NL1006570C2 - Werkwijze en schakeling voor het waarnemen van een defect in een knipperlicht. - Google Patents

Werkwijze en schakeling voor het waarnemen van een defect in een knipperlicht. Download PDF

Info

Publication number
NL1006570C2
NL1006570C2 NL1006570A NL1006570A NL1006570C2 NL 1006570 C2 NL1006570 C2 NL 1006570C2 NL 1006570 A NL1006570 A NL 1006570A NL 1006570 A NL1006570 A NL 1006570A NL 1006570 C2 NL1006570 C2 NL 1006570C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
flashing light
flashing
detection circuit
main
fault detection
Prior art date
Application number
NL1006570A
Other languages
English (en)
Inventor
Bastiaan Huijzers
Original Assignee
Ecs Electronics N V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ecs Electronics N V filed Critical Ecs Electronics N V
Priority to NL1006570A priority Critical patent/NL1006570C2/nl
Priority to EP98202349A priority patent/EP0906851A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1006570C2 publication Critical patent/NL1006570C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60QARRANGEMENT OF SIGNALLING OR LIGHTING DEVICES, THE MOUNTING OR SUPPORTING THEREOF OR CIRCUITS THEREFOR, FOR VEHICLES IN GENERAL
    • B60Q1/00Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor
    • B60Q1/26Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to indicate the vehicle, or parts thereof, or to give signals, to other traffic
    • B60Q1/30Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to indicate the vehicle, or parts thereof, or to give signals, to other traffic for indicating rear of vehicle, e.g. by means of reflecting surfaces
    • B60Q1/305Indicating devices for towed vehicles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60QARRANGEMENT OF SIGNALLING OR LIGHTING DEVICES, THE MOUNTING OR SUPPORTING THEREOF OR CIRCUITS THEREFOR, FOR VEHICLES IN GENERAL
    • B60Q11/00Arrangement of monitoring devices for devices provided for in groups B60Q1/00 - B60Q9/00
    • B60Q11/005Arrangement of monitoring devices for devices provided for in groups B60Q1/00 - B60Q9/00 for lighting devices, e.g. indicating if lamps are burning or not
    • B60Q11/007Arrangement of monitoring devices for devices provided for in groups B60Q1/00 - B60Q9/00 for lighting devices, e.g. indicating if lamps are burning or not the lighting devices indicating change of drive direction
    • HELECTRICITY
    • H05ELECTRIC TECHNIQUES NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • H05BELECTRIC HEATING; ELECTRIC LIGHT SOURCES NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; CIRCUIT ARRANGEMENTS FOR ELECTRIC LIGHT SOURCES, IN GENERAL
    • H05B47/00Circuit arrangements for operating light sources in general, i.e. where the type of light source is not relevant
    • H05B47/20Responsive to malfunctions or to light source life; for protection

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Lighting Device Outwards From Vehicle And Optical Signal (AREA)

