NL1017510C2 - Inrichting en werkwijze voor het vervaardigen van een van een afdichtingsring voorzien mofeind van een buisdeel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het vervaardigen van een van een afdichtingsring voorzien mofeind van een buisdeel.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van een mofeind van een buisdeel, welk mofeind aan de binnenzijde is voorzien van een vast ermee verbonden afdichtingsring, waarbij het mofeind is vervaardigd uit een betrekkelijk stijf thermo-5 plastisch kunststofmateriaal en de afdichtingsring is vervaardigd uit een daarmee compatibele thermoplastische elastomeer en waarbij het mofeind een eerste cilindrisch deel met een bepaalde binnendiameter, een axiaal aan de buitenzijde op het eerste cilindrisch deel aansluitend groefdeel met een grotere binnendiameter dan die van het 10 eerste cilindrisch deel, in welk groefdeel de afdichtingsring is aangebracht, en een op het groefdeel aansluitend randdeel met een kleinere binnendiameter dan die van het groefdeel, omvat, welke inrichting een buitenmatrijs voor het vormen van de buitencontour van de afdichtingsring resp. voor het vormen van de buitenzijde van het 15 mofeind, en een kern voor het vormen van de binnenzijde van het mofeind en de afdichtingsring omvat.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een mofeind van een buisdeel, waarbij eerst de afdichtingsring wordt gevormd in een eerste vormholte en vervolgens 20 het mofeind wordt gevormd in een op de reeds gevormde afdichtingsring aansluitende tweede vormholte.

Een dergelijke inrichting en werkwijze zijn bekend uit US 4,173,362. Bij deze bekende inrichting en werkwijze is de kern na het vormen van het mofeind ter plaatse van de afdichtingsring verdeeld in 25 een axiaal buitenste kerndeel en een axiaal binnenste kerndeel. Bij het ontvormen van het mofeind wordt eerst de buitenmatrijs geopend en daarna het axiaal buitenste kerndeel uit het mofeind getrokken. Vervolgens wordt het axiaal binnenste kerndeel over de afdichtingsring uit het mofeind getrokken.

30 De bekende inrichting en werkwijze hebben als nadeel dat bij het uit het mofeind trekken van het axiaal binnenste kerndeel het gevaar bestaat dat de afdichtingsring wordt beschadigd.

1017510 - 2 -

De uitvinding heeft tot doel een inrichting en een werkwijze voor het vormen van een mofeind van een buisdeel te verschaffen waarbij de kans op beschadiging van de in het mofeind gevormde afdichtingsring tot een minimum is beperkt.

5 Dit doel wordt bereikt door een inrichting volgens conclusie 1 en een werkwijze volgens conclusie 8.

Door toepassing van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding wordt voorkomen dat tijdens het uit het mofeind trekken van de kern de afdichtingsring wordt beschadigd. De kern schuift namelijk 10 met een glad oppervlak langs de afdichtingsring.

Met voordeel wordt bij het ontvormen de buitenmatrijs geopend voordat het busvormige kerndeel wordt bewogen naar de axiaal binnenste stand opdat er geen slijtage van de langs elkaar bewegende vlakken van de kern resp. de buitenmatrijs optreedt.

15 Voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting en de werkwijze volgens de uitvinding zijn vastgelegd in de conclusies 2-7 resp. conclusie 9.

De uitvinding heeft verder betrekking op een buisdeel met een mofeinde volgens conclusie 10.

20 De uitvinding zal in het hiernavolgende nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een langsdoorsnede toont van een inrichting volgens de uitvinding tijdens het vormen van de afdichtingsring, fig. 2 een langsdoorsnede toont van de inrichting van fig. 1 met 25 een geopende buitenmatrijs, fig. 3 een dwarsdoorsnede van de inrichting toont in een met fig. 2 overeenkomende toestand, fig. 4 een langsdoorsnede toont van de inrichting van fig. 1 tijdens het vormen van een mofeind, 30 fig. 4a een langsdoorsnede toont van een deel van een mofeind volgens de uitvinding, fig. 4b in detail een langsdoorsnede toont van een eerste lip van de afdichtingsring van het mofeind van fig. 4a, fig. 5-7 de opeenvolgende stappen van het ontvormen van het 35 mofeind weergeven met de inrichting van fig. 1.

