NL8403911A - Maaiinrichting met verbeterde mesbevestiging. - Google Patents

Description

ί - ^ '*

Hw/Mv/442 Muitmorm

Maaiinrlenting met verbeterde mesoevestiging

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het maaien van landbouwgewassen in het bijzonder gras, voorzien van een in dwarsrichting over het veld voortgetrokken langwerpige maaibalk met een aantal telkens om een eerste 5 staande as draaibaar aangedreven meshouders, elk waarvan tenminste één om een op afstand van de eerste as gelegen tweede staande as zwenkbaar mesblad draagt.

Bij een inrichting van het in de aanhef beschreven type is het gebruikelijk om het mes op te sluiten tussen de 10 meshouder en een borstbout, die door middel van een moer aan de meshouder is vast te draaien, waarbij het mes zelf over 360“ vrij om de borstbout kan draaien. Het probleem wat hierbij optreedt is dat het mes moeilijk te vervangen is na slijtage, omdat na het losdraaien van de moer de borstbout uit de 15 meshouder genomen en na het vervangen van het mes weer op zijn plaats aangebracht moet worden, hetgeen moeilijk is vanwege de geringe inbouwhoogte onder de meshouder.

De uitvinding beoogt een zodanige mesbevestiging bij een inrichting van het in de aanhef beschreven type te 20 verschaffen, waarbij het verwisselen aanzienlijk makkelijker plaatsvindt, het mes over 360“ draaibaar en een volledige bewegingsvrijheid ten behoeve van het ontwijken van obstakels gewaarborgd blijft.

De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt 25 zich doordat de tweede as een pen is, waarbij elk mesblad is voorzien van een grendel welke een uitsparing heeft, zodanig dat de grendel vanuit een eerste stand, waarin het mesblad op de pen kan worden geplaatst, verschuifbaar is naar een tweede stand waarin het mesblad op de pen in axiale zin vast zit, .

30 waarbij borgmiddelen tegen het verschuiven van de grendel zijn aangebracht.

Voor het verwisselen van het mesblad is het dus slechts noodzakelijk om een schuifbeweging van de grendel uit te voeren nadat de borging is opgeheven.

3 £ -1 ” J 11 v * W v w I « i ï 4 -2-

In een uitvoeringsvorm is de grendel een verlenging van het mesbiad zelf, welke verlenging is voorzien van een opening die om een ondersnijding van de pen valt.

In een verdere ontwikkeling van de mesbevestiging 5 is het mesblad schuifbaar gevat in een drager, welke drager een opening heeft voor het opnemen van de pen. Deze drager dient enerzijds om het mesblad nauwkeurig te geleiden indien het mesblad is uitgevoerd met de grendelverlenging. Voorts dient de drager om op eenvoudige wijze de grendel te borgen. 10 Volgens een andere uitvoeringsvorm kan de drager zelf zijn uitgevoerd als grendel, waarbij de daarin aangebrachte opening om een ondersnijding van de pen valt.

De opening kan hierbij een sleutelgatvorm vertonen.

In de voornoemde uitvoeringen is het voldoende dat 15 de als pen uitgevoerde tweede as vast is bevestigd aan de roterende meshouder. Het is binnen hét kader van de uitvinding tevens mogelijk om de als pen uitgevoerde tweede as in axiale zin verschuifbaar in de houder op te nemen, waarbij dan spanmiddelen zijn aangebracht om de pen in de werkstand 20 voor te spannen.

In alle uitvoeringsvormen blijft echter de pen bij -j het verwisselen van het mesblad respectievelijk de mesdrager gekoppeld zitten aan de houder, hetgeen de beoogde vereenvoudiging voor het verwisselen van het mesblad tegemoet komt.

25 De uitvinding wordt nader toegelicht in der hieron- derstaande figuurbeschrijving van een aantal uitvoeringsvoor-beelden.

