NL1013858C2 - Werkwijze en inrichting voor het op pallets of dergelijke draaginrichtingen brengen van producten. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het op pallets of dergelijke draaginrichtingen brengen van producten. Download PDF

Info

Publication number
NL1013858C2
NL1013858C2 NL1013858A NL1013858A NL1013858C2 NL 1013858 C2 NL1013858 C2 NL 1013858C2 NL 1013858 A NL1013858 A NL 1013858A NL 1013858 A NL1013858 A NL 1013858A NL 1013858 C2 NL1013858 C2 NL 1013858C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
belt
products
shooting
belt device
free end
Prior art date
Application number
NL1013858A
Other languages
English (en)
Inventor
Robert Wilhelmus Franke
Original Assignee
A R T Advanced Reliable Techno
Machf Westerhof B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by A R T Advanced Reliable Techno, Machf Westerhof B V filed Critical A R T Advanced Reliable Techno
Priority to NL1013858A priority Critical patent/NL1013858C2/nl
Priority to NL1015345A priority patent/NL1015345C1/nl
Priority to EP00204539A priority patent/EP1118561A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1013858C2 publication Critical patent/NL1013858C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G57/00Stacking of articles
    • B65G57/02Stacking of articles by adding to the top of the stack
    • B65G57/03Stacking of articles by adding to the top of the stack from above
    • B65G57/06Gates for releasing articles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G57/00Stacking of articles
    • B65G57/02Stacking of articles by adding to the top of the stack
    • B65G57/16Stacking of articles of particular shape
    • B65G57/20Stacking of articles of particular shape three-dimensional, e.g. cubiform, cylindrical
    • B65G57/22Stacking of articles of particular shape three-dimensional, e.g. cubiform, cylindrical in layers each of predetermined arrangement
    • B65G57/24Stacking of articles of particular shape three-dimensional, e.g. cubiform, cylindrical in layers each of predetermined arrangement the layers being transferred as a whole, e.g. on pallets
    • B65G57/245Stacking of articles of particular shape three-dimensional, e.g. cubiform, cylindrical in layers each of predetermined arrangement the layers being transferred as a whole, e.g. on pallets with a stepwise downward movement of the stack

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Auxiliary Devices For And Details Of Packaging Control (AREA)

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het op pallets of dergelijke draaginrichtingen brengen van producten.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het op pallets of dergelijke draaginrichtingen brengen van producten. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het op rolcoontainers 5 stapelen van zakvormige producten zoals zakken gevuld met knollen, bollen zoals aardappels en dergelijke. Een dergelijke werkwijze is bijvoorbeeld bekend uit DE 33 00 329 Al.
Bij deze bekende werkwijze wordt gebruik gemaakt van 10 een schietbandinrichting. Deze omvat een over een tweetal eindrollen gevoerde, eindloze band, welke aandrijfbaar is met behulp van een motor. De eindrollen en de band zijn opgenomen in een hulpframe dat met behulp van een hydraulische cilinder verschuifbaar is in een basisframe, 15 in voorwaartse en achterwaartse richting, gezien in de lengterichting van de band. Tijdens gebruik worden, bij achterwaarts bewogen schietbandinrichting, producten nabij het voorwaarts gelegen vrije einde daarvan op het bovenpart van de band gelegd, welke producten op een pallet of 20 dergelijke draaginrichting dienen te worden geplaatst.
Nadat de producten zijn geplaatst wordt de schietbandinrichting met het vrije einde tot boven de draaginrichting gebracht door voorwaarts bewegen van het hulpframe met de band. Tijdens voorwaarts bewegen van het 25 hulpframe wordt de motor niet bekrachtigd, waardoor de band stilgehouden wordt. Bij achterwaarts bewegen van het hulpframe wordt de motor wel bekrachtigd, zodanig dat de band wordt aangedreven in de naar het voorwaarts gelegen vrije einde gekeerde richting. Daarbij is de 30 aandrijfsnelheid van de band zodanig gekozen dat de producten op het bovenpart in hoofdzaak stilstaan, althans in horizontale richting gezien, ten opzichte van de draaginrichting en het basisframe. Het hulpframe en de band worden als het ware onder de producten uit weggetrokken.
,1013 8 5 8 2
Daardoor kunnen de producten nagenoeg zonder horizontale snelheid op de draaginrichting of op daarop reeds geplaatste producten worden geplaatst.
Bij deze bekende werkwijze treden problemen op bij 5 de synchronisatie tussen de hydraulische cilinder, althans de daardoor aangestuurde beweging van het hulpframe en de motor, in het bijzonder de aandrijfsnelheid van de band. Daardoor zullen producten toch nog enigszins een horizontale snelheid hebben bij het vrijkomen van de band, 10 waardoor geen optimale positionering van de producten wordt verkregen. Met name zullen veranderingen in de werkdruk van de cilinder tot fluctuaties in de bewegingssnelheden leiden. Bovendien is een besturing voor een dergelijke inrichting ingewikkeld en kostbaar, waardoor toepassing van 15 deze bekende werkwijze relatief kostbaar en storingsgevoelig is. Voorts is gebleken dat een dergelijke inrichting energetisch enigszins onvoordelig is, in het bijzonder doordat een motor noodzakelijk is voor aandrijving van de band.
20 De uitvinding beoogt een werkwijze van de in de aanhef beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen van de bekende werkwijze zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 25 1.
Door toepassing van de mechanische middelen waarmee de positie van de producten ten opzichte van de draaginrichting in althans horizontale richting gezien wordt vastgehouden, wordt het voordeel bereikt dat 30 fluctuaties in de bewegingssnelheid van de schietbandinrichting, in het bijzonder tijdens terugtrekken daarvan eenvoudig kunnen worden opgevangen, ook wanneer deze bewegingssnelheid fluctueert ten opzichte van de eventuele bewegingssnelheid van de band van de 35 schietbandinrichting. Hiermee wordt beter dan bij de bekende werkwijze de horizontale snelheid van de producten '1 0 1 3 S 5 8 3 gereduceerd tot nul tijdens het terugtrekken van de schietbandinrichting, waardoor een betere positionering op de draaginrichting of op daarop reeds neergelegde producten wordt verkregen. Immers, bij de bekende werkwijze kunnen 5 als gevolg van het gebruik van hydraulische of pneumatische cilinders fluctuaties optreden in de bewegingssnelheid, zeker bij toepassing van deze werkwijze bij verschillende producten, met name bij producten met verschillende gewichten.
