NL1008195C2 - Drukinrichting voor het bedrukken van niet flexibele platen. - Google Patents

Description

Korte Titel: Drukinrichting voor het bedrukken van niet flexibele platen

De uitvinding heeft betrekking op een drukinrichting voor het bedrukken van platen, welke drukinrichting is voorzien van een afdrukeenheid.

5 Bekend zijn drukinrichtingen, bijvoorbeeld flexografische drukinrichtingen, waarbij platen of vellen worden bedrukt door deze tussen een drukrol en een contra-rol te leiden, waarbij door de drukrol de gewenste bedrukking wordt afgedrukt. Dergelijke druktechnieken zijn echter niet geschikt 10 voor kleine oplages, in verband met de hoge kosten van de drukrollen.

Het doel van de uitvinding is een inrichting voor het bedrukken van oppervlakken, die in het bijzonder geschikt 15 is voor het bedrukken van niet flexibele platen, bijvoorbeeld platen van karton of golfkarton met een dikte tussen de 0,1 mm en de 35 mm of dikker, aangestuurd door een computer.

20 Dit doel wordt bereikt met behulp van een drukinrichting waarbij de afdrukeenheid bestaat uit een kop die op een afstand van het te bedrukken oppervlak kan worden gehouden en die met behulp van aanstuurmiddelen op een gewenste plaats een hoeveelheid drukmedium, bijvoorbeeld inkt, kan 25 aanbrengen op het te bedrukken oppervlak.

Met deze maatregel wordt bereikt dat dikkere platen, die moeilijk gebogen kunnen worden, bedrukt kunnen worden doordat er geen druk of direct contact tussen het te be-30 drukken oppervlak en de afdrukeenheid noodzakelijk is.

Bij een voorkeursuitvoering van de inrichting volgens de uitvinding bestaat de afdrukeenheid uit een inkjet printer kop. Dergelijke op zich algemeen bekende printerkoppen zijn 35 op de gewenste schaal tegen geringe kosten verkrijgbaar en kunnen op eenvoudige en doeltreffende wijze worden toege- 1008195 2 past in een inrichting volgens de uitvinding. Bij dergelijke inkjet printerkoppen wordt de bedrukking gevormd met behulp van zeer fijne puntjes. De printerkop bestaat uit een aantal boven elkaar geplaatste inktbuisjes van waaruit 5 zeer kleine inktdruppeltjes met grote snelheid op het te bedrukken oppervlak worden gespoten. Door meerdere koppen naast elkaar te plaatsen met ieder een afzonderlijk inktre-servoir kan in meerdere kleuren worden geprint.

10 Bij voorkeur omvat de drukinrichting een doorvoerinrichting voor het doorvoeren in een bepaalde richting, namelijk de transportrichting, van een te bedrukken plaat welke door-voerinrichting bestaat uit een onderrol en een bovenrol of contrarol, waarbij tenminste één van de rollen met behulp 15 van aandrijfmiddelen kan worden aangedreven en omvat de drukinrichting voorts een geleidingsmechanisme voor het met behulp van aanstuurmiddelen verplaatsen van de afdrukeen-heid in een richting dwars op de transportichting. Hiermee wordt bereikt dat met behulp van de beide rollen de te 20 bedrukken plaat kan worden doorgevoerd en daarbij nauwkeurig kan worden aangestuurd en gepositioneerd, terwijl de afdrukeenheid via het geleidingsmechanisme eveneens nauwkeurig kan worden gepositioneerd in de richting loodrecht op de transportrichting. Hierdoor kunnen zeer nauwkeurig 25 gepositioneerde afbeeldingen worden verkregen, hetgeen met name van belang is bij meerkleurendruk.

De afstand tussen de bovenrol en de onderrol is bij een dergelijke doorvoerinrichting bij voorkeur instelbaar en 30 kan bij voorkeur gevarieerd worden tussen 0,1 mm en 35 mm, zodat dikke tot zeer dikke platen kunnen worden bedrukt, evenals dunnere vellen van ongeveer 0,1 mm.

De drukinrichting omvat bij een verdere voorkeursuitvoering 35 een tafel met een horizontaal bovenvlak waarin de onderrol van de doorvoerrichting zodanig verzonken ligt dat deze een weinig, bijvoorbeeld ca. 1 mm, boven het bovenvlak uitsteekt. Op deze wijze grijpt de onderrol goed aan op het ondervlak van de te bedrukken plaat zodat deze op de juiste 1008195 3 wijze kan worden doorgevoerd.

