NL1003774C2 - Kinderstoel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Kinderstoel.

De uitvinding heeft betrekking op een kinderstoel voorzien van een zitgedeelte en een ruggedeelte, welke kinderstoel met 5 behulp van een in een voertuig voorziene driepuntsgordel in het voertuig bevestigbaar is, welke driepuntsgordel met een eerste en tweede uiteinde met het voertuig is verbonden en met een tussen de uiteinden voorziene gordeltong losneembaar bevestigbaar is met een in het voertuig voorziene gordelgesp, waarbij bij een in het voertuig bevestigde kinderstoel, het 10 eerste uiteinde van de gordel nabij een van het zitgedeelte afgekeerde zijde van het ruggedeelte is gelegen, het tweede uiteinde onder het eerste uiteinde nabij het zitgedeelte is gelegen en de met de gordelgesp verbonden gordeltong aan een van het tweede uiteinde afgekeerde zijde van het zitgedeelte is gelegen, waarbij de kinderstoel nabij de van het zitgedeelte 15 afgekeerde zijde van het ruggedeelte is voorzien van ten minste een kleminrichting die een huis en een in het huis gelegen opspaninrichting omvat, met behulp waarvan een tussen de gordeltong en het eerste uiteinde uitstrekkend gordeldeel in een van het ruggedeelte afgekeerde opspanrich-ting opspanbaar is en in een aan de opspanrichting tegengestelde 20 blokkeerrichting tegen verplaatsing ten opzichte van de kleminrichting is geblokkeerd.

Bij een dergelijke, uit de Britse octrooiaanvrage GB-A-2.288.202 bekende kinderstoel, wordt het kinderstoeltje met behulp van een in de auto aanwezige driepuntsgordel in de auto bevestigd. De gordel 25 wordt hierbij met behulp van een gordeltong verbonden met een in de auto aanwezige gordelgesp. De driepuntsgordel is met beide uiteinden met de auto verbonden en dient derhalve in een dwars op de langsrichting van de gordel uitstrekkende richting in de kleminrichting te worden gebracht. Hierbij wordt bijvoorbeeld de schoudergordel in de aan de kinderstoel 30 bevestigde kleminrichting geleid en vervolgens in een gewenste opspanrichting opgespannen. In een aan de eerste richting tegengestelde tweede blokkeerrichting dient de gordel in de kleminrichting te zijn geblokkeerd om ongewenst verplaatsen van de kinderstoel ten opzichte van de gordel te voorkomen. Door de gordel uit de gordelgesp en uit de klem te 35 verwijderen, kan het kinderstoeltje uit de auto worden genomen.

1003774 2

De uit de Britse octrooiaanvrage GB-A-2.288.202 bekende kleminrichting is voorzien van een C-vormig gedeelte dat een basisplaat en twee naar elkaar uitstrekkende flenzen omvat. Tussen de basisplaat en de flenzen is een opspaninrichting gelegen. De gordel wordt tussen de 5 flenzen door in het C-vormige gedeelte gebracht waarna de gordel tussen de opspaninrichting en de flenzen is gelegen. De gordel is in een eerste opspanrichting verplaatsbaar terwijl het in een tweede blokkeerrichting tegen verplaatsing is geblokkeerd. Bij toepassing van de kleminrichting voor de bevestiging van een kinderstoeltje in een auto, worden bij een 10 ongeval of botsing met de auto ook krachten op de gordel en de kleminrichting uitgeoefend in dwars op de gordel uitstrekkende richtingen.

Een nadeel van de bekende inrichting is dat bij het optreden van dergelijke krachten het C-vormige gedeelte relatief eenvoudig kan openbuigen, waardoor de gordel uit het C-vormige gedeelte geraakt en 15 het kinderstoeltje niet meer met de auto is verbonden. Dit is uiteraard ongewenst. Een verder nadeel is dat het C-vormige gedeelte relatief slap is waardoor de op de gordel uitgeoefende opspankracht varieert.

De uitvinding beoogt een kinderstoel te verschaffen waarbij bovengenoemde nadelen worden vermeden.

