NL1011199C1 - Behandelingsinrichting voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Behandelingsinrichting voor het met geconditio neerde lucht behandelen van voedselproducten.

De uitvinding heeft betrekking op een behandelingsinrichting voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten, omvattende een behuizing, ten minste één transportmiddel voor het door de behuizing heen transporteren van de producten langs een spiraalvor-5 mig transporttraject, luchtcirculatiemiddelen voor het door de behuizing heen laten strcxnen van een luchtstroom, alsmede luchtconditione-ringsmiddelen voor het conditioneren van de luchtstroom.

Een dergelijke behandelings inrichting in de vorm van een klimaatkamer is uit EP-B-0 333 565 bekend. Deze bekende inrichting cmvat 10 een behuizing met daarin een spiraal transportband, die rondom de as van de spiraal beweegbaar is, middelen voor het laten circuleren van een geconditioneerd gas of damp in de behuizing en rondom elk product, dat zich op de transportband bevindt, waarbij eerste en tweede steun-middelen zijn aangebracht cm de binnenkant van de transportband res-15 pectievelijk de buitenkant daarvan te ondersteunen. Bij een uitvoeringsvorm van deze bekende inrichting wordt een luchtcirculatie in de behuizing opgewekt, waarbij vanuit de gehele ontrek van de trommel, waar rondom de transportband beweegt, geconditioneerde lucht op de transportband wordt geblazen, die vervolgens naast de transportband 20 wordt aangezogen en na conditionering in de luchtconditioneringsmidde-len opnieuw in de trommel wordt geblazen. Bij een andere uitvoeringsvorm daarvan wordt de lucht door middel van geschikte keerschotten gericht naar een beperkt luchtinvoergebied, aan de buitenzijde van een spiraaltransporteur waar vandaan de lucht horizontaal over de trans-25 portband stroomt, en de lucht in tweeën wordt gesplitst, en aan de andere zijde tegenover het luchtinvoergebied wordt afgevoerd. Bij nog andere uitvoeringsvormen - met het oog op vermindering van de drukval over de inrichting en verbetering van de warmteoverdracht - verlaat de lucht, nadat deze over de transportband is geleid, de spiraaltranspor-30 teur aan een of beide axiale uiteinden daarvan. Hierbij kan de lucht ofwel vanaf de binnenzijde ofwel vanaf de buitenzijde van de transportband over de producten worden geleid, waarna de lucht door de wikkelingen van de transportband heen naar een of beide axiale uiteinden stroomt.

35 Cpgemerkt wordt dat in deze beschrijving onder (spiraal) trans- 10111" « 2 porteur wondt verstaan het samenstel van een centrale kolom of -as en het transportmiddel, dat langs een spiraalvormig traject daaromheen wordt geleid, alsmede de bijbehorende steunmiddelen voor het ondersteunen van het transportmiddel.

5 Verder is uit EP-A-0 804 878 een oven voor het bereiden van voedselproducten beleend, welke een behuizing omvat, alsmede een daarin opgestelde spiraaltransporteur, waarop de voedselproducten kunnen worden opgenemen, alsmede verwarmingsmiddelen en zogeheten "booster"-middelen voor het genereren van een hete luchtstroom door de behuizing in 10 samenhang met het verhitten van de op de band gelegen voedselproducten. In deze behuizing zijn geleidingsmiddelen voor het geleiden van de hete luchtstroom over de transportband zodanig opgesteld, dat de producten op uniforme wijze in de dwarsrichting van de band worden verhit. Volgens de in deze Europese octrooiaanvrage beschreven uitvoe-15 ringsvorm wordt lucht vanaf de buitenkant op de voedselproducten op de transportband geblazen. Voor het geleiden en richten van de hete luchtstroom zijn een aantal voorzieningen getroffen, die aan de buitenzijde van de spiraaltransporteur en tussen de wikkelingen daarvan zijn opgesteld.