Description

5
Werkwijze en schakeling voor het waarnemen van een defect in een knipperlicht
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het waarnemen van een defect in tenminste één hulp-knipperlicht, bijvoorbeeld op een aanhanger, dat verbonden is met een hoofdknipperlichtinstallatie, bijvoorbeeld 5 van een trekkend voertuig, welke hoofdknipperlichtinstal-latie een knipperpulsgever, tenminste één daardoor aangestuurd hoofdknipperlicht en een storingsdetectieschake-ling omvat. Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Europese octrooi 0 501 014.
10 Voertuigen die voor gebruik op de openbare weg zijn toegelaten moeten voorzien zijn van knipperlichten, waarmee een verandering van de rijrichting kan worden aangegeven. Het is voor de verkeersveiligheid van groot belang dat dergelijke knipperlichten goed functioneren, 15 en dat in geval van storing van één of meer knipperlichten een bestuurder van het motorvoertuig gewaarschuwd wordt, zodat hij voor vervanging of reparatie kan zorgdragen. De meeste motorvoertuigen zijn daartoe voorzien van een zogeheten knipperlichtautomaat, waarin de knip-20 perpulsgever en de storingsdetectieschakeling geïntegreerd zijn. Deze knipperlichtautomaat bevat verder voorzieningen voor het verhogen van de knipperfrequentie in geval van storing van één van de knipperlichten. Doordat zich in het inwendige, in het algemeen op het instru-25 mentenpaneel van een motorvoertuig een indicatorlamp bevindt die met de knipperfrequentie wordt aangestuurd, wordt zo een storing voor de bestuurder zichtbaar gemaakt. Ook vanaf de buitenzijde van het voertuig is de storing eenvoudig waarneembaar door de verhoogde frequen-30 tie waarmee nog wel functionerende lichten knipperen.
Er zijn nu situaties denkbaar waarbij extra knipperlichten op een knipperlichtinstallatie dienen te worden aangesloten, bijvoorbeeld in het geval dat een 1006570 2 aanhanger aan een motorvoertuig gekoppeld wordt. Een dergelijke aanhanger is in het algemeen voorzien van een verlichtingssysteem, met onder meer knipperlichten, dat gekoppeld wordt aan het elektrisch systeem van het trek-5 kend voertuig, waarbij de knipperlichten van de aanhanger verbonden worden met de knipperlichtinstallatie van het trekkend voertuig. Daarbij is het van belang dat ook storingen in de knipperlichten van de aanhanger aan de bestuurder van het trekkend voertuig worden doorgegeven. 10 Het is echter niet mogelijk om voor het waarne men van storingen van de knipperlichten van de aanhanger gebruik te maken van de storingsdetectieschakeling van het trekkend voertuig, omdat zich daarbij het probleem voordoet dat door de toename van het totale aantal met de 15 knipperlichtautomaat verbonden lampen bij het uitvallen van één van de lampen nog steeds het voor het voertuig normale aantal lampen met de automaat verbonden blijft, zodat de knipperlichtautomaat geen fouttoestand waarneemt .
20 Het is natuurlijk mogelijk een afzonderlijke storingsdetectieschakeling voor de extra knipperlichten te voorzien, die net als storingsdetectieschakeling van het trekkend voertuig verbonden wordt met de knipperpuls-gever om zo de pulsfrequentie te verhogen bij een storing 25 van een knipperlicht van de aanhanger, maar dit is een omslachtige en kostbare aangelegenheid.
