NL1006452C2 - Bouwsteen en werkwijze voor het bouwen met een dergelijke bouwsteen. - Google Patents

Description

Korte Titel: Bouwsteen en werkwijze voor het bouwen met een dergelijke bouwsteen

De uitvinding heeft betrekking op een bouwsteen met een ondervlak en een bovenvlak, waarbij het ondervlak een niet-vlakke vorm beschrijft die evenwijdig is met het gelijkvormig verlopende bovenvlak. De uitvinding heeft tevens be-5 trekking op een werkwijze voor het vervaardigen van bouwwerken met behulp van een dergelijke bouwsteen.

Een dergelijke bouwsteen is bijvoorbeeld bekend uit de Franse octrooiaanvrage FR-A 1.394.232. Bij deze bekende 10 bouwsteen omvat het bovenvlak een zich in de lengterichting van de bouwsteen uitstrekkend, verhoogd middendeel terwijl het ondervlak in het midden over de lengte een uitholling omvat die in hoofdzaak complementair is met het verhoogde middendeel van het bovenvlak. Doordat de vorm van het 15 ondervlak complementair is aan de vorm van het bovenvlak, kunnen de bouwstenen snel en gemakkelijk op elkaar worden gestapeld zodanig dat de voor- en achtervlakken precies uitgelijnd zijn ten opzichte van elkaar. Dit voordeel zou echter verdwijnen indien de bouwstenen met behulp van een 20 voeglaag van bijvoorbeeld cement met elkaar verbonden zouden moeten worden. Door een ongelijkmatige dikte van de voeg zouden de bouwstenen alsnog scheef kunnen komen te staan ten opzichte van elkaar. Bij de bouwstenen volgens de bovengenoemde Franse octrooiaanvrage wordt dit probleem 25 voorkomen door het cement aan te brengen tussen enerzijds de opstaande wanden van het verhoogde middendeel van het bovenvlak van de onderliggende bouwsteen en anderzijds de binnenwanden van de uitsparing in het ondervlak van de bovenliggende bouwsteen. Dit is echter zeer bewerkelijk, 30 omdat deze plaats zeer moeilijk te bereiken is. De bouwsteen dient hiertoe zo hol uitgevoerd te zijn dat slechts een schaal overblijft die vervolgens met behulp van een bewapening weer dient te worden versterkt.

35 Het doel van de uitvinding is een bouwsteen en een werkwij- 10064 52 2 ze voor het bouwen met een dergelijk type bouwsteen, waarbij het op zeer eenvoudige wijze mogelijk is om met ongeschoolde arbeiders zeer snel en zonder problemen rechte muren samen te stellen om aldus bouwwerken zoals huizen te 5 bouwen. Een ander doel van de uitvinding is een bouwsteen of blok dat gebruikt kan worden als speelgoed en waarbij met de bouwblokken spelenderwijs bouwsels gemaakt kunnen worden waarbij de bouwblokken niet blijvend aan elkaar worden gehecht maar weer van elkaar los genomen kunnen 10 worden, waarna een nieuw bouwwerk met de blokken kan worden vervaardigd.

Het doel van de uitvinding wordt bereikt met een bouwsteen volgens de uitvinding doordat het bovenvlak van de bouw-15 steen voorzien is van één of meer gootvormige uithollingen op een afstand van een zijrand van het bovenvlak voor het opnemen van een bindmiddel voor het verbinden van de bouwsteen met een bovenliggende bouwsteen. Met deze maatregel wordt bereikt dat de bouwstenen snel en gemakkelijk op 20 elkaar gevoegd kunnen worden met een voldoende hoeveelheid bindmiddel, zonder dat een dikke, ongelijkmatige voeg ontstaat. De stenen staan daardoor altijd precies recht boven elkaar. De uithollingen zijn gemakkelijk te bereiken en daardoor snel te vullen zodat snel en efficiënt kan 25 worden gebouwd met, indien gewenst, laag geschoold of ongeschoold personeel. Troffels en dergelijk gereedschap zijn hierbij niet nodig. Dergelijke bouwstenen kunnen eenvoudig worden uitgevoerd in T-stuk-, hoekstuk- en halfsteense varianten zodat een modulair bouwsysteem wordt 30 verkregen, waarbij de bouwstenen niet op maat hoeven te worden gezaagd of gebroken.