10 In een eerste voordelige uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.
Bij deze uitvoeringsvorm wordt met behulp van de mechanische middelen, in het bijzonder aangrijpmiddelen, 15 het bovenste part van de band van de schietbandinrichting vastgehouden tijdens het terugtrekken van de schietbandinrichting. Dit betekent dat ten minste het deel van het bovenpart dat door de aangrijpmiddelen wordt vastgehouden niet zal bewegen, ongeacht de beweging van de 20 schietbandinrichting, met name ongeacht fluctuaties in de bewegingssnelheid van de aandrijfmiddelen. Producten welke bij aangrijpen van de aangrijpmiddelen in hoofdzaak tussen genoemd vrije einde en genoemde aangrijpmiddelen zijn gelegen, zullen bij deze werkwijze van de band vrijkomen, 25 doordat de band als het ware onder de producten wordt uitgetrokken. Anders dan bij de bekende werkwijze behoeft de band daarbij niet te worden aangedreven. De terugtrekkende beweging van de schietbandinrichting kan hierbij als zodanig geen invloed hebben op de beweging van 30 de producten, zodat eenvoudig kan worden gegarandeerd dat producten recht onder hun initiële positie op de draaginrichting kunnen worden gedeponeerd. Doordat bij een werkwijze volgens de uitvinding zoals hiervoor beschreven de band niet wordt aangedreven wanneer het bovenpart wordt 35 vastgehouden, wordt de gehele beweging van de schietbandinrichting en de daardoor resulterende beweging
t ^ V.V
4 van ten minste een deel van de band verkregen met behulp van de aandrijfmiddelen voor het bewegen van de schietbandinrichting, waardoor een bijzonder eenvoudige sturing mogelijk is. Aangezien fluctuatie in de 5 aandrijfsnelheden bij deze werkwijze van geen, althans weinig belang zijn, kunnen deze aandrijfmiddelen relatief eenvoudig worden uitgevoerd.
In een nadere uitwerking wordt een werkwijze volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens 10 conclusie 4.
Bij een dergelijke werkwijze kan op optimale wijze gebruik worden gemaakt van de ruimte op de band van de schietbandinrichting waardoor snel en effectief kan worden geladen. Immers, aangezien het bovenste part van de 15 schietband tijdens terugtrekken van de schietbandinrichting wordt stilgehouden, althans het ten opzichte van het vrije einde achter de aangrijpmiddelen gelegen deel daarvan kunnen hierop reeds producten worden neergelegd, terwijl de schietbandinrichting nog achterwaarts wordt bewogen.
20 Hierdoor kan relatief snel worden gewerkt.
In een tweede alternatieve uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 5.
Doordat bij deze uitvoeringsvorm tegenhoudmiddelen 25 tegen de producten worden bewogen, althans gehouden tijdens het terugtrekken van de schietbandinrichting, welke tegenhoudmiddelen ten opzichte van de draaginrichting worden stilgehouden tijdens terugtrekken van de schietbandinrichting, wordt het voordeel bereikt dat bij 30 eventueel optredende fluctuaties in de bandsnelheid ten opzichte van de terugtreksnelheid van de schietbandinrichting verplaatsingen van de producten worden verhinderd. Immers, deze zullen tegen de tegenhoudmiddelen aanlopen en worden tegenhouden.
35 Voorts hebben deze tegenhoudmiddelen het voordeel dat, met name bij enigszins of sterk vervormbare producten 5 wordt verhinderd dat deze niet, althans niet op de juiste wijze in of op de draaginrichting worden gebracht. Immers, dergelijke producten zoals zakken aardappels zullen op de band de neiging hebben enigszins uit te zakken, waardoor de 5 breedte toeneemt. Hierdoor zullen de producten gaan aanlopen tegen zijgeleidingen en/of wanden van de draaginrichting. Dit heeft tot gevolg (bij de bekende werkwijze en inrichting) dat als gevolg van met name verhoogde wrijving de producten op de band zullen 10 verschuiven en verdraaien en daardoor niet meer in de gewenste stand en vorm op of in de draaginrichting terecht zullen komen. De tegenhoudmiddelen verhinderen dit op bijzonder eenvoudige wijze.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt 15 een werkwijze volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 8.
Positioneren van producten achter het tegenhoudelement terwijl de schietbandinrichting wordt teruggetrokken, biedt het voordeel dat snel kan worden 20 gewerkt. Wanneer de schietbandinrichting volledig is teruggetrokken, kan het tegenhoudelement omhoog worden wegbewogen, in het bijzonder worden verzwenkt en vervolgens over de daarachter reeds opgestelde producten heen worden bewogen zodat het tegenhoudelement tegen de achterzijde 25 daarvan weer kan worden geplaatst. Het verdient daarbij de voorkeur dat het tegenhoudelement met behulp van tweede aandrijfmiddelen tot voorbij het vrije einde van de schietbandinrichting tot boven de draaginrichting wordt bewogen wanneer de schietbandinrichting volledig is 30 teruggetrokken. Daardoor kunnen de producten nog enigszins worden verder gedrukt op de draaginrichting.
In een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 10.
35 Tijdens gebruik van een inrichting volgens de uitvinding dient te worden verhinderd dat, wanneer deze 1 <"> -1 o c- ' λ l U t Ó b s> o 6 wordt gebruikt voor met voorwerpen gevulde flexibele zakken als te stapelen producten deze voorwerpen uit de zakken kunnen vrijkomen. Daartoe dient te worden gecontroleerd of de zakken voldoende gesloten zijn. Bij een werkwijze 5 volgens onderhavige uitvinding wordt dit op bijzonder eenvoudige wijze gecontroleerd door de zakken na vullen en sluiten ondersteboven te houden, waardoor de voorwerpen op de bijvoorbeeld door sealen gesloten zijde van de zakken drukt. Bij onvoldoende sluiting zullen de voorwerpen uit de 10 zak vallen, hetgeen eenvoudig kan worden gedetecteerd.
Hierdoor wordt verhinderd dat slecht gesloten zakken op de draaginrichtingen worden gebracht.
In een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de 15 maatregelen volgens conclusie 11.
Het gebruik van geleidingsmiddelen waartussen de producten worden doorgevoerd biedt het voordeel dat wordt verhinderd dat de producten tegen bijvoorbeeld de kopse kanten van zijwanden van de draaginrichting aanlopen, 20 waardoor zou kunnen worden verhinderd dat de producten daartussen op de draaginrichting kunnen worden gebracht, althans alsnog van stand veranderen. De geleidingsmiddelen zijn daarbij bij voorkeur relatief dun uitgevoerd, zodat deze weinig ruimte innemen tussen de producten en genoemde 25 zijwanden.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het op pallets of dergelijke draaginrichtingen brengen van producten, in het bijzonder geschikt voor toepassing van een werkwijze volgens de 30 uitvinding, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 14.
Een dergelijke inrichting is bijzonder eenvoudig in opbouw, is weinig storingsgevoelig en maakt het bijzonder eenvoudig en nauwkeurig mogelijk producten op 35 draaginrichtingen te plaatsen en te stapelen, ook wanneer deze producten relatief eenvoudig vervormbaar zijn. De 1 l: . ,, .. . , 7 aangrijpmiddelen kunnen relatief eenvoudig worden uitgevoerd en dragen er tijdens gebruik zorg voor dat ten minste het bovenpart althans gedeeltelijk stilstaat tijdens terugtrekken van de schietbandinrichting. De band hoeft 5 daarbij tijdens gebruik in beginsel niet te worden aangedreven, zodat ten opzichte van de bekende inrichtingen ten minste een motor wordt uitgespaard.
In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de 10 maatregelen volgens conclusie 15.
In deze uitvoeringsvorm zijn de aangrijpmiddelen bijzonder eenvoudig qua opbouw en gebruik en behoeven niet actief te worden aangestuurd.
In een nadere uitvoeringsvorm wordt een inrichting 15 volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 18.