20 Een van de nadelen van deze bekende inrichting is dat de gecon ditioneerde lucht langs de binnenzijde van de wand van de behuizing van de oven stroomt, welke wand een groot warnrte-uitwisselend oppervlak met de omgeving vormt, waardoor energieverlies optreedt, voordat de hete luchtstroom op de producten wordt gericht cm deze aan een 25 tertperatuursbehandeling te onderwerpen. Nog een ander nadeel is dat de hete lucht vanaf de buitenzijde van de transportband, waar de product-dichtheid op de transportband kleiner is dan aan de binnenzijde daarvan, over de producten wordt geleid, zodat de grootste warmte-intensiteit beschikbaar is op een plaats, waar deze niet zo hoog dient te 30 zijn. Een uniforme tertperatuursbehandeling kan zodoende niet plaatsvinden. De geleidingsmiddelen, die zich tussen de wikkelingen uitstrekken, geven daarnaast aanleiding tot opeenhoping van verontreinigingen, zoals vet e.d. bij bijvoorbeeld vleesproducten, die niet gemakkelijk kunnen worden verwijderd vanwege de beperkte toegankelijk-35 heid van de spiraaltransporteur, die wordt veroorzaakt door deze tussen de wikkelingen aanwezige geleidingsmiddelen. Ook belemmert de aanwezigheid van de geleidingsmiddelen aan de buitenzijde van de spiraaltransporteur een compacte bouw van de inrichting. Verder zijn ter ver- 1011199 3 krijging van een enigszins gecontroleerde luehtstrxmiing twee zogeheten "booster means" per spiraal nodig. De tot nu toe bekende inrichtingen zijn zo geconstrueerd cm alle typen producten aan een nagenoeg voor elk producttype gelijke tenperatuursbéhandeling te onderwerpen, even-5 tueel uitgevoerd in verschillende compartimenten bij verschillende temperaturen. Elk producttype vereist echter specifieke bereidingscm-standigheden, zoals tijdsafhankelijke tenperatuurs-, luchtstrocm- en vochtigheidsccndities, welke samenhangen met de microstructuur van het producttype. Bijvoorbeeld is de opwarming van het binnenste van een 10 product ten einde de gewenste omzetting van eiwitten en smaakstoffen te bewerkstelligen voor elk producttype verschillend. Een vet product heeft bijvoorbeeld een andere temperatuurdoorgifte van de buitenkant naar het binnenste daarvan dan een product met weinig vet. Dientengevolge zouden voor een optimale bereiding van verschillende productty-15 pen verschillende behandelingen zijn vereist. Ook de vorm van een product speelt hierbij een rol. In de praktijk wordt echter uitgegaan van gemiddelde omstandigheden voor alle producttypen gezamenlijk, zodat een optimale bereiding, gericht op een specifiek producttype, niet kan worden verwezenlijkt.

20 De onderhavige uitvinding heeft ten doel een béhandelingsinrich- ting voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten, in het bijzonder voedselproducten, te verschaffen, welke inrichting de hierboven genoemde nadelen niet of minder heeft.

Meer in het bijzonder heeft de uitvinding ten doel een dergelij-25 ke inrichting te verschaffen, waarbij geconditioneerde lucht op gecontroleerde wijze met de te behandelen producten in aanraking wordt gebracht cm aan het product aangepaste omstandigheden te verschaffen.

Een verder doel van de uitvinding is een dergelijke inrichting te verschaffen, waarbij energieverlies naar de omgeving wezenlijk is 30 verminderd.

Nog een einder doel is cm milieubelasting door de inrichting te verminderen.

Verder heeft de uitvinding ten doel een dergelijke inrichting te verschaffen, die goed toegankelijk is voor reinigings- en/of onder-35 houdswerkzaamheden, terwijl de inrichting toch een compacte structuur heeft, en zodoende weinig ruimte inneemt.

De uitvinding heeft verder ten doel een inrichting te verschaffen, waarin verschillende bereidingswijzen kunnen worden gecombineerd,

10111QQ

4 in het bijzonder op een behandelingsinrichting, waarin een behandeling roet stoom wordt gevolgd door een andere bereidingswijze, zoals garen of grillen.

De béhandelingsinrichting volgens de uitvinding van het hierbo-5 ven genoemde type wordt daartoe gekenmerkt, doordat aan de binnenzijde van het spiraalvormige transporttraject luchtverdelingsmiddelen voor het verdelen van de luchtstroom via slechts een deel van de binnenzijde van het spiraalvormige transporttraject zijn opgesteld, welke luchtverdelingsmiddelen met genoemde luchtcirculatiemiddelen zijn ver-10 bonden.