Bij een voorkeursuitvoering van de bouwsteen volgens de uitvinding zijn de zijvlakken van de bouwsteen voorzien van 35 één of meer gootvormige uitsparingen of uithollingen, welke uitsparing enerzijds uitmondt in een uitsparing of uitholling in het bovenvlak en anderzijds uitmondt op een zodanige plaats in het ondervlak, dat wanneer de bouwsteen op een overeenkomstige bouwsteen is geplaatst, de uitsparing 1006452 3 aansluit op een uitsparing in het bovenvlak of zijvlak van de onderliggende bouwsteen. Hierdoor ontstaat een netwerk van op elkaar aansluitende uithollingen, waarlangs het vloeibare bindmiddel zich gemakkelijk kan verspreiden. Dit 5 netwerk staat via de uithollingen in de bovenste rij bouwstenen in verbinding met de buiten-omgeving. Via de goten in de bovenste rij stenen kan specie of een dergelijk bindmiddel worden gegoten in het netwerk van kanalen dat door de aansluitende goten wordt gevormd. De specie komt 10 daardoor terecht tussen alle gestapelde bouwstenen. Na het uitharden wordt daardoor een stevige muur gevormd waarbij de stenen op duurzame wijze aan elkaar hechten. Om ervoor te zorgen dat het bindmiddel of cement in voldoende hoeveelheden tussen alle bouwstenen terecht komt, dient elke 15 keer als er een rij bouwstenen is gelegd, cement te worden toegevoerd in de goten, waarna een volgende laag stenen kan worden gelegd.

Bij een verdere voorkeursuitvoering van de bouwsteen vol-20 gens de uitvinding is het bovenvlak over de lengterichting voorzien van een verhoogd middenstuk terwijl het ondervlak in de lengterichting voorzien is van een holte waarvan de vorm in hoofdzaak overeenkomt met het middenstuk waarbij zowel het bovenvlak in de lengterichting als de zijvlakken 25 voorzien zijn van twee gootvormige uithollingen en waarbij een van de gootvormige uithollingen in het bovenvlak is aangebracht tussen het voorvlak en het verhoogde middenstuk en de andere gootvormige uitholling tussen het achtervlak en het verhoogde tussenstuk, terwijl een van de beide goot-30 vormige uithollingen in het zijvlak uitmondt in een van de beide gootvormige uithollingen in het bovenvlak en de andere gootvormige uitholling in het zijvlak uitmondt in de andere gootvormige uitholling in het bovenvlak. Deze uitvoering van de bouwsteen volgens de uitvinding is gemakke-35 lijk en lossend met behulp van mallen te vervaardigen.

Doordat aan weerszijden van het verhoogde middendeel, dus zowel nabij de voorvlakken als nabij de achtervlakken, uithollingen voor het aanbrengen van het bindmiddel aanwezig zijn, worden de bouwstenen onderling extra stevig 1006452 4 verbonden. Door de eenvoudige complementaire vormen van het ondervlak en het bovenvlak kunnen de bouwstenen snel en eenvoudig op elkaar gestapeld worden, waarbij de stenen nauwkeurig zijn uitgelijnd en recht boven op elkaar liggen.

5

Bij een verdere voorkeursuitvoering van de bouwsteen is het verhoogde middenstuk van het bovenvlak in dwarsdoorsnede trapeziumvormig. De bouwstenen kunnen daardoor, met een minimum aan speling, makkelijk en snel op elkaar worden 10 gelegd.

Bij voorkeur zijn de stenen voorzien van een holte die loopt van het bovenvlak naar het ondervlak en die min of meer ellipsvormig tot rechthoekig is en waarvan de breedte 15 ten minste 1,5 cm en de lengte ten minste 6 cm is zodat vier vingers van een hand erin kunnen worden gestopt. Hierdoor zijn de stenen makkelijk beet te pakken. De holtes verbeteren de isolerende eigenschappen van de bouwstenen. Doordat de holtes in de bouwstenen boven elkaar komen te 20 liggen vormen ze een verticale doorgang waar doorheen leidingen of bedradingen geleid kunnen worden. Om de bouwsteen makkelijk te kunnen vormen, bijvoorbeeld in een giet-mal, lopen de binnenwanden van de holte naar beneden taps toe, onder een hoek van ongeveer 5 tot 10 graden, zodat een 25 lossingshoek wordt verkregen.

