NL1014758C2 - Koppelinrichting en werkwijze voor de vervaardiging van een in een dergelijke koppelinrichting te gebruiken gripring. - Google Patents

Description

Koppel inrichting en werkwijze voor de vervaardiging van een in een dergelijke koppelinrichting te gebruiken gripring

De uitvinding heeft betrekking op een koppelinrichting voor een buis omvattende een mofdeel met een insteekein-de voor de buis en een afdichtingsorgaan welke geschikt is voor het bewerkstelligen van een afdichting rond de in het 5 mofdeel gestoken buis, waarbij het afdichtingsorgaan een meertal onderling verschuifbare elementen omvat die te zamen een ring vormen, en waarbij in de elementen een over althans een deel van de omtrek van de buis zich uitstrekkende gripring is gevat.

10 Een dergelijke koppelinrichting is bekend uit de

Europese octrooiaanvrage EP-A-0 794 378 van aanvraagster. De bekende koppelinrichting wordt toegepast bij buizen van staal, roestvast staal, etemiet, gietijzer, gecoat staal, PVC, polyethyleen en asbest cement en dient voor de verbinding 15 van een of twee van dergelijke buizen. Daarbij is enerzijds van belang dat een adequate afdichting door de koppelinrichting wordt verschaft en anderzijds dat deze in staat is om trekbelastingen te weerstaan. Deze laatste functie wordt verschaft door de gripring die deel uitmaakt van de bekende kop-20 pelinrichting.

Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 1009734 van aanvraagster is bekend de gripring uit te voeren met uit het vlak van de gripring gedrukte uitdeukingen. Hierbij grenzen de uitdeukingen aan één zijde telkens aan uit de gripring ge-25 stanste sleufvormige uitsparingen. Een probleem van de bekende gripring die deel uitmaakt van een dergelijke koppelinrichting is dat bij toepassing van de koppelinrichting op buizen die uit een zachter materiaal zijn vervaardigd, de gripring de functie lijkt te vervullen van een kaasschaaf, 30 zodat de trekvastheid van de koppelinrichting volgens de bekende stand van de techniek relatief beperkt is. Wanneer de koppelinrichting volgens de stand van de techniek bij derge-lijke zachtere materialen zoals polyethyleen, polybuteen, acrylbutadieenstyreen, of polypropyleen wordt toegepast, re-35 sulteert een trekbelasting die voor de grote diametermaten 1014758

, I

2 ongeveer 6 tot 7 bar bedraagt, en voor de kleinere diameter-maten 15 a 16 bar kan bedragen.

Met de uitvinding is beoogd de gripring zodanig te modificeren dat deze waarden verbeterd worden. Dit wordt vol-5 gens de uitvinding bereikt doordat de gripring is uitgevoerd met in hoofdzaak radiaal binnenwaarts uit het vlak van de gripring zich uitstrekkende uitsteeksels. Het is gebleken dat de koppelinrichting volgens de uitvinding bij toepassing op een dergelijke buis uit relatief zacht materiaal met een 10 doorsnede van 200 mm, een trekbelasting toelaat van 25 tot 30 bar, terwijl deze waarde in de stand van de techniek 6 a 7 bar bedraagt.

Wenselijk is daarbij dat de uitsteeksels uit het vlak van de gripring zijn gedrukt en zo gevormd zijn dat deze 15 in de omtreksrichting van de gripring gezien over een eerste afstand binnenwaarts reikende en deze uitsteeksels begrenzende randen heeft, en een over een tweede afstand binnenwaarts reikend deel heeft dat tussen deze randen ligt, waarbij de tweede afstand geringer is dan de eerste afstand. Dit levert 20 een in hoofdzaak symmetrisch gevormd stel uitsteeksels op tengevolge waarvan de gripkarakteristiek invariant is met betrekking tot de richting van een eventuele rotatiebelasting van de buis op de koppelinrichting.

In een verder aspect van de uitvinding is de 25 gripring ingericht met uitsteeksels die zijn uitgevoerd met een dubbele wigvorm waarbij de beide wigvormige delen in eikaars verlengde zijn geplaatst en aan hun lage zijden op elkaar aansluiten. Hiermee wordt een vorm verschaft aan de uitsteeksels volgens welke deze in hoofdzaak de buitenomtrek van 30 de te klemmen buis volgen, en waardoor een relatief groot contactoppervlak wordt verschaft waarmee de uitsteeksels op de buis klemmen. De hoogte van de uitsteeksels kan daarbij de geringe waarde van maximaal circa 1 mm bedragen, zodat de in-dringdiepte in de buis zeer beperkt blijft. Het gaat daarbij 35 bovendien om een "onderbroken" indringing; er wordt door de uitsteeksels geen onwenselijke radiale kerf in de buis aangebracht .

De klemmende werking van de koppelinrichting volgens ;i 014758

1 I

3 de uitvinding is er in het bijzonder mee gediend dat de gripring is voorzien van uitsparingen, waarbij deze uitsparingen in longitudinale richting gezien aan weerszijden begrensd zijn door de uitsteeksels.

5 De uitvinding is tevens belichaamd in een werkwijze voor de vervaardiging van een voor toepassing in een koppel-inrichting volgens de uitvinding geschikte gripring, die erdoor gekenmerkt is dat hoekige gaten in een plaatje worden gestanst en dat daarna direct naast de gaten aan weerszijden 10 daarvan de randen die de gaten begrenzen worden omgezet, gevolgd door het verschaffen van een althans gedeeltelijke ringvorm aan het plaatje.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, welke 15 in fig. 1 in exploded view de koppelinrichting vol gens de uitvinding toont; en in fig. 2 de gripring welke deel uitmaakt van de koppelinrichting volgens de uitvinding in een perspectivisch deelaanzicht toont.

