NL1003113C2 - Inrichting voor het bewerken van landbouwgewas. - Google Patents

Description

Inrichting voor het bewerken van landbouwgewas

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewerken van landbouwgewas, zoals een maaier, welke inrichting is voorzien van een over het veld beweegbaar gestel, aan het gestel aangebrachte, 5 roterend aangedreven bewerkingselementen, zoals maai-schijven, elk waarvan is voorzien van een meervoud aan koppelmiddelen bij de omtrek daarvan, welke middelen bestaan uit een door een gat in het element gevoerde staande pen, waarop een strookvormig mes draaibaar is 10 gelagerd.

De hierboven vermelde strookvormige messen ondervinden een tamelijk hoge slijtage en soms een grote schade ten gevolge van stoten tegen stenen of andere obstakels in het veld. Dergelijke messtroken dienen 15 derhalve zodanig te zijn gekoppeld aan de roterend aangedreven bewerkingselementen dat zij gemakkelijk vervangbaar zijn. Het bezwaar van de bestaande systemen is dat het vervangen tamelijk veel werk vereist, omdat veelal de pen waaromheen het mes is gelagerd, hetzij beschadigd is, 20 hetzij vastzit vanwege de schadelijke inwerking van de sappen van het landbouwgewas.

De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren te ondervangen en verschaft daartoe een inrichting welke zich onderscheidt doordat het element op afstand daarvan 25 een plaatvormige steun vertoont, welke is voorzien van een met het genoemde pengat in lijn liggend gat, een en ander zodanig dat de staande pen door beide gaten is gevoerd, waarbij de pen aan althans één zijde van de messtrook is voorzien van borgmiddelen.

30 Dankzij de dubbele lagering van de pen, tussen welke lagers de messtrook zwenkbaar is aangebracht, is de pen aan onder- en bovenzijde volledig af te schermen door het materiaal van het bewerkingselement. Bovendien ver 10 0 3 ? 1 3 2 zorgt de eenzijdige toepassing van de borgmiddelen ervoor dat deze op doeltreffende wijze kunnen worden afgeschermd tegen de bovengenoemde agressieve vloeistoffen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de borg-5 middelen gevormd door een veerring, waarmee de pen slechts in een der gaten is vastgehouden.

Daarbij is het van voordeel om aan weerszijden van deze borgring een dichting aan te brengen die een doeltreffende afscherming waarborgt.

10 De uitvinding heeft voorts betrekking op een gereedschap voor het demonteren van een rond een montage-pen zwaaibare messtrook op de in het gestel van een maaimachine gemonteerde rotor, welk gereedschap zich volgens de uitvinding onderscheidt door een stift en een 15 die stift ten opzichte van het gestel verplaatsbare hefboom, welke op het gestel is af te steunen.

Met dit relatief eenvoudige gereedschap is de pen eenvoudig door een axiale druk uit de gaten te lichten, waardoor het mes gemakkelijk is te vervangen.

20 Bovengenoemde en andere kenmerken van de uit vinding zullen nader worden toegelicht in de hieronder-staande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld. In de tekening toont: fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een 25 landbouwmachine in de vorm van een maaier, voorzien van bewerkingselementen met messtroken, fig. 2 een staande doorsnede door een der bewerkingselementen, met de koppelmiddelen volgens de uitvinding, 30 fig. 3 een met fig. 2 overeenkomende doorsnede van de koppelmiddelen volgens een andere uitvoeringsvorm, fig. 4 een staande doorsnede van de koppelmiddelen volgens een derde variant, fig. 5 een met fig. 2 overeenkomende staande 35 doorsnede, waarbij een gereedschap volgens de uitvinding kan worden aangebracht voor het verwijderen van de pen, fig. 6 een met fig. 5 overeenkomende doorsnede van een variant van het demontagegereedschap.

10 0 3 ; 1 5 3

In fig. 1 is met het cijfer 1 het gestel weergegeven dat hier in hoofdzaak is opgebouwd uit een bok 2, welke aan een niet getoonde landbouwtrekker dient te worden bevestigd. Het gestel bestaat voorts uit een 5 dwarshuis 3 dat aan de bok 2 is bevestigd en dat dient voor het aankoppelen van een maaibalk 4 voorzien van een aantal roterende bewerkingselementen 5. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn een zestal bewerkingselementen getekend, welke door een in de maaibalk 4 opgenomen 10 aandrijfsysteem via de snaaraandrijving 6 en de aftakas 7 kunnen worden geroteerd.