In de tekening toont:

Fig. 1 een perspektivisch bovenaanzicht van een 30 maalinrichting voorzien van maaibalk en daaropaangebrachte schijfvorraige meshouders,

Fig. 2 een met fig. 1 overeenkomend perspektivisch bovenaanzicht van een enkele meshouder met een drietal daaropaangebrachte messen, 35 Fig. 3 en 4 een met de voorgaande figuren overeenkomstig perspektivisch aanzicht van een detail van de mesbladbevestiging in de drager respectievelijk houder, ^ /ï 0 s 0 1 1 V » v o <J i j 7 i -3-

Fig. 5 een onderaanzicht van de mesdrager volgens een andere uitvoeringsvorm,

Fig. 6a en b elk een perspektivisch aanzicht van een mesolad met daaraan aangebracht grendeldeel, 5 Fig. 7 een perspektivisch aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van de mesbladbevestiging in de drager respectievelijk aan de houder daarvan.

Fig. 8a een perspektivisch aanzicht van een derde j 10 uitvoeringsvorm.

Fig. 8b, c, en d elk een perspektivisch aanzicht van alternatieve mesblad-uitvoeringen.

De in fig. 1 getoonde inrichting voor het maaien .

van landbouwgewas is van een bekend type en bestaat in hoofd-15 zaak uit een maaibalk 1, die in de richting van de pijl P1 dwars op de langsrichting van de maaibalk 1, over het veld wordt voortbewogen. Dit is mogelijk door de maaibalk aan één eind daarvan te bevestigen aan een steungestel 2 dat door middel van een bok 3 aan bijvoorbeeld de driepuntsophanging 20 van een landbouwtrekker (niet getoond) kan worden bevestigd.

De maaibalk 1 is aan de onderzijde voorzien van sloffen 4, welke over de bodem glijden.

De maaibalk is aan de bovenzijde voorzien van een viertal meshouders 5, welke een driehoekige gestalte hebben 25 en als schijf zijn uitgevoerd, waarbij in de hoekpunten telkens een maaimesblad 6 draaibaar is aangebracht.

De aandrijving van de schijven 5 respectievelijk mesbladen 6 vindt plaats door een in de maaibalk 1 ondergebracht tandwielstelsel 7, dat telkens een eerste opstaande as 30 8 voor een maaischijf 5 aandrijft.

Het tandwielstelsel 7 wordt op bekende wijze in rotatie gebracht door een transmissie 9 die door een snarenstelsel 10 vanaf de aftakas 11 wordt bekrachtigd.

Tenslotte zij vermeld dat het andere einde van de -35 maaibalk 1 is uitgevoerd met een zwadgeleider 12.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op de bevestiging van het mesblad 6 aan de schijfvormige houder ‘5, zie fig. 2, welk mes zodanig is aangebracht, dat deze over 360° in de richting van de pijl P2 rond een tweede staande as nabij het hoekpunt van de schijf 5 zwenkbaar is teneinde bij 8403311 -4- 7 % opstakels te kunnen meegeven. De mesbladen 6 blijven in de werkstand staan ten gevolge van de middelpuntvliedende kracht.

De tweede staande as is in een uitvoeringsvorm, 5 volgens fig. 3 en 4, gevormd door een vast aan de schijf 5 bevestigde pen 13, die een ondersnijding 14 heeft. Het mesblad 6 is zelf opgenomen in een hulsvormige drager 15, die het achterste deel 6' van het mesblad met weinig speling omvat. Het is in deze uitvoering wel mogelijk om het achterste 10 gedeelte 6' in de richting van de pijl P3 te verschuiven in de huls 15.

De huls 15 is in het boven- respectievelijk ondervlak daarvan uitgevoerd met een gat 16, waarvan de diameter overeenstemt met de buitendiameter van de pen 13. Voorts is 15 terzijde van het gat 16 een tweede gat 17 aangebracht, hetwelk hieronder nog nader wordt toegelicht.

