NL1014170C2 - Werkwijze en inrichting voor het transporteren van voorwerpen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het transporteren van voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het 5 bedrijven van een inrichting voor het transporteren van voorwerpen vanaf een toevoerstation naar een afvoerstation onder gebruik maken van een transportinrichting met behulp waarvan losse voorwerpen bevattende bakken kunnen worden verplaatst, waarbij de transporting chting is voorzien van tenminste een draagorgaan voor het opnemen 10 van de bakken, welk draagorgaan met behulp van aandrijfmiddelen in een beoogde verplaatsingsrichting verplaatsbaar is en naar keuze op tenminste een gewenste plaats zwenkbaar is om een zwenkas.

Een dergelijke werkwijze is te ontnemen uit het Amerikaanse octrooi 5.301.790.

15 Bij deze bekende werkwijze wordt een bak steeds in dezelfde stand op een draagorgaan geplaatst en wordt zowel het voorwerp alleen of de bak samen met het voorwerp van het draagorgaan verwijderd door zwenken van het draagorgaan om de zich in de verplaatsingsrichting van het draagorgaan uitstrekkende zwenkas.

20 In het bijzonder bij het afvoeren van een een voorwerp bevattende bak is daarbij het gevaar groot, dat het voorwerp bij het verzwenken van het draagorgaan uit de bak glijdt en naast de bak terecht komt.

Volgens de uitvinding verwijdert men naar keuze of het 25 voorwerp uit de bak door verzwenking van het draagorgaan om de desbetreffende zwenkas waarbij het voorwerp in een eerste richting uit de bak schuift, of voert men de bak met het voorwerp van het draagorgaan af door verplaatsen van de bak met het voorwerp in een tweede richting welke een hoek insluit met de eerste richting.

30 Bij toepassing van de werkwijze wordt op effectieve wijze het feit benut, dat een bak gebruikelijk aan twee tegenover elkaar liggende einden is voorzien van boven de bodem van de bak uitstrekkende eindwanden of dergelijke aanslagorganen, die verhinderen dat een voorwerp uit de bak schuift indien de bak met het voorwerp van 35 het draagorgaan wordt afgevoerd in een richting in hoofdzaak loodrecht 1014170 2 op de van opstaande eindwanden of dergelijke aanslagorganen voorziene uiteinden van de bak.

Verder heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het transporteren van producten vanaf een toevoerstation naar een 5 afvoerstation, welke inrichting is voorzien van een transport inrichting met behulp waarvan voorwerpen bevattende bakken kunnen worden verplaatst, waarbij de transportinrichting is voorzien van tenminste een draagorgaan voor het opnemen van losse voorwerpen bevattende bakken, welk draagorgaan met behulp van aandrijfmiddelen in 10 een beoogde verplaatsingsrichting verplaatsbaar is en naar keuze op tenminste een gewenste plaats zwenkbaar is om een zwenkas, terwijl de inrichting verder is voorzien van een toevoertransporteur, die is uitgerust met middelen voor het verdraaien van de bak om een denkbeeldige zich omhoog uitstrekkende draaiingsas.

15 Volgens de uitvinding is de toevoertransporteur zodanig uitgevoerd, dat naar keuze de bak in een van twee over 90° ten opzichte van elkaar verdraaide standen aan het draagorgaan kan worden toegevoerd.

Door toepassing van een dergelijke inrichting is het op 20 eenvoudige wijze mogelijk om de bak in een eerste stand op het draag orgaan te plaatsen welke stand in het bijzonder geschikt is om bij verzwenken van het draagorgaan om de zwenkas het voorwerp uit de bak te verwijderen, terwijl, indien het draagorgaan in een andere stand geplaatst is, deze stand in het bijzonder geschikt is om de bak samen 25 met het voorwerp van het draagorgaan af te voeren door om de zwenkas zwenken van het draagorgaan.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting met behulp waarvan producten, zoals al dan geen voorwerpen bevattende bakken en/of losse voorwerpen kunnen worden 30 verplaatst, waarbij de transportinrichting is voorzien van tenminste een door twee tegenover elkaar gelegen zijkanten en twee uiteinden begrensd draagorgaan voor het opnemen van producten, welk draagorgaan met behulp van aandrijfmiddelen in een beoogde verplaatsingsrichting verplaatsbaar is en naar keuze op tenminste een gewenste plaats 35 zwenkbaar is om een zich tenminste nagenoeg in de verplaatsings- 1014170 3 richting en in hoofdzaak evenwijdig aan de zijkanten van het draag-orgaan uitstrekkende zwenkas.