Bij voorkeur wordt de in de tafel verzonken liggende onderrol aangedreven door de aandrijfmiddelen terwijl de boven-5 rol wordt aangedreven door de druk van de onderrol, waarbij de onderrol een ruw oppervlak heeft en aan de omtrek bestaat uit een hard materiaal. Het ruwe oppervlak kan bijvoorbeeld bestaan uit ribbels of een andere textuur. Hierdoor is het risico dat de te bedrukken plaat slipt tussen 10 de rollen, zo gering mogelijk zodat een nauwkeurige maatvoering in doorvoerrichting kan worden verkregen voor de bedrukking. Doordat de aangedreven onderrol is vervaardigd uit een hard materiaal, bijvoorbeeld roestvast staal, wordt deze niet ingedrukt door de door te voeren plaat, zodat er 15 niet als gevolg van een indrukking een schijnbare verkleining van de omtrek optreedt. Hierdoor worden mogelijke maatfouten verder voorkomen en wordt een nog hogere nauwkeurigheid bereikt.

20 Bij een verdere voorkeursuitvoering is er tussen de bovenrol en de onderrol een veerelement aangebracht voor het verend naar elkaar toe drukken van de beide rollen. Hierdoor wordt de frictie tussen de te bedrukken plaat en de doorvoerrollen verder vergroot.

25 Eén van de rollen van de doorvoerinrichting, bijvoorbeeld de niet-aangedreven rol, is bij voorkeur voorzien van een veerkrachtige laag, bijvoorbeeld een laag van celrubber, zodat kleine oneffenheden in het oppervlak van de te be-30 drukken plaat geen storingen kunnen veroorzaken en de druk van de rollen beter wordt verdeeld over de plaat.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin tonen: 35 Figuur 1: In perspectief inrichting volgens de uitvin ding ;

Figuur 2: In detail printerkoppen aangebracht in een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 3: In detail doorvoermechanisme van een inrich- 1 00 8 I 95 4 ting volgens de uitvinding;

Figuur 4: In detail plano voor een kartonnen doos in een doorvoerinrichting overeenkomstig figuur 3.

5

Figuur 1 toont in perspectief een inrichting volgens de uitvinding. De inrichting 1 omvat een frame 2, een afdruk-eenheid 3 en een doorvoermechanisme (zie figuren 3 en 4) dat zich onder een afschermkap 4 bevindt. In het uitvoe-10 ringsvoorbeeld van figuur 1 bestaat de afdrukeenheid 3 uit een inkjet printerkop 5 van het algemeen verkrijgbare standaard type. Een dergelijke inkjet printerkop is algemeen bekend en behoeft hier niet nader te worden omschreven. Andere printerkoppen die de bedrukking aan kunnen 15 brengen zonder het te bedrukken oppervlak aan te raken, kunnen ook worden toegepast. Indien de bedrukking meerdere kleuren omvat, worden meerdere printerkoppen toegepast, zoals in detail is weergegeven in figuur 2. Het frame 2 omvat een in hoogte verstelbare tafel 6. De inrichting 1 20 omvat voorts een geleidingsmechanisme 7 waarlangs de printerkop of printerkoppen heen en weer bewogen kunnen worden met behulp van aandrijfmiddelen. Het geleidingsmechanisme 7 omvat een stang 8, waarop verstelbare aanslagen 9 zijn aangebracht die met behulp van stelschroeven 10 op de stang 25 8 gefixeerd kunnen worden. De printerkop 4 kan tussen deze aanslagen 9 heen en weer bewogen worden. De aandrijfmiddelen bestaan, zoals in figuur 2 is weergegeven, uit een flexibele band 11 die elektrisch geleidende bedrading omvat waardoorheen vanuit hier niet weergegeven besturingsmidde-30 len met behulp van elektronische signalen via elektronische schakelingen op een printerplaat 12 de printerkoppen 5 worden aangestuurd. Op een afstand onder de printerkoppen 5 bevindt zich een te bedrukken plaat 13, bijvoorbeeld een kartonnen plano, waarop de bedrukking wordt aangebracht.

35 Het doorvoermechanisme transporteert de te bedrukken plaat 12 in de richting van de pijl A. De printerkoppen 5 worden langs de geleidingsas 8 in de richting dwars op de pijl A bewogen. Op deze wijze kunnen de printerkoppen 5 ten opzichte van de te bedrukken plaat 13, langs twee assen 1008195 5 worden bewogen en zo een twee dimensionale bedrukking aanbrengen op de plaat 13. De besturingsmiddelen bestaan bijvoorbeeld uit een processor, die mede aan de hand van de doorvoersnelheid van de te bedrukken platen berekent waar 5 de printerkop de plaat dient te bedrukken op welk moment.

