NL1002924C2 - Inrichting voor het ontbenen van een uit bovenpoot en onderpoot bestaande poot van geslacht gevogelte. - Google Patents

Description

Inrichting voor het ontbenen van een uit bovenpoot en onderpoot bestaande poot van geslacht gevogelte

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ontbenen van een uit bovenpoot en onderpoot bestaande poot van geslacht gevogelte, met middelen voor het strekken van de poot, een afstroopdiafragma en een heen en weer beweeg-5 bare, de poot door het afstroopdiafragma duwende holle buis die de bovenpoot of onderpoot tot aan het kniegewricht kan opnemen en daarbij aangrijpt tussen het bot en het vlees van het betreffende pootgedeelte.

Een dergelijke inrichting is beschreven in een eer-10 dere Nederlandse octrooiaanvrage op naam van aanvraagster.

Wanneer met behulp van deze inrichting de poot wordt ontbeend bestaat het risico, dat samen met het vlees ook de knieschijf van het kniegewricht wordt afgetrokken. Hierdoor blijft de knieschijf achter in het vlees, waardoor de noodzaak ontstaat 15 om de knieschijf, meestal met behulp van dure handmatige handelingen, achteraf uit het vlees te verwijderen. Tevens bestaat het risico, dat samen met de knieschijf ook peesresten, botsplinters en dergelijke in het vlees achterblijven.

De uitvinding beoogt een inrichting van het genoem-20 de type te verschaffen, waarmee deze nadelen op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze kunnen worden voorkomen.

Hiertoe bezit de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de holle buis aan zijn frontale rand is voorzien van een uitstekend gedeelte dat over de knieschijf van 25 het kniegewricht kan grijpen. In de stand, waarin de holle buis met zijn voorrand aangrijpt op het kniegewricht van de poot, bedekt het uitstekende gedeelte de knieschijf. Op deze wijze wordt de knieschijf beschermd tegen de afstropende werking van het afstroopdiafragma, zodat de knieschijf met het 30 bot verbonden blijft en het vlees volledig vrij is van ongewenste onregelmatigheden.

Overeenkomstig een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding geldt, dat het uitstekende gedeelte een boogvormige voortzetting vormt 10 0 ’ 9 ?. 4 2 van de cilindrische wand van de holle buis. De cilindrische vorm van het uitstekende gedeelte sluit goed aan bij de vorm van de knieschijf en omsluit deze nauwpassend; de boogvorm bevordert het binnendringen van het uitstekende gedeelte tus-5 sen de knieschijf en het omringende vlees.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont, uitermate schematisch, een uitvoe-10 ringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in zijaanzicht, in een willekeurig gekozen positie,· fig. 2 toont een doorsnede volgens II-II in fig. 1; fig. 3 toont een aanzicht volgens III in fig. 1; fig. 4 toont een aanzicht volgens IV in fig. 1,-15 fig. 5 toont een aanzicht volgens V in fig. 1; fig. 6 toont een aanzicht volgens VI in fig. 1,-fig. 7 toont de in fig. 1 weergegeven inrichting tijdens een aantal op elkaar volgende fasen bij het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, en 20 fig. 8 toont een aanzicht volgens VIII in fig. l.

Alvorens over te gaan tot een gedetailleerde beschrijving van de in fig. 1 schematisch weergegeven inrichting wordt het volgende opgemerkt. De onderdelen van de inrichting worden, voor zover ze beweegbaar zijn, aangedreven door niet 25 in detail weergegeven bewegingsmechanismen. Hiertoe zijn verschillende constructieve oplossingen beschikbaar; bij wijze van voorbeeld wordt de toepassing van samenwerkende curverol-len en curvebanen genoemd. Zoals verder gebruikelijk is bij inrichtingen voor het bewerken van geslacht gevogelte, kan een 30 aantal van de thans te beschrijven inrichtingen zijn gecombineerd tot een carousselvormige voorziening, die op zijn omtrek de beschreven inrichtingen draagt.

Met het oog op de overzichtelijkheid worden hierna slechts die onderdelen van de inrichting getoond die voor een 35 direct begrip van de uitvinding essentieel zijn.

De in fig. 1 in zijaanzicht weergegeven inrichting voor het ontbenen van een poot van geslacht gevogelte is voor 1002924 3 zien van links weergegeven drijfmiddelen, bestaande uit een holle buis 1 en een coaxiaal hierin gelegen uitdrijfstang 2.

De holle buis 1 en de uitdrijfstang 2 zijn, onafhankelijk van elkaar, heen en weer beweegbaar in de richting van de hartlijn 5 3. De uitdrijfstang 2 bezit aan zijn voorste uiteinde een ver dieping 4.

Aan zijn frontale rand is de holle buis 1 voorzien van een uitstekend gedeelte 25, dat een boogvormige voortzetting vormt van de cilindrische wand van de holle buis 1. In 10 fig. 8 is dit uitstekende gedeelte in bovenaanzicht overeenkomstig VIII in fig. 1 weergegeven.