Bij toepassing van een dergelijke transportinrichting zal bij verzwenken van een draagorgaan het op het draagorgaan rustende 5 product over een van de zijkanten van het draagorgaan van het draagorgaan afschuiven.

Volgens de uitvinding is nu het draagorgaan verstelbaar naar een stand, waarin een uiteinde van het draagorgaan hoger is gelegen dan het andere uiteinde.

10 Door toepassing van deze constructie kan een op het draagorgaan rustend product ook via een uiteinde van het draagorgaan van het draagorgaan afschuiven. Dit is in het bijzonder doelmatig indien de inrichting wordt gebruikt voor het verplaatsen van voorwerpen bevattende bakken waarbij hetzij het voorwerp uit de bak moet 15 worden afgevoerd terwijl de bak op het draagorgaan achterblijft, hetzij de bak samen met het voorwerp vanaf het draagorgaan moet worden afgevoerd.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van enige in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoerings-20 vormen van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een bovenaanzicht op een deel van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont schematisch een een bak ondersteunend verzwenkt draagorgaan tijdens het afvoeren van een voorwerp uit de 25 bak.

Figuur 3 toont een met figuur 1 overeenkomend aanzicht waarin een bak omvattend voorwerp in een andere stand aan een draagorgaan is toegevoerd.

Figuur 4 toont een met figuur 2 overeenkomend aanzicht 30 waarbij een voorwerp bevattende bak van het draagorgaan wordt afgevoerd.

Figuren 5-14 tonen verschillende uitvoeringsvormen van middelen voor het in een gewenste stand brengen van een bak.

Figuren 15 en 16 tonen schematisch uitvoeringsvormen van 35 een inrichting waarbij een draagorgaan in een stand te brengen is, 1014170 4 waarin een uiteinde van het draagorgaan hoger is gelegen dan het andere uiteinde.

De schematisch in figuur 1 weergegeven inrichting omvat een transportinrichting, welke voorzien is van een of meer schotel vormige 5 draagorganen 1, die tijdens bedrijf verplaatsbaar zijn in een richting volgens pijl A en die ondersteund worden door niet nader weergegeven, onderling gekoppelde wagentjes. Daarbij zijn de schotel vormige draagorganen ten opzichte van de wagentjes te verzwenken om zich in de beoogde voortbewegingsrichting volgens pijl A uitstrekkende zwenk-10 assen. De schotel vormige draagorganen 1 worden gebruikt om producten op te nemen in een toevoerstation en deze producten door verzwenken van de draagorganen in een gewenst afvoerstation af te geven. Daarbij kunnen er zowel een of meer toevoerstations als een of meer afvoer-stations zijn.

15 De opbouw van dergelijke inrichtingen is algemeen bekend, bijvoorbeeld uit het Europese octrooi 0 456 297 en het Amerikaanse octrooi 5.301.790, zodat het niet nodig zal zijn hier een uitvoerige beschrijving van de opbouw van een dergelijke inrichting te geven.

Hoewel de inrichting kan worden gebruikt voor transporteren 20 van willekeurige producten zoals losse voorwerpen, is de inrichting in het bijzonder gedacht voor het transporteren van al dan geen voorwerpen 2 bevattende bakken 3. Dergelijke bakken 3 zijn in het algemeen voorzien van een al dan niet enigszins gekromde bodem 4 waarop de voorwerpen 2 rusten en een tweetal aan de uiteinden van de bak aange-25 brachte opstaande eindwanden 5 of andere boven de bodem 4 van de bak uitstekende tegenhoudorganen, die een van de bak afschuiven van een voorwerp 2 anders dan over een van de zich tussen de opstaande wanden 5 of dergelijke tegenhoudorganen uitstrekkende zijkanten van de bak.