Bij de inrichting volgens de uitvinding wordt geconditioneerde lucht aan in de spiraalkolom opgestelde luchtverdelingsmiddelen toegevoerd, welke luchtverdelingsmiddelen zijn ingericht voor het verdelen van de geconditioneerde luchtstroom over de lagen van de spiraal-15 tranporteur via een beperkt invoergebied. Het centraal aanblazen via de luchtverdelingsmiddelen vermindert de energieverliezen, daar de warmte direct wordt overgedragen naar de te behandelen producten. Verder is de productdichtheid op de transportband direct aangrenzend aan de centrale kolom groter dan aan de buitenrand, zodat het aanblazen 20 van de producten met hete lucht aan de binnenzijde de grootste ener-gie-intensiteit geeft op de plaats waar deze ook is vereist. Teneinde de behandelingsomstandigheden voor elk product zo uniform mogelijk te laten zijn, laat men de lucht slechts over een deel van de binnenzijde van het spiraalvormige transporttraject over de wikkelingen van de 25 spiraaltransporteur uitstromen. De laagsgewijs verdeelde lucht stroomt vervolgens gedeeltelijk in meestroom en gedeeltelijk in tegenstroom over de lagen van de spiraaltransporteur. De aard van de transportband is zodanig dat de luchtstraning door de band heen relatief klein is ten opzichte van de luchtstrcming, die over de band in mee- en tegen-30 stroom gaat. Deze gerichte stroming wordt, naast de slechts gedeeltelijk open luchtverdelingsmiddelen, eveneens geregeld door de luchtcirculatiemiddelen , die de lucht aanzuigen en vervolgens naar de lueht-conditioneringsmiddelen sturen. Het laagsgewijs verdelen maakt het mogelijk de omstandigheden rondom elk product op elk gewenst tijdstip 35 en elke gewenste plaats te beheersen, zodat een productspecifieke behandeling kan worden uitgevoerd. In beginsel kan de intensiteit, d.w.z. hoeveelheid, snelheid en/of de temperatuur van de geconditioneerde lucht per wikkeling worden geregeld.

111gg • 5

Opgemerkt wordt dat in de onderhavige aanvrage onder de term geconditioneerde lucht wordt verstaan lucht, waarvan de temperatuur en/of vochtigheid en/of snelheid/hoeveelheid wordt beheerst. Ben hoge luchtsnelheid of -hoeveelheid in combinatie met hoge tenperatuur biedt 5 de mogelijkheid een product snel dicht te schroeien. Verder is de temperatuur van belang voor het garen van producten, terwijl de luchtvochtigheid belangrijk is in verband met het uitdrogen van producten in een warme cmgeving. lucht, waaraan stoom is toegevoegd, kan eveneens als behandelingsmedium worden toegepast. In dat geval omvatten de 10 luchtconditioneringsmiddelen bijvoorbeeld een of meer stoorcsproeistukken, die met een stoomgenerator of dergelijke verbonden zijn. Behandelingsprocessen, waarbij deze parameters een rol spelen, omvatten onder meer garen, voorkoken, stomen, grillen en bakken van voedselproducten, in het bijzonder vleesproducten, die kant en klaar 15 worden bereid. Andere processen omvatten drogen, koelen en vriezen.

De besturing van de behandelingsinrichting kan op basis van fuz-zy-logic worden uitgevoerd, teneinde de behandeling zo optimaal mogelijk qua specifieke productbereidingsomstandigheden en energieverlies te kunnen uitvoeren.

20 Met het oog op het verder verminderen van het energieverlies kan de behuizing een cilindervorm bezitten, die in hoofdzaak overeenkomt met de buitenomtrek van de spiraaltransporteur.

Om de lucht over de lagen van de spiraaltransporteur te verdelen omvatten de luchtverdel ingsmiddelen bij voorkeur een luchtverdelings-25 koker, die slechts over een deel van de cmtrek daarvan is voorzien van ten minste één luchtuitstrocnopening. Wanneer de luchtverdel ingskoker slechts een luchtuitstrocmcpening omvat, bestaat deze in het algemeen uit een langwerpige, verticale opening, die in hoofdzaak overeenkomt met de hoogte van de wikkelingen van de spiraaltransporteur.