In het hierboven genoemde Europese octrooi 0 501 014 wordt derhalve voorgesteld de knipperlichten van een aanhanger indirect met de knipperlichtinstallatie 30 van het trekkend voertuig te verbinden, onder tussenkomst van een aandrijfschakeling, waardoor de aanwezigheid van deze extra knipperlichten voor de knipperlichtinstallatie en met name voor de storingsdetectieschakeling als het ware 'verborgen' blijft, en de knipperlichtinstallatie 35 dus normaal zal functioneren. Daarbij zijn in de aandrijfschakeling middelen aanwezig voor het controleren van de toestand van de knipperlichten van de aanhanger, waardoor wanneer in deze knipperlichten een defect wordt 1006570 3 vastgesteld, de directe verbinding tussen één van de hoofdknipperlichten van het trekkende voertuig en de knipperautomaat wordt verbroken. Dit knipperlicht wordt dan onder tussenkomst van de aandrijfschakeling op de 5 knipperlichtinstallatie aangesloten, zodat dit wel blijft werken. Hierdoor zal de storingsdetectieschakeling van de knipperlichtinstallatie een storing waarnemen, daar immers één van de hoofdknipperlichten uitgeschakeld lijkt, waarop deze zal reageren door het verhogen van de 10 knipperfrequentie. Op deze wijze zal het de bestuurder van het trekkend voertuig duidelijk zijn dat één van de knipperlichten van zijn voertuig of de aanhanger defect is.
De uit dit oudere octrooi bekende werkwijze 15 heeft echter het nadeel dat deze een relatief gecompliceerde schakeling vereist, die bovendien afzonderlijk gevoed dient te worden vanuit de accu van het voertuig, hetgeen een relatief grote installatie-inspanning vergt.
De uitvinding beoogt derhalve een verbeterde 20 werkwijze van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, waarbij dit nadeel zich niet voordoet. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de toestand van het hulpknipperlicht gemeten wordt en bij het vaststellen van een fouttoestand een of het hoofdknipperlicht periodiek 25 wordt uitgeschakeld. Door het hoofdknipperlicht of één van de hoofdknipperlichten periodiek uit te schakelen wanneer een fouttoestand van het hulpknipperlicht wordt vastgesteld, behoeft dit niet via een aandrijfschakeling aangestuurd en gevoed te worden, hetgeen de installatie 30 aanzienlijk vereenvoudigt. Daarbij blijft dit hoofdknipperlicht toch in alle gevallen voor het overige verkeer zichtbaar, waardoor de verkeersveiligheid gediend wordt.
De uitvinding berust op het inzicht dat de algemeen gebruikte storingsdetectieschakelingen de wer-35 kingstoestand van de knipperlichten niet tijdens hun gehele brandduur controleren, maar slechts gedurende een relatief korte periode tijdens deze brandduur. Om de storingsdetectieschakeling te activeren hoeft een knip 1006570 4 perlicht dus uitsluitend gedurende deze relatief korte controleperiode uitgeschakeld te zijn, en kan het licht dus gedurende de rest van de door de knipperpulsgever bepaalde brandduur normaal functioneren.
5 Bij voorkeur toegepaste varianten van de werk wijze volgens de uitvinding zijn beschreven in de volg-conclusies 2 tot 4.
De uitvinding betreft ook een schakeling voor het uitvoeren van de hiervoor beschreven werkwijze. Een 10 dergelijke schakeling wordt volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de defectwaarnemingsschakeling middelen vertoont voor het meten van de toestand van het hulpknip-perlicht, alsmede bestuurbaar daarmee verbonden middelen voor het periodiek uitschakelen van een of het hoofdknip-15 perlicht wanneer een fouttoestand vastgesteld wordt.
Voorkeursuitvoeringen van de defectwaarnemingsschakeling volgens de uitvinding vormen de materie van de volgconclusies 6 tot 13.