In figuur 3 is het doorvoermechanisme 14 weergegeven. Dit doorvoermechanisme 14 bestaat uit een rol of onderrol 15 die met behulp van aandrijfmiddelen, bijvoorbeeld een 10 elektromotor, kan worden aangedreven en een bovenrol of contra-rol 16. De onderrol 15 ligt in het vlak van de tafel 6 verzonken, waarbij de onderrol 15 iets uitsteekt boven het oppervlak van de tafel 6. Met behulp van de bovenrol 16 kan de rol 15 kartonnen platen of andere te bedrukken niet 15 flexibele platen van een bepaalde dikte, bijvoorbeeld een dikte tussen de 0,1 en 35 mm of dikker, doorvoeren. De tafel 6 is tezamen met de onderrol 15 zodanig in hoogte verstelbaar ten opzichte van het frame 2 dat het vlak van de tafel steeds parallel blijft aan de lengte-as van de 20 contra-rol 16 en aan de lengte-as van het geleidingsmecha-nisme van de printerkop. Wanneer de onderrol 15 tezamen met de tafel in hoogte wordt versteld, blijft de bovenrol 16 op haar plaats. De bovenrol 16 is bekleed met strookjes cel-rubber 17 die op regelmatige afstand van elkaar om de 25 omtrek van de bovenrol 16 zijn aangebracht.

Figuur 4 toont in perspectief het doorvoermechanisme waarbij de afschermkap 4 is weggeklapt. Tussen de bovenrol 16 en de onderrol 15 wordt een te bedrukken kartonnen plano 13 30 doorgevoerd.

1 0 0 81 S 5

Claims (8)

1. Drukinrichting voor het bedrukken van platen, welke drukinrichting is voorzien van een afdrukeenheid met het kenmerk, dat de afdrukeenheid bestaat uit een kop die op een afstand van het te bedrukken oppervlak kan worden 5 gehouden en die met behulp van aanstuurmiddelen op een gewenste plaats een hoeveelheid drukmedium, bijvoorbeeld inkt, kan aanbrengen op het te bedrukken oppervlak zonder in contact te komen met het te bedrukken oppervlak.

2. Drukinrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de afdrukeenheid bestaat uit een inkjet prin-terkop.

3. Drukinrichting volgens één van de voorgaande conclu- 15 sies met het kenmerk, dat de drukinriching een door-voerinrichting omvat voor het doorvoeren in een transport-richting van een te bedrukken plaat welke doorvoerinrich-ting bestaat uit een onderrol en een bovenrol of contrarol, waarbij tenminste één van de rollen met behulp van aan- 20 drijfmiddelen kan worden aangedreven en dat de drukinrichting voorts een geleidingsmechanisme omvat voor het met behulp van aanstuurmiddelen verplaatsen van de afdrukeen-heid in een richting dwars op de transportichting.

4. Drukinrichting volgens conclusie 3 met het ken merk, dat de afstand tussen de bovenrol en de onderrol instelbaar is en gevarieerd kan worden tussen 0,1 mm en 35 mm.

5. Drukinrichting volgens conclusie 3 of 4 met het kenmerk, dat de drukinrichting een tafel omvat met een horizontaal bovenvlak waarin de onderrol van de doorvoer-richting zodanig verzonken ligt dat deze een weinig, bijvoorbeeld ca. 1 mm, boven het bovenvlak uitsteekt. 35

6. Drukinrichting volgens conclusie 5 met het 1008195 kenmerk, dat de in de tafel verzonken liggende onderrol wordt aangedreven door de aandrijfmiddelen en dat de bovenrol wordt aangedreven door de druk van de onderrol.

7. Drukinrichting volgens conclusie 3, 4, 5 of 6 met het kenmerk, dat een tussen de bovenrol en de onderrol een veerelement is aangebracht voor het verend naar elkaar toe drukken van de beide rollen.

8. Drukinrichting volgens één van de conclusies 3 tot en met 7 met het kenmerk, dat één van de rollen van de doorvoerinrichting wordt aangedreven terwijl de andere rol is voorzien van een veerkrachtige laag, bijvoorbeeld een laag van celrubber. 15 1008195