30 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de luchtverde- 1 ingsmiddelen een patroon van luchtuitstrocmopeningen, die worden begrensd door verticale en nagenoeg horizontale strippen. Met voordeel verlopen de horizontale strippen evenwijdig aan het transportmiddel.

Met voordeel is de vorm en/of grootte van de luchtuitstroomope-35 ning of -openingen instelbaar, zodat de inrichting voor het behandelen ; van verschillende productsoorten en/of onder verschillende omstandigheden geschikt is en de specifieke bereidingscmstandigheden instelbaar zijn.

1011199 6

Om de stroming van geconditioneerde lucht in de luchtverdelings-middelen goed te geleiden zijn de luchtinlaat naar de luchtverdelings-middelen en de luchtuitstrocmopeningen daarvan in hoofdzaak diametraal tegenover elkaar gelegen. Op deze wijze wordt de luchtstroming over de 5 transportband in mee-, respectievelijk tegenstroom verder verbeterd, en zodoende de regelmogelijkheden voor de bereidingscmstandigheden per wikkeling.

Met hetzelfde doel zijn de luchtuitstrocmopeningen van de luchtverdel ingsmiddelen , die de lucht laagsgewijs over de spiraaltranspor-10 teur verdelen, in hoofdzaak diametraal tegenover een luchttoevoer naar de luchtcirculatiemiddelen gelegen. Deze luchttoevoer naar de lucht-circulatiemiddelen omvat volgens een verdere uitvoeringsvorm een onder de luchtcirculatiemiddelen opgestelde luchtkoker met een naar de spiraal transporteur toe open zijde. Teneinde te verzekeren dat de lucht 15 de band oversteekt, is deze luchttoevoer naar de luchtcirculatiemiddelen bij voorkeur aan de buitenzijde van de spiraaltransporteur opgesteld.

Met voordeel zijn verwarmingsmiddelen in de luchtverdelingskaker zelf opgesteld. Deze verwarmingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld een warro-20 tewisselaar omvatten, die met stoom wordt gevoed.

Bij deze uitvoeringsvorm zijn de verwarmingsmiddelen verder met voordeel aan weerszijden van het verticale vlak door het midden van de luchtinlaat en het middelpunt van een spiraaltransporteur opgestelde verwarmingselementen, zodat wordt verzekerd dat de toegevoerde lucht 25 via deze verwarmingselementen stroomt en aldus wordt opgewarmd. Deze verwarmingselementen kunnen desgewenst afzonderlijk regelbaar zijn, hetgeen de mogelijkheid biedt cm per wikkeling twee verschillende milieu's te creëren.

Teneinde de hoeveelheid hete lucht in te stellen, die aan een 30 bepaalde wikkeling van de spiraaltransporteur wordt toegevoerd vanuit de luchtverdelingskoker, zijn bij voorkeur volume-instelmiddelen aanwezig voor het instellen van de aan een wikkeling van het spiraalvormige transporttraject toegevoerde luchthoeveelheid. Deze instelmiddelen kunnen in de luchtverdelingskoker opgestelde stromingsweerstanden 35 omvatten.

Op vergelijkbare wijze kan de temperatuur van de aan een wikkeling toegevoerde luchthoeveelheid worden geregeld met behulp van tem-peratuurregelmiddelen.

1011199 7

Verder omvat de behandelingsinrichting volgens de uitvinding met voordeel middelen voor het instellen van de luchtvochtigheid. Gebleken is dat het bevochtigen van de producten aan het begin van de behandeling de kwaliteit van de behandelde producten verbetert. Een vochtig 5 product is namelijk beter in staat warmte op te nemen dan een droog product. Naast middelen voor het instellen van de luchtvochtigheid kan men ook middelen voor het direct bevochtigen van de producten toepassen. Wanneer men dergelijke bevochtigingsmiddelen, bijvoorbeeld middelen voor het spuiten of sproeien van water of stoom op de te behan-10 delen producten, bij de eerste wikkeling van de transportband opstelt, wordt het product bevochtigd, vlak voordat het wordt dichtgeschroeid door de toegevoerde warmte. Het cpgencmen vocht verbetert de warmte overdracht en kan na het dichtschroeien niet meer uit het product verdampen en blijft dus in het product behouden. Daarentegen is bij het 15 grillen vaak een geringere luchtvochtigheid gunstig voor de kwaliteit van de voedselproducten.