De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand 20 van een aantal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin: fig. 1 een schakelschema toont van een knipper-lichtinstallatie van een trekkend voertuig en daarmee verbonden knipperlichten van een aanhanger, 25 fig. 2 diagrammen toont van het verband tussen een door de knipperpulsgever afgegeven knipperpuls en de daaruit resulterende stroom door de knipperlichten, fig. 3 een gedetailleerder schakelschema is van een eerste uitvoeringsvorm van een besturingseenheid van 30 de knipperlichtinstallatie van fig. l, en fig. 4 een met fig. 3 overeenkomend aanzicht is van een alternatieve uitvoeringsvorm van de besturingseenheid, waarbij de voedingsaansluiting is weggelaten.
Een knipperlichtinstallatie 1 (fig. 1) omvat 35 een knipperlichtautomaat welke verbonden is met een voedingsbron 3, in het algemeen de accu van een motorvoertuig. De knipperlichtautomaat omvat een knipperpulsgever 2 en een storingsdetectieschakeling, waarmee de 1006570 5 toestand van de knipperlichten 7, 8 bewaakt wordt, en waardoor aan de knipperpulsgever 2 een signaal wordt afgegeven wanneer een storing in één van deze knipperlichten wordt vastgesteld. De knipperpulsgever 2 is via 5 een richtingsschakelaar 4 verbonden met respectievelijk een voorste en achterste knipperlicht 5, 7 aan de linkerzijde van het voertuig en een voorste en achterste knipperlicht 6, 8 aan de rechterzijde van het voertuig. Daarbij zijn de voorste knipperlichten 5, 6 rechtstreeks 10 met richtingsschakelaar 4 verbonden, terwijl de achterste knipperlichten 7, 8 daarmee verbonden zijn onder tussenkomst van een besturingseenheid 9. De centrale besturingseenheid 9 vertoont verder een tweetal aansluitingen 26, 27 die verbonden zijn met contacten 10, 11 aan de 15 achterzijde van het voertuig, met behulp waarvan knipperlichten 12, 13 van een aanhanger 14 met de knipper-lichtinstallatie 1 kunnen worden verbonden.
De besturingseenheid 9 vertoont een aansluiting 28 die rechtstreeks is verbonden met de voedingsbron 3, 20 een aansluiting 29 welke met de massa verbonden is, aansluitingen 22, 23 die verbonden zijn met de voorste knipperlichten 5, 6 en met de knipperlichtautomaat, en aansluitingen 24, 25 die verbonden zijn met de achterste knipperlichten 7, 8. De achterste knipperlichten 7, 8 25 zijn daarbij elk via een schakelaar 32, 34 parallel geschakeld met de voorste knipperlichten 5, 6, terwijl de aansluitingen 26, 27 voor de hulpknipperlichten 12, 13 van de aanhanger 14 verbonden zijn met aandrijfschakelingen 35, 36, die bestuurd worden door een schakeling 30.
30 De schakeling 30 is verder via stuurlijnen 31, 33 verbonden met de schakelaars 32, 34 welke de verbinding vormen tussen de achterste knipperlichten 7, 8 en de knipperpulsgever 2.
De schakeling 30 vertoont middelen voor het 35 meten van de toestand van de knipperlichten 12, 13 van de aanhanger 14, welke toestandmetingsmiddelen actief zullen worden wanneer door het bedienen van de richtingsschakeling 4 het linker aanhangerknipperlicht 12 of het rechter 1006570 6 aanhangerknipperlicht 13 wordt geactiveerd. Wanneer door deze toestandmetingsmiddelen vastgesteld wordt dat het desbetreffende knipperlicht 12 of 13 defect is, wordt via de overeenkomstige besturingslijn 31, 33 de schakelaar 32 5 of 34 omgezet, waardoor het achterste knipperlicht 7 of 8 van het voertuig periodiek wordt uitgeschakeld. Het uitschakelen van het knipperlicht 7 of 8 wordt door de sto-ringsdetectieschakeling waargenomen als een storing van de knipperlichtinstallatie 1, die resulteert in een fout-10 toestand en daarmee een verhoogde frequentie van de knipperpulsgever 2.