20 Dit doel wordt bij de kinderstoel volgens de uitvinding bereikt doordat het huis is voorzien van ten minste twee, ten opzichte van elkaar, om een scharnieras scharnierbare delen die losneembaar met elkaar vergrendel baar zijn en aan een van de scharnieras afgekeerde zijde zijn voorzien van in elkaar aangrijpende afsluitelementen, waarbij de delen 25 ten opzichte van elkaar scharnierbaar zijn van een eerste positie waarin het tussen de gordeltong en het eerste uiteinde uitstrekkende gordeldeel tussen de twee delen positioneerbaar is naar een tweede positie waarin het gordeldeel tussen de delen is opgesloten en het in de kleminrichting gelegen gordeldeel onlosneembaar met de kleminrichting is verbonden en 30 vice versa.

Doordat de kleminrichting afsluitbaar is, zijn de op de afgesloten kleminrichting toelaatbare krachten relatief groot. Hierdoor wordt verzekerd dat de kinderstoel met behulp van de kleminrichting stevig met behulp van de gordel met de auto is verbonden. Door het ontgrendelen 35 van de kleminrichting kan de gordel op eenvoudige wijze uit de kleminrich- 1 003774 3 ting worden verwijderd, waarna de gordel van de gordel gesp wordt losgemaakt en de kinderstoel uit de auto kan worden genomen.

Door de twee ten opzichte van elkaar verplaatsbare delen is de kleminrichting relatief eenvoudig te openen en te sluiten.

5 Een uitvoeringsvorm van de kinderstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de kleminrichting verplaatsbaar is van de een zich dwars op het zitgedeelte uitstrekkende, eerste langszijde van het ruggedeelte naar een tweede langszijde van het ruggedeelte, waarbij het klemgedeelte ten opzichte van de kinderstoel zwenkbaar is zodanig dat 10 de opspanrichting aan beide langszijden van de kinderstoel af is gericht.

Op deze wijze behoeft de kinderstoel slechts te zijn voorzien van een enkele kleminrichting die, afhankelijk van de gewenste plaats van de kleminrichting ten opzichte van de kinderstoel nabij de ene of andere langszijde van de kinderstoel wordt gepositioneerd. Doordat de 15 kleminrichting tijdens het verplaatsen van de ene naar de andere langszijde tevens wordt verzwenkt, blijft de opspaninrichting van de kinderstoel afgericht.

Een andere uitvoeringsvorm van de kleminrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het eerste deel de opspaninrichting 20 omvat, die is voorzien van een met de gordel koppelbare vergrendelas die zich in de breedterichting van de gordel uitstrekt, waarbij de vergrendelas verplaatsbaar is in de eerste richting en in een dwars op de gordel uitstrekkende, van de gordel afgekeerde richting, terwijl het tweede deel om een scharnieras scharnierbaar met het eerste deel is verbonden, waarbij 25 de scharnieras zich in de lengterichting van de gordel uitstrekt.

Met behulp van een dergelijke vergrendelas kan de gordel op eenvoudige wijze worden opgespannen terwijl tegelijkertijd wordt verzekerd dat de gordel in de tweede richting vergrendeld is. Doordat het tweede deel, na het aanbrengen van de gordel tegen het eerste deel, over 30 de gordel heen wordt geslagen en aan een van de scharnieras afgekeerde zijde met het eerste deel wordt verbonden, wordt een de gordel in breedterichting omringende, gesloten constructie verkregen die relatief sterk en stijf is.

Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaanse octrooi US-A-35 1.340.303 een gesp bekend is die is verbonden met een uiteinde van een riem en waarin een ander uiteinde van de riem in een opspanrichting 1003774 4 verplaatsbaar is. Een dergelijke gesp is echter niet bedoeld en gedimensioneerd voor het opspannen van een kinderstoel met behulp van een in een auto voorziene driepuntsgordel.