Voor het in een toevoerstation toevoeren van een voorwerp 2 30 bevattende bak 3 wordt gebruik gemaakt van een toevoertransporteur 6, die in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt gevormd door een rollentransporteur, die is voorzien van een aantal rollen 7 met behulp waarvan een bak 3 in de richting volgens pijl B kan worden verplaatst naar de de draagorganen 1 omvattende transportinrichting. Zoals links 35 onderaan in figuur 1 is weergegeven strekt de lengte-as van een toegevoegde bak 3, d.w.z. de zich loodrecht op de eindwanden 5 van de 1014170 5 bak 3 uitstrekkende as, zich daarbij aanvankelijk evenwijdig aan de verplaatsingsrichting volgens de pijl B uit.

De toevoertransporteur is verder uitgerust met een draai-kruis 8, dat een tweetal haaks op elkaar staande armen omvat.

5 Het draai kruis 8 is met behulp van niet nader weergegeven aandrijfmiddelen op en neer beweegbaar en om een zich omhoog uitstrekkende draaiingsas vanuit de in de figuren 1 en 3 met getrokken lijnen weergegeven stand naar keuze rechtsom of linksom verdrajaibaar naar de in de figuren 1 en 3 met gestippelde lijnen weergegeven stand. 10 Zoals verder uit figuren 1 en 3 blijkt zijn ter hoogte van het draai-kruis in de toevoertransporteur kortere aandrijfrollen 7’ opgenomen, zodanig, dat de armen van het draaikruis 8 in de verschillende standen tussen de rollen 7’ op en neer kunnen worden bewogen tussen een stand waarin het draaikruis 8 onder de toppen van de rollen 7, 7’ is gelegen 15 en een stand waarin de bovenzijde van het draaikruis boven de rollen 7, 7’ uitstrekt. Indien nu een toegevoerde bak 3 boven het draaikruis 8 is aangekomen zullen de rollen 7, 7’ worden stopgezet, het draaikruis 8 omhoog worden bewogen en bij linksom verdraaid om de bak in een stand te brengen evenwijdig aan de stand van de in figuur 1 20 weergegeven op het draagorgaan 1 rustende bak 3. Vervolgens kan het draagkruis 8 omlaag worden bewogen en de aandrijving van de rollen 7, 7’ weer worden gestart zodra de bak 3 op de rollen rust. Zodoende kan met behulp van de toevoertransporteur 6 de een voorwerp 2 bevattende bak 3 zodanig worden toegevoerd en op een draagorgaan worden ge-25 plaatst, dat, zoals weergegeven in figuur 1, de open zijkanten van de bak 3 zich evenwijdig aan de beoogde verplaatsingsrichting volgens pijl A uitstrekken en de eindwanden 5 van de bak zich loodrecht op de beoogde verplaatsingsrichting volgens pijl A uitstrekken. Intussen zal het draaikruis 8 weer worden teruggebracht naar de in figuur 1 met 30 getrokken lijnen weergegeven stand.

In een beoogd afvoerstation kan nu zoals weergegeven in figuur 2 het zich in de bak 3 bevindende voorwerp 2 uit de bak worden afgevoerd door verzwenken van het draagorgaan 1 om de zich in de verplaatsingsrichting volgens pijl A uitstrekkende zwenkas. Daarbij 35 wordt de bak op op zichzelf bekende wijze met behulp van blokkeer-organen 9 op het draagorgaan 1 vastgehouden. Indien gewenst kan in een 1014170 6 verder afvoerstation de lege bak 3 van het draagorgaan 1 worden verwijderd door om de zwenkas verzwenken van het draagorgaan 1 waarbij het desbetreffende blokkeerorgaan(en) 9 uit de baan van de bak 3 ten opzichte van het draagorgaan 1 zal zijn verwijderd.