Teneinde de zichtbaarheid van het voertuig, die immers door het uitvallen van het knipperlicht 12 of 13 op de aanhanger 14 reeds verminderd is, niet onnodig 15 verder te beperken, wordt het bijbehorende knipperlicht 7 of 8 niet volledig, maar slechts periodiek uitgeschakeld. Dit is mogelijk, omdat de storingsdetectieschakeling de werking van de knipperlichten 5, 6, 7 en 8 niet continue maar eveneens slechts periodiek meet. Dit heeft te maken 20 met het feit dat de stroom door de knipperlichten 5, 6, 7, 8 als gevolg van een knipperpuls de knipperpuls niet gelijkmatig volgt, maar als gevolg van inschakelver-schijnselen en onregelmatig verloop zal vertonen. Dit is weergegeven in fig. 2, waar getoond is hoe het door de 25 pulsgever 2 afgegeven signaal 15 afwisselend hoog 16 of laag 17 is. Wanneer het uitgangssignaal van de pulsgever 2 van laag naar hoog gaat, zal daardoor een stroom opgewekt worden in de schakeling waarin de knipperlichten 5 en 7 of 6 en 8 zijn opgenomen, afhankelijk van de stand 30 van de richtingsschakelaar 4. Als gevolg van inschakel-verschijnselen zal deze stroom 18 in het algemeen eerst een piek 19 vertonen, waarbij de stroomsterkte een piekwaarde I aanneemt, waarna de stroomsterkte zal
P
afnemen tot een nominale waarde In, weergegeven door een 35 horizontaal deel 20 in het diagram. Bij het laag worden van het pulssignaal 15 valt de stroomsterkte terug naar 0 (horizontaal deel 21). In het algemeen is de storingsdetectieschakeling ingericht om de toestand van de knip- 1006570 7 perlichten 5, 6, 7 en 8 slechts te meten gedurende de periode dat de daardoor lopende stroom zijn nominale waarde I bereikt heeft.
n
In het getoonde voorbeeld brengt dit met zich 5 mee dat gedurende de periode Tl, wanneer de stroomsterkte van de piekwaarde Ip terugloopt naar de nominale waarde In geen controle van de status van de knipperlichten 5, 6, 7, 8 plaats heeft, maar deze controle uitsluitend plaats heeft in bijvoorbeeld de periode T2. De uitschakelings-10 middelen die onderdeel vormen van de schakeling 30 zijn nu ingericht om het knipperlicht 7 of 8 dat behoort bij het defecte knipperlicht 12 of 13 van de aanhanger 14 slechts uit te schakelen gedurende de periode T2, waarin de controle door de storingsdetectieschakeling plaats 15 heeft. Het knipperlicht zal dus gedurende de periode Tl opgloeien, zodat het omringende verkeer een richtingsver-andering van het voertuig kan waarnemen, en vervolgens gedurende de periode T2 uitgeschakeld zijn, waardoor de storingsdetectieschakeling een storing waarneemt en 20 derhalve een foutsignaal zal afgeven.
Het is natuurlijk mogelijk dat de storingsdetectieschakeling juist een controle op de status van de knipperlichten 5, 6, 7, 8 heeft uitgevoerd wanneer het knipperlicht 7 of 8 dat behoort bij een defect aanhanger-25 knipperlicht 12 of 13 wordt uitgeschakeld. In dat geval zou geen storing worden waargenomen. Derhalve vertoont de schakeling 30 verder middelen voor het bewaken van de knipperfrequentie van de knipperlichtautomaat, welke bewakingsmiddelen besturend verbonden zijn met de uit-30 schakelingsmiddelen. Wanneer nu door de bewakingsmiddelen wordt vastgesteld dat de storingsdetectieschakeling geen storing waarneemt, terwijl wel één van de aanhangerknip-perlichten 12 of 13 defect is, wordt het moment van uitschakelen van het knipperlicht 7 of 8 aangepast. Een 35 dergelijke aanpassing kan stapsgewijs plaatsvinden, bijvoorbeeld met één stap per knipperpuls, tot het moment dat de storingsdetectieschakeling het uitschakelen van het knipperlicht 7 of 8 waarneemt. Het zo gevonden uit- 1006570 δ schakelmoment kan indien gewenst worden opgeslagen, en in volgende gevallen als uitgangspunt genomen worden.