In fig. 1 is een inrichting getoond omvattende een buitenmatrijs 1 en een kern 2. De buitenmatrijs 1 omvat een vaste matrijshelft 3 en een beweegbare matrijshelft 4. De beweegbare matrijshelft 4 heeft een 1017510 - 3 - aantal verschuifbare matrijsdelen 5. In fig. 3 is met de dubbele pijl 10 weergegeven hoe de beweegbare matrijshelft 4 kan bewegen ten opzichte van de vaste matrijshelft 3. De verschuifbare matrijsdelen 5 zijn ten opzichte van de beweegbare matrijshelft 4 verschuifbaar. De 5 verschuivingsrichting van de verschuifbare matrijdelen is weergegeven met de dubbele pijlen 11. De beweegbare matrijshelft 4 en de verschuifbare matrijsdelen 5 zijn in de hier getoonde voorkeursuitvoeringsvorm zodanig via een schuifmechanisme 30 gekoppeld dat wanneer de buitenmatrijs 1 gesloten is en geopend wordt, dat wil 10 zeggen de beweegbare matrijshelft 4 van de vaste matrijshelft 3 af wordt bewogen, de verschuifbare matrijsdelen 5 van de kern 2 af naar buiten schuiven, en wanneer de buitenmatrijs 1 wordt gesloten, dat wil zeggen de beweegbare matrijshelft 4 naar de vaste matrijshelft 3 toe wordt bewogen, de verschuifbare matrijsdelen 5 naar de kern 2 toe naar 15 binnen schuiven. In fig. 3 is ter illustratie de naar binnen geschoven positie van een van de verschuifbare matrijsdelen 5 met een onderbroken lijn weergegeven en aangeduid met 5a.

In een alternatieve uitvoeringsvorm kan de koppeling van de beweging van de beweegbare matrijshelft 4 en de verschuiving van de 20 verschuifbare matrijsdelen 5 afwezig zijn, waardoor een verschuiving van de verschuifbare matrijsdelen 5 onafhankelijk van de beweging van de beweegbare matrijshelft 4 kan plaatsvinden.

De kern 2 omvat een eerste kerndeel 7a, een op het eerste kerndeel 7a axiaal verschuifbaar busvormig kerndeel 7, een axiaal op 25 het eerste kerndeel aansluitend radiaal samentrekbaar kerndeel 8 en een in axiale richting op het samentrekbare kerndeel 8 aansluitend tweede kerndeel 6.

In de in fig. 1 weergegeven toestand is de buitenmatrijs 1 gesloten. Een eerste vormholte wordt begrensd door de vaste 30 matrijshelft 3, de verschuifbare matrijsdelen 5, het busvormige kerndeel 7 en het radiaal samentrekbare kerndeel 8, Deze eerste vormholte wordt gevuld met een thermoplastisch elastomeer om een afdichtingsring 9 te vormen, waarbij de buitencontour van de afdichtring wordt gevormd door een matrijsholte 13 in de buitenmatrijs 35 1.

Wanneer de afdichtingsring 9 vormvast is, wordt de buitenmatrijs 1 geopend zoals in fig. 2 en fig. 3 is getoond. Er ontstaat daardoor ruimte voor de kern 2 en de daarop gevormde afdichtingsring 9 om een 1017510 - 4 - axiale verplaatsing ten opzichte van de buitenmatrijs 1 mogelijk te maken. De kern 2 met de afdichtingsring 9 worden vervolgens axiaal verplaatst naar een axiaal meer naar binnen gelegen positie, in welke positie de afdichtingsring 9 zich ter hoogte van een zich in de 5 buitenmatrijs 1 aangebrachte matrijsholte 27 bevindt. Vervolgens wordt de buitenmatrijs 1 gesloten zodat een op de afdichtring 9 aansluitende tweede vormholte ontstaat. In fig. 4 is weergegeven dat de tweede vormholte door middel van spuitgieten wordt gevuld met een betrekkelijk stijf kunststofmateriaal dat compatibel is met het 10 materiaal van de afdichtingsring. Dit stijve kunststofmateriaal kan bijvoorbeeld polypropyleen zijn. Hierdoor wordt een mofeind 12 van een buisdeel gevormd.