Met een dergelijke inrichtingen kunnen draaginrichtingen snel en eenvoudig worden gevuld met producten, in het bijzonder met met voorwerpen gevulde 20 zakken, waarbij wordt verhinderd dat onzorgvuldig of niet gesloten zakken op of in de draaginrichtingen worden gebracht.
Bij een inrichting volgens de uitvinding wordt bij voorkeur een hefinrichting toegepast voor het in verticale 25 zin bewegen van draaginrichtingen. Hiermee wordt het eenvoudig mogelijk producten in lagen op de draaginrichtingen te stapelen zonder dat deze producten op enigerlei moment een ongewenst grote valhoogte krijgen.
In de verschillende volgconclusies zijn verdere 30 voordelige uitvoeringsvormen van werkwijzen en inrichtingen volgens de uitvinding nader beschreven.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een werkwijze en inrichting volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand 3 5 van de tekening. Daarin toont: Λ .O. ·· R '· 4 8
Figuur 1 in bovenaanzicht een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 in zijaanzicht de inrichting volgens figuur 1; 5 figuur 3 in perspectivisch aanzicht een gedeelte van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 4 een aangrijpmiddel voor de band van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 5 in bovenaanzicht een carrousel voor aan- en 10 afvoer en heffen van draaginrichtingen; figuur 6 de inrichting volgens figuur 5 in zijaanzicht; en figuur 7 in boven- en zijaanzicht een gedeelte van een zakkenvulinrichting, in het bijzonder een 15 zakkenoverbrenginrichting volgens de uitvinding.
In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. De in de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden zijn slechts ter illustratie getoond 20 en dienen geenszins als beperkend te worden opgevat.
Figuren 1 en 2 tonen in respectievelijk boven- en zijaanzicht een inrichting 1 volgens de uitvinding, voorzien van een draagframe 2 dat vast en stationair is opgesteld, waarin een schietbandinrichting 3 is geplaatst, 25 naast een aanvoertransportband 5. In de in figuren 1 en 2 getoonde uitvoeringsvorm is de schietbandinrichting voorwaarts bewogen, in de in figuur 3 getoonde stand achterwaarts, zoals nog nader zal worden toegelicht.
In deze beschrijving dient onder een 30 schietbandinrichting ten minste een inrichting te worden verstaan omvattende een eindeloze band 7, welke nabij een vrij eerste einde 9 over een omkeerplaat of -rol 11 is geleid en aan het tegenovergelegen tweede einde 13 rond een eindrol 15. De eindrol 15 en de omkeerplaat 11 zijn 35 bevestigd in een schietbandframe 17 dat met behulp van rollen of dergelijke is geleid in geleidingen 21 in het 9 frame 2. Nabij het tweede einde 13 is het schietbandframe 17 verbonden met een zuigerstang 23 van een zuiger-cilindersamenstel 25, verder aan te duiden als hydraulische cilinder 25. Met behulp van deze hydraulische cilinder 25 5 kan het schietbandframe tezamen met de band 7 worden bewogen tussen twee uiterste posities in voorwaartse richting V en achterwaartse richting B, evenwijdig aan de lengterichting van de band 7. Op de uiterste posities wordt nog nader teruggekomen. Opgemerkt wordt overigens dat in 10 plaats van de hydraulische cilinder 25 ook andere geschikte en bekende aandrijfmiddelen kunnen worden toegepast, bijvoorbeeld pneumatische aandrijfmiddelen, snaren, tandriemen, spindels en dergelijke. Vergelijkbare, binnen de uitvinding toepasbare schietbandinrichtingen zijn 15 beschreven in onder meer NL 1000966, DE 3300329, EP 0218833 en FR 2576294, welke publicaties hierin door referentie worden geacht te zijn opgenomen.
Boven de band 7 en een einde 27 van de transportband 5 is een hulpframe 29 aangebracht waarin overbrengmiddelen 20 31 zijn aangebracht. Deze overbrengmiddelen omvatten een drukplaat 33 welke met behulp van daartoe geschikte geleidingen en een door een motor 35 aangedreven snaar 37 beweegbaar is over het oppervlak van de transportband 5 en de band 7, tussen een eerste positie nabij de van de band 7 25 afgekeerde langsrand van de transportband 5 en een tweede positie nabij de naar de transportband 5 gekeerde langsrand van de band 7. Met behulp van de drukplaat 33 kunnen zich nabij het einde 27 op de transportband 5 bevindende producten haaks op de transportrichting T van de 30 transportband 5 worden afgeschoven tot op de band 7. De drukplaat 33 is zodanig bevestigd dat deze bij terugbewegen in de van de band 7 afgekeerde richting omhoog kan zwenken, zodat deze over zich op de transportband 5 bevindende, nieuw aangevoerde producten kan worden heenbewogen en terug 35 naar de oorspronkelijke stand kan worden gebracht. Alsdan zijn de overbrengmiddelen 31 wederom gereed voor het 10 overbrengen van producten van de transportband 5 naar de band 7.
In figuur 3 is de schietbandinrichting 3 getoond in een achterwaarts, dat wil zeggen in de richting B maximaal 5 terugbewogen stand, tezamen met ten minste de voorste poten 32 van het frame 2. Zoals duidelijk blijkt ligt het eerste einde 9 daarbij ongeveer ter hoogte van genoemde voorste poten 32. In figuren 1 en 2 is de schietbandinrichting 3 getoond in de maximaal voorwaarts, dat wil zeggen in de 10 richting V bewogen positie, waarbij genoemd vrij eerste einde 9 zich over een afstand D voor de poten 32 uitstrekt. Boven de band 7 zijn hoogtedetectiemiddelen 34 voorzien welke een hoogteplaat 36 omvatten, welke met behulp van een zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkend zuiger-15 cilindersamenstel 30 verticaal beweegbaar is. Op het doel hiervan wordt nog nader teruggekomen.
Nabij het voorste einde van de inrichting 1, dat wil zeggen voor de poten 32 zijn tijdens gebruik plaatsingsmiddelen opgesteld als getoond in figuren 5 en 6. 20 In figuur 6 zijn de arm 38 van de hoogtedetectiemiddelen 34 en de band 7 met omkeerplaat 11, alsmede een deel van het frame 2 met de voorste poten 32 schematisch weergegeven. De plaatsingsmiddelen 41 zijn uitgevoerd als een op een grondplaat 43 rond een verticale kolom 45 roteerbare 25 carrousel 47 waarop een drietal posities is getoond, onder een hoek van 120° ten opzichte van elkaar verdraaid. In het in figuur 5 getoonde bovenaanzicht is duidelijk een lege eerste positie 48A zichtbaar, alsmede een tweede positie 48B waarop een draaginrichting, in het bijzonder een 30 rolcontainer 51 met zijwanden 53 en een achterwand 55 is geplaatst. In de derde positie 48C is een tweede rolcontainer 51 getoond, welke op een platform 57 van een hefinrichting 59 is opgesteld. Het platform 57 kan met behulp van een door een motor 61 aangedreven liftmechanisme 35 63 langs de kolom 45 worden bewogen tussen een maximaal omhoog bewogen stand, welke in figuur 6 nagenoeg is bereikt 4 rs ' 0 0 ft Ω . 1 U ! O u J o 11 en een maximaal omlaag bewogen stand waarbij de bovenzijde van het platform 57 ongeveer gelijk ligt met de bovenzijde van de carrousel 47. In genoemde maximaal neerwaarts bewogen stand kan de rolcontainer 51 met behulp van de 5 carrousel 47 boven het platform 57 worden weggedraaid, waarbij een volgende rolcontainer 51 tot boven het platform wordt bewogen. Doordat drie posities 48 zijn voorzien kan telkens een lege container 51 worden geplaatst in de eerste positie 48A terwijl een volle container van de tweede 10 positie 48B kan worden weggenomen, waarbij onderwijl een rolcontainer 51 op het platform 57, dat wil zeggen in de derde positie 48C kan worden geheven en kan worden gevuld met producten 65.