Het meten van de toestand van het knipperlicht 12 of 13 kan plaats hebben tussen opeenvolgende knipper-5 pulsen 16, dus tijdens de dode periode 17. Voor deze toestandsmeting kan een (bijvoorbeeld pulsvormige) spanning over het desbetreffende knipperlicht worden aangelegd, waarbij gecontroleerd wordt of een stroom loopt, of er kan een stroom door het licht gestuurd worden en vast-10 gesteld worden of er een spanningsval optreedt. Deze meting vindt zoals gezegd plaats wanneer de knipperpuls 15 laag is, zodat de toestandmetingsmiddelen in feite in tegenfase zijn met de knipperpulsgever 2.
Bij een alternatieve uitvoeringsvorm van de 15 besturingseenheid 9 (fig. 4) is de verbinding met de electrische voedingsbron 3 komen te vervallen. In plaats daarvan worden bij deze uitvoeringsvorm de aandrijfschakelingen 35, 36 en de defectwaarnemingsschakeling 30 gevoed via de aansluitingen 22, 23. Tussen deze aanslui-20 tingen 22, 23 en de verschillende schakelingen 30, 35, 36 zijn daarbij diodes 43, 44 aangebracht. Doordat bij deze uitvoeringsvorm geen afzonderlijke voedingsleiding vanaf de accu 3 naar de besturingseenheid 9 getrokken behoeft te worden, worden de installatiewerkzaamheden sterk 25 vereenvoudigd, waardoor ook de inbouwtijd van de schakeling in een voertuig sterk verkort kan worden. Daarbij dient dan wel de schakeling 30 ingericht te zijn voor het tijdens de brandperiode T2 van de knipperlichten kortstondig uitschakelen van de knipperlichten 12, 13 van de 30 aanhanger 14. Dit is nodig om de knipperlichtautomaat de gelegenheid te geven de toestand van de knipperlichten 7, 8 van het trekkend voertuig te controleren. Een storing in een van deze knipperlichten zou anders immers voortdurend gemaskeerd worden door de aanwezigheid van de daar-35 mee - onder tussenkomst van een bijbehorende aandrijfs- chakeling 35, 36 - parallel geschakelde aanhangerknipper-lichten 12, 13.
1006570- 9
Hoewel de uitvinding hiervoor toegelicht is aan de hand van een aantal voorbeelden, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet beperkt is. Zo zou het mogelijk zijn de knipperlichten van de aanhanger niet onder 5 tussenkomst van aandrijfschakelingen met de knipperlicht-automaat te verbinden, maar deze eenvoudigweg parallel te schakelen met de achterste knipperlichten van het trekkend voertuig. Daarbij zouden dan de aanhangerknipper-lichten en/of de bijbehorende knipperlichten van het 10 trekkend voertuig van een voorschakelweerstand voorzien dienen te worden. Deze voorschakelweerstand zou kunnen worden gebruikt voor het meten van de toestand van het bijbehorende aanhangerknipperlicht, waarbij een gemeten stroom over de weerstand eventueel door een versterker 15 versterkt en vervolgens aan de schakeling doorgegeven zou kunnen worden.
Daarnaast zou bijvoorbeeld het moment van inschakelen van de knipperlichten van het trekkend voertuig vertraagd kunnen worden, wanneer deze knipperlichten 20 aan het begin van de aan-periode worden gecontroleerd. Tenslotte zou bijvoorbeeld de toestand van de extra knipperlichten waargenomen kunnen worden wanneer deze bekrachtigd worden, in plaats van tussen twee knipperpul-sen zoals beschreven. De omvang van de uitvinding wordt 25 derhalve uitsluitend bepaald door de bijgevoegde conclusies .
1006570