Het mofeind 12 heeft een eerste cilindrisch deel 15 met een bepaalde diameter. Nabij het vrije einde van het mofeind 12 sluit op 15 het eerste cilindrische deel 15 een groefdeel 16 aan. De binnendiameter van het groefdeel 16 is groter dan die van het eerste cilindrische deel 15. Vanaf het groefdeel 16 strekt zich een daarop aansluitend cilindrisch randdeel 17 uit naar het vrije einde. Het randdeel 17 heeft een kleinere diameter dan het groefdeel 16.

20 De afdichtingsring 9 is in het groefdeel 16 opgenomen. De afdichtingsring 9 omvat een zich radiaal naar binnen uitstrekkende eerste lip 18 die zich nabij de overgang tussen het groefdeel 16 en het randdeel 17 bevindt. De eerste lip 18 heeft een voetgedeelte 19 dat zich in het groefdeel 16 axiaal vanaf de eerste lip 18 in de 25 richting van het randdeel 17 uitstrekt. De aanwezigheid van het voetgedeelte 19 heeft als voordeel dat bij het radiaal naar buiten buigen van de eerste lip 18, bijvoorbeeld bij het in het mofeind 12 steken van een ander buisdeel, de verbinding tussen de afdichtingsring 9 en het mofeind 12 ter plaatse van de overgang 19a tussen het 30 randdeel 17 en de afdichtingsring 9 niet losscheurt. De overgang 19a is bij voorkeur glad zodat bij het insteken van een ander buisdeel in het mofeind 12 dit buisdeel niet achter een oneffenheid in de overgang 19a kan blijven hangen en de afdichtingsring 9 van het mofeind 12 losscheurt. De overgang tussen de eerste lip 18 en het voetgedeelte 19 35 heeft bij voorkeur een bepaalde radius. Deze afronding van de overgang dient om piekspanningen in die overgang bij het radiaal naar buiten buigen van de eerste lip 18 te voorkomen. Bij de overgang tussen het groefdeel 16 en het eerste cilindrische deel 15 van het mofeind 12 1017510 - 5 - omvat de afdichtingsring 9 een zich axiaal in de richting van de eerste lip 18 uitstrekkende tweede lip 20. Bij het vormen van het mofeind 12 in de tweede vormholte wordt heet kunststofmateriaal ingebracht welk kunststofmateriaal vast met de afdichtingsring 9 wordt 5 verbonden. De tweede lip 20 heeft daarbij als voordeel dat de binnenzijde van de afdichtingsring 9 goed om het samentrekbare kerndeel gefixeerd blijft, zodat het hete kunststofmateriaal de binnenzijde van de afdichtingsring 9 niet kan bereiken en aantasten. Tussen de tweede lip 20 en de eerste lip 18 strekt zich langs de 10 binnendiameter van het groefdeel 16 een ringwand 21 uit. De eerste lip 18, de tweede lip 20 en de ringwand 21 begrenzen een holte 22, welke gevormd wordt door het radiaal samentrekbare kerndeel 8 (zie fig. 1).

De holte 22 ligt binnen het groefdeel 16 van het mofeind 12. De holte 22 heeft een diepte die groter is dan de dikte van de eerste lip 18, 15 zodat bij het insteken van een ander buisdeel in het mofeind 12 de eerste lip 18 in de holte 22 past. De axiale lengte van de holte 22 is groter dan de lengte van de eerste lip 18 en de tweede lip 20 tesamen, zodat bij het insteken van een ander buisdeel in het mofeind 12 de eerste lip 18 en de tweede lip 20 elkaar niet raken en in de 20 weg zitten.

De naar het randdeel 17 toegekeerde zijde van de eerste lip 18 is vrij van zich radiaal uitstrekkende oneffenheden zodat een goede afdichting wordt verkregen en wordt voorkomen dat bij het insteken van een ander buisdeel in het mofeind 12 er lek langs de eerste lip 25 18 van afdichtingsring 9 en het ingestoken buisdeel kan plaatsvinden.

De naar het randdeel 17 toegekeerde zijde van de eerste lip 18 is voorzien van ononderbroken rondgaande verdikkingen 40 zoals is getoond in fig. 4a. Elke verdikking 40 heeft een radiaal buitenste zijde 40a en een radiaal binnenste zijde 40b zoals is weergegeven in 30 fig. 4b, waarbij elke verdikking 40 geleidelijk toeneemt aan de radiaal buitenste zijde 40a en sterk afneemt aan de radiaal binnenste zijde 40b. De verdikkingen vormen door hun vorm een labyrintafdichting en hebben een betere afdichting tot gevolg.