Een verdere uitvoeringsvorm van de kinderstoel volgens 5 de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het eerste deel een in de breedterichting van de gordel uitstrekkend, C-vormig gedeelte omvat dat is voorzien van twee naar elkaar uitstrekkende flenzen, waarbij de gordel tussen de flenzen door in het C-vormige gedeelte positioneerbaar is, terwijl het tweede deel om de, in een evenwijdig aan het C-vormige gedeelte 10 uitstrekkende richting uitstrekkende scharnieras scharnierbaar met het eerste deel is verbonden en met een van de scharnieras afgekeerde zijde aan weerszijden van de gordel vergrendel baar is met het eerste deel, waarbij in gebruik de gordel S-vormig om het C-vormige gedeelte en het tweede deel heen is gelegen.

15 Hierdoor wordt een kleminrichting verkregen die vergelijkbaar is met op zich bekende opspaninrichtingen voor bijvoorbeeld het opspannen van banden van rugzakken. Bij dergelijke bekende opspaninrichtingen is het echter niet mogelijk om de gordel in een richting dwars op de langsrichting van de gordel in de kleminrichting te brengen waardoor 20 de bekende kleminrichting niet geschikt is voor toepassing voor de bevestiging van een kinderstoeltje in een auto.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een tekening, waarin fig. 1 een van een kleminrichting voorzien kinderauto-25 stoeltje volgens de uitvinding toont, fig. 2 een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een kleminrichting volgens de uitvinding toont, fig. 3 een perspectivisch aanzicht van een tweede kleminrichting volgens de uitvinding toont in een geopende stand, 30 fig. 4 de in fig. 3 weergegeven kleminrichting toont in een gesloten stand, fig. 5A en 5B een uitvoeringsvorm van de kinderstoel volgens de uitvinding tonen met een verplaatsbare en verzwenkbare kleminrichting, waarbij de kleminrichting respectievelijk aan de rechter-35 en linkerzijde van de kinderstoel is gelegen.

1003774 5

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingscijfers.

Fig. 1 toont een kinderautostoeltje 1 dat is voorzien van een zitkuip 2 en een de zitkuip 2 ondersteunende drager 3. Bij het 5 in een auto (niet weergegeven) plaatsen van de kinderstoel 1 wordt een op zich bekende driepuntsgordel tussen de zitkuip 2 en de drager 3 door geleid en vervolgens verbonden met een in de auto aanwezige gordelgesp. De kinderstoel is op een ruggedeelte 4 van de drager 3 voorzien van twee kleminrichtingen 5 die aan weerszijden van het ruggedeelte 4 zijn gelegen. 10 De schoudergordel van de auto wordt door een van de kleminrichtingen 5 geleid zoals hieronder nader zal worden toegelicht.

Fig. 2 toont een eerste uitvoeringsvorm van een kleminrichting 5 van een kinderstoel volgens de uitvinding die is voorzien van een eerste deel 6 en een om een scharnieras 7 scharnierbaar met het 15 eerste deel verbonden tweede deel 8. Het eerste deel 6 is aan een van de scharnieras 7 afgekeerde zijde voorzien van een vergrendel 1ip 9 die scharnierbaar is om een evenwijdig aan de scharnieras 7 uitstrekkende scharnieras 10. De vergrendellip 9 is voorzien van een uitsparing 11. Het tweede deel 8 is aan een van de scharnieras 7 afgekeerde zijde voorzien 20 van een tong 12. Het eerste deel is voorzien van een opspaninrichting 13 die een van vertandingen 14 voorziene vergrendelas 15 omvat, welke met twee ronde uiteinden 16 is gelagerd in twee zich evenwijdig uitstrekkende sleuven 17. De sleuven 17 sluiten een stompe hoek (X in met een gordeldraag-plaat 18 van het eerste deel 6. De vergrendelas 15 is tegen veerkracht 25 van in de sleuven 17 gelegen veren 19 in verplaatsbaar in een door pijl PI aangegeven richting. In een aan pijl Pl tegengestelde richting wordt verplaatsing van de vergrendelas 15 begrensd door twee lippen 20. De werking van de kleminrichting 5 is als volgt. Bij een in fig. 2 weergegeven stand wordt de schoudergordel 21 tegen de gordel draagplaat 18 gelegd, 30 waarnaar het tweede deel 8 in een door pijl P2 aangegeven richting wordt gescharnierd en evenwijdig aan het eerste deel 6 wordt gebracht. Vervolgens wordt de lip 9 in een door pijl P3 aangegeven richting verzwenkt waarbij de uitsparing 11 om de tong 12 komt te liggen en de gordel 21 in het door het eerste deel 6, het tweede deel 8 en de lip 9 gevormde huis 22 is 35 opgesloten. De gordel 21 ligt hierbij aan tegen de vergrendelas 15 waarbij de vertandingen 14 aangrijpen in de gordel 21. Bij een in een door pijl P4 1003774 6 aangegeven richting uitgeoefende kracht op de gordel 21, wordt de vergrendel as 15 in een van pijl PI afgekeerde richting verplaatst, waarbij de vertandingen 14 van de vergrendelas 15 verder in de gordel worden gedrukt en verplaatsing van de gordel 21 in de door pijl P4 aangegeven 5 richting wordt verhinderd. Bij een in een door pijl P5 aangegeven richting op de gordel 21 uitgeoefende kracht wordt de vergrendel as 15 tegen veerkracht van de veren 19 in, in een door pijl PI aangegeven richting verplaatst waardoor de vertandingen 14 van de vergrendel as 15 losraken van de gordel 21 en de gordel 21 in de door pijl P5 aangegeven richting 10 kan worden verplaatst. Na het verwijderen van de in de door pijl P5 aangegeven richting uitgeoefende kracht, wordt de vergrendel as 15 door de veren 19 weer tegen de gordel 21 aangedrukt.