Met voordeel omvat de behandelingsinrichting volgens de uitvinding ten minste twee spiraaltransporteurs, die elk op bovenstaande wijze van luc^tconditioneringsmiddelen zijn voorzien. Bij voorkeur 20 wordt bij de eerste spiraaltransporteur de transportband orrhoog geleid, die vervolgens oversteekt naar de tweede spiraaltransporteur, en daarna bij de tweede omlaag wordt geleid.

Een dergelijke inrichting, veelal in twee of meer compartimenten verdeeld, laat toe dat verschillende bereidingswijzen in een en de-25 zelfde inrichting achter elkaar kunnen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld eerst het sternen van voedselproducten met stoom omvattende lucht en vervolgens een oppervlaktebehandeling bij hoge temperatuur zoals garen of grillen met behulp van hete lucht. Bij het sternen wordt het gehele product intens verhit, terwijl bij het grillen een korst op de buiten-30 kant wordt gevormd.

Een dergelijke combinatie van verschillende bereidingswijzen kan in elke behandelingsinrichting voor het behandelen van voedselproducten met geconditioneerde lucht worden uitgevoerd, en is niet beperkt tot de hierboven gedefinieerde behandelingsinrichting.

35 Zodoende heeft de uitvinding ook betrekking op een behandelings inrichting voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten, omvattende een behuizing met daarin ten minste twee aangrenzende behandel ingszones, waarbij elke zone een spiraalvormig 1011199 δ transporttraject cravat en elke zone is voorzien van eigen luchtcondi-tioneringsmiddelen, alsmede ten minste een transportmiddel voor het transporteren van de producten langs de spiraalvormige transporttrajecten, en luchtcirculatiemiddelen voor het door de behuizing heen 5 laten straiten van een luchtstroom, waarbij de luchtoonditioneringsmid-delen in de eerste zone stocratoevoermiddelen voor het toevoegen van stocra aan lucht omvatten, en de luchtconditioneringsmiddelen in ten minste een daarop volgende zate verwarmingsmiddelen omvatten. Bij voorkeur zijn de zones gescheiden door een scheiding met daarin een 10 doorgang voor een transportmiddel. De verwarmingsmiddelen, die zoals beschreven, aanwezig zijn in een latere zone zijn bij voorkeur ingericht voor het garen of grillen van de reeds in een eerdere zate gestoomde voedselproducten.

Met het oog op de beschikbare ruimte zijn met voordeel de lueht-15 circulatiemiddelen in de kopruimte tussen twee transporteurs en de behuizing opgesteld. Wanneer de behandelingsirvrichting volgens de uitvinding is voorzien van twee spiraaltransporteurs, worden deze bij voorkeur synchroon aangedreven.

Teneinde de toegankelijkheid van een behandelingsinrichting met 20 een spiraaltransporteur in zijn algemeenheid te verbeteren kan de behuizing daarvan een op en neer beweegbare leap omvatten, die bevestigd is aan hefmiddelen, bij een telescooparm, die in de centrale kolom van de spiraaltransporteur zijn opgesteld. Wanneer een dergelijke constructie wordt toegepast, is geen extra ruimte voor bijvoorbeeld hef-25 of takelarmen boven de inrichting zelf nodig, waardoor de bouwhoogte minder is beperkt. Met voordeel wordt de telescooparm aangedreven door een spindel. Een dergelijke constructie kan bij elke behandelingsinrichting met spiraaltransporteur of -transporteurs worden toegepast, en is niet beperkt tot de behandelingsinrichting volgens de uitvin-30 ding.

Verder zijn, wanneer een dergelijke constructie wordt toegepast bij de behandelingsinrichting volgens de eerder beschreven uitvinding, met voordeel de luchtcirculatiemiddelen, luchtconditioneringsmiddelen en luchtverdelingsmiddelen bevestigd aan de kap. In dat geval blijft 35 bij het optillen van de kap alleen de aandrijving, de centrale spi-raalkolcm, van de transportband en de transportband zelf staan, zodat deze goed toegankelijk is voor reinigings- en onderhoudswerkzaamheden, indien nodig.