5 Een met behulp van de toevoertransporteur 6 toegevoerde bak 3 kan echter ook ten opzichte van de in figuur 1 weergegeven stand van een bak 3 op het draagorgaan 1 in een over 90° verdraaide stand op het draagorgaan 1 worden geplaatst, zoals weergegeven in figuur 3. Hiertoe wordt een aangevoerde bak 3, indien de bak 3 boven het draaikruis 8 is 10 aangekomen en de aandrijving van de rollen 7, 7’ is stopgezet met behulp van het draaikruis 8 opgetild en met het draaikruis gezien in figuur 3 rechtsom gedraaid en vervolgens weer door omlaag bewegen van het draaikruis 8 op de rollen 7, 7’ geplaatst. Vervolgens kan door het weer in werking stellen van de aandrijving van de rollen 7, 7’, de bak 15 3 verder worden bewogen en op het desbetreffende draagorgaan 1 worden geplaatst in de in figuur 3 weergegeven stand.

Nu kan in een gewenst afvoerstation bij verzwenken van het draagorgaan 1 de bak 3 samen met het zich in de bak bevindende voorwerp 2 van het draagorgaan 1 afschuiven, zoals weergegeven in figuur 20 4. Hierbij verhindert de opstaande zijwand 5 op effectieve wijze, dat het voorwerp 2 op ongewenste wijze uit de bak 3 glijdt.

Zoals hierboven opgemerkt zal het draaikruis 8, na het rechtsom of linksom verdraaien van een bak 3, weer in de met getrokken lijnen weergegeven uitgangsstand worden teruggedraaid.

25 Alleen indien de hoek tussen de lengte-as van de toevoer transporteur 6 en de lengte-as van de de draagorganen 1 omvattende transportinrichting bij het aansluitpunt 45° bedraagt is terug verdraaien van het draaikruis 8 naar de uitgangsstand niet nodig, daar het draaikruis in dat geval voor iedere beoogde verdraaiing van een 30 bak 3 over een hoek van 45° zal worden verdraaid.

Uiteraard zijn er vele manieren denkbaar voor het op de juiste wijze opstellen van de bak 3 ter hoogte van de toevoertransporteur 6 teneinde een plaatsen van de bak 3 op het draagorgaan 1 hetzij in de in figuur 1 weergegeven stand hetzij in de in figuur 3 35 weergegeven stand te bewerkstelligen.

1014170 7

Zo toont figuur 5 een uitvoeringsvorm, waarbij de toevoer-transporteur 6 is voorzien van een op en neer beweegbare en om een zich omhoog uitstrekkende draaiingsas draaibare draaischijf 10. Bij toepassing van deze draaischijf kan de draaischijf voor het instellen 5 van een bak in een gewenste positie steeds in dezelfde richting worden gedraaid, zodat ten opzichte van de uitvoeringsvorm van de figuren 1-4 in het algemeen een eenvoudiger aandrijfmechanisme en een snellere werking kan worden verkregen. Het zal echter ook denkbaar zijn een heen en weer verzwenkbare draaischijf toe te passen.

10 Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 6 is de toevoer- transporteur 6 voorzien van een viertal rollen of wielen 11, waarvan de middelpunten in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van bovenaf op de toevoertransporteur 6 gezien in de hoekpunten van een vierhoek zijn gelegen. De aandrijfbare rollen of wielen 11 zijn weer in hoogte-15 richting op en neer beweegbaar tussen een stand, waarin zij op een lager niveau zijn gelegen dan de bovenste punten van de rollen 7, 7’ en een stand, waarin zij boven de rollen 7 uitsteken. Indien een bak boven de wielen 11 tot stilstand is gebracht kan de bak door omhoog bewegen van de wielen 11 worden opgetild en vervolgens door aandrijven 20 van de wielen 11 in een gewenste stand worden gedraaid, waarna de wielen weer omlaag kunnen worden bewogen en de bak verder kan worden verplaatst met behulp van de rollen 7, 7’.

Ofschoon in figuur 6 een viertal rollen of wielen 11 zijn afgebeeld zal het duidelijk zijn dat ook meer of minder wielen kunnen 25 worden toegepast voor het verdraaien van een bak.

Zoals in figuur 7 schematisch weergegeven kan voor het in de gewenst stand verdraaien van de bak 3 ook gebruik worden gemaakt van een boven de rollen 7 van de toevoertransporteur opgestelde grijpinrichting 12, die voorzien is van klemarmen 13, die zoals 30 aangeduid met pijlen C heen en weer kunnen worden verschoven om aan te grijpen op zijkanten van de bak 3 teneinde de bak 3 vast te klemmen, waarna de bak 3, indien gewenst, met de grijpinrichting 12 enigszins kan worden opgetild en vervolgens om een zich omhoog uitstrekkende draaiingsas worden verdraaid, zoals aangeduid met behulp van de pijl 35 D.