Verder zijn de bouwstenen bij voorkeur vervaardigd uit lichtgewicht beton of schuimbeton. Deze materialen zijn zeer geschikt voor de huizenbouw omdat ze goed bestand zijn 30 tegen weersinvloeden en goede isolerende eigenschappen hebben. De gewenste vorm van de bouwstenen kan bij deze materialen op eenvoudige wijze worden verkregen, bijvoorbeeld door middel van gieten.

3 5 De bouwsteen is voorts bij voorkeur aan één of beide van de zijkanten voorzien van een sleuf voor het passend kunnen opnemen van een zijde van kozijn, zodat ook kozijnen snel en efficiënt op degelijke wijze kunnen worden gekoppeld met de bouwstenen.

1006452 5

Bij een voorkeursuitvoering die met name geschikt is als speelgoed, bestaat het bindmiddel uit twee richels die aan het ondervlak van de bouwsteen zijn aangebracht welke richels in dwarsdoorsnede in hoofdzaak overeenkomen met de 5 gootvormige uithollingen in het bovenvlak en die in één lijn liggen en evenwijdig zijn met de gootvormige uithollingen in het bovenvlak, waarbij de richels klemmend in samenwerking kunnen worden gebracht met de gootvormige uithollingen in een overeenkomstige bouwsteen. De bouwste-10 nen kunnen met betrekkelijk weinig kracht op elkaar geklemd worden en weer losgenomen worden, zodat deze uitvoering bijzonder geschikt is als speelgoed.

De gootvormige uithollingen zijn bij de speelgoeduitvoering 15 bij voorkeur nabij het oppervlak van het bovenvlak iets versmald, terwijl de richels nabij het oppervlak van het ondervlak iets zijn versmald, waarbij de bouwsteen is vervaardigd van een veerkrachtig materiaal, bijvoorbeeld van ABS. Hierdoor is een klikverbinding mogelijk waardoor 20 de bouwstenen op elkaar geklikt kunnen worden en vervolgens weer gemakkelijk ontkoppeld worden.

Het doel van de uitvinding wordt tevens bereikt met een werkwijze voor het vervaardigen van bouwwerken met behulp 25 van bouwstenen, welke bouwstenen elk een aantal zijvlakken, een bovenvlak met een verhoogd middenstuk en een ondervlak met een holte omvatten, waarbij de vorm van de holte in het ondervlak in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van het middenstuk op het bovenvlak, waarbij de bouwstenen zodanig 30 op elkaar gestapeld worden dat het middenstuk van het bovenvlak van een onderliggende bouwsteen passend in de holte van het ondervlak van een bovenliggende bouwsteen wordt aangebracht en waarbij de bouwstenen gootvormige uithollingen omvatten in zowel het bovenvlak als in één of 35 meer van de zijvlakken die bij het bouwen grenzen aan de naast liggende bouwstenen, waarbij de uithollingen in het bovenvlak zijn aangebracht tussen de zijranden van het bovenvlak en het verhoogde middenstuk terwijl de uithollingen in de zijvlakken enerzijds elk uitmonden in een uithol- 10064 52 6 ling in het bovenvlak en anderzijds uitmonden op een zodanige plaats in het ondervlak, dat wanneer de bouwsteen op een overeenkomstige bouwsteen is geplaatst, de uitsparing aansluit op een uitsparing in het bovenvlak of zijvlak van 5 de onderliggende bouwsteen, waarbij na het stapelen van de bouwstenen een vloeibaar bindmiddel wordt gegoten in de uithollingen van de bovenste rij bouwstenen. Met deze maatregel wordt bereikt dat de bouwstenen snel en eenvoudig door lager geschoold of ongeschoold personeel op efficiënte 10 wijze kunnen worden gestapeld waarna voldoende bindmiddel kan worden verdeeld tussen de stenen om voor een stevige en duurzame verbinding te zorgen. Het cement volgt de goten en dringt niet, of slechts in zeer geringe mate, tussen de bouwstenen door naar buiten zodat een zeer net metselwerk 15 wordt verkregen.