In fig. 2 is een doorsnede overeenkomstig II-II door de holle buis 1 en de uitdrijfstang 2 weergegeven.

Rechts naast de drijfmiddelen 1 en 2 zijn positio-15 neerorganen 5, 6 en 7 geplaatst. Deze omvatten op de eerste plaats een centraal positioneerorgaan 6 dat, zoals ook het aanzicht volgens fig. 4 toont, een bovenste positioneergoot 8 bezit en een deze goot 8 dragende stang 9. Tegen de veerkracht van een veer 10 in kan het centrale positioneerorgaan 6 be-20 perkt op en neer bewegen.

Boven het centrale positioneerorgaan 6 bevindt zich een opsluitplaat 11 die eveneens op en neer beweegbaar is en die op later te beschrijven wijze kan samenwerken met het centrale positioneerorgaan 6.

25 Het voor het centrale positioneerorgaan 6 gelegen hulppositioneerorgaan 5 bezit aan zijn bovenzijde een V-vormi-ge uitsparing 12 (zie fig. 3). Om een later toe te lichten reden bestaat het hulppositioneerorgaan 5 bij voorkeur uit een onderste stationair gedeelte 13 en een bovenste, om een schar-30 nieras 14 scharnierbaar gedeelte 15.

Achter het centrale positioneerorgaan 6 bevindt zich een tweede hulppositioneerorgaan 7 dat, zoals fig. 5 toont, aan zijn bovenzijde eveneens een V-vormige uitsparing 16 bezit. Dit tweede hulppositioneerorgaan 7 is op en neer 35 beweegbaar in de inrichting aangebracht.

Tenslotte behoort tot de essentiële onderdelen van de inrichting een afstroopdiafragma 17. Zoals schematisch is 1002924 4 weergegeven in het aanzicht volgens fig. 6 bestaat dit uit een opspanraam 18 en een hierin opgespannen membraan 19 uit flexibel materiaal met een daarin gevormde centrale opening 20. Het afstroopdiafragma 17 is, in hoofdzaak evenwijdig aan de eer-5 dergenoemde hartlijn 3 (zie fig. 1), heen en weer beweegbaar in de inrichting gelagerd.

De werking van de inrichting zal thans worden toe-gelicht aan de hand van fig. 7, waarin de in fig. 1 weergegeven inrichting, opnieuw uitermate schematisch, in diverse op-10 eenvolgende posities is weergegeven.

Fig. 7a toont de beginpositie. De drijfmiddelen, bestaande uit holle buis 1 en uitdrijfstang 2 bevinden zich op enige afstand links van de positioneerorganen 5-7. De opsluit-plaat 11 bevindt zich op enige afstand boven het centrale po-15 sitioneerorgaan 6. In de getoonde positie bevinden het centrale positioneerorgaan 6 en het eerste hulppositioneerorgaan 5 zich nagenoeg op hetzelfde niveau, terwijl het andere hulppositioneerorgaan 7 op een lager niveau is gelegen. Deze drie positioneerorganen 5-7 liggen wel telkens in één vlak, in de 20 getoonde uitvoeringsvorm een verticaal vlak. Doordat het rechter hulppositioneerorgaan 7 op een lager niveau is gelegen zal een op de positioneerorganen geplaatste poot 21, in hoofdzaak bestaande uit onderpoot 22, bovenpoot 23 en kniegewricht 24, telkens in dezelfde stand worden geplaatst. Deze stand sluit 25 aan bij de natuurlijke, enigszins gebogen stand van de poot 21.

Overigens wordt opgemerkt, dat onderpoot 22 en bovenpoot 23 ook van positie verwisseld kunnen zijn.

Het afstroopdiafragma 17 bevindt zich op enige af-30 stand van de positioneerorganen.

Teneinde de poot te strekken wordt eerst de op-sluitplaat 11 omlaag bewogen totdat deze de poot 21 ter plaatse van het kniegewricht 24 tegen de positioneergoot 8 van het centrale positioneerorgaan 6 drukt. Deze situatie is weergege-35 ven in fig. 7b. Tevens wordt dan het rechter hulppositioneerorgaan omhoog bewogen vanuit de in fig. 7b in doorgetrokken lijnen weergegeven stand 7 naar de in fig. 7b in gestippelde 1002924 5 lijnen weergegeven stand 7'. In de laatstgenoemde stand is de poot gestrekt (gestippelde stand 21').