1014170 8

Het zal echter ook denkbaar zijn de bak te verdraaien terwijl deze op de rollen blijft staan.

In plaats van verschuifbare klemarmen kunnen bijvoorbeeld ook verzwenkbare klemarmen worden toegepast. De klemarmen 13 kunnen 5 uit de bewegingsbaan van de bakken op de toevoertransporteur 6 worden gebracht door uiteenbewegen of uiteenzwenken en/of door omhoog bewegen van de gehele grijpinrichting 12.

Zoals in figuren 8 en 9 is weergegeven kan een dergelijke grijpinrichting 14 ook onder de rollen 7 van de toevoertransporteur 10 worden opgesteld, waarbij de grijpinrichting 14 bijvoorbeeld op en neer kan worden bewogen tussen een stand waarin de boveneinden van grijparmen 15 onder de bovenste punten van de rollen 7, 7’ zijn gelegen en een stand waarin de boveneinden van de grijparmen 15 boven de rollen 7, 7’ uitsteken. Bij toepassing van deze inrichting kan, 15 nadat de grijparmen 15 de bak 3 hebben vastgeklemd, de grijpinrichting 14 een weinig verder omhoog worden bewegen om vervolgens de bak 3 over de gewenste hoek te verdraaien. Daarna zal de grijpinrichting 14 weer omlaag bewegen om de bak op de rollen 7, 7’ te plaatsen en de bak vrijgeven door uiteenbewegen of uiteenzwenken van de grijparmen 15.

20 Men kan de bak 3 echter ook verdraaien terwijl hij op de rollen 7, 7’ rust. Indien de grijparmen 15 door uiteenbewegen buiten de baan van de bakken op de toevoertransporteur kunnen worden gebracht hoeven de armen niet naar beneden terugtrekbaar te zijn.

De in de figuren 7 en 8 weergegeven grijpinrichtingen 12 25 resp. 14 kunnen naar keuze zijn voorzien van een tweetal grijparmen 13 resp. 15, die op twee tegenover elkaar gelegen uiteinden van de bak 3 aangrijpen of van een viertal grijparmen, die op alle vier zijden van de bak 3 aangrijpen.

De in figuur 10 schematisch weergegeven toevoertransporteur 30 5 is voorzien van een tweetal, zich in de lengterichting van de toevoertransporteur 6 uitstrekkende rijen van rollen of wielen 16 resp. 17, die draaibaar zijn om zich evenwijdig aan de draaiingsassen van de rollen 7 uitstrekkende draaiingsassen. Tijdens verplaatsing van een bak 3 in de lengterichting van de toevoertransporteur 6 zonder dat 35 wijzigen van de stand van de bak 3 noodzakelijk is zullen de rollen 16 en 17 allen in dezelfde richting worden aangedreven als de rollen 7.

101417" 9

Indien echter een wijziging in de stand van de bak 3 noodzakelijk is zal, indien de bak 3 boven de rollen 16 en 17 staat, zoals schematisch met stippellijnen voor een bak 3 is weergegeven, kan voor het verdraaien van de bak de ene rij rollen worden aangedreven in een 5 richting tegengesteld aan de richting waarin de andere rij rollen wordt aangedreven. Indien de bak 3, gezien in figuur 10, rechtsom moet worden gedraaid zullen de wielen 16 in de gebruikelijke richting worden aangedreven en de wielen 17 in tegengestelde richting. Indien de bak 3, gezien in figuur 10, linksom moet worden gedraaid zullen de 10 wielen 17 in de gebruikelijke richting worden aangedreven en de wielen 16 in de tegengestelde richting.