De werkwijze dient bij voorkeur zodanig uitgevoerd te worden dat steeds wanneer een laag bouwstenen is gelegd op een vorige laag bouwstenen, het bindmiddel wordt toegevoegd 20 via de gootvormige uithollingen, waarna op de genoemde laag bouwstenen een volgende laag bouwstenen wordt gelegd. Hiermee wordt voorkomen dat het bindmiddel niet of slecht doorstroomt tussen twee bouwstenen, waardoor een zwakke plek in de muur zou ontstaan. De bouwvakker merkt dat 25 voldoende bindmiddel is toegevoegd, wanneer door het bovenste uiteinde van de verticale gootvormige uithollingen in de zijvlakken van de bouwstenen het bindmiddel naar boven komt.

30 Voordat de eerste laag stenen wordt gelegd dienen bij voorkeur eerst één of meer funderingsbalken te worden geplaatst met een bovenvlak met een verhoogd deel dat dezelfde dwarsdoorsnede heeft als het verhoogde middendeel van het bovenvlak van de bouwstenen, waarna een eerste laag bouwstenen 35 op de funderingsbalk wordt geplaatst, waarbij de holte van het ondervlak van elk van de bouwstenen van deze eerste laag over het verhoogde deel van de funderingsbalk wordt geplaatst, waarna via de gootvormige uithollingen het bindmiddel wordt toegevoegd. De eerste laag bouwstenen kan 1006452 7 daardoor op dezelfde eenvoudige en snelle wijze worden aangebracht als de overige lagen.

Bij voorkeur wordt de werkwijze volgens de uitvinding 5 zodanig uitgevoerd dat het middel dat de stenen met elkaar verbindt, bestaat uit een snelhardende mortel of specie. Op deze wijze kan binnen een korte bouwtijd een stevig bouwwerk worden verkregen. Daarbij wordt bij voorkeur een uithardende twee componenten specie toegepast zodat de 10 specie, zolang de twee componenten niet bij elkaar zijn gevoegd, niet kan uitharden.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont: 15

Figuur 1: Bouwsteen volgens de uitvinding;

Figuur 2: Zijaanzicht van een bouwsteen overeenkomstig figuur 1;

Figuur 3: Halfsteense uitvoering van een bouwsteen 20 volgens de uitvinding;

Figuur 4: Derde mogelijke bouwsteen volgens de uitvin ding;

Figuur 5: Vierde mogelijke bouwsteen volgens de uitvin ding; 25 Figuur 6: T-vormige bouwsteen volgens de uitvinding;

Figuur 7: T-vormige bouwsteen volgens de uitvinding voor aansluiting op een niet dragende muur; Figuur 8: Hoeksteen volgens de uitvinding;

Figuur 9: Bouwsteen volgens de uitvinding voor een niet 30 dragende muur;

Figuur 10: Deel van een bouwwerk met bouwstenen volgens de uitvinding;

Figuur 11: In perspectief andere mogelijke bouwsteen volgens de uitvinding; 35 Figuur 12: In bovenaanzicht bouwsteen overeenkomstig fi guur 11;

Figuur 13: Speelgoedvariant van een bouwsteen volgens de uitvinding;

Figuur 14: In zijaanzicht bouwsteen overeenkomstig fi- 100(54 R? guur 13.