Het achterste gedeelte 6' van het mesblad 6 is uitgevoerd als grendel. Daartoe is een sleufvormige uitsparing 18 daarin aangebracht, zie fig. 6b, welke ook als sleutelgat-20 vorm kan zijn uitgevoerd, zie fig. 6a. De sleufvormige uitsparing 18 heeft een breedte b welke overeenstemt met de diameter van de ondersnijding 14 van de pen 13. Indien de sleu-telgatopening wordt gebruikt volgens fig. 6a is ook hier het sleufvormige deel met een breedte uitgevoerd, die overeen-25 stemt met de ondersnijding 14 van de pen 13, terwijl het brede deel een diameter vertoont, welke overeenkomt met die van gat 16 in de drager 15.

Het mesbladdeel 6' heeft voorts een gat 19, welke in de gemonteerde toestand samenwerkt met gat 17 van de 30 drager 15. De diameter van het gat 19 is groter dan die van het gat 17.

Het monteren van het mesblad 6 in de drager 15 volgens fig. 3 en 4 vindt als volgt plaats.

Eerst wordt het blad 6 met het deel 61 in de drager 35 15 geschoven, waarna deze laatste van onder af op de pen 13 wordt geschoven, waarbij het gat 16 om de pen 13 valt. In de mesbladuitvoering volgens fig. 6a dient het gat 18 te stroken met het gat 16, zodat de pen 13 geheel door de drager 15 8403911 -5- ν' * steekt.

In her geval van een mesblaö volgens fig. 6b dient het mes niet geheel in de drager 15 te worden geschoven, zodanig dat het gat 16 vrij blijft.. Zodra de drager 15 op de 5 pen 13 is geschoven, wordt het mesblad 6 verder de drager 15 ingeschoven, zodat het sleufvormige deel van de uitsparing 18 in de ondersnijding 14 van de pen 13 valt. Hiermee wordt de drager 15 respectievelijk mesblad 6 op de pen 13 vergrendeld.

De borging vindt plaats doordat de gaten 17 respec-10 tievelijk 19 met elkaar stroken, zodat een prop 20 van bijvoorbeeld kunststof daarin kan worden aangebracht, bijvoorbeeld door middel van een perstang 21. De kunststof prop 20 is zodanig elastisch dat deze zichzelf in vertikale zin borgt vanwege de verdik king in het midden daarvan dankzij de gro-15 tere diameter van het gat 19 ten opzichte van het gat 17.

Op deze wijze wordt het mesblad 6 op zeer eenvoudige wijze aan de pen 13 aangebracht. Een rotatie over 360° is verzekerd, terwijl de opbouw zodanig symmetrisch is dat het mesblad 6 in twee standen kan worden gebruikt. Immers kan 20 het mesblad 6 volgens fig. 6 over 180* rond de langsas daarvan worden gewenteld om dezelfde werking te krijgen. Daartoe is tevens de kling ten opzichte van het deel 6' over een hoek C< getordeerd, teneinde een gunstige snijhoek voor beide snijranden 22 te bewerkstelligen.

25 De mesdrager 15 kan volgens fig. 5 ook een cirkel vormige gestalte hebben waarbij het gat 16 in het midden daarvan ligt. Het voordeel hiervan is dat eventuele botsingen met stenen altijd een naar binnen gerichte, dat wil zeggen op de pen 13 gerichte kracht tot gevolg heeft waardoor schade 30 tot een minimum wordt beperkt.

De veiligheid wordt tevens verhoogd doordat de afstand tussen gat 19 en daarnaartoe gerichte eindwand 23 van de sleuf 18 zodanig is dat deze eindwand 23 tegen het mantel-oppervlak van de ondersnijding 14 ligt zodat stoten op het 35 mesblad 6 in de richting van de pen 13 direkt door de pen 13 worden opgevangen en niet via de prop 20.