Opgemerkt wordt dat bij de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm het eerste deel 6 met de drager 3 is verbonden. Het moge 15 duidelijk zijn dat het ook mogelijk is om het tweede deel 8 met de drager 3 te verbinden.

Fig. 3 toont een tweede uitvoeringsvorm van een kleminrichting 5 van een kinderstoel volgens de uitvinding die is voorzien van een eerste deel 23 en een tweede, om een scharnieras 24 scharnierbaar 20 met het eerste deel verbonden deel 25. Het eerste deel 23 omvat een C-vormig gedeelte 26 dat is voorzien van twee naar elkaar toe gerichte flenzen 27. Aan een van de scharnieras 24 afgekeerde zijde is het eerste deel 23 voorzien van twee haakvormige elementen 28, die aan een naar de scharnieras 24 toegekeerde zijde zijn voorzien van aanslagvlakken 29. Het 25 tweede deel 25 is aan een van de scharnieras 24 afgekeerde zijde voorzien van een evenwijdig aan de scharnieras 24 uitstrekkende rolbalk 30 en twee aan weerszijden van de rolbalk 30 gelegen aanslagblokken 31.

De werking van de kleminrichting 5 is als volgt.

De gordel 21 wordt bij de in fig. 3 weergegeven stand 30 tussen de flenzen 27 heen in het C-vormige gedeelte 26 gebracht, waarna de gordel 21 zich om de flenzen 27 heen uitstrekt. Vervolgens wordt het tweede deel 25 in een door pijl P9 aangegeven richting om de scharnieras 24 verzwenkt. Hierbij komen de aanslagblokken 31 in aangrijping met schuine vlakken 32 van de elementen 28, waardoor de elementen 28 in een door 35 pijl P6 aangegeven richting worden verzwenkt. De elementen 28 zijn hiertoe vervaardigd van een verbuigbaar materiaal. Het tweede deel 25 wordt zo 1 003774 7 ver in de door pijl P9 aangegeven richting verplaatst totdat de aanslagblokken 31 aanliggen tegen de aanslagvlakken 29. Hierbij zijn de elementen 28 onder veerkracht van het materiaal in een aan pijl P6 tegengestelde richting naar de oorspronkelijke positie verplaatst. Op het 5 moment dat de aanslagblokken 31 aanliggen tegen de aanslagvlakken 29 is een door het eerste element 23 en het tweede element 25 gevormd huis gesloten. Vervolgens wordt het in fig. 3 geziene linker gedeelte 33 van de gordel 21 over de rol balk 30 van het tweede deel 25 heen geslagen, zoals is weergegeven in fig. 4. Het eerste deel 23 is voorzien van een evenwijdig 10 aan de scharnieras 24 uitstrekkende, opstaande rand 34 waarover het rechter gedeelte 35 van de gordel 21 zich uitstrekt.