Boven de band 7 is een tegenhoudeleraent 66 15 aangebracht, hetwelk met behulp van geleidemiddelen 67 op een geleidebalk 70 beweegbaar is opgesteld. Een over eindrollen 72 geleide snaar 74 is verbonden met de geleidemiddelen 68. Een der eindrollen 72 is aandrijfbaar met een motor 76 voor het aandrijven van de snaar 74.
20 Tijdens het in de richting V voorwaarts bewegen van de schietbandinrichting 3 kan het tegenhoudelement 66 mee voorwaarts bewegen, aangedreven door de motor 76 en snaar 74 of eventueel door directe koppeling aan de beweging van de schietbandinrichting 3. Bij de maximaal voorwaarts 25 bewogen stand van de schietbandinrichting 3 ligt het tegenhoudelement 66 bij voorkeur aan tegen de achterwaarts gekeerde zijde van de producten 65 nabij het vrije einde 9. Bij het terugtrekken van de schietbandinrichting 3 kunnen de producten 65 het tegenhoudelement 66 niet passeren.
30 Bovendien kan het tegenhoudelement 66 nog enigszins verder in de voorwaartse richting V worden bewogen met behulp van de snaar 74 en motor 76, voor het aanduwen van de producten 65.
Met behulp van het tegenhoudelement 66 wordt 35 verhinderd dat de producten achterwaarts kunnen bewegen over de band 7, hetgeen met name voordelig is bij enigszins '> ·? '""N f“* Λ ? ü ννΰο 12 of sterk vervormbare producten zoals zakken gevuld met losse voorwerpen zoals aardappels, korrels of dergelijke. Deze zullen de neiging vertonen enigszins te vervormen, in het bijzonder uit te zakken, waardoor de breedte toeneemt.
5 Dit betekent dat de producten niet meer zonder meer tussen de zijwanden 53 van de rolcontainer 51 kunnen worden geschoven. Het gevaar bestaat dat de producten tegen een kopse zijde van een wand 53 komen aan te liggen en/of relatief veel wrijving ten opzichte van genoemde wand 53 10 en/of geleidingsplaten 87 die zich lang de binnenzijde daarvan uitstrekken zullen ondervinden. Daardoor kunnen de producten de neiging vertonen te gaan verschuiven en/of verdraaien. Door het tegenhoudelement 66 wordt dit eenvoudig verhinderd. Daardoor zullen de producten in het 15 gewenste stapelpatroon worden gehouden.
Op enige afstand van het vrije einde 9 zijn aan weerszijden van de band 7 aangrijpmiddelen 67 voorzien, nader getoond in zijaanzicht in figuur 4. Elk aangrijpmiddel 67 omvat een steunplaat 69 welke vast met 20 het frame 2 is verbonden, bijvoorbeeld met bouten 71. De steunplaat 69 strekt zich ongeveer verticaal uit. Nabij een boveneinde van de steunplaat 69 strekt zich een zwenkas 73 ongeveer horizontaal uit, zodanig dat de zwenkassen 73 van de aan weerszijden gelegen aangrijpmiddelen evenwijdig 25 liggen, bij voorkeur in eikaars verlengde. Aan de zwenkas 73 is een zwenkarm 75 zwenkbaar bevestigd nabij een bovenste einde 77. Nabij het tegenover gelegen tweede einde 79 is in de zwenkarm 75 een rol 81 gelagerd welke bij voorkeur is voorzien van een ratelmechanisme of dergelijke 3 0 inrichting waarmee er voor wordt zorggedragen dat de rol 81 slechts in één richting kan roteren, namelijk in de richting Q, in figuur 4 met de klok mee. Het doel hiervan wordt nog nader toegelicht.
Nabij het ondereinde van de steunplaat 69 strekt 35 zich een aandrukvlak 83 uit, haaks op de steunplaat 69 en ongeveer evenwijdig aan het vlak van de band 7. De zwenkarm 1C 138 53 13 75 heeft een zodanige lengte dat wanneer de rol 81 tegen het aandrukvlak 83, althans een daarop gelegen deel van de band 7 is gelegen, de zwenkarm 75 een hoek α insluit met de verticaal, zodanig dat de rol 81 ten opzichte van de 5 zwenkas 73 in de voorwaartse richting V enigszins voorligt. Met behulp van een veermechanisme 85 wordt de zwenkarm 75 enigszins in de richting van de verticaal voorgespannen, zodanig dat de rol 81 enigszins op de bovenzijde van de band 7 drukt. Het tussen de rol 81 en het aandrukvlak 83 10 opgenomen deel van de band 7 is het bovenpart 7A daarvan, op welk part de producten 65 normaliter zijn gelegen. Een aangrijpmiddel 67 als getoond in figuur 4 functioneert als volgt.
In de in figuur 4 getoonde stand drukt de rol 81, 15 onder meer als gevolg van de zwaartekracht en de werking van de veer 85 op de bovenzijde van het bovenpart 7A van de band 7, waardoor dit enigszins tegen het aandrukvlak 83 wordt gedrukt. Wanneer nu op de band 7 in de richting B een kracht wordt uitgeoefend zoals bijvoorbeeld zal optreden 20 bij in de richting B achterwaarts wegtrekken van de schietbandinrichting 3 dan worden de zwenkarm 75 verder in de richting van de verticaal T gedwongen, te meer daar de rol 81 niet in de richting tegengesteld aan de richting Q kan roteren. De rol 81 zal daardoor de band 7 vastklemmen 25 tegen het aandrukvlak 83, zodat beweging van de band 7, althans van het bovenpart van de band 7 gelegen aan de van het vrije einde 9 afgekeerde zijde van de rollen 81 wordt verhinderd. Wordt daarentegen in de richting V een kracht op de band 7 uitgeoefend, bijvoorbeeld als gevolg van het 30 voorwaarts bewegen van de schietbandinrichting 3 dan kan de zwenkarm 75 enigszins worden meegenomen, terwijl bovendien de rol 81 in de richting Q kan roteren, zodat de band 7, althans het bovenpart 7A vrij tussen het aandrukvlak 83 en de rol 81 kan doorbewegen. Overigens wordt opgemerkt dat 35 het remmechanisme op de rol 81 weliswaar voordelig is, doch niet noodzakelijk lijkt. Wel kan door gebruik van de rol 81 1013358 14 eventueel overmatige slijtage van de band 7 worden verhinderd.