Een verder niet nader omschreven afdekkap 8 wordt boven de maaibalk met de maaiorganen aangebracht ter afscherming van het maaiproces.

15 Elk der bewerkingselementen 5 is telkens voor zien van een drietal strookvormige messen 10, welke draaibaar om een staande pen zijn gelagerd.

Thans wordt verwezen naar de uitvoering van fig. 2, waarbij dezelfde onderdelen met dezelfde verwij-20 zingscijfers zijn aangegeven. Het bewerkingselement is een gevormde plaat, met een in hoofdzaak driehoekig uiterlijk, bij elke hoek waarvan een staande pen 11 loodrecht op het vlak van de schijf 5 is aangebracht, waaromheen de messtrook 10 draaibaar is gelagerd. Daartoe 25 is in het bovenvlak van de schijf een vervangbaar slijta-ge-element 12 aangebracht voorzien van een doorgaand gat. Aan de onderzijde van de plaat 5 is een plaatvormige steun 13 vastgelast, die eveneens voorzien is van een doorgaand gat 14, welke in lijn ligt met dat van het 30 slijtage-element 12. Zodoende is het mogelijk om de pen 11 zowel in het gat van het slijtage-element 12 als dat van de steun 13 te voeren. Aangezien de steun 13 op enige afstand van het slijtage-element 12 ligt, kan het strookvormige mes 10 met een passend gat ook in lijn worden 35 gebracht met de twee voornoemde gaten, waarna de pen 11 door omlaag te drukken kan worden bevestigd.

De bevestiging vindt plaats doordat het boveneinde van het doorgaande gat in het slijtage-element 12 1 0C ; 113 4 is verwijd met een contourgat 15. Het contourgat heeft een naar binnen wijzende borst 16, zodat een ondersneden kamer 17 wordt gevormd. De pen 11 is tevens voorzien van een groef 18, waarin een veerring 19 is te plaatsen. De 5 veerring is wijder dan de groef 18 en kan door indrukking volledig in de groef 18 worden opgenomen. Als de pen 11 omlaag wordt gedrukt, zal de veer 19 worden ingedrukt, en zal zich voorbij de borst 16 verwijden, waardoor de pen 11 wordt geborgd.

10 Aan weerszijden van de veerring 19 zijn afdich- tingsringen 20, 21 in passende groeven in de pen ll opgenomen. Deze afdichtingsringen 20 kunnen van passend materiaal zijn, bijvoorbeeld rubber, en dienen om de speling tussen de pen en de gatwand van het slijtagestuk 15 12 af te dichten. Zodoende zal de veerring 19 tegen invloeden van buitenaf zijn beschermd.

Fig. 3 toont een uitvoeringsvorm, waarbij de pen 11 nagenoeg gelijk is uitgevoerd aan de uitvoering van fig. 2, maar waarbij de veerring 19' hier is opgeno-20 men in een groef 22 van het slijtage-element 12. Het brede deel van de pen 11 kent een zoekrand 23, die ervoor zorgt dat de veerring 19' naar buiten wordt gedrukt bij het invoeren van de pen 11 in het gat. Zodra het zoekvlak 23 voorbij de veerring 19' is, zal deze terugveren in een 25 groef 24 in de kop van de pen 11. Ook hier zijn afdich-tingsringen 20 en 21 aangebracht ter bescherming van de veerring 19'.

Fig. 4 toont een uitvoeringsvorm, waarbij de pen van onderaf in plaats van bovenaf in de in lijn 30 liggende gaten van de plaat van het bewerkingselement 5 en de steun 13. De steun 13 heeft hier in dwarsdoorsnede een U-vormige gestalte, zodanig dat het strookvormige mes tussen de benen van de U is door te voeren, en bij het stroken van het gat in het mes de pen 11 kan worden 35 doorgeleid naar boven.

Een onder spanning van een veer 25 staande schoot 26 kan met een vorkvormig eind 27 in een groef 28 1 0 0 3 1 1 3 5 van de pen 11 vallen. Daarmee wordt de pen 11 in de gemonteerde toestand geborgd.