In het hiernavolgende zal aan de hand van fig. 5-7 het ontvormen 35 van het mofeind 12 worden toegelicht. Wanneer het mofeind 12 voldoende vormvast is kan het radiaal samentrekbare kerndeel 8 samengetrokken worden, zoals in fig. 5 is weergegeven. De buitendiameter van het 1 j 1 7510* - 6 - samentrekbare kerndeel 8 is in de samengetrokken stand kleiner dan de binnendiameter van het busvormige kerndeel 7.

Vervolgens wordt de buitenmatrijs 1 geopend waarna het busvormige kerndeel 7 ten opzichte van het eerste kerndeel 7a axiaal naar binnen 5 in de richting van het tweede kerndeel 6 wordt verplaatst. De buitenmatrijs 1 wordt vóór deze verschuiving van het busvormige kerndeel 7 geopend om langs elkaar schuivende vlakken van de buitenmatrijs 1 en de kern 2 te vermijden zodat er geen slijtage optreedt.

10 De kopse kant 25 van het busvormige kerndeel 7 is zodanig gevormd dat deze complementair met een randgedeelte 26 van het tweede kerndeel 6 is. Hierdoor is een nauwsluitende aansluiting van de beide kerndelen 6 en 7 mogelijk. Het busvormige kerndeel 7 wordt over het radiaal samentrekbare kerndeel 8 geschoven en de kopse kant 25 van het 15 busvormige kerndeel 7 wordt tegen het randgedeelte 26 van het tweede kerndeel 6 geplaatst zoals in fig. 6 is weergegeven. De buitendiameter van het busvormige kerndeel 7 komt overeen met die van het tweede kerndeel 6. Wanneer het busvormige kerndeel 7 en het tweede kerndeel 6 op elkaar aansluiten heeft de kern 2 een glad buitenoppervlak.

20 Bij het axiaal naar binnen verschuiven van het busvormige kerndeel 7 wordt de eerste lip 18 van de afdichtring 9 radiaal naar buiten gedrukt door het busvormige kerndeel 7. De eerste lip 18 wordt in de holte 22 van de afdichtring 9 gedrukt. Doordat de holte 22 een diepte heeft die groter is dan de dikte van de eerste lip 18, past de 25 eerste lip 18 geheel in de holte 22, wat het naar buiten drukken de lip 18 makkelijker maakt. De afronding van de overgang tussen de eerste lip 18 en het voetgedeelte 19 heeft als voordeel dat bij de vervorming van de eerste lip 18 het scheuren van het materiaal van de afdichtingsring in het overgangsgebied wordt vermeden. Bij voorkeur is 30 het vrije einde van de tweede lip 20 in geringe mate radiaal naar buiten in de holte 22 gericht. Hierdoor wordt voorkomen dat deze tweede lip 20 bij het axiaal naar binnen schuiven van het busvormige kerndeel 7 hierdoor wordt meegenomen en wordt vervormd en tussen het busvormige kerndeel 7 en het tweede kerndeel 6 terechtkomt, wat een 35 beschadiging tot gevolg kan hebben.

Tenslotte wordt de kern 2 als geheel axiaal naar buiten uit het mofeind 12 getrokken, zoals is weegegeven in fig. 7. Omdat het buitenoppervlak van het op elkaar aansluitende tweede kerndeel 6 en 1017510 5 - 7 - het buisvormige kerndeel 7 een glad oppervlak is, zal de kern met weinig weerstand langs de afdichtring 9 schuiven, waardoor beschadiging van de afdichtring 9, wordt vermeden.