In een niet getoonde uitvoeringsvorm zijn de aangrijpmiddelen actief gestuurd uitgevoerd, bijvoorbeeld 5 bekrachtigd door een zuiger-cilindersamenstel. Bij deze uitvoeringsvorm wordt tijdens het terugtrekken van de schietbandinrichting 3 het of elk aangrijpmiddel 67 bekrachtigd zodat het bovenpart 7A wordt vastgeklemd, terwijl het bij vooruit bewegen van de schietbandinrichting 10 3 wordt vrijgegeven. Bijvoorbeeld kan daartoe de veer 85 in figuur 4 zijn vervangen door een zuiger-cilindersamenstel of kan een dergelijk samenstel in plaats van de zwenkarm 75 worden toegepast. In de beschreven uitvoeringsvormen kan naar wens al dan niet gebruik worden gemaakt van een rol 15 81.
Een inrichting 1 volgens de uitvinding kan als volgt worden gebruikt.
Een rolcontainer 51 wordt met behulp van de hefinrichting 59 geheven zodanig dat de vloer 60 van de 20 rolcontainer 51 zich vlak onder het niveau van de onderzijde van de band 7 bevindt, terwijl de voorste rand van genoemde bodem 60 zich nabij de poten 32 van het frame 2 bevindt. Met behulp van de transportband 5 worden producten, bijvoorbeeld met aardappelen gevulde zakken 65 25 aangevoerd, bijvoorbeeld één voor één. De zakken 65 worden met behulp van de overbrengmiddelen 31 van de transportband 5 op de band 7 geschoven, zodanig dat bijvoorbeeld steeds twee zakken 65 naast elkaar op het bovenpart 7A van de band 7 zijn gelegen. Wanneer dit de eerste twee zakken betreft 30 zullen deze op de band 7 worden geschoven met de schietbandinrichting 3 in de achterwaarts bewogen stand, als getoond in figuur 3. Vervolgens wordt de schietbandinrichting 3 voorwaarts bewogen in de richting V, zodanig dat het vrije einde 9 tussen de zijwanden 53 tot 35 nabij de achterwand 55 van de rolcontainer 51 wordt gebracht. De zakken 65 bevinden zich dan recht boven het
1 0 1 S Q C O
• O u u O
15 boderavlak 60 van de container 51 in een positie waarin zij in de container 51 dienen te worden gedeponeerd. Het tegenhoudelement 66 is daarbij tegen de naar achter gekeerde zijde van de zakken 65 aangebracht. Vervolgens 5 wordt met behulp van de hydraulische cilinder 25 de schietbandinrichting 3 achterwaarts teruggetrokken, waarbij op eerder beschreven wijze de band 7 tussen de rollen 81 en de aandrukvlakken 83 van de aangrijpmiddelen 67 wordt vastgegrepen. Als gevolg hiervan wordt de band 7 rond de 10 omkeerplaat 11 en de eindrol 15 geroteerd en onder de producten 65 weggetrokken, waarbij de producten 65 althans in horizontale richting gezien stilstaan ten opzichte van de container 51 mede als gevolg van de dwingende kracht van het tegenhoudelement 66. Wanneer de schietbandinrichting 3 15 is teruggetrokken zullen de zakken 65 ten opzichte van hun initiële stand omlaag zijn bewogen en op de bodem 60 van de container 51 zijn gelegen. Doordat het tegenhoudelement 66 enigszins voorwaarts wordt bewogen ten opzichte van het vrije einde 9 worden de zakken 65, indien noodzakelijk, 20 enigszins aangedrukt. Zoals getoond in figuur 2 zijn geleidingselementen 87 voorzien naast de band 7, gevormd door dunne plaatdelen, welke tussen de zijwanden 53 en de producten 65 zijn gelegen. Hierdoor wordt er voor zorggedragen dat de zakken 65 eenvoudig tussen de zijwanden 25 53 kunnen worden bewogen.
Wanneer de schietbandinrichting 3 voorwaarts is bewogen en zakken 65 in de rolcontainer 51 worden gebracht, worden met behulp van de overbrengmiddelen 31 nieuw aangevoerde zakken 65 naast elkaar op het bovenpart 7A van 3 0 de band 7 gebracht, achter het tegenhoudelement 66. Ook deze zakken 65 zullen bij terugtrekken van de schietbandinrichting 3 op hun plaats blijven liggen. Nadat de eerstgenoemde zakken in de container zijn afgelegd, wordt het tegenhoudelement 66 over de daar achter gelegen 35 zakken 65 teruggetrokken, bijvoorbeeld doordat het tegenhoudelement 66 voorwaarts omhoog kan wegklappen en 1G13S53 16 achter de nieuw neergelegde zakken 65 terug naar de verticale stand kan bewegen, waarna deze zakken op eerder beschreven wijze kunnen worden overgebracht naar de container.
5 De hoogtedetectiemiddelen 34 worden, nadat een laag zakken 65 in de container 51 is neergelegd omlaag bewogen, tot bovenop de zakken 65. Vervolgens wordt de container 51 met behulp van de hefinrichting 59 zover omlaag bewogen dat met behulp van de hoogtedetectiemiddelen 34 is vastgesteld 10 dat de container 51 één laagdikte is gezakt. Vervolgens worden de hoogtedetectiemiddelen terug omhoog bewogen, zodat een nieuwe laag zakken 65 in de container 51 kan worden geplaatst.
Figuur 7 toont in boven- en zijaanzicht een 15 zakkenoverbrenginrichting 90 volgens de uitvinding. Deze zakkenoverbrenginrichting 90 is opgenomen tussen een zakkenvulinrichting, schematisch weergegeven met 91 en een transportband 92 welke aansluit op, althans voert naar de transportband 5 van de inrichting 1 volgens de uitvinding. 20 In het zijaanzicht in figuur 7 zijn de zakkenvulinrichting 91 en de transportband 92 voor de duidelijkheid weggelaten. Een zakkenvulinrichting 91 is uit de praktijk genoegzaam bekend.
De zakkenoverbrenginrichting 90 is voorzien van een 25 in bovenaanzicht raamvormig frame 94 waarop een horizontale rotatieas 96 in geschikte lagers is gemonteerd. De rotatieas 96 kan met behulp van een motor 98 in de richting D worden aangedreven. Aan de rotatieas 96 is een rad 98 bevestigd. Dit rad 98 omvat twee zich verticaal, evenwijdig 30 aan elkaar uitstrekkende, cirkelvormige zijwanden 100, op afstand gehouden door zich haaks daarop uitstrekkende tussenwanden 102. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn drie tussenwanden 102 voorzien, welke steeds onderling een hoek van 12 0° insluiten. In het zijaanzicht in figuur 7 is een 35 gedeelte van de voorste zijwand 100 weggebroken. Tussen twee tussenwanden 102 is telkens een compartiment 104A, B, * 013858 17 C ingesloten. Nabij de rotatieas 96 is in elk compartiment 104 een klemmechanisme 106 voorzien, omvattende twee klemarmen 108, welke in de gesloten richting C zijn voorgespannen. In figuur 7 zijn in het eerste compartiment 5 104A de klemarmen 108 in de geopende stand getoond.