8

Figuur 1 toont in perspectief een bouwsteen 1 volgens de uitvinding. Dezelfde bouwsteen 1 wordt in figuur 2 in 5 zijaanzicht weergegeven. De bouwsteen 1 heeft de vorm van een zesvlak en heeft aldus een bovenvlak 2, een ondervlak 3, een voorvlak 4, een achtervlak 5 en twee zijvlakken 6, 7. Het bovenvlak 2 is voorzien van een verhoogd, trapeziumvormig middenstuk 8 dat zich uitstrekt in de lengterichting 10 van de bouwsteen. Het ondervlak 3 is voorzien van een eveneens trapeziumvormige holte 9, die evenwijdig is aan het verhoogde middendeel 8 op het bovenvlak 2. De holte 9 heeft dezelfde vorm als het middendeel 8 en ligt recht hieronder. Zowel het middendeel 8 als de holte 9 zijn in 15 hoofdzaak evenwijdig aan de vlakken 4 en 5. Het bovenvlak 2 is aan weerszijden van het verhoogde middendeel 8 voorzien van twee gootvormige uithollingen of goten 10, 11. Aansluitend op deze goten 10, 11 zijn in de zijvlakken 6 en 7 verticale, gootvormige uithollingen of goten 12, 13 aange-20 bracht. Nabij het midden van de bouwsteen 1 zijn twee verticale doorlopende openingen 14 en 15 aangebracht met taps toelopende binnenwanden. De openingen 14, 15 liggen naast elkaar en lopen van het bovenvlak 2, ongeveer in het midden van het middendeel 8, naar het ondervlak 3, ongeveer 25 in het midden van de holte 9. Deze openingen 14 en 15 dienen als handgrepen waardoor de stenen, ook als ze van groter formaat zijn, makkelijk beet gepakt en verplaatst kunnen worden. In de lengterichting over de bouwsteen 1 loopt in het midden van het bovenvlak 2 een geul 16. Via 30 deze geul 16 kunnen bijvoorbeeld bedradingen, leidingen of dergelijke voorzieningen worden geleid. Deze voorzieningen kunnen ook worden geleid via de verticale openingen 14, 15. Het voorvlak 4 en het achtervlak 5 zijn aan de randen 17 afgeschuind waarmee een esthetisch effect wordt verkregen.

35

Figuur 3 toont een halve steen of halfsteense uitvoering 18. Hierin is slechts één verticale opening 14 aangebracht. Deze halve steen 18 is nodig om de muren zodanig op te bouwen dat de stenen in verticale richting steeds een halve 1006452 9 steenlengte ten opzichte van elkaar versprongen zijn.

Figuur 4 toont weer een andere mogelijke uitvoering van een bouwsteen 19 volgens de uitvinding. De bouwsteen 19 komt 5 vrijwel geheel overeen met de bouwsteen 1 uit figuur 1. De bouwsteen 19 is echter voorzien van een opening 20, die doorloopt vanaf het voorvlak 4 naar het achtervlak 5. In de figuur is deze opening 20 afgesloten met behulp van een passend, eventueel afsluitbaar rooster 21. Aan de andere 10 zijde van de bouwsteen 19, aan het achtervlak 5, is de doorlopende opening 20 eveneens afgesloten door middel van een rooster 21. In de opening 20 is, tussen de beide roosters 21 een kunststof buisstuk of pijpje geplaatst, zodat de ventilatielucht niet via de openingen 14, 15 kan weglek-15 ken.

Figuur 5 toont een bouwsteen 22, die in het voorvlak 4 is voorzien van een rechthoekige opening 23. Deze opening 23 loopt door tot aan de binnenwand van de verticale opening 20 15. De opening 23 doorkruist dus niet de gehele bouwsteen.

Via de geul 16 en de verticale opening 15 loopt een leiding 24 voor electriciteitsbedrading. Deze leiding 24 loopt via de verticale opening 15 naar beneden. In de opening 23 kan een contactdoos worden aangebracht die op eenvoudige wijze 25 kan worden aangesloten op de leiding 24. .

Figuur 6 toont een T-stuk 25, dat bestaat uit een deel 26 dat in hoofdzaak overeenkomt met een bouwsteen 1 overeenkomstig figuur 1. Dwars op dit deel 26 staat een tweede 30 deel 27. Dit deel 27 is smaller dan het deel 26 en dient om een deel te vormen van een niet dragende binnenmuur. Dit deel 27 is eveneens voorzien van een verticale holte 14 voor het doorlaten van leidingen of bedradingen. In de lengterichting van het deel 27 loopt over het bovenvlak een 35 verhoogd middendeel 28. Aan het ondervlak loopt in de lengterichting van het deel 27 een holte 29 die in lijn ligt met het verhoogde middendeel 28 en in hoofdzaak dezelfde vorm heeft. Een verticale goot 30 loopt in verticale richting over het kopse zijvlak 31.

1006452 10

Een dergelijk T-stuk wordt eveneens getoond in figuur 7.