1017510

Claims (15)

1. Inrichting voor het vervaardigen van een mofeind van een 5 buisdeel, welk mofeind aan de binnenzijde is voorzien van een vast ermee verbonden afdichtingsring, waarbij het mofeind is vervaardigd uit een betrekkelijk stijf thermoplastisch kunststofmateriaal en de afdichtingsring is vervaardigd uit een daarmee compatibele thermoplastische elastomeer en waarbij het mofeind een eerste 10 cilindrisch deel met een bepaalde binnendiameter, een axiaal aan de buitenzijde op het eerste cilindrisch deel aansluitend groefdeel met een grotere binnendiameter dan die van het eerste cilindrisch deel, in welk groefdeel de afdichtingsring is aangebracht, en een op het groefdeel aansluitend randdeel met een kleinere binnendiameter dan 15 die van het groefdeel, omvat, welke inrichting omvat: - een buitenmatrijs voor het vormen van de buitencontour van de afdichtingsring resp. voor het vormen van de buitenzijde van het mofeind, en - een kern voor het vormen van de binnenzijde van het mofeind en de 20 afdichtingsring, met het kenmerk, dat de kern een eerste kerndeel, een op het eerste kerndeel in axiale richting tussen een buitenste stand en een binnenste stand verschuifbaar busvormig kerndeel voor het vormen van een front van de afdichtingsring en de binnenzijde van het randdeel, een in axiale richting op het eerste kerndeel aansluitend en 25 in radiale richting tussen een buitenste stand en een binnenste stand beweegbaar samentrekbaar kerndeel voor het vormen van de binnencontour van de afdichtingsring en een in axiale richting op het samentrekbare kerndeel aansluitend tweede kerndeel voor het vormen van de binnenzijde van het buisdeel, omvat, waarbij in de radiaal binnenste 30 stand het radiaal samentrekbare kerndeel een buitendiameter heeft die kleiner is dan de binnendiameter van het busvormig kerndeel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het busvormige kerndeel in de axiaal buitenste stand met de kopse kant aansluit op het zich 35 in de radiaal buitenste stand bevindende samentrekbare kerndeel en in de axiaal binnenste stand met de kopse kant passend aansluit op het tweede kerndeel, waarbij in de situatie waarin het busvormige kerndeel zich in de axiaal buitenste stand en het samentrekbare 1017510 - 9 - kerndeel zich in de radiaal buitenste stand bevindt het busvormige kerndeel met de kopse kant aansluit op het samentrekbare kerndeel en in de situatie waarin het busvormige kerndeel zich in de axiaal binnenste stand en het samentrekbare kerndeel zich in de radiaal 5 binnenste stand bevindt het busvormige kerndeel met de kopse kant aansluit op het tweede kerndeel, waarbij het samentrekbare kerndeel zich binnen het busvormige kerndeel bevindt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het busvormig 10 kerndeel in de axiaal binnenste stand zodanig passend op het tweede kerndeel aansluit dat de kern een glad buitenoppervlak heeft.

4. Inrichting volgens een van de conclusies 1-3, waarbij de buitenmatrijs een vaste matrijshelft en een beweegbare matrijshelft 15 heeft, waarbij de beweegbare matrijshelft in hoofdzaak loodrecht op de hartlijn van de door de buitenmatrijs in de gesloten stand omsloten vormholte beweegbaar is.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de beweegbare 20 matrijshelft een aantal verschuifbare matrijsdelen heeft die dwars op de bewegingsrichting van de beweegbare matrijshelft en in hoofdzaak loodrecht op de hartlijn van de vormholte verschuifbaar zijn.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, waarbij de kern zodanig 25 mechanisch met de beweegbare matrijshelft is verbonden dat de kern bij het openen van de matrijs in hoofdzaak de beweging van de beweegbare matrijshelft volgt.

7. Inrichting volgens een van de conclusies 4-6, waarbij de 30 beweegbare matrijshelft en de verschuifbare delen daarvan zodanig mechanisch gekoppeld zijn dat de beweging van de matrijshelft simultaan de verschuiving van de verschuifbare matrijsdelen veroorzaakt.