In bepaalde uitvoeringen kan het voorkomen dat het gewenst is bij het losschieten van de prop 20 het mesblad 6 8 4 ü 3 · 1 1

3 C

-D- tegen te houden bij het uit de drager 15 wegschieten ten gevolge van de middelpuntvliedende kracht, waartoe de sleutel-gatuitsparing volgens fig. 6a gunstig is. Immers blijft het wanddeel 24 daarvan achter de pen 13 hangen.

5 De drager 15 kan een huls met twee open einden zijn, zie fig. 4, echter met een gesloten zijde 25, zie fig. 3, waarmee mogelijke vuilophoping in de huls 15 wordt voorkomen.

Fig. 7 laat een alternatieve uitvoeringsvorm van de 10 mesdrager zien. Dezelfde onderdelen zijn met dezelfde refe-rentiecijferd aangegeven. Het verschil met de uitvoering volgens fig. 3 of 4 ligt hierin dat de mesdrager 15 als grendel is uitgevoerd. Deze mesdrager is voorzien van een sleutelvormig gat 30, dat te vergelijken is met het sleutelvormig gat 15 23, 24 in het mesblad 6 van fig. 6a. Het mesblad 6 in deze uitvoering is slechts voorzien van een cirkelvormige opening, welke even groot is als het cirkelvormige deel van het sleutelgat 30 in de drager 15. Het smalle gedeelte van het sleutelgat 30 van de drager 15 past in een ondersnijding 31 van 20 de staande pen 13, die vast aan de meshouder 5 is bevestigd.

Teneinde de drager -15 aan het mesblad 6 te borgen zijn beiden voorzien van een doorgaand gat, overeenkomend met de gaten 16, 17 in de uitvoering van fig. 3 en 4. In deze in de grendelstand strokende gaten ligt het omgebogen einde van 25 een veerclip 32, welke om de pen 13 loopt en waarvan het andere einde om de drager 15 is gehaakt.

Het aanbrengen van het mes inclusief de drager 15 op de pen 13 kan weer op dezelfde eenvoudige wijze plaatsvinden, door namelijk eerst het cirkelvormige deel van het sleu-30 telgat 30 te laten samenvallen met het overeenkomstige gat in het mesblad 6, de drager met mesblad over de pen 13 te schuiven, vervolgens de drager 15 naar voren te schuiven over het mesblad 6 en tenslotte het armdeel met omgebogen einde van de veerclip 32 in het gat 16, 17 te steken.

35 Fig. 8a toont een uitvoeringsvorm waarbij het mes blad 6 zonder drager is toegepast. Het mesblad 6 heeft hier weer een sleutelgatvormige uitsparing 40, waarvan het cirkelvormige deel een wijdte heeft die geschikt is om het brede 8403911 % kopeinde 41 van de pen 13 door te laten. Het smalle gedeelte van het sleutelgat 40 heeft een breedte b die overeenkomt het de diameter van de pen 13. Vervolgens sluit op het sleutelgat een extra cirkelvormig borggat 42 aan, waarvan de diameter 5 overeenkomt met een ondersnijding van het kopdeel 41 van de pen 13. Deze ondersnijding'42 is zodanig dat het kopdeel daar ter plekke nog breder is dan de schacht van de pen 13.

De pen 13 is in axiale zin vrij verschuifbaar in een komvormig deel 43 van de houder 5 opgenomen. Aan het 10 vrije einde van de pen 13 is een sluitveer 44 aangebracht, welke een in het komvormige deel 43 opgenomen aantal schotel-veren 45 opsluit. De schotelveren dienen als spanveer teneinde de pen 13 in opwaartse zin voor te spannen, zodat het kopdeel 41 tegen de onderzijde van het komvormige deel 43 15 wordt gedrukt. Het vervangen van het mesblad 6 kan plaatsvinden door op de pen 13 te drukken, waardoor de schacht daarvan onder het komvormig deel 43 terechtkomt, en de ondersnijding van het kopdeel 41 uit de kleine cirkelvormige opening van het mesblad 6 kan worden gevoerd. Door een verschuiving van 20 het mesblad 6 langs de schacht van de pen 13 dankzij het sleufvormige deel van het sleutelgat 40, kan de cirkelvormige opening van het sleutelgat 40 bij het kopdeel 41 worden gebracht waardoor het mes los komt. Het monteren vindt in andere volgorde plaats.