Dit T-stuk 32 komt in hoofdzaak overeen met het T-stuk 25. Echter, het deel 33, dat dwars staat op het eerste deel 34, dient om een deel te vormen van een dragende muur en is 5 even breed als het deel 34. Het deel 33 is zowel aan het bovenvlak als aan het kopse zijvlak 35 voorzien van goten 10, 11, 12, 13 voor het aanbrengen van specie.

Figuur 8 toont een in hoofdzaak L-vormige hoeksteen 36 10 volgens de uitvinding. Op het hoekpunt is een min of meer hart-vormige, verticale opening 37 aangebracht, die met de hoek meeloopt. De hoeksteen 38 omvat een kort been 39, waarin slechts één verticale opening 14 is aangebracht en een lang been 40, waarin twee verticale openingen 14, 15 15 zijn aangebracht. Om het bouwwerk zodanig uit te kunnen voeren dat de bouwstenen in verticale richting steeds versprongen zijn aangebracht ten opzichte van de onderliggende en bovenliggende laag bouwstenen, zijn er zowel hoekstenen nodig waarbij het korte been aan de linkerzijde 20 aansluit op het lange been, als hoekstenen waarbij het korte been aan de rechterzijde aansluit op het lange been.

Figuur 9 toont een bouwsteen 41 volgens de uitvinding die bedoeld is als bouwsteen voor een niet dragende muur. De 25 bouwsteen 41 is ongeveer twee keer smaller dan de bouwsteen 1 overeenkomstig figuur 1. In de kopse zijvlakken 42 zijn in het midden verticale gootvormige uithollingen 43 aangebracht, waarlangs het bindmiddel kan worden gegoten. De bouwsteen 41 omvat aan het bovenvlak 44 een verhoogd mid-30 dendeel 45 dat trapeziumvormig is. In het ondervlak 46 is een holte 47 aangebracht met in hoofdzaak dezelfde vorm als het verhoogde deel 45. In de bouwsteen 41 zijn twee verticale openingen 14, 15 aangebracht waardoorheen leidingen of bedradingen kunnen worden geleid. Een dergelijke bouwsteen 35 voor een niet dragende muur kan ook worden uitgevoerd als T-stuk, hoekstuk of halfsteense uitvoering.

Figuur 10 toont in perspectief enkele op elkaar gemetselde bouwstenen volgens de uitvinding, namelijk een bouwsteen 1 1006452 11 naast een halfsteense bouwsteen 18 waarop een bouwsteen 1 is gemetseld. De bouwstenen zijn bevestigd op een fundering 48 waarop een verhoogde richel 49 is aangebracht die passend in de holte 9 van een bouwsteen 1, 18 kan worden 5 geplaatst. In de goten 10, 11, 12 en 13 is een hoeveelheid specie 50 aangebracht waarmee de bouwstenen 1, 18 blijvend met elkaar worden verbonden en een stevige muur vormen.

Door het verhoogde middendeel 8 op het bovenvlak van de bouwstenen 1, 18 kan de specie niet in de openingen 14, 15 10 terecht komen. Via de verticale openingen 14, 15 lopen leidingen 24. Via de geulen 16 lopen bedradingen 51 van bijvoorbeeld elektriciteitsvoorzieningen, t.v.kabels of telefoonkabels. Alle bouwstenen, funderingsbalken, hoekstenen, vensterbanken, muurplaten en T-stukken worden in 15 eerste instantie droog gestapeld, dus zonder toevoeging van specie. Vervolgens wordt specie toegevoegd in de goten 10, 11, 12 en 13 waardoor de bouwstenen en de overige bouwelementen blijvend aan elkaar worden bevestigd.

20 De toegepaste maatverhoudingen zijn zodanig dat de breedte van bijvoorbeeld een deur of een vensterbank overeenkomt met de breedte van een geheel aantal bouwstenen, zodat een modulair systeem wordt verkregen. De bouwstenen kunnen bijvoorbeeld 45 cm breed zijn, terwijl de deuren 90 cm 25 breed zijn. Voor de breedte van de ramen, vensterbanken, gevelpanelen, dakpanelen en andere benodigde bouwelementen, kan dan eveneens een veelvoud van 45 cm als maat worden genomen. Dergelijke modulaire maatverhoudingen dienen bij voorkeur behalve voor de breedte van de diverse bouwelemen-30 ten, eveneens te worden toegepast voor de hoogte ervan.