Overigens wordt opgemerkt dat ten minste één der klemarmen 108 ook kan zijn opgenomen in of worden gevormd door een nabijgelegen tussenwand 102. Boven het rad 98 is een geleiderail 110 voorzien, welke zich evenwijdig aan de 10 rotatieas 96 uitstrekt. Aan de geleiderail 110 is een klembek 112 beweegbaar opgesteld. De klembek 112 is beweegbaar tussen een stand als getoond in figuur 7, waarbij deze is geopend en in de zakkenvulinrichting 91 is bewogen en een tweede stand, waarbij de klembek 112 is 15 gesloten en tot boven een compartiment 104 van het rad 98 is bewogen. In de zakkenvulinrichting 91 kan een met producten gevulde en gesealde zak 65, in de getoonde uitvoeringsvorm bijvoorbeeld een zak aardappels nabij de gesealde zijde 65A worden vastgeklemd en tot in, althans 20 boven genoemd compartiment 104A worden bewogen. Aldaar kan de klembek 112 in de richting R worden geopend, waardoor het gesealde einde 65A van de zak 65 wordt losgelaten en de zak 65 in het compartiment 104A valt. Het tegenover het gesealde einde 65A gelegen einde 65B wordt tussen de 25 klemarmen 108 van het klemmechanisme 106 bewogen en daarin vastgeklemd doordat de klemarmen 108, bij voorkeur relatief langzaam, in de richting C worden gesloten. De klemarmen 108 kunnen actief worden gestuurd met behulp van bijvoorbeeld een zuiger-cilindersamenstel of met een 30 geschikt nokkenmechanisme dat samenwerkt met de rotatieas 96 of bijvoorbeeld het frame 94. Bediening van de klemarmen 108 zal voor de vakman direct duidelijk zijn.
Wanneer de zak 65 met behulp van het klemmechanisme 106 is vastgegrepen en door de klembek 112 is losgelaten, 35 wordt het rad 98 in de richting D geroteerd, waarbij de zak 65 zal komen te hangen aan de klemarmen 108. De zich in de * u ' ó b 5 8 18 zak bevindende aardappels, althans voorwerpen zullen op de gesealde zijde 65A van de zak 65 rusten. Wanneer de seal van genoemd einde 65A onvoldoende sterk is of bijvoorbeeld niet is aangebracht zullen de aardappels uit de zak 65 5 vallen. Dit kan eenvoudig worden gesignaleerd, bijvoorbeeld met behulp van drukmiddelen, een lichtsensor of door een operator, waarna de betreffende zak 65 kan worden losgelaten en tot buiten de inrichting 90 kan worden gevoerd.
10 Wanneer gebleken is dat de zak 65 voldoende is gesloten wordt het rad 98 verder geroteerd, totdat de tussenwand 112 volgend op de zak 65 nabij of voorbij het daar naar toegekeerde einde van een glijgoot 114 is bewogen. Deze glijgoot 114 helt vanaf genoemd einde naar 15 onder, in de richting van een plateau 116. In de beschreven stand kan vervolgens de zak 65 door het klemmechanisme 106 worden losgelaten, waarna de zak 65 langs de glijgoot 114 op het plateau 116 zal glijden. Het plateau 116 is via een viertal loadcellen 118 of dergelijke elementen opgelegd op 20 een zich verticaal uitstrekkende rotatieas 120 waarmee het plateau 116 kan worden geroteerd, bijvoorbeeld over 90° of 180°. Hierdoor kan de zak 65 op het plateau 116 in elke gewenste oriëntatierichting worden gebracht, bijvoorbeeld om een bedrukking in de gewenste stand te verkrijgen.
25 Hiermee wordt in principe bepaald in welke stand de zakken 65 op een draaginrichting 51 zullen worden gebracht. Met behulp van de loadcellen 118 kan het gewicht van de betreffende zak 65 eenvoudig worden bepaald. Bij ongeschikt gewicht kan de zak worden afgevoerd tot buiten de 30 inrichting, bij geschikt gewicht kan de zak 65 vanaf het plateau 116 eenvoudig op de transportband 92 worden gebracht, bijvoorbeeld door kanteling van het plateau met behulp van kantelmiddelen 122.
Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding geenszins 35 beperkt is tot de in de beschrijving en de figuren getoonde uitvoeringsvormen. Vele variaties daarop zijn mogelijk
1 ή 1 Q O !T O *viyuüO
19 binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.
Zo kunnen bij een schietbandinrichting 3 volgens de uitvinding de aangrijpmiddelen 67 op andere wijze zijn 5 uitgevoerd, bijvoorbeeld doordat aan weerszijden van de band een actief gestuurde klem op het bovenpart kan aangrijpen of door te voorzien in bijvoorbeeld een vertanding of een perforatiepatroon in of langs de langsranden van de band 7 waarin of waarop geschikte 10 aangrijpmiddelen zoals een getand element of een pen kunnen aangrijpen voor het althans tijdelijk vasthouden van de betreffende stand van het bovenpart. Voorts kunnen de producten op andere wijzen worden aangevoerd naar de band, bijvoorbeeld in een richting haaks op de lengterichting van 15 de band of vanaf twee zijden. Ook kan een andere wijze van aandrijving van de schietbandinrichting worden gekozen, bijvoorbeeld elektrisch.
Bij een overbrenginrichting volgens de uitvinding kan de glijgoot 114 direct aansluiten op de transportband 20 92 wanneer de zakken 65 steeds in de gewenste stand worden aangevoerd door de zakkenvulinrichting 91. De klembek kan worden vervangen door bijvoorbeeld samenwerkende transportbanden, klembanden of dergelijke. Ook kan een dergelijke overbrenginrichting 90 worden weggelaten wanneer 25 de te laden producten op andere wijze kunnen worden getest. Voorts kunnen de draaginrichtingen uiteraard op andere wijzen worden aan- en afgevoerd, waarbij het bovendien mogelijk is om de schietbandinrichting 3, althans de band 7 daarvan in stand te laten veranderen voor het in of op een 30 draaginrichting stapelen van lagen producten. Daartoe kan de schietbandinrichting 3 bijvoorbeeld in verticale richting verzwenkbaar zijn opgesteld. Ook kan een inrichting volgens de uitvinding bijvoorbeeld worden toegepast voor het overbrengen van producten op andere 35 transportmiddelen, bijvoorbeeld een verdere transportband, een rollebaan of dergelijke.
1013858 20
Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.
1- r.p 0.3

Claims (20)

1. Werkwijze voor het op pallets of dergelijke draaginrichtingen brengen van producten, in het bijzonder vervormbare producten, waarbij een aantal producten op een band van een schietbandinrichting of dergelijke 5 overbrenginrichting wordt gebracht, waarna de schietbandinrichting gedeeltelijk tot in een positie boven een draaginrichting wordt gebracht, zodanig dat de producten zich in of boven de draaginrichting uitstrekken, waarna de schietbandinrichting wordt teruggetrokken onder 10 gelijktijdig manipuleren van de band, zodanig dat het bovenvlak van de band, althans de producten relatief ten opzichte van de draaginrichting stil staan, gezien in de bewegingsrichting van de schietbandinrichting en langs een vrij einde de band verlaten, waarbij mechanische middelen 15 worden toegepast waarmee de positie van de producten ten opzichte van de draaginrichting in horizontale richting gezien wordt vastgehouden bij het optreden van fluctuaties in de bewegingssnelheid van de schietbandinrichting, in het bijzonder bij fluctuaties in genoemde bewegingssnelheid 20 relatief ten opzichte van de bewegingssnelheid van de band.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij tijdens terugtrekken van de schietbandinrichting ten minste het bovenste part van de band wordt aangegrepen en wordt vastgehouden met behulp van met aangrijpmiddelen, zodanig 25 dat bij terugtrekken van de schietbandinrichting het bovenpart ten minste ter hoogte van de aangrijpmiddelen wordt stilgehouden, in het bijzonder relatief ten opzichte van de draaginrichting en/of een stationair frame van de inrichting.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de band niet wordt aangedreven wanneer het bovenpart wordt vastgehouden.