Bij de in fig. 4 weergegeven, gesloten stand van de kleminrichting 5, ligt de gordel 21 S-vormig in het door het eerste en tweede deel gevormde huis. Indien een kracht wordt uitgeoefend op het 15 deel 35 van de gordel 21 in een door pijl P7 aangegeven richting, zal er geen verplaatsing van de gordel 21 in die richting plaatsvinden. Indien op de gordel 21 een kracht wordt uitgeoefend in een aan pijl P7 tegengestelde richting P8 zal er wel een verplaatsing van de gordel 21 in de door pijl P8 aangegeven richting plaatsvinden. De reden dat in de 20 door pijl P8 aangegeven richting wel en in de door pijl P7 aangegeven richting geen verplaatsing van de gordel 21 mogelijk is, komt door de om de flenzen 27 geslagen en tussen de rol balk 30 en de opstaande rand 34 tegen elkaar aanliggende gordeldelen 33, 35. De werking van de op deze wijze door het eerste deel 23 en het tweede deel 25 gevormde opspaninrich-25 ting komt overeen met opspaninrichtingen zoals bekend bij onder meer het opspannen van gordels van rugzakken en zal derhalve niet nader worden toegelicht.

Fig. 5A en 5B tonen respectievelijk een kinderstoel en details van deze kinderstoel met respectievelijk een aan de rechter-30 en linkerzijde gelegen kleminrichting.

Bij de in fig. 5A weergegeven kinderstoel 1, bevindt de kleminrichting 5 zich nabij de rechter langszijde van de kinderstoel 1. De gordel 21 is met een eerste en tweede uiteinde 40, 41 verbonden met het voertuig. De gordel 21 is verder voorzien van een tussen het eerste 35 en tweede uiteinde 40, 41 gelegen gordeltong 42 die losneembaar verbindbaar is met een in het voertuig voorziene gordelgesp 43. De kinderstoel 1 is 1003774 8 ft voorzien van een in fig. 2 weergegeven kleminrichting 5 die nabij de rechter langszijde van de kinderstoel 1 is gelegen. De kleminrichting 5 is verplaatsbaar en simultaan verzwenkbaar in de door pijl P10 aangegeven richting naar de linkerzijde van de kinderstoel 1.

5 Bij de in het voertuig geplaatste kinderstoel 1 strekt een zich tussen de gordeltong 42 en het eerste uiteinde 40 gelegen gordeldeel 44 zich uit door de kleminrichting 5. In de van de kinderstoel 1 afgekeerde, door pijl P5 aangegeven opspanrichting kan het gordeldeel 44 worden opgespannen terwijl in de aan P5 tegengestelde richting het 10 gordeldeel 44 tegen verplaatsing is geblokkeerd.

Indien de kinderstoel 1 op een andere plaats in het voertuig wordt gemonteerd, waarbij het eerste en tweede uiteinde 40, 41 aan de linkerzijde van de kinderstoel zijn gelegen, wordt de kleminrichting 5 in de door pijl P10 aangegeven richting verplaatst en verzwenkt 15 zodat de kleminrichting 5 eveneens nabij de linkerzijde van de kinderstoel 1 is gelegen, zoals weergegeven in fig. 5B. Daarna kan de kinderstoel met de gordel 21 in het voertuig worden bevestigd. Op deze wijze behoeft de kinderstoel slechts te zijn voorzien van een enkele kleminrichting.

Bij de in fig. 2 weergegeven kleminrichting strekt de 20 scharnieras 7 zich evenwijdig aan de langsrichting van de gordel 21 uit terwijl bij de in fig. 3 en 4 weergegeven kleminrichting de scharnieras 24 zich dwars op de langsrichting van de gordel 21 uitstrekt. Bij beide kleminrichtingen is de gordel na het tegen elkaar aan verzwenken van de beide delen en het vervolgens vergrendelen van de beide delen in het door 25 de beide delen gevormde huis opgesloten.