Figuur 11 toont een andere mogelijke uitvoering van een bouwsteen 1 volgens de uitvinding. Deze variant is in bovenaanzicht weergegeven in figuur 12. Deze bouwsteen 1 35 komt overeen met de bouwsteen volgens figuur 1, maar is aan beide zijkanten in het midden voorzien van een verticale uitsparing 52 met een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede. In deze uitsparing 52 kan op eenvoudige wijze bijvoorbeeld een kozijn van een deur of een raam passend 1006452 12 worden opgenomen. Indien de bouwsteen 1 niet naast een deur of raam wordt geplaatst, dan kan de uitsparing 52 eventueel worden opgevuld met extra bindmiddel, zoals cement of lijm.

5 Figuur 13 toont een kleine bouwsteen 53, bijvoorbeeld ongeveer 1 a 1,5 cm hoog, die met name geschikt is als speelgoed. Deze bouwsteen 53 is in figuur 14 weergegeven in zijaanzicht. De bouwsteen 53 omvat een bovenvlak 2 en een ondervlak 3. Aan het bovenvlak 2 is de bouwsteen voorzien 10 van een trapeziumvormig verhoogd middendeel 8. Aan het ondervlak 3 is de bouwsteen 53 voorzien van een holte 9 waarvan de vorm in hoofdzaak overeenkomt met het verhoogde middendeel 8. Aan weerszijden van het verhoogde middendeel 8 is de bouwsteen 53 voorzien van een gootvormige uithol-15 ling 54. Deze uithollingen 54 zijn nabij het oppervlak van het bovenvlak 2 iets versmald. Aan weerszijden van de holte 9 is de bouwsteen 53 voorzien van een richel 55 met een dwarsdoorsnede die in hoofdzaak overeenkomt met de dwarsdoorsnede van de gootvormige uithollingen 54 en derhalve 20 nabij het oppervlak van het ondervlak 3 iets versmald is.

De richels 55 dienen als bindmiddel en kunnen geklikt of geschoven worden in de gootvormige uithollingen 54 van een andere bouwsteen 53, zodat zonder veel kracht bouwwerken kunnen worden vervaardigd, terwijl de bouwstenen makkelijk 25 weer van elkaar losgenomen kunnen worden.

1006452

Claims (13)

1. Bouwsteen met een ondervlak en een bovenvlak, waarbij het ondervlak een niet-vlakke vorm beschrijft die evenwijdig is met het gelijkvormig verlopende bovenvlak met het kenmerk, dat het bovenvlak van de bouwsteen voorzien is 5 van één of meer gootvormige uithollingen op een afstand van een zijrand van het bovenvlak voor het opnemen van een bindmiddel voor het verbinden van de bouwsteen met een bovenliggende bouwsteen.

2. Bouwsteen volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de zijvlakken van de bouwsteen zijn voorzien van één of meer uitsparingen, welke uitsparing enerzijds uitmondt in een uitsparing in het bovenvlak en anderzijds uitmondt op een zodanige plaats in het ondervlak, dat wanneer de bouwsteen 15 op een overeenkomstige bouwsteen is geplaatst, de uitsparing aansluit op een uitsparing in het bovenvlak of zijvlak van de onderliggende bouwsteen.

3. Bouwsteen volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, 20 dat het bovenvlak over de lengterichting voorzien is van een verhoogd middenstuk en het ondervlak in de lengterichting voorzien is van een holte waarvan de vorm in hoofdzaak overeenkomt met het middenstuk en dat zowel het bovenvlak in de lengterichting als de zijvlakken voorzien zijn van 25 twee gootvormige uithollingen waarbij een van de gootvormige uithollingen in het bovenvlak is aangebracht tussen het voorvlak en het verhoogde middenstuk en de andere gootvormige uitholling tussen het achtervlak en het verhoogde tussenstuk, terwijl een van de beide gootvormige uithol-30 lingen in het zijvlak uitmondt in een van de beide gootvormige uithollingen in het bovenvlak en de andere gootvormige uitholling in het zijvlak uitmondt in de andere gootvormige uitholling in het bovenvlak.

4. Bouwsteen volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat het verhoogde middenstuk van het bovenvlak in dwars- 1006452 doorsnede trapeziumvormig is.