Vervolgens, zie fig. 7c, wordt de holle buis 1, samen met de uitdrijfstang 2 naar rechts bewogen waarbij het 5 uiteinde van de holle buis 1 zal aangrijpen tussen het bot 22a en het daarop aanwezige vlees 22b van de onderpoot 22. Hierbij wordt de holle buis 1 zover over het bot 22a geschoven totdat het voorste uiteinde van de holle buis 1 aangrijpt op het kniegewricht 24. In deze stand bedekt het uitstekende gedeelte 10 25 de, niet getoonde, knieschijf. Tevens wordt thans het dia fragma vanuit de in fig. 7c in doorgetrokken lijnen weergegeven stand 17 naar de gestippeld weergegeven stand 17' bewogen, waarin het voorste uiteinde van het bot 23a van de bovenpoot 23 reeds gedeeltelijk is opgenomen in de opening 20 in het 15 membraan 19 (zie fig. 6).

Hierbij wordt reeds een begin gemaakt met het losstropen van het vlees 23b van het bot 23a van de bovenpoot 23.

In de in fig. 7c getoonde stand, waarin de holle buis 1 nog naar de stand beweegt, waarin de knieschijf door 20 het uitstekende gedeelte 25 zal worden bedekt en de onderpoot 22 (in het bijzonder het bot 22a) reeds gedeeltelijk heeft opgenomen en de bovenpoot 23 reeds gedeeltelijk door de opening 20 in het afstroopdiafragma 17 is bewogen, is de poot 21 in beginsel geborgd tegen ongewenste bewegingen, zoals het 25 zijdelings uitknikken. Derhalve kunnen de positioneerorganen althans voor een gedeelte worden uitgeschakeld. Hiertoe wordt in de getoonde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding het tweede hulppositioneerorgaan 7 omlaagbewogen totdat dit buiten aangrijping is met de poot. In deze stand 30 (zie fig. 7d) worden de holle buis 1 en de uitdrijfstang 2 gezamenlijk verder naar rechts bewogen, waarbij het bot van de bovenpoot 23a en vervolgens het bot van de onderpoot 22a door de opening 20 van het afstroopdiafragma 17 worden gedrukt. Het vlees 22b en 23b wordt hierbij van deze botten 22a en 23a af-35 gestroopt.

Het de knieschijf bedekkende, uitstekende gedeelte 25 verhindert hierbij dat de knieschijf samen met het vlees 1002924 6 22b en 23b van het kniegewricht 24 wordt afgetrokken, hetgeen ongewenst is, omdat dan deze knieschijf in het vlees zou achterblijven en later handmatig zou moeten worden verwijderd.

In fig. 7d is verder weergegeven, dat het bovenste 5 gedeelte 15 van het eerste hulppositioneerorgaan 5 ten opzichte van het onderste gedeelte 13 is verzwenkt om de scharnieras 14, teneinde de holle buis 1 te kunnen laten passeren. Het zou ook mogelijk zijn om het eerste hulppositioneerorgaan 5, net als het tweede hulppositioneerorgaan 7, omlaag te bewegen.

10 Nadat op de in het voorgaande beschreven wijze het vlees volledig van de poot is afgestroopt, waarbij de knieschijf op het kniegewricht is achtergebleven, wordt in eerste instantie de holle buis 1 terugbewogen naar links, terwijl de uitdrijfstang 2 stationair blijft. Hierdoor grijpt de uitspa-15 ring 4 van de uitdrijfstang 2 aan op het bot 22a en worden de botten 22a en 23a uit de holle buis 1 gedreven en vallen deze omlaag in een niet nader weergegeven afvoergoot. Nadat de uitdrij f stang 2 eveneens naar links is teruggetrokken kan het afgestroopte vlees 22b, 23b op niet nader getoonde wijze wor-20 den verwijderd.

Voor een goede werking van de inrichting kan het nodig zijn dat de gewrichtsknobbel ter plaatse van het uiteinde van de onderpoot 22 wordt verwijderd alvorens de poot op de in het voorgaande beschreven wijze wordt bewerkt. Tevens kan 25 het gunstig zijn om het vlees in de langsrichting van de poot volledig door te snijden, zodat na het afstropen niet een vleesmanchet, doch een vlak stuk vlees wordt verkregen.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, doch kan binnen het door de 30 conclusies bepaalde kader van de uitvinding, op velerlei wijze worden gevarieerd.

1002924

Claims (2)

1. Inrichting voor het ontbenen van een uit bovenpoot en onderpoot bestaande poot van geslacht gevogelte, met middelen voor het strekken van de poot, een afstroopdiafragma en een heen en weer beweegbare, de poot door het afstroopdia- 5 fragma duwende holle buis die de bovenpoot of onderpoot tot aan het kniegewricht kan opnemen en daarbij aangrijpt tussen het bot en het vlees van het betreffende pootgedeelte, met het kenmerk, dat de holle buis aan zijn frontale rand is voorzien van een uitstekend gedeelte dat over de knieschijf van het 10 kniegewricht kan grijpen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het uitstekende gedeelte een boogvormige voortzetting vormt van de cilindrische wand van de holle buis. 1002924