1003774

Claims (5)

1. Kinderstoel voorzien van een zitgedeelte en een ruggedeelte, welke kinderstoel met behulp van een in een voertuig voorziene 5 driepuntsgordel in het voertuig bevestigbaar is, welke driepuntsgordel met een eerste en tweede uiteinde met het voertuig is verbonden en met een tussen de uiteinden voorziene gordeltong losneembaar bevestigbaar is met een in het voertuig voorziene gordelgesp, waarbij bij een in het voertuig bevestigde kinderstoel, het eerste uiteinde van de gordel nabij 10 een van het zitgedeelte afgekeerde zijde van het ruggedeelte is gelegen, het tweede uiteinde onder het eerste uiteinde nabij het zitgedeelte is gelegen en de met de gordelgesp verbonden gordeltong aan een van het tweede uiteinde afgekeerde zijde van het zitgedeelte is gelegen, waarbij de kinderstoel nabij de van het zitgedeelte afgekeerde zijde van het 15 ruggedeelte is voorzien van ten minste een kleminrichting die een huis en een in het huis gelegen opspaninrichting omvat, met behulp waarvan een tussen de gordeltong en het eerste uiteinde uitstrekkend gordeldeel in een van het ruggedeelte afgekeerde opspanrichting opspanbaar is en in een aan de opspanrichting tegengestelde blokkeerrichting tegen verplaatsing 20 ten opzichte van de kleminrichting is geblokkeerd, met het kenmerk, dat het huis is voorzien van ten minste twee, ten opzichte van elkaar, om een scharnieras scharnierbare delen die losneembaar met elkaar vergrendel baar zijn en aan een van de scharnieras afgekeerde zijde zijn voorzien van in elkaar aangrijpende afsluitelementen, waarbij de delen ten opzichte van 25 elkaar scharnierbaar zijn van een eerste positie waarin het tussen de gordeltong en het eerste uiteinde uitstrekkende gordeldeel tussen de twee delen positioneerbaar is naar een tweede positie waarin het gordeldeel tussen de delen is opgesloten en het in de kleminrichting gelegen gordeldeel onlosneembaar met de kleminrichting is verbonden en vice versa. 30

2. Kinderstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kleminrichting verplaatsbaar is van de een zich dwars op het zitgedeelte uitstrekkende, eerste langszijde van het ruggedeelte naar een tweede langszijde van het ruggedeelte, waarbij het kleingedeelte ten opzichte van de kinderstoel zwenkbaar is zodanig dat de opspanrichting aan beide 35 langszijden van de kinderstoel af is gericht. 100377* ·«

3. Kinderstoel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het eerste deel van het huis de opspaninrichting omvat, die is voorzien van een met de gordel koppelbare vergrendelas die zich in de breedterich-ting van de gordel uitstrekt, waarbij de vergrendelas verplaatsbaar is 5 in en tegengesteld aan de opspanrichting en in een dwars op de gordel uitstrekkende, van de gordel afgekeerde richting, terwijl het tweede deel om de scharnieras scharnierbaar met het eerste deel is verbonden, waarbij de scharnieras zich dwars op de vergrendelas uitstrekt.

4. Kinderstoel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat 10 beide uiteinden van de vergrendelas in sleuven verschuifbaar zijn gelagerd, waarbij de zich onder een hoek met de gordel uitstrekkende sleuven met nabij de langszijde van het ruggedeelte gelegen uiteinden verder van het tweede gedeelte af zijn gelegen dan met naar het midden van het ruggedeelte toegekeerde uiteinden.

5. Kinderstoel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het eerste deel een in de breedterichting van de gordel uitstrekkend, C-vormig gedeelte omvat dat is voorzien van twee naar elkaar uitstrekkende flenzen, waarbij de gordel tussen de flenzen door in het C-vormige gedeelte positioneerbaar is, terwijl het tweede deel om de, in een evenwijdig aan 20 het C-vormige gedeelte uitstrekkende richting uitstrekkende scharnieras scharnierbaar met het eerste deel is verbonden en met een van de scharnieras afgekeerde zijde aan weerszijden van de gordel vergrendel baar is met het eerste deel, waarbij in gebruik de gordel S-vormig om het C-vormige gedeelte en het tweede deel heen is gelegen. 1003774