5. Bouwsteen volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de stenen voorzien zijn van een 5 holte die loopt van het bovenvlak naar het ondervlak en welke min of meer ellipsvormig tot rechthoekig zijn en waarvan de breedte ten minste 1,5 cm of meer en de lengte ten minste 6 cm is zodat vier vingers van een hand erin kunnen worden gestopt. 10

6. Bouwsteen volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de stenen zijn vervaardigd uit lichtgewicht beton of schuimbeton.

7. Bouwsteen volgens één van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat het bindmiddel bestaat twee richels die aan het ondervlak van de bouwsteen, zijn aangebracht welke richels in dwarsdoorsnede in hoofdzaak overeenkomen met de gootvormige uithollingen in het bovenvlak 20 en die in één lijn liggen en evenwijdig zijn met de gootvormige uithollingen in het bovenvlak, waarbij de richels klemmend in samenwerking kunnen worden gebracht met de gootvormige uithollingen in een overeenkomstige bouwsteen.

8. Bouwsteen volgens conclusie 7 met het kenmerk, dat gootvormige uithollingen nabij het oppervlak van het bovenvlak iets zijn versmald, terwijl de richels nabij het oppervlak van het ondervlak iets zijn versmald, waarbij de bouwsteen is vervaardigd van een stijf, veerkrachtig mate-30 riaal.

9. Bouwsteen volgens één van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de bouwsteen aan één of beide van de zijkanten is voorzien van een sleuf voor het passend kunnen 35 opnemen van een zijde van kozijn.

10. Werkwijze voor het vervaardigen van bouwwerken met behulp van bouwstenen, welke bouwstenen elk een aantal zijvlakken, een bovenvlak met een verhoogd middenstuk en 1006452 een ondervlak met een holte omvatten, waarbij de vorm van de holte in het ondervlak in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van het middenstuk op het bovenvlak, waarbij de bouwstenen zodanig op elkaar gestapeld worden dat het midden-5 stuk van het bovenvlak van een onderliggende bouwsteen passend in de holte van het ondervlak van een bovenliggende bouwsteen wordt aangebracht met het kenmerk dat bouwstenen worden toegepast waarbij gootvormige uithollingen zijn aangebracht in zowel het bovenvlak als in één of meer van 10 de zijvlakken die bij het bouwen grenzen aan de naast liggende bouwstenen, waarbij de uithollingen in het bovenvlak zijn aangebracht tussen de zijranden van het bovenvlak en het verhoogde middenstuk terwijl de uithollingen in de zijvlakken enerzijds elk uitmonden in een uitholling in het 15 bovenvlak en anderzijds uitmonden op een zodanige plaats in het ondervlak, dat wanneer de bouwsteen op een overeenkomstige bouwsteen is geplaatst, de uitsparing aansluit op een uitsparing in het bovenvlak of zijvlak van de onderliggende bouwsteen, waarbij na het stapelen van de bouwstenen een 20 vloeibaar bindmiddel wordt gegoten in de uithollingen van de bovenste rij bouwstenen.

11. Werkwijze volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat steeds als een laag bouwstenen is gelegd op een vorige 25 laag bouwstenen, het bindmiddel wordt toegevoegd via de gootvormige uithollingen, waarna op de genoemde laag bouwstenen een volgende laag bouwstenen wordt gelegd.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11 met het ken-30 merk, dat voordat de eerste laag stenen wordt gelegd eerst één of meer funderingsbalken worden geplaatst met een bovenvlak met een verhoogd deel dat dezelfde dwarsdoorsnede heeft als het verhoogde middendeel van het bovenvlak van de bouwstenen, waarna een eerste laag bouwstenen op de funde-35 ringsbalk wordt geplaatst, waarbij de holte van het ondervlak van elk van de bouwstenen van deze eerste laag over het verhoogde deel van de funderingsbalk wordt geplaatst, waarna via de gootvormige uithollingen het bindmiddel wordt toegevoegd. 100 64 58

13. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies 10 tot en met 12 met het kenmerk, dat het middel dat de stenen met elkaar verbindt bestaat uit een snelhardende mortel of specie, bijvoorbeeld een twee componenten specie. 5 1006452