JOH 1199 9

De behandelingsinrichting volgens de uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening, waarin:

Fig. 1 een schematisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een behandelingsinrichting volgens de uitvinding is; en 5 Fig. 2 een schematische doorsnede van een uitvoeringsvorm van de behandelingsinrichting volgens de uitvinding is.

In fig. 1 is met verwijzingscijfer 1 de behuizing van een behandelingsinrichting volgens de uitvinding aangeduid. Deze behandelingsinrichting kan bijvoorbeeld voor het garen, stenen, voorkoken, grillen 10 en bakken en soortgelijke behandeling van voedselproducten, zoals worsten e.d. worden toegepast. In het bijzonder is de behandelingsinrichting geschikt voor het bereiden van volledig behandelde vleesproducten, die door de eindgebruiker alleen nog behoeven te worden opge-warmd. De behuizing 1 omvat een op en neer beweegbare kap 2 en een bak 15 3, welke op poten 4 rust. Deze bak 3 dient voor het opvangen van vet e.d., dat naar beneden druipt. In de behuizing 1 zijn een tweetal spi-raaltransporteurs 5, respectievelijk 6 opgesteld, waarlangs een transportband zonder einde 7 langs een spiraalvormig traject wordt geleid. Elke spiraa 1 transporteur omvat een centrale cilindrische kolom 8, be-20 staande uit met elkaar verbanden verticale spijlen, die draaibaar is opgesteld en met behulp van niet weergegeven middelen lean draaien in de met pijlen aangegeven richting. De transportband 7 wordt door middel van wrijving meegenomen door de draaiende kolom 8. In elke kolom 8 is een luchtverdelingskoker 9 opgesteld, waarvan de onttrek slechts ge-25 deeltelijk is voorzien van luchtuitstroomopeningen 10, welke alleen in de linker spiraaltransporteur zijn weergegeven. De luchtverdelingskoker 9 zorgt ervoor dat de geconditioneerde lucht laagsgewijs over de wikkelingen ii van de transportband wordt verdeeld. De geconditioneerde lucht laat men met behulp van een ventilator 12 door de inrichting 30 rondstromen, waarbij de oorktitionering plaatsvindt in een warmtewisselaar 13, die in de in fig. 1 weergegeven situatie tussen de ventilator 12 en luchtinlaat 14 van de luchtverdelingskoker 9 is opgesteld. De lucht die uit de luchtuitstroomopeningen 10 van de luchtverdelingskoker 9 uitstroomt, wordt door de behuizing 1 gesplitst en gaat vervol-35 gens in mee- en tegenstroom over de transportband en wordt via een luchtkoker 15 met een naar de transportband toe open zijde 16 opnieuw naar de ventilator 12 geleid. Zoals reeds eerder is gesteld, kan de temperatuur van aan de wikkelingen van een spiraaltransporteur voor 101 ng 9 10 alle wikkelingen daarvan gelijk zijn, terwijl de warmte-intensiteit van de lucht per wikkeling wordt bestuurd door de hoeveelheid lucht of snelheid daarvan te regelen, bijvoorbeeld door de afmetingen van de luchtuitstrocmopeningen 10 te variëren per wikkeling.

5 In elke luchtverdelingskcker 9 is een hefcilindersamenstel 17, bijvoorbeeld een telescooparm aangedreven door een spindel, opgesteld - alleen in rechterdeel van fig. 1 getekend die de kap 2 met de daaraan vast bevestigde onderdelen van de inrichting, te weten lueht-verdel ingskcker 9, ventilator 12, warmtewisselaar 13, luchtinlaat 14 10 en luchtafvoerkoker 15, onhoog en omlaag kan laten bewegen. Hierdoor is de transportband 7 en de centrale aandrijfkolom 8 zeer goed toegankelijk voor reinigings- en servicewerkzaamheden.

Tijdens het terugleiden van de transportband zender einde - bij voorkeur onder langs de spiraaltransporteurs - kan de band worden ge-15 reinigd, bijvoorbeeld door wassen met warm water, zodat de warmte-in-houd van de band niet verloren gaat. Bovendien is warm water beter geschikt voor het losweken en verwijderen vein eventueel vuil op de band. De gereinigde band wordt vervolgens met warme lucht gedroogd.