8. Werkwijze voor het vervaardigen van een mof eind van een buisdeel, welk mofeind aan de binnenzijde is voorzien van een vast ermee verbonden afdichtingsring, waarbij het mofeind is vervaardigd uit een betrekkelijk stijf thermoplastisch kunststofmateriaal en de 1017510 - 10 - afdichtingsring is vervaardigd uit een thermoplastisch elastomeer en waarbij het mofeind een eerste cilindrisch deel met een bepaalde binnendiameter, een axiaal aan de buitenzijde op het eerste cilindrisch deel aansluitend groefdeel met een grotere binnendiameter 5 dan die van het eerste cilindrisch deel, in welk groefdeel de afdichtingsring is aangebracht, en een op het groefdeel aansluitend randdeel met een kleinere binnendiameter dan die van het groefdeel, omvat, waarbij gebruik wordt gemaakt van de inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, welke werkwijze de volgende stappen omvat: 10. het vormen van de afdichtingsring in een eerste vormholte die wordt begrensd door de kern en de buitenmatrijs, waarbij het busvormige kerndeel zich in de axiaal buitenste stand en het samentrekbare kerndeel zich in de radiaal buitenste stand bevindt, het openen van de buitenmatrijs, het in axiale richting ten 15 opzichte van elkaar verschuiven van de buitenmatrijs en de kern met de zich daarop bevindende afdichtingsring en het weer sluiten van de buitenmatrijs, waarbij een tweede vormholte wordt gevormd die aansluit op de reeds gevormde afdichtingsring, het vormen van het mofeind in de tweede vormholte, waarbij het 20 mofeind en de afdichtingsring vast met elkaar worden verbonden, het ontvormen van het mofeind, waarbij het radiaal beweegbare kerndeel radiaal naar binnen wordt getrokken naar de radiaal binnenste stand, het busvormig kerndeel over het ingetrokken radiaal beweegbare kerndeel in de axiaal binnenste stand wordt geschoven waarin het 25 passend op het tweede kerndeel aansluit en vervolgens de kern als geheel in axiale richting uit het mofeind wordt getrokken.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij de buitenmatrijs bij het ontvormen wordt geopend voordat het busvormige kerndeel naar de axiaal 30 binnenste stand wordt bewogen.

10. Buisdeel voorzien van een mofeinde, welk mofeinde aan de binnenzijde is voorzien van een vast ermee verbonden afdichtingsring, waarbij het mofeinde is vervaardigd uit een betrekkelijk stijf 35 thermoplastisch kunststofmateriaal en de afdichtingsring is vervaardigd uit een thermoplastisch elastomeer, waarbij het mofeind een eerste cilindrisch deel met een bepaalde binnendiameter, een axiaal aan de buitenzijde op het eerste cilindrisch deel aansluitend 1017510 - 11 - groefdeel met een grotere binnendiameter dan die van het eerste cilindrisch deel, in welk groefdeel de afdichtingsring is aangebracht, en een op het groefdeel aansluitend randdeel met een kleinere binnendiameter dan die van het groefdeel, omvat, met het 5 kenmerk, dat de afdichtingsring een zich vanaf het randdeel axiaal naar binnen uitstrekkend voetgedeelte, een axiaal daarop aansluitende eerste zich in hoofdzaak radiaal naar binnen uitstrekkende lip, een axiaal op de eerste lip aansluitende ringwand en een axiaal op de ringwand aansluitende tweede lip die zich in hoofdzaak in axiale 10 richting in de richting van de eerste lip uitstrekt, omvat, waarbij de eerste lip, de ringwand en de tweede lip een holte, gelegen binnen het groefdeel in de mofwand, begrenzen waarvan de diepte groter is dan de dikte van de eerste lip en waarvan de axiale lengte groter is dan de lengte van de eerste lip en de tweede lip tesamen. 15

11. Buisdeel volgens conclusie 10, waarbij een gladde overgang tussen het randdeel van het mofeind en voetgedeelte van de afdichtingsring aanwezig is.

12. Buisdeel volgens conclusie 10 of 11, waarbij tussen het voetgedeelte en de eerste lip een afgeronde overgang aanwezig is.

13. Buisdeel volgens een van de conclusies 10-12, waarbij de naar het randdeel toegekeerde zijde van de eerste lip vrij is van zich 25 radiaal uitstrekkende oneffenheden.

14. Buisdeel volgens een van de conclusies 10-13, waarbij de naar het randdeel toegekeerde zijde van de eerste lip is voorzien van ononderbroken rondgaande verdikkingen, waarbij elke verdikking een 30 radiaal buitenste zijde en een radiaal binnenste zijde heeft, waarbij de hoogte van elke verdikking geleidelijk toeneemt aan de radiaal buitenste zijde en sterk afneemt aan de radiaal binnenste zijde.

15. Buisdeel volgens een van de conclusies 10-14, waarbij het vrije 35 einde van de tweede lip in geringe mate radiaal naar buiten gericht is. 1017510