4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, waarbij tijdens terugtrekken van de schietbandinrichting een eerste aantal 1. i 3 S 5 8 producten van de band wordt bewogen, althans de band onder de producten wordt weggetrokken, terwijl een verder aantal producten op het bovenpart van de band wordt gebracht, op afstand van het vrije einde.
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tijdens het terugtrekken van de schietbandinrichting ten minste een tegenhoudelement tegen de producten wordt gehouden, aan de van het vrije einde afgekeerde zijde daarvan, welk tegenhoudelement ten 10 opzichte van de draaginrichting wordt stilgehouden tijdens terugtrekken van de schietbandinrichting tot in bovenaanzicht gezien buiten de contouren van de draaginrichting, althans de beoogde positie voor de producten daarop.
6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tijdens het terugtrekken van de schietbandinrichting ten minste een tegenhoudelement tegen de producten wordt bewogen, aan de van het vrije einde afgekeerde zijde daarvan, waarbij het betreffende 20 tegenhoudelement bij nagenoeg volledig teruggetrokken schietbandinrichting tot voorbij het genoemde vrije einde van de schietbandinrichting wordt bewogen althans gehouden, tot boven de draaginrichting, daarbij de producten verder tot boven de draaginrichting dwingend.
7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, waarbij het ten minste ene tegenhoudelement na afgifte van de producten omhoog wordt bewogen, in het bijzonder verzwenkt, naar een positie waarbij het over zich op de band bevindende producten wordt teruggetrokken en aan de van het vrije 30 einde afgekeerde zijde van de betreffende producten daartegenaan wordt bewogen.
8. Werkwi j ze volgens conclusie 4 en een der conclusies 5-7, waarbij het verdere aantal producten aan de van het vrije einde af gekeerde zijde van het tegenhoudelement 35 worden neergelegd. : u I w t; ^ ^
9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een aantal draaginrichtingen in een carrousel wordt opgenomen, waarbij telkens een der draaginrichtingen in een hefinrichting wordt geplaatst en daarmee in verticale 5 richting wordt bewogen, zodanig dat een aantal lagen producten op of in de draaginrichting kan worden geplaatst.
10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij als producten flexibele, met voorwerpen zoals aardappels gevulde zakken worden toegepast, waarbij de 10 zakken worden gevuld in een zakkenvulmachine en worden gesloten, waarna de zakken nabij de bodem, althans de tijdens het vullen gesloten zijde worden aangegrepen en onderste boven, dat wil zeggen met de bodem omhoog worden gehouden, zodanig dat bij slechte sluiting voorwerpen uit 15 de zak vallen, waarna de gesloten zakken via ten minste een lopende band of rollenbaan tot op de band van de schietbandinrichting worden gebracht terwijl de niet, althans niet goed gesloten zakken worden afgevoerd.
11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, 20 waarbij tijdens het op of in de draaginrichting brengen van de producten geleidingsmiddelen langs de producten op de band worden gehouden welke zich althans gedeeltelijk tot tussen wanden van de draaginrichting uitstrekken, zodanig dat de producten enigszins worden samengedrukt in een 25 richting haaks op de bewegingsrichting van de schietbandinrichting en eenvoudig tussen genoemde wanden worden bewogen.
12. Werkwijze volgens een der conclusies 1-11, waarbij de producten worden aangevoerd met een aanvoer- 30 transportband of aanvoer-rollentransporteur welke zich evenwijdig aan en gedeeltelijk naast de band van de schietbandinrichting uitstrekt, waarbij overbrengmiddelen zijn voorzien waarmee de producten van de aanvoer-transportband of aanvoer-rollentransporteur worden 35 verschoven naar de band, in het bijzonder tot op het bovenpart daarvan, op afstand van het vrije einde. * / - ' 0 ·, L ^ . vj ^
13. Werkwijze volgens conclusies 12, waarbij de overbrengmiddelen een drukplaat omvatten die tegen een zijde van de over te brengen producten wordt aangebracht, waarna de producten tot op de band van de 5 schietbandinrichting worden geschoven, waarna de drukplaat omhoog wordt bewogen, zodanig dat de drukplaat over nieuw op de transportband of rollentransporteur aangevoerde producten kan worden bewogen.
14. Inrichting voor het op pallets of dergelijke 10 draaginrichtingen brengen van producten, in het bijzonder voor toepassing van een werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een schietbandinrichting, voorzien van aandrijfmiddelen voor het bewegen van de schietbandinrichting in een voor- en achterwaartse 15 richting, waarbij de schietbandinrichting voorts is voorzien van een band die over ten minste twee omleidelementen is gevoerd, zodanig dat telkens ten minste een bovenpart is voorzien waarop producten kunnen worden geplaatst, waarbij aangrijpmiddelen zijn voorzien voor het 20 tijdens achterwaarts bewegen van de schietbandinrichting aangrijpen van het bovenpart van de band, zodanig dat genoemd bovenpart althans ter hoogte van de aangrijpmiddelen stil wordt gehouden terwijl het vrije einde tot nabij genoemde aangrijpmiddelen wordt gebracht, 25 terwijl genoemd bovenpart bij voorwaarts bewegen van de schietbandinrichting door de aangrijpmiddelen kan worden vrijgegeven.
15. Inrichting volgens conclusies 14, waarbij de aangrijpmiddelen ten minste één zwenklichaam omvatten dat 30 tegen een zijde van de band ligt, waarbij tegenover het zwenklichaam een aandrukvlak is voorzien, een en ander zodanig dat bij achterwaarts bewegen van de schietbandinrichting het bovenpart tussen het zwenklichaam en het aandrukvlak wordt vastgeklemd en bij voorwaarts 35 bewegen van de schietbandinrichting het bovenpart vrij tussen het zwenklichaam en het aandrukvlak kan doorbewegen. ·< ^ -f Ί> " A %J! V' W W
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, waarbij boven het bovenpart een tegenhoudelement is voorzien dat .beweegbaar is in zich ongeveer evenwijdig aan de zijden van de band uitstrekkende geleidemiddelen, waarbij het 5 tegenhoudelement zich in een eerste positie boven het bovenpart uitstrekt, zodanig dat dit aan een achterzijde tegen producten op het bovenpart kan aanliggen, terwijl het tegenhoudelement in een tweede positie kan worden gebracht waarbij het over dergelijke producten kan worden heen 10 bewogen, waarbij koppelingsmiddelen zijn voorzien waarmee bij voorwaarts bewegen van de schietbandinrichting het tegenhoudelement, in de eerste positie, met de schietbandinrichting gekoppeld is, zodanig dat dit gesynchroniseerd mee voorwaarts beweegt en daarbij 15 stationair ten opzichte van het bovenpart is opgesteld, terwijl bij achterwaarts bewegen van de schietbandinrichting de koppelingsmiddelen vrijgegeven zijn, zodanig dat het tegenhoudelement in de eerste positie stationair is opgesteld ten opzichte van de 20 aangrijpmiddelen, waarbij tweede aandrijfmiddelen zijn voorzien voor het na volledig achterwaarts bewegen van de schietbandinrichting terugbewegen van de tegenhoudelement naar nabij het van het vrije einde afgekeerde einde van de schietbandinrichting.