Claims (13)

1. Werkwijze voor het waarnemen van een defect in tenminste één hulpknipperlicht (12, 13), bijvoorbeeld op een aanhanger (14), dat verbonden is met een hoofd-knipperlichtinstallatie (l), bijvoorbeeld van een trek- 5 kend voertuig, welke hoofdknipperlichtinstallatie (l) een knipperpulsgever (2), tenminste één daardoor aangestuurd hoofdknipperlicht (5, 6, 7, 8) en een storingsdetectie-schakeling omvat, met het kenmerk, dat de toestand van het hulpknipperlicht (12, 13) gemeten wordt en bij het 10 vaststellen van een fouttoestand een of het hoofdknipperlicht (7, 8) periodiek wordt uitgeschakeld.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hoofdknipperlicht (7, 8) gedurende ten hoogste een deel van de duur van een knipperpuls (16) 15 wordt uitgeschakeld.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de reactie van de storingsdetectieschakeling op het uitschakelen van het hoofdknipperlicht (7, 8) bewaakt wordt, en bij het uitblijven van een dergelijke 20 reactie het moment van uitschakelen (T2) aangepast wordt.
4. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de meting van de toestand van het hulpknipperlicht plaatsvindt tussen opeenvolgende knip-perpulsen.
5. Schakeling (30) voor het waarnemen van een defect in tenminste één hulpknipperlicht (12, 13), bijvoorbeeld op een aanhanger (14), dat verbonden is met een hoofdknipperlichtinstallatie (1), bijvoorbeeld van een trekkend voertuig, welke hoofdknipperlichtinstallatie (1) 30 een knipperpulsgever (2), tenminste één daardoor aangestuurd hoofdknipperlicht (5, 6, 7, 8) en een storingsdetectieschakeling omvat, met het kenmerk, dat de defect-waarnemingsschakeling (30) middelen vertoont voor het meten van de toestand van het hulpknipperlicht (12, 13), 35 alsmede bestuurbaar daarmee verbonden middelen voor het 1006570 periodiek uitschakelen van een of het hoofdknipperlicht (7, 8) wanneer een fouttoestand vastgesteld wordt.
6. Defectwaarnemingsschakeling {30) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de uitschakelingsmiddelen 5 ingericht zijn voor het gedurende ten hoogste een deel van de duur van een knipperpuls (16) uitschakelen van het hoofdknipperlicht (7, 8).
7. Defectwaarnemingsschakeling (30) volgens conclusie 5 of 6, gekenmerkt door besturend met de uit- 10 schakelingsmiddelen verbonden middelen voor het bewaken van de storingsdetectieschakeling, waarbij de uitschake-1ingsmiddelen ingericht zijn voor het onder besturing van de bewakingsmiddelen aanpassen van het uitschakelmoment (T2) .
8. Defectwaarnemingsschakeling (30) volgens één der conclusies 5 tot 7, met het kenmerk, dat de toestand-metingsmiddelen in tegenfase met de knipperpulsgever (2) werkzaam zijn.
9. Defectwaarnemingsschakeling (30) volgens één 20 der conclusies 5 tot 7, met het kenmerk, dat de toestand- metingsmiddelen in fase met de knipperpulsgever werkzaam zijn.
10. Defectwaarnemingsschakeling (30) volgens één der conclusies 5 tot 9, met het kenmerk, dat het 25 hulpknipperlicht (12, 13) onder tussenkomst van een aandrijfschakeling (35, 36) met de hoofdknipperlichtin-stallatie (1) verbonden is, en de defectwaarnemingsschakeling (30) besturend met de aandrijfschakeling (35, 36) verbonden is.
11. Defectwaarnemingsschakeling (30) volgens één der conclusies 5 tot 9, met het kenmerk, dat het hulpknipperlicht (12, 13) parallel geschakeld is met een of het hoofdknipperlicht (7, 8), en de toestandmetingsmiddelen een met het hulpknipperlicht (12, 13) en/of het 35 hoofdknipperlicht (7, 8) verbonden meetweerstand omvatten.
12. Defectwaarnemingsschakeling (30) volgens één der conclusies 5 tot 11, gekenmerkt door een de 1006570 defectwaarnemingsschakeling (30) met het hoofdknipperlicht (7, 8) verbindende voedingsleiding (28).
13. Defectwaarnemingsschakeling (30) volgens één der conclusies 5 tot 12, met het kenmerk, dat de 5 hoofdknipperlichtinstallatie (1) tenminste twee knipperlichten (5, 6, 7, 8) omvat, alsmede een richtingsschakelaar (4) waarmee naar keuze ten minste één (5, 6, 7, 8) van de knipperlichten (5, 6, 7, 8) met de knipperpulsge-ver (2) verbonden kan worden. 10 1006570
NL1006570A 1997-07-14 1997-07-14 Werkwijze en schakeling voor het waarnemen van een defect in een knipperlicht. NL1006570C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1006570A NL1006570C2 (nl) 1997-07-14 1997-07-14 Werkwijze en schakeling voor het waarnemen van een defect in een knipperlicht.
EP98202349A EP0906851A1 (en) 1997-07-14 1998-07-13 Method and circuit for detecting a fault in an indicator light