25 Het is duidelijk dat de sleutelgatvormige opening 40 in het mesblad door andere openingsvormen zoals in de figuur 8b, c, d kan zijn vervangen. De werking is vanzelfsprekend hetzelfde als bij het mesblad volgens fig. 8a.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven 30 beschreven uitvoeringsvormen.

9403911

Claims (12)

1. Inrichting'voor het maaien van landbouwgewassen in het bijzonder gras, voorzien van een in dwarsrichting over het veld voortgetrokken langwerpige maaibalk met een aantal telkens om een eerste staande as draaibaar aangedreven 5 meshouders, elk waarvan tenminste één om een op afstand van de eerste as gelegen tweede staande as zwenkbaar mesblad draagt, met het kenmerk, dat de tweede as een pen is, waarbij elk mesblad is voorzien van een grendel, welke een uitsparing heeft zodanig dat de grendel vanuit een eerste 10 stand, waarin het mesblad op de pen kan worden geplaatst, verschuifbaar is naar een tweede stand waarin de grendel het mesblad in axiale zin op de pen vastzet, waarbij borgmiddelen tegen het verschuiven van de grendel zijn aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het 15 kenmerk, dat de grendel een verlenging van het mesblad (6) is, welke verlenging is voorzien van een opening (18), die om een ondersnijding (14) van de pen (13) valt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat het mesblad (6) schuifbaar is gevat in een 2o drager (15), welke drager een opening (16) heeft voor het opnemen van de pen (13).

4. Inrichting volgens conclusie 1 en 3,met het kenmerk, dat de drager is uitgevoerd als grendel, waarbij de daarin aangebrachte opening (40) om een ondersnijding 25 (42) van de pen (13) valt.

5. Inrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de opening van het mesblad (6) respectievelijk de drager (15) sleutelgatvormig is.

6. Inrichting volgens conclusie 1-5, met het k e n- 3g merk, dat de het mesblad (6) en de drager (15) elk een in de grendelstand strokende opening (17, 19) hebben voor het opnemen van een borgpen (20).

7. Inrichting volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat de diameter van de opening (19) van het 35 mesblad (6’) groter is dan die van de opening (17) van de 8403911 • * -9- hulsvormige drager (15) en dat de borgpen (10) een prop van kunststof is.

8. Inrichting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat de afstand tussen de opening (19) en de 5 meest daarnaartoe gekeerde eindwand (23) van de sleufvormige uitsparing (18) van het mesbladdeel (6') zodanig is dat in de vergrendelde toestand de eindwand (23) tegen het mantelopper-vlak van de ondersnijding (14) van de pen (13) ligt.

9. Inrichting volgens conclusie 6, met het 10 kenmerk, dat de borgpen een deel van een om de pen (13) gelegen klemveer (32) is.

10. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de pen (13) axiaal schuifbaar in een doorgaand gat van de houder (5) is opgenomen, waarbij spanmidde-15 len (45) op de van het mesblad (6) afgekeerde zijde van de pen (13) werkzaam zijn en de opening in het mesblad (6) is uitgevoerd met een cirkelvormige opening (42) waarvan de diameter ten minste overeenkomt met een ondersnijding bij de kop (41) van de pen.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat op de opening (42) een naar de rand van respectievelijk tweede cirkelvormige opening (40) in het mesblad (6) leidend sleufgat aansluit.

12. Inrichting volgens één der voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat de drager (15) een cirkelvormige gestalte heeft, waarbij de pen (13) zich loodrecht daarop in het centrum daarvan bevindt. 84 0 3 3 1 1