20 In de figuren gebruikte gelijke verwijzingscijfers verwijzen naar dezelfde onderdelen.

Verwijzend nu eerst naar fig. 1 wordt in een exploded view de koppelinrichting getoond welke een mofdeel 1 omvat met een insteekeinde 2 voor een niet getoonde buis en een 25 af dicht ingsorgaan 3, 4, 5 welke geschikt is voor het bewerkstelligen van een afdichting rond de in het mofdeel 1 gestoken buis, waarbij het afdichtingsorgaan 3, 4, 5 een meertal onderling verschuifbare elementen 6 omvat die te zamen een ring 3 vormen en waarbij in de elementen 6 een over althans 30 een deel van de omtrek van de buis zich uitstrekkende gripring 4 is gevat, waarbij de gripring 4 is uitgevoerd met uit het vlak van de gripring zich uitstrekkende uitsteeksels die in hoofdzaak radiaal binnenwaarts wijzen. Voor een nadere beschrijving van de koppelinrichting wordt verwezen naar 35 EP-A-0 794 378, welke geacht wordt hier te zijn geinsereerd.

Verwijzend nu naar fig. 2 wordt de uitvoering van de gripring 4 nader toegelicht. Zoals gezegd, is de gripring 4 uitgevoerd met in hoofdzaak radiaal binnenwaarts uit het vlak 1014758 I ’ 4 van de gripring zich uitstrekkende uitsteeksels 7. De uitsteeksels 7 zijn, zoals fig. 2 duidelijk toont, uit het vlak van de gripring 4 gedrukt en zo gevormd dat in de met pijl A aangegeven omtreksrichting van de gripring gezien, ieder uit-5 steeksel over een eerste afstand B binnenwaarts reikende en deze uitsteeksels 7 begrenzende randen 8 heeft, en een over een tweede afstand C binnenwaarts reikend deel 9 heeft dat tussen deze randen 8 ligt, waarbij de tweede afstand C geringer is dan de eerste afstand B. Meer specifiek zijn, bij 10 voorkeur zoals fig. 2 toont, de uitsteeksels 7 uitgevoerd met een dubbele wigvorm, zodanig dat de beide wigvormige delen 10 en 11 in eikaars verlengde zijn geplaatst en aan hun lage zijden liggend in het deel 9 tussen de randen 8, op elkaar aansluiten. In fig. 2 is verder duidelijk getoond dat de 15 gripring 4 is voorzien van uitsparingen 12, waarbij deze uitsparingen 12 in de met pijl D aangegeven longitudinale richting aan weerszijden begrensd zijn door de uitsteeksels 7. De gripring laat zich uit divers materiaal vervaardigen. De voorkeur heeft echter dat de gripring 4 is uitgevoerd in 20 roestvast verenstaal met een treksterkte die ten minste 1200 N/mm2 bedraagt en meer bij voorkeur ligt in het traject van circa 1400-1600 N/mm2. De goede werking van de gripring is echter reeds beschikbaar wanneer de treksterkte de eerdergenoemde waarde van 1200 N/mm2 heeft. De gripring 4 laat zich 25 volgens de uitvinding bij voorkeur zo vervaardigen dat in een bij voorkeur roestvast stalen plaatje, strook of band hoekige ' gaten worden gestanst en dat daarna direct naast de gaten aan weerszijden daarvan de randen die de gaten begrenzen, worden omgezet, welke omgezette randen dan dienen als de hiervoor 30 besproken uitsteeksels van de gripring 4. Daarna dient aan het plaatje een ringvorm gegeven te worden, welke is afgestemd op de diameter van de koppelinrichting waarbij deze wordt gebruikt.

'1014 7 58

Claims (5)

1. Koppelinrichting voor een buis omvattende een mofdeel met een insteekeinde voor de buis en een afdichtings-orgaan welke geschikt is voor het bewerkstelligen van een afdichting rond de in het mofdeel gestoken buis, waarbij het 5 afdichtingsorgaan een meertal onderling verschuifbare elementen omvat die te zamen een de buis omvattende ring vormen, en waarbij in de elementen een over althans een deel van de omtrek van de buis zich uitstrekkende gripring is gevat, met het kenmerk, dat de gripring (4) is uitgevoerd met in hoofd- 10 zaak radiaal binnenwaarts uit het vlak van de gripring zich uitstrekkende uitsteeksels (7) .

2. Koppelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitsteeksels uit het vlak van de gripring (4) zijn gedrukt en zo gevormd zijn dat deze in de omtreksrich- 15 ting van de gripring gezien over een eerste afstand (B) binnenwaarts reikende en deze uitsteeksels (7) begrenzende randen (8) heeft, en een over een tweede afstand (C) binnenwaarts reikend deel (9) heeft dat tussen deze randen (8) ligt, waarbij de tweede afstand (C) geringer is dan de eerste 20 afstand (B).

3. Koppelinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de uitsteeksels (7) zijn uitgevoerd met een dubbele wigvorm waarbij de beide wigvormige delen in eikaars verlengde zijn geplaatst en aan hun lage zijden (9) op elkaar 25 aansluiten.

4. Koppelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gripring (4) is voorzien van uitsparingen (12), waarbij deze uitsparingen (12) in longitudinale richting gezien aan weerszijden begrensd zijn door de 30 uitsteeksels.

5. Werkwijze voor de vervaardiging van een voor toepassing in de koppelinrichting volgens een der conclusies 1-4 geschikte gripring, met het kenmerk, dat hoekige gaten in een plaatje worden gestanst en dat daarna direct naast de gaten 35 aan weerszijden daarvan de randen die de gaten begrenzen wor- 1014758 I ' den omgezet, gevolgd door het verschaffen van een althans gedeeltelijke ringvorm aan het plaatje. 1Q HTS8