17. Inrichting volgens conclusie 16, waarbij de tweede aandrijfmiddelen zijn ingericht voor het, bij volledig achterwaarts bewogen schietbandinrichting, ten opzichte van het vrije einde van de schietbandinrichting enigszins voorwaarts bewegen van het tegenhoudelement alvorens dit 30 terug te bewegen naar nabij het tegenovergelegen einde.
18. Inrichting volgens een der conclusies 14 - 17, waarbij een zakkenvulinrichting is voorzien welke met behulp van overbrengmiddelen is gekoppeld met de schietbandinrichting, welke zakkenvulinrichting middelen 35 omvat voor het via een vulopening vullen en vervolgens sealen of anderszins sluiten van de gevulde zakken, waarbij 4 -f C ί·, (Q voorts middelen zijn voorzien voor het aan de tegenover de vulopening gelegen zijde aangrijpen van de zakken, zodanig dat deze ondersteboven worden, gehouden, zodanig dat onvoldoende gesloten zakken kunnen worden gedetecteerd en 5 waarbij daarop aansluitende weegmiddelen zijn voorzien voor het wegen van de gevulde zakken, waarbij onjuist gevulde zakken kunnen worden gedetecteerd.
19. Inrichting volgens een der conclusies 14 - 18, waarbij nabij het vrije einde van de schietbandinrichting 10 plaatsingsmiddelen zijn voorzien welke ten minste een hefinrichting omvatten voor het in verticale richting verplaatsen van een draaginrichting, zodanig dat deze verticaal gezien relatief ten opzichte van het vrije einde van de schietbandinrichting kan worden verplaatst voor het 15 daarop stapelen van lagen producten.
20. Inrichting volgens een der conclusies 14 - 18, waarbij geleidingsmiddelen zijn voorzien aan weerszijden van de schietbandinrichting, waartussen de producten enigszins kunnen worden gecomprimeerd, welke 20 geleidingsmiddelen zich ten minste enigszins tot voorbij het vrije einde van de schietbandinrichting uitstrekken bij de schietbandinrichting in nagenoeg volledig voorwaarts bewogen stand. 1 0 3 3 8
NL1013858A 1999-12-15 1999-12-15 Werkwijze en inrichting voor het op pallets of dergelijke draaginrichtingen brengen van producten. NL1013858C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1013858A NL1013858C2 (nl) 1999-12-15 1999-12-15 Werkwijze en inrichting voor het op pallets of dergelijke draaginrichtingen brengen van producten.
NL1015345A NL1015345C1 (nl) 1999-12-15 2000-05-30 Werkwijze en inrichting voor het verplaatsen van met losse voorwerpen gevulde zakken.
EP00204539A EP1118561A1 (en) 1999-12-15 2000-12-15 Method and apparatus for bringing products onto pallets or like supporting devices

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1013858 1999-12-15
NL1013858A NL1013858C2 (nl) 1999-12-15 1999-12-15 Werkwijze en inrichting voor het op pallets of dergelijke draaginrichtingen brengen van producten.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1013858C2 true NL1013858C2 (nl) 2001-06-18

Family

ID=19770440

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1013858A NL1013858C2 (nl) 1999-12-15 1999-12-15 Werkwijze en inrichting voor het op pallets of dergelijke draaginrichtingen brengen van producten.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1013858C2 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1435870A (fr) * 1965-01-11 1966-04-22 Houilleres Bassin Du Nord Convoyeur télescopique à bande utilisable plus spécialement pour le franchissement d'un convoyeur de taille dans une galerie de mine
GB2025354A (en) * 1978-07-13 1980-01-23 Monte Vite Sa L Stacking apparatus
EP0156127A1 (de) * 1984-03-27 1985-10-02 Mohndruck Graphische Betriebe GmbH Palettiervorrichtung
US4712975A (en) * 1985-09-13 1987-12-15 Besser Company Bag palletizing system
NL1000966C1 (nl) * 1995-08-10 1997-02-11 Otten Technical Service Holdin Werkwijze en inrichting voor het beladen van een houder.

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1435870A (fr) * 1965-01-11 1966-04-22 Houilleres Bassin Du Nord Convoyeur télescopique à bande utilisable plus spécialement pour le franchissement d'un convoyeur de taille dans une galerie de mine
GB2025354A (en) * 1978-07-13 1980-01-23 Monte Vite Sa L Stacking apparatus
EP0156127A1 (de) * 1984-03-27 1985-10-02 Mohndruck Graphische Betriebe GmbH Palettiervorrichtung
US4712975A (en) * 1985-09-13 1987-12-15 Besser Company Bag palletizing system
NL1000966C1 (nl) * 1995-08-10 1997-02-11 Otten Technical Service Holdin Werkwijze en inrichting voor het beladen van een houder.

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6217274B1 (en) Continuous flow transfer system
US3941048A (en) Apparatus for loading goods on a pallet
US6668523B2 (en) Process for the final folding and subsequent storage of a piece of linen
US4229134A (en) Apparatus for displacing three dimensional articles, especially stacks of printed products
US4613268A (en) Process and apparatus for the automatic supply of a machine for processing products in the form of sheets
CA2390138A1 (en) Transfer apparatus and method for film bags
US3287879A (en) Bag dispensing, transporting and positioning apparatus
US4141392A (en) Apparatus for automatic insertion of valved bags on bag-filling machines
NL8400151A (nl) Palletiseersysteem.
US5819509A (en) Bag shouldering and deaerating apparatus
JPS63330B2 (nl)
US6764273B1 (en) Device for unstacking containers
US4537008A (en) Method and apparatus for packing soft packages into boxes
JP2530208Y2 (ja) シート状ブランクを容器へ充填する装置
US4086746A (en) Packaging machines
US6438928B1 (en) Machine for automated boxing of soft stacked items
NL194753C (nl) Inrichting voor het in liggende toestand verwijderen van verpakkingsfolie van een door het folie omhulde stapel ronde schijfachtige artikelen.
NL1013858C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het op pallets of dergelijke draaginrichtingen brengen van producten.
CA2242546A1 (en) Apparatus for sorting or selectively collecting flat products individually supplied by a conveyor
CS197230B2 (en) Device for feeding the cigarette containers to the filling mechanism
US5452567A (en) Dual bag filling apparatus
US5720156A (en) Case packing apparatus and method
US4442874A (en) Automatic valve bag placer
US5704197A (en) Bag filling and closing machine
JP2002531356A (ja) パイルの形成及び区分け、並びに積み替えのための装置及び方法

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20040701