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1006570 1997-07-14
NL1006570A NL1006570C2 (nl) 1997-07-14 1997-07-14 Werkwijze en schakeling voor het waarnemen van een defect in een knipperlicht.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1006570C2 true NL1006570C2 (nl) 1999-01-15

Family

ID=19765342

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1006570A NL1006570C2 (nl) 1997-07-14 1997-07-14 Werkwijze en schakeling voor het waarnemen van een defect in een knipperlicht.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0906851A1 (nl)
NL (1) NL1006570C2 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10107578A1 (de) * 2001-02-17 2002-08-29 Hella Kg Hueck & Co Lichtanlage für Kraftfahrzeuge
NL1023951C2 (nl) * 2003-07-18 2005-01-19 Ecs Electronics B V Verbindingssysteem voor verlichting van een aanhanger.
EP1710123A1 (de) * 2005-04-07 2006-10-11 Delphi Technologies, Inc. Schaltungsanordnung zur Kontrolle der Funktion der Blinkleuchten eines Zugfahrzeuges mit Anhänger
ES2336179B1 (es) * 2008-03-14 2011-02-10 Jose Ignacio Ariño Solanas Dispositivo de adaptacion y control de la señalizacion luminosa en remolques o caravanas.

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2507005A1 (de) * 1975-02-19 1976-09-02 Rau Swf Autozubehoer Blinkgebereinrichtung fuer fahrzeuge, insbesondere kraftfahrzeuge
EP0044187A1 (en) * 1980-07-11 1982-01-20 Britax PMG Limited Control circuit for vehicle direction indicators and hazard warning lights
DE4010765C1 (nl) * 1990-04-04 1991-04-11 Mercedes-Benz Aktiengesellschaft, 7000 Stuttgart, De
DE4339128A1 (de) * 1992-11-17 1994-05-19 Dietrich Gebhard Schaltungsanordnung für ein Blinklichtanlage
DE4318879A1 (de) * 1993-06-08 1994-12-15 Dietrich Gebhard Schaltungsanordnung für eine Blinklichtanlage
DE19624755A1 (de) * 1996-06-21 1998-01-02 Werner Gneiting Schaltungsanordnung zur Verbindung der Blinklichtanlage eines Fahrzeuganhängers mit der Blinklichtanlage eines Zugfahrzeuges

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ATE139955T1 (de) 1991-02-27 1996-07-15 Gebhard Angela Barbara Schaltungsanordnung für ein zugfahrzeug

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2507005A1 (de) * 1975-02-19 1976-09-02 Rau Swf Autozubehoer Blinkgebereinrichtung fuer fahrzeuge, insbesondere kraftfahrzeuge
EP0044187A1 (en) * 1980-07-11 1982-01-20 Britax PMG Limited Control circuit for vehicle direction indicators and hazard warning lights
DE4010765C1 (nl) * 1990-04-04 1991-04-11 Mercedes-Benz Aktiengesellschaft, 7000 Stuttgart, De
DE4339128A1 (de) * 1992-11-17 1994-05-19 Dietrich Gebhard Schaltungsanordnung für ein Blinklichtanlage
DE4318879A1 (de) * 1993-06-08 1994-12-15 Dietrich Gebhard Schaltungsanordnung für eine Blinklichtanlage
DE19624755A1 (de) * 1996-06-21 1998-01-02 Werner Gneiting Schaltungsanordnung zur Verbindung der Blinklichtanlage eines Fahrzeuganhängers mit der Blinklichtanlage eines Zugfahrzeuges

Also Published As

Publication number Publication date
EP0906851A1 (en) 1999-04-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5955945A (en) Fail safe system for providing warning signals upon the failure of motorcycle brake or tail lights
WO2012077013A2 (en) Control circuit for led lamps in automobile applications
US6281631B1 (en) Vehicle light system circuit which automatically compensates for a light source failure
US20060170365A1 (en) Non-PWM vehicle lamp dimming arrangement
NL1006570C2 (nl) Werkwijze en schakeling voor het waarnemen van een defect in een knipperlicht.
JP2011162008A (ja) ヘッドランプ用led点灯装置
KR100672258B1 (ko) 차량의 방향지시등 고장 감지장치
JP3250144B2 (ja) 自動車用灯火類断線検出装置
JP3682226B2 (ja) 断線検出回路
NL1022013C1 (nl) Werkwijze en schakeling voor het waarnemen van een defect in een knipperlicht.
JP2013536124A (ja) 電動自転車の電気的駆動装置を制御するための制御装置、および、電動自転車の電気的負荷への給電方法
US6525478B2 (en) Device for checking the evaluation circuit for automatic switching operations of illumination device in vehicles
KR0153094B1 (ko) 조도적응식 제동램프 밝기제어회로
KR100566016B1 (ko) 녹색보행신호의 잔여시간 표시 방법 및 장치
JP3052652B2 (ja) 車両用ランプ駆動装置
JPH08253069A (ja) 車両停止ランプの予熱装置
JP2826607B2 (ja) 車両のオ−トライトコントロ−ル装置
KR970006295Y1 (ko) 차량의 브레이크등 이상경고장치
EP1500556B1 (en) Vehicle headlight system
JP3252096B2 (ja) ランプ駆動装置
US20040201486A1 (en) Solid state crossing controller and related methods
KR0151334B1 (ko) 자동차의 주간 헤드램프 점등시 자동 멜로디 경고음 장치
JP3223365B2 (ja) 火災報知機の線路監視用の終端器
KR20060096977A (ko) 차량의 방향지시등의 텔-테일 동작 회로
KR0153903B1 (ko) 차량의 후진상태 표시장치

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20050201