Nadat zo de bak 3 om een denkbeeldige zich omhoog uitstrekkende draaiingsas tot in de gewenste stand is gedraaid zullen de rollen of wielen 16 en 17 met de rollen 7 weer in dezelfde richting 15 worden aangedreven voor het verplaatsen van de bak 3 in de lengte richting van de toevoertransporteur 6.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuren 11-13 zijn tussen de rollen 7 van de toevoertransporteur 6 een tweetal op afstand van elkaar gelegen riemen of kettingen 18 en 19 aangebracht, die ieder 20 geleid zijn om een tweetal kettingwielen 20 resp. 21 waarvan de draaiingsassen de draaiingsassen van de rollen 7 loodrecht kruisen, zoals in het bijzonder uit figuur 12 duidelijk zal zijn.

Aan de kettingen 20 en 21 zijn meenemers 22 bevestigd die door verplaatsing van de kettingen tussen de rollen 7 kunnen worden 25 gebracht, waarbij zij boven de rollen 7 uitsteken, zoals weergegeven in figuur 13.

Indien een bak 3 boven de kettingen 20, 21 tot stilstand is gebracht kunnen de kettingen 20, 21 in tegengestelde richtingen worden aangedreven, zodat de boven de rollen uitstekende meenemers 22 op 30 tegenover elkaar gelegen zijkanten van de bak 3 zullen aangrijpen en zo de bak in een gewenste stand ten opzichte van de de bak 3 ondersteunende rollen 7 zullen verdraaien, waarbij de bak afhankelijk van de verplaatsingsrichting van beide kettingen linksom of rechtsom zal worden verdraaid.

35 Vervolgens kunnen de kettingen weer worden teruggedraaid, zodat de meenemers 22 teruggebracht worden in een uitgangspositie 101417n 10 waarin zij verplaatsing van de bakken 3 met behulp van de toevoer- transporteur 6 niet storen.

Bij de in figuur 14 weergegeven uitvoeringsvorm zijn tussen een tweetal opvolgende rollen 7 van de toevoertransporteur een tweetal 5 onafhankelijk van elkaar op en neer beweegbare aanslagorganen of stiften 25 en 26 aangebracht.

Indien een bak 3 wordt aangevoerd in een stand zoals met getrokken lijnen in figuur 14 aangegeven en de stift 26 omhoog wordt bewogen in een stand, waarin de stift 26 boven de rollen 7 van de 10 toevoertransporteur 6 uitsteekt zal deze stift 26 aangrijpen op het gezien in de verplaatsingsrichting van de bak 3 rechter vooreinde van de bak 3 en dit punt van de bak 3 tegenhouden waardoor de bak 3 onder invloed van de draaiende rollen 7 rechtsom wordt verdraaid naar de in de gestippeld in figuur 14 weergegeven stand 3’. Indien echter in 15 plaats van de aanslag 26 de aanslag 25 tot boven de rollen 7 zal worden uitgestoken zal gezien in de verplaatsingsrichting van de bak 3 het linker vooreinde van de bak 3 in aanraking komen met de aanslag 25 en worden tegengehouden en zal de bak 3 linksom worden verdraaid naar de gestippeld weergegeven stand 3”.

20 Het zal duidelijk zijn, dat er zo vele oplossingen denkbaar zijn om de bak 3 op de toevoertransporteur 6 om een zich omhoog uitstrekkende draaiingsas te verdraaien tot de bak 3 een geschikte stand inneemt om in de gewenste stand op het draagorgaan 1 te worden geplaatst. Verder kan de toevoertransporteur 6 in plaats van rollen 7, 25 7’ voor het verplaatsen van de bakken bijvoorbeeld zijn voorzien van transportbanden of dergelijke.

In figuur 15 is schematisch een uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij een in figuur 15a weergegeven draagorgaan 1 verzwenk-baar is om de gebruikelijke zich in de beoogde verplaatsingsrichting 30 van het draagorgaan 1 volgens pijl A uitstrekkende zwenkas voor het afvoeren van een voorwerp 2 uit een op het draagorgaan 1 staande bak 3, zoals schematisch weergegeven in figuur 15c. Bij deze uitvoeringsvorm is echter het draagorgaan 1 ook ten opzichte van het het draagorgaan ondersteunende wagentje verdraaibaar om een niet nader weerge-35 geven zich omhoog uitstrekkende zwenkas, die een van 90° afwijkende hoek insluit met de verticaal in de situatie, dat het het draagorgaan 1014170 11 ondersteunend wagentje evenwijdig aan een horizontaal vlak wordt verplaatst.

