is uitgevoerd als een op een met de tweede hoekstand (5b) corresponderende plaats in een geleidingsbaan (11) opgenomen uitsparing en waarbij het blokkeerdeel (4) een geleidingsnok (7) omvat die met de geleidingsbaan (11) samenwerkt.

4. Bevestigingsconstructie volgens een der conclusies 1-3, waarbij het rotatiedeel (3) is voorzien van een zich langs de geometrische as (2) 5 uitstrekkend hoofdasdeel (9) en een zich in hoofdzaak radiaal ten opzichte van de geometrische as (2) uitstrekkend, lageringsdeel (25) voor lagering in een kamer (22) in het basisdeel (3).

5. Bevestigingsconstructie volgens conclusie 4, waarbij het lageringsdeel (25) samen met de kamer (22) de bajonetsluiting (19,20) vormt 10 en waarbij het blokkeerdeel (4) in een afzonderlijk onderdeel is belichaamd.

6. Bevestigingsconstructie volgens conclusie 5, waarbij het blokkeringsdeel (4) voorts is voorzien van hoekbegrenzingsmiddelen (30) voor het begrenzen van de rotatiehoek van een zwenkbaar om het rotatiedeel gelagerd huis (31) van een buitenspiegeleenheid.

7. Bevestigingsconstructie volgens conclusie 6, waarbij de hoekbegrenzingsmiddelen (30) een verdere geleidingsbaan (27) omvatten met een daarop aansluitende hulpgeleidingsbaan (28), welke verdere geleidingsbaan (27) en hulpgeleidingsbaan (28) op verschillende posities langs de geometrische as (2) zijn gelegen.

8. Bevestigingsconstructie volgens een der conclusies 4-7, waarbij het lageringsdeel (25) een in hoofdzaak schijfvormige lagerplaat (8) is die aan zijn om trek is voorzien van buitenwaarts reikende nokken (19) en waarbij de kamer (22) is voorzien van een van een zich langs de geometrische as (2) uitstrekkende, corresponderend met de lagerplaat (8) gevormde 25 toegangsopening (23) die aansluit op een zich om de geometrische as (2) uitstrekkende, ringvormige ondersnijding (24) die een aantal boogvormige groeven (20) voor de nokken (19) definieert.

9. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het blokkeerdeel (4) ringvormig is.

10. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het blokkeerdeel (4) ten opzichte van het rotatiedeel (3) axiaal langs de geometrische as (2) beweegbaar is.

11. Bevestigingsconstructie volgens conclusie 10, waarbij het 5 blokkeerdeel (4) om het hoofdasdeel (9) van het rotatiedeel (3) is gelegen.

12. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies 4-11, waarbij het blokkeerdeel (4) aan een naar het lageringsdeel (25) toe gekeerde zijde een geleidingsnok (7) of geleidingsbaan (11) draagt.

13. Bevestigingsconstructie volgens een der conclusies 4-12, waarbij 10 het blokkeerdeel (4) middels een veer (10) langs de geometrische as (2) naar het lageringsdeel (25) toe is voorgespannen.

14. Bevestigingsconstructie volgens een der conclusies 3-13, waarbij de geleidingsbaan 11 één verdere uitsparing (12) omvat die op een met de eerste hoekstand (5a) corresponderende plaats in de geleidingsbaan (11) is 15 opgenomen.

15. Bevestigingsconstructie volgens conclusie 14, waarbij de eerste uitsparing (6) en de verdere uitsparing (12) op gelijke positie langs de geometrische as (2) zijn gelegen.

16. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies 3-15, 20 waarbij de geleidingsbaan (11) is voorzien van een oploopvlak (26).

17. Bevestigingsconstructie volgens conclusie 16, waarbij het oploopvlak (26) deel uitmaakt van een zich tussen een eerste uitsparing (6) en een verdere uitsparing (12) uitstrekkende tussengeleidingsbaan (14).

18. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, 25 waarbij nok en groefpaar (19,20) althans in of nabij de tweede hoekstand (5b) zijn voorzien van samenwerkende klemvlakken (27).

19. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, voorzien van een om het rotatiedeel gelagerd huis (31) voor een buitenspiegel.

20. Buitenspiegeleenheid voor een motorvoertuig, omvattende een huis (31) met een spiegelglas, voorts omvattende een basisdeel (1) dat vast met een voertuig kan worden verbonden, en een rotatiedeel (3) dat met het basisdeel (1) koppelbaar is en dat in gekoppelde toestand een centrale as 5 vormt voor het huis (31) dat om het rotatiedeel verzwenkbaar is, waarbij het basisdeel (1) en het rotatiedeel (3) zijn voorzien van ten minste één als een bajonetsluiting samenwerkend nok en groefpaar (19,20), zodanig dat in een eerste hoekstand (5a) van het rotatiedeel (3) ten opzichte van het basisdeel (1), het rotatiedeel (3) ten behoeve van het koppelen langs een geometrische 10 as (2) naar het basisdeel (1) kan worden verplaatst om het nok en groefpaar (19, 20) in aangrijping te brengen en dat, wanneer het nok en groefpaar (19, 20) in aangrijping is, het rotatiedeel (3) om de geometrische as (2) zwenkbaar is vanuit de eerste hoekstand (5a) naar een tweede hoekstand (5b), en waarbij na het passeren van de tussenhoekstand (13) door 15 samenwerking van het nok en groefpaar, het rotatiedeel (3) ten opzichte van de basis (1) axiaal langs de geometrische as (2) is opgesloten, en waarbij het rotatiedeel (3) en het basisdeel (1) voorts zijn voorzien van samenwerkende blokkeermiddelen (4, 6) die in de tweede hoekstand (5b) het rotatiedeel (3) borgen tegen rotatie ten opzichte van de basis (1) om de geometrische as (2). 20

21. Buitenspiegeleenheid volgens conclusie 20, waarbij het blokkeringsdeel (4) voorts is voorzien van hoekbegrenzingsmiddelen 30 voor het begrenzen van de rotatiehoek van het zwenkbaar om het rotatiedeel (3) gelagerde huis (31).

22. Werkwijze voor het bevestigen van een buitenspiegeleenheid aan een 25 motorvoertuig waarbij een rotatiedeel (3) van een buitenspiegeleenheid, waaromheen een huis (31) zwenkbaar is gelagerd, via een bajonetsluiting wordt verbonden met een basisdeel dat aan het motorvoertuig is bevestigd, omvattende een eerste montagestap waarin het rotatiedeel langs een geometrische as (2) naar het basisdeel (1) wordt verplaatst om tenminste een 30 nok en groefpaar (19, 20) van de bajonetsluiting in aangrijping te brengen en waarbij, wanneer nok en groefparen in aangrijping zijn (19,20), in een tweede montagestap het rotatiedeel (3) om de geometrische as (3) wordt verzwenkt vanuit een eerste hoekstand (5a), via een tussenhoekstand (13), naar een tweede hoekstand (5b), en waarbij na het passeren van de tussenhoekstand 5 (13), door samenwerking van het ten minste ene nok en groefpaar (19,20), het rotatiedeel (3) ten opzichte van het basisdeel (1) axiaal langs de geometrische as (2) wordt opgesloten.

23. Werkwijze volgens conclusie 22, waarbij in de tweede hoekstand (5b) het rotatiedeel (3) tegen rotatie ten opzichte van de basis (1) om de 10 geometrische as (2) wordt geborgd.