Bij het demonteren dient een demontagepen 29, welke door een tweetal hulpgaten 30 in de roterende 5 drager 5 en 31 in de schoot 26 te worden gestoken, en door het verzwenken in de richting van de pijl PI kan de schoot 26 naar links worden bewogen, waardoor de vork 27 vrijkomt uit de groef 28 van de pen 11 die daarna kan worden verwijderd.

10 Fig. 5 toont de mogelijkheid om de pen 11 gemakkelijk te kunnen demonteren. Daartoe is in een aan de onderzijde van de maaibalk 4 aangebrachte slof 30 voorzien van een opening 31 waardoorheen een busvormige huls 32 is te voeren, zodanig dat de verbrede kop daarvan 15 op de slof 30 blijft hangen. De huls dient voor de geleiding van een stift 33, die door middel van een excentriek 34 omhoog is te bewegen in de opening van de huls 32, door de excentriek 34 met de hefboom 35 in de richting van de pijl P2 te bewegen. De stift 33 stoot met het 20 boveneinde tegen het ondereinde van de pen ll in het bewerkingselement, waardoor dankzij de hefboomwerking een tamelijk grote axiale kracht op de onderzijde van de pen 11 kan worden uitgeoefend. Deze axiale kracht is voldoende om de weerstand ten gevolge van het indrukken van de 25 vering 19 te overwinnen, waardoor de pen 11 daarna gemakkelijk is te verwijderen en de messtrook 10 te vervangen.

Fig. 6 toont een uitvoeringsvorm, waarbij het gereedschap uit fig. 5 is vervangen door een hefboom 35' die is voorzien van een haakvormig einde 36, welke om de 30 rand van de slof 30 kan worden gelegd. De hefboom 35 is voorzien van een vast daaraan bevestigde stift 33. Door het verdraaien van de hefboom in de richting van de pijl P3 wordt de stift 30 omhooggedrukt tegen de onderzijde van de pen 11, waardoor deze eveneens kan worden verwij-35 derd op de hierboven beschreven wijze.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

1 f! ^ ' 1 Π ‘ i v' i I v

Claims (9)

1. Inrichting voor het bewerken van landbouwgewas, zoals een maaier, welke inrichting is voorzien van een over het veld beweegbaar gestel, aan het gestel aangebrachte, roterend aangedreven bewerkingselementen, zoals maaischijven, elk waarvan is voorzien van een meervoud aan koppelmiddelen bij de omtrek daarvan, welke middelen bestaan uit een door een gat in het element gevoerde staande pen, waarop een strookvormig mes draaibaar is gelagerd, met het kenmerk, dat het element op afstand daarvan een plaatvormige steun vertoont, welke is voorzien van een met het genoemde pengat in lijn liggend gat, een en ander zodanig dat de staande pen door beide gaten is gevoerd, waarbij de pen aan althans één zijde van de messtrook is voorzien van borgmiddelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de borgmiddelen zijn gevormd door een veer-ring en een die veerring opnemende kamer in de gatwand enerzijds en een ondersnijding in de pen anderzijds.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de borging een dichting om de pen is aangebracht.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de borgmiddelen zijn gevormd door een schoot die langs een vlak van het element verschuifbaar is en die in een ondersnijding van de pen grijpt.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steun een L-vormige beugel is die met het korte been aan een zijde van het element is bevestigd, waarbij het lange been radiaal naar buiten wijst.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hartlijn van de pen parallel aan de draaiingsas verloopt en de messtrook op afstand van de pen is getordeerd.

7. Gereedschap voor het demonteren van een rond een montagepen zwaaibare messtrook op de in het gestel

10 C 5 1 1 3 van een maaimachine gemonteerde rotor, gekenmerkt door een stift en een die stift ten opzichte van het gestel verplaatsende hefboom, welke op het gestel is af te steunen.

8. Gereedschap volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de stift en de hefboom een geheel zijn, waarbij op afstand van de stift de hefboom is voorzien van een haakvormige steun.

9. Gereedschap volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de stift schuifbaar geleid is in een huls, waarin een met de hefboom verbonden excentriek is gelagerd, dat tegen de stift aanstoot. 1C 5 3 1 3