Indien gewenst, kunnen bijvoorbeeld sproeikoppen 18 in de behui-20 zing 1 zijn opgesteld cm de luchtvochtigheid in de inrichting in te stellen.

Met voordeel zijn de verwarmingsmiddelen 21 in de luchtverde-lingskoker 9 zelf opgesteld, zoals in de doorsnede volgens fig. 2 is weergegeven. Daarin zijn gelijke onderdelen met gelijke verwijzings-25 cijfers aangeduid. De lucht wordt daarbij gedwongen cm de warmtewisselaars 21 te passeren, voordat de lucht uitstroomt. De strcmingsrich-ting van de lucht is met pijlen aangeduid. Verwijzingscijfer 22 duidt het deel van de ontrek van luchtverdelingskoker 9 aan, dat voorzien is van uitstroorepeningen. De transportband 7 wordt cp een op zich beken-30 de wijze ondersteund door middel van steunmiddelen 23. Zoals uit fig. 2 blijkt, zijn de luchtuitlaat met de zich daarboven bevindende ventilator, in de ruimte tussen de spiraaltransporteurs 2, 3 en de behuizing 1 opgesteld. Aldus wordt een optimale plaatsbenutting verkregen.

De hierboven besproken behandelingsinrichting volgens de uitvin-35 ding kan met voordeel gebruikt worden voor het sternen van de voedselproducten, wanneer deze op de transportband 7 langs de spiraaltrans-porteur 6 omhoog worden geleid, waarbij stoemsproeikoppen voor de luchtinlaat 14 van een luchtverdelingskcker 9 of in de luehtverde- 10111Q9 11 lingskoker 9 zelf zijn opgesteld, terwijl na het oversteken naar de tweede transporteur 5 de voedselproducten aan een behandeling bij hoge temperatuur worden onderworpen, wanneer deze omlaag bewegen door middel van roet verwarmingsmiddelen, zoals 21, geconditioneerde lucht.

1011199

Claims (25)

1. Behandelingsinrichting voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten, omvattende een behuizing (1), ten minste één transportmiddel (7) voor het door de behuizing (l) heen transporteren van de producten langs een spiraalvormig transporttra- 5 ject, luchtcirculatiemiddelen (12) voor het door de behuizing (1) heen laten stromen van een luchtstroom, alsmede luchtoorrïitioneringsmidde-len (13; 21) voor het conditioneren van de luchtstroom, met bet kenmerk dat aan de binnenzijde van het spiraalvormige transporttraject luchtverdelingsmiddelen (9) voor het verdelen van de luchtstroom via 10 slechts een deel van de binnenzijde van het spiraalvormige transporttraject zijn opgesteld, welke luchtverdel ingsmiddelen (9) met genoemde luchtcirculatiemiddelen (12) zijn verbonden.

2. Behandelingsinrichting volgens conclusie l, met het kenmerk dat de luchtverde 1 ingsmiddelen (9) een luchtverdelingskoker omvatten, die 15 over slechts een deel (22) van de omtrek daarvan is voorzien van ten minste één luchtuitstrocmcpening (10).

3. Behandelingsinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de vorm en/of grootte van de ten minste één luchtuitstrocroopening (10) instelbaar is.

4. Behandelingsiurichting volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk dat de luchtverdel ingsmiddelen een patroon van luchtuit-strocmcpeningen omvatten, die worden begrensd door verticale en nagenoeg horizontale strippen, welke horizontale strippen bij voorkeur nagenoeg evenwijdig aan het transportmiddel verlopen.

5 Deer (9) zijn opgesteld.

5. Behandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kermerk dat de luchtinlaat (14) naar de luchtverdelingsmidde-len en de ten minste één luchtuitstrocmcpening (10) daarvan in hoofdzaak diametraal tegenover elkaar liggen.

6. Behandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk dat de ten minste één luchtuitstrocmopening (10) in hoofdzaak diametraal tegenover een luchttoevoer (15) naar de luchtcirculatiemiddelen (12) liggen.

7. Behandelingsinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat genoemde luchttoevoer (15) een onder de luchtcirculatiemiddelen (12) 35 opgestelde luchtkoker met een naar het transportmiddel (7) toe open zijde (16) omvat.

8. Behandelingsinrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk 1011199 dat de luchttoevoer (15) aan de buitenzijde van het transportmiddel (7) is opgesteld.

9. Behandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat verwarmingsmiddelen (21) in de luchtverdelingsko-

10. Behandelingsinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de verwarmingsmiddelen (21) aan weerszijden van het verticale vlak door de luchtinlaat (14) en het middelpunt van een spiraaltransparteur (5, 6) opgestelde verwamingselementen omvatten.

11. Behandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat volume-instelmiddelen voor het instellen van de aan een wikkeling (8) van het spiraalvormige transporttrajeet toege-voerde luchthoeveelheid zijn voorzien.

12. Behandelingsinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk dat 15 de volume-instelmiddelen in de luchtverdelingsmiddelen (6) opgestelde stremingsweerstanden omvatten.

13. Behandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat tenperatuurregelmiddelen voor het regelen van de temperatuur van aan een wikkeling (8) van het spiraalvormige transpor- 20 traject toegevoerde lucht zijn voorzien.

14. Behandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat middelen (18) voor het instellen van de luchtvochtigheid zijn voorzien.

15. Behandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk dat de behandelingsinrichting ten minste twee spiraal- transporteurs (5, 6) omvat.

16. Behandelingsinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk dat de luchttoevoer (15) naar de luchtcirculatiemiddelen (12) in de ruimte tussen twee transporteurs (5, 6) en de behuizing (1) zijn opgesteld.

17. Behandelingsinrichting volgens één van de conclusies 15 of 16, met het kenmerk dat de spiraaltransporteurs (5, 6) synchroon worden aangedreven.

18. Behandelingsinrichting, voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten, omvattende een behuizing en ten minste 35 één spiraaltransporteur met een centrale aandrijfkolcm, alsmede lucht-conditionerings-en/of luchtcirculatiemiddelen, in het bijzonder volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de behuizing (1) een op en neer beweegbare kap (2) omvat, die verbonden is met 1011199 in de aandrijfkolcm (8) van de spiraaltransporteurs opgestelde hefmid-delen (17).

19. Behandelingsinrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk dat de hefmiddelen (17) een telescooparm omvatten.

20. Behandelingsinrichting volgens conclusie 18 of 19, met het ken merk dat de luchtcirculatiemiddelen, conditioneringsmiddelen en de luchtverdelingsmiddelen met de kap zijn verbonden.

21. Behandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies 15-17, met het kenmerk dat elke spiraa 1 transporteur in een behande- 10 lingszone is opgesteld, waarbij elke zone is voorzien van eigen lucht-conditioneringsmiddelen.

22. Behandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies 15-17 of 21, met het kenmerk dat de luchtconditioneringsmiddelen in een eerste zone stocmtoevoermiddelen omvatten, en de luchtconditione- 15 ringsmiddelen in ten minste een daaropvolgende zone verwarmingsmiddelen omvatten.

23. Behandelingsinrichting voor het met geconditioneerde lucht behandelen van voedselproducten, omvattende een behuizing met daarin ten minste twee aangrenzende behandel ingszones, waarbij elke zone een spi- 20 raalvormig transporttraject cmvat en elke zone is voorzien van eigen luchtconditioner ingsmiddelen, alsmede ten minste een transportmiddel voor het transporteren van de producten langs de spiraalvormige transporttrajecten, en luchtcirculatiemiddelen voor het door de behuizing heen laten stromen van een luchtstroom, waarbij de luchtconditione-25 ringsmiddelen in de eerste zone stocmtoevoermiddelen voor het toevoegen van stoom aan lucht omvatten, en de luchtconditioner ingsmiddelen in ten minste een daaropvolgende zone verwarmingsmiddelen omvatten.

24. Behandelingsinrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk dat zenes gescheiden zijn door een scheiding met daarin een doorgang voor 30 een transportmiddel.

25. Behandelingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies 23 of 24, met het kenmerk dat de verwarmingsmiddelen bij voorkeur zijn ingericht voor het garen of grillen van de reeds in een eerdere zone gestoomde voedselproducten. 1011199