Bij verzwenking van het draagorgaan om een dergelijk een hoek met de verticaal insluitende draaiingsas zal het draagorgaan 1 5 zodanig kantelen, dat een uiteinde van het draagorgaan 1 hoger komt te liggen dan het andere uiteinde van het draagorgaan 1. In deze stand van het draagorgaan kan de bak 3 samen met het voorwerp 2 van het draagorgaan 1 afschuiven in een stand waarin een opstaande eindwand 5 of dergelijk aanslagorgaan een uit de bak schuiven van het voorwerp 10 verhindert, zoals weergegeven in figuur 15b.

In figuur 16 is schematisch een uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij het draagorgaan 1 om een niet nader weergegeven zich omhoog uitstrekkende draaiingsas verdraaibaar verbonden is met een het draagorgaan 1 ondersteunend gesteldeel, dat ten opzichte van het het 15 draagorgaan 1 dragend wagentje om de zwenkas verzwenkbaar is.

Zoals weergegeven in figuren 16c en c’ kan hierbij een voorwerp 2 en/of lege bak 3 op de gebruikelijke wijze uit de bak 3 resp. van het draagorgaan 1 worden verwijderd door verzwenken van het draagorgaan 1 om de zich in de beoogde verplaatsingsrichting van het 20 draagorgaan uitstrekkende zwenkas.

Ook kan echter het draagorgaan een in een ten opzichte van de gebruikelijke stand van het draagorgaan bijvoorbeeld over 90° verdraaide stand worden gebracht en vervolgens worden verzwenkt zoals weergegeven in figuren 16b en b’ zodat ook hier de mogelijkheid is 25 verkregen om de bak 3 naar keuze in een van twee bijvoorbeeld over 90° ten opzichte van elkaar verdraaide standen van de bak 3 van het draagorgaan af te voeren.

1014170

Claims (17)

1. Werkwijze voor het bedrijven van een inrichting voor het transporteren van voorwerpen vanaf een toevoerstation naar een afvoer- 5 station onder gebruik maken van een transportinrichting met behulp waarvan losse voorwerpen bevattende bakken kunnen worden verplaatst, waarbij de transportinrichting is voorzien van tenminste een draag-orgaan voor het opnemen van een bak, welk draagorgaan met behulp van aandrijfmiddelen in een beoogde verplaatsingsrichting verplaatsbaar is 10 en naar keuze op tenminste een gewenste plaats verzwenkbaar is om een zwenkas, met het kenmerk, dat men naar keuze of het voorwerp uit de bak verwijdert door verzwenken van het draagorgaan om de desbetreffende zwenkas, waarbij het voorwerp in een eerste richting uit de bak schuift, of de bak met het voorwerp van het draagorgaan afvoert 15 door verplaatsen van de bak met het voorwerp in een tweede richting welke een hoek insluit met de eerste richting.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor het afvoeren van de bak met het voorwerp vanaf het draagorgaan het draagorgaan om een zich omhoog uitstrekkende draaiingsas wordt ver- 20 zwenkt.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat men het draagorgaan verzwenkt om een zich omhoog uitstrekkende draaiingsas, die in een stand waarin het draagorgaan evenwijdig aan een horizontaal vlak wordt verplaatst, een hoek met de verticaal insluit, zodanig, dat 25 in een om de draaiingsas verzwenkte stand van het draagorgaan een uiteinde van het draagorgaan lager zal zijn gelegen dan het andere uiteinde van het draagorgaan.

4. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat men na het verdraaien van het draagorgaan om de draaiingsas het draagorgaan 30 met de draaiingsas om de zwenkas verzwenkt.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat men naar keuze de bak in een eerste stand aan het draagorgaan toevoert indien beoogd wordt in een gewenste plaats de bak samen met het voorwerp van het draagorgaan af te voeren door ver- 35 zwenken van het draagorgaan om de zwenkas, of de bak in een tweede ten opzichte van de eerste stand verdraaide stand aan het draagorgaan 10141 TO toevoert, indien beoogd wordt in een bepaalde plaats alleen het voorwerp van het draagorgaan af te voeren door verzwenken van het draagorgaan om de zwenkas.

6. Inrichting voor het transporteren van producten vanaf een 5 toevoerstation naar een afvoerstation, welke inrichting is voorzien van een transportinrichting met behulp waarvan voorwerpen bevattende bakken kunnen worden verplaatst, waarbij de transportinrichting is voorzien van tenminste een draagorgaan voor het opnemen van voorwerpen bevattende bakken, welk draagorgaan met behulp van aandrijfmiddelen in 10 een beoogde verplaatsingsrichting verplaatsbaar is en naar keuze op tenminste een gewenste plaats zwenkbaar is om een zwenkas, terwijl de inrichting verder is voorzien van een toevoertransporteur, die is uitgerust met middelen voor het verdraaien van de bak om een denkbeeldige zich omhoog uitstrekkende draaiingsas, met het kenmerk, dat 15 de toevoertransporteur zodanig is uitgevoerd, dat naar keuze een bak in een van twee over 90° ten opzichte van elkaar verdraaide standen aan het draagorgaan kan worden toegevoerd.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de toevoertransporteur is voorzien van een op en neer beweegbaar en om 20 een zich omhoog uitstrekkende draaiingsas draaibaar verstel orgaan, dat op de bak kan aangrijpen om de bak over een gewenste hoek te verdraaien.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het verstelorgaan een kruisvormig orgaan is, dat tussen tenminste een 25 tweetal standen heen en weer verdraaibaar is.

9. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het verstelorgaan wordt gevormd door een in een richting draaibare draaischijf.

10. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het 30 verstelorgaan is voorzien van heen en weer beweegbare grijporganen voor aangrijpen op de te verdraaien bak.

11. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het verstelorgaan is voorzien van aandrijfbare wielen, die zodanig zijn opgesteld, dat bij aandrijving van de wielen een op de wielen rustende 35 bak zal worden verdraaid. 1014170

12. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de toevoertransporteur is voorzien van een tweetal gezien in de beoogde verplaatsingsrichting van de bak naast elkaar gelegen rijen van achter elkaar opgestelde rollen, waarbij de rollen in iedere rij naar keuze 5 in de ene of de andere richting in draaiing kunnen worden gebracht.

13. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de toevoertransporteur is voorzien van een tweetal zich dwars op de beoogde verplaatsingsrichting van een bak uitstrekkende op afstand van elkaar gelegen riemen of kettingen die tegengesteld aan elkaar aan te 10 drijven zijn en zijn voorzien van meenemers, die op een bak kunnen aangrijpen.

14. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de toevoertransporteur is voorzien van een tweetal onafhankelijk van elkaar op en neer beweegbare aanslagorganen, die naar keuze al dan 15 niet in de baan van een door de toevoertransporteur verplaatste bak kunnen worden gebracht.

15. Transportinrichting met behulp waarvan producten zoals al dan geen voorwerpen bevattende bakken en/of losse voorwerpen kunnen worden verplaatst, waarbij de transportinrichting is voorzien van 20 tenminste een door twee tegenover elkaar gelegen zijkanten en twee uiteinden begrensd draagorgaan voor het opnemen van producten, welk draagorgaan met behulp van aandrijfmiddelen in een beoogde ver- plaatsingsrichting verplaatsbaar is en naar keuze op tenminste een gewenste plaats zwenkbaar is om een zich tenminste nagenoeg in de 25 verpl aatsingsrichting en in hoofdzaak evenwijdig aan de zijkanten van het draagorgaan uitstrekkende zwenkas, met het kenmerk, dat het draagorgaan verstelbaar is naar een stand waarin een uiteinde van het draagorgaan hoger is gelegen dan een ander uiteinde.

16. Transportinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, 30 dat het draagorgaan met een het draagorgaan ondersteunend en om de zwenkas verzwenkbaar gesteldeel verdraaibaar verbonden is, waarbij de draaiingsas zich bij verplaatsing van het draagorgaan evenwijdig aan een horizontaal vlak tenminste nagenoeg verticaal uitstrekt.

17. Transportinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, 35 dat het draagorgaan verzwenkbaar is om een draaiingsas, die bij 1014170 verplaatsing van het draagorgaan evenwijdig aan een horizontaal vlak een hoek insluit met